Brief regering : Reactie op de motie van de leden Beckerman en Koerhuis over het invoeren van een onderzoeksplicht voor veiligheidsproblemen bij gebouwen (Kamerstuk 28325-193) en op de motie van het lid Koerhuis over de CO2-besparing van vijf programma's inzichtelijk maken (Kamerstuk 35830-VII-11)
28 325 Bouwregelgeving
32 813
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 235
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2021
In deze brief ga ik in op een tweetal moties:
– Motie van de leden Beckerman en Koerhuis inzake het onderzoeken of balkons die zijn
gebouwd in de jaren vijftig en zestig evidente veiligheidsproblemen bij gebouwen zijn
en of een onderzoeksplicht ingevoerd moet worden (Kamerstuk 28 325, nr. 193).
– Motievan het lid Koerhuis inzake het inzichtelijk maken van de CO2-besparing van vijf programma’s en instrumenten (Kamerstuk 35 830 VII, nr. 11)
Motie Beckerman/Koerhuis
Het onderzoeksrapport reserveren en presteren van onderzoeksbureau Companen is afgerond en gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl1. Het onderzoek heeft in samenwerking met VvE Belang plaatsgevonden en is representatief
voor VvE’s vanaf 8 appartementsrechten. Doel van het rapport was inzichtelijk te krijgen
of Verenigingen van Eigenaars (VvE’s) voldoende reserveren voor groot onderhoud, zodat
achterstallig onderhoud -bijvoorbeeld aan balkons- wordt voorkomen. Naar aanleiding
van de motie van de leden Beckerman en Koerhuis (Kamerstuk 28 325, nr. 193) is in dit onderzoek ook de vraag meegenomen of VvE’s ook het onderhoud van hun balkons
in het meerjarenonderhoudsplan (MJOP) opnemen. Tachtig procent van de deelnemende
VvE’s geeft aan balkons mee te nemen in het MJOP. Met dit onderhoud aan balkons kunnen
veiligheidsproblemen worden voorkomen. Invoering van een onderzoeksplicht voor balkons
acht ik daarom niet noodzakelijk.
Motie Koerhuis
De motie van het lid Koerhuis verzoekt om het inzichtelijk maken van de CO2-besparing van vijf programma’s en instrumenten (Kamerstuk 35 830 VII, nr. 11), te weten: het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW), het programma reductie energiegebruik
(PRE), de Regeling reductie energiegebruik woningen (RREW), de Subsidie energiebesparing
eigen huis (SEEH) en de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH).
Daarnaast is een vergelijkbare vraag gesteld n.a.v. de begroting 2022 van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector
(STEP) en het Nationaal Warmtefonds. In deze brief zal ik ook ingaan op de CO2-besparing van die twee instrumenten.
Van de 7 genoemde instrumenten, die grotendeels nog doorlopen, zijn tot op heden de
SEEH, de STEP en het NEF (de voorganger van het Warmtefonds) geëvalueerd. Ex post
berekeningen zijn daarom alleen voor die regelingen beschikbaar. Voor de overige instrumenten
zijn ex ante berekeningen (prognoses) gemaakt.
In lijn met de afspraken in het Klimaatakkoord wordt de CO2-reductie t.g.v. de reductie van aardgasgebruik in woningen en gebouwen berekend.
Dit betekent dat de CO2-reductie van warmtelevering, inzet van groen gas, elektriciteitsbesparing en duurzame
elektriciteit in woningen en gebouwen niet is meegenomen. Vervolgens wordt gekeken
naar wat de eenmalige subsidies aan jaarlijkse CO2-reductie opleveren. De berekening laat dus de subsidie per ton CO2 reductie per jaar zien. Op die manier kunnen de getallen worden vergeleken met de emissiereductieopgave
richting 2030. Voor de cumulatieve reductie zou de gemiddelde jaarlijkse CO2-reductie moeten worden vermenigvuldigd met de levensduur van de maatregelen. De hier
getoonde bedragen kunnen niet worden vergeleken met de subsidie-intensiteit zoals
die voor de SDE++ regeling wordt berekend, omdat daar naar de kosten per ton CO2-reductie over de totale looptijd of levensduur van een project wordt gekeken.
Graag onderstreep ik het feit dat het verschillende instrumenten betreft, gericht
op verschillende doelgroepen en verschillende maatregelen. Het is daarom niet eenvoudig
om deze instrumenten goed te kunnen vergelijken. Ik zal in deze brief daarom ook ingaan
op de logica van het bestaan van deze instrumenten, evenals op het doel en doelbereik.
Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH)
De SEEH is een regeling voor grote energiebesparende maatregelen in woningen van eigenaar-bewoners
en VvE’s. De regeling liep in de periode 2016–2020 en is inmiddels geëvalueerd door
TNO2. In totaal hebben 65.000 individuele woningeigenaren en 363 VvE’s gebruik gemaakt
van de subsidie. De getroffen maatregelen hebben in totaal een besparing opgeleverd
van bijna 45 miljoen m3 aardgas per jaar. Deze totale gasbesparing leidt tot een reductie van bijna 81 kton
CO2 per jaar.
De CO2-besparing per euro is 0,45 kg/jr of andersom: de kosten per ton CO2-reductie per jaar zijn circa € 2.200,– (= 81 Kton/jr./€ 180,5 mln. eenmalig).
Programma Aardgasvrije Wijken (PAW)
Het programma aardgasvrije wijken is een leerprogramma gericht op het aardgasvrij
maken van wijken. Daarbij worden verschillende warmte-oplossingen in verschillende
wijken uitgewerkt en gerealiseerd. Het programma loopt sinds 2018 en loopt tot 2028.
In totaal zijn er tot en met de 2e ronde aanvragen gehonoreerd voor het aardgasvrij
maken van circa 36.000 woningen plus 500 utiliteitsgebouwen en het aardgasvrij-ready
maken van circa 5.000 woningen en 800 utiliteitsgebouwen. Op basis van een gemiddeld
aardgasgebruik van een woning of woningequivalent van 1.250 m3/jr. (KEV, 2020) zal dit leiden tot een CO2 reductie van ongeveer 93 kton/jaar. De derde en laatste ronde proeftuinen is recent
ingediend en de selectie moet nog plaatsvinden; het totale aantal woningen zal dus
nog groter worden, maar hoeveel is nog niet bekend. Alle proeftuinen werken op dit
moment hard aan de realisatie van de aardgasvrij(ready)plannen, maar ze zijn nog niet
klaar. Hiervoor hebben de proeftuinen ook 8 jaar de tijd. Bij de tussenstand3 van juni 2021 zijn 1197 woningen en 2 utiliteitsgebouwen aardgasvrij gemaakt en daarnaast
zijn 476 woningen en 13 utiliteitsgebouwen aardgasvrij-ready gemaakt. In de proeftuinen
worden zowel isolatiemaatregelen getroffen als woningen aardgasvrij gemaakt. Voor
de aardgasvrij alternatieven worden andere energiedragers ingezet dan aardgas, waaronder
elektriciteit voor warmtepompen en warmte voor warmtenetten. Deze energiedragers worden
in de komende jaren nog verder verduurzaamd. Voor de 3e ronde PAW aanvragen is de
mate van energiebesparing en CO2-reductie in 2030 een van de beoordelingscriteria.
De verwachte CO2-reductie per euro is 0,41 kg/jr. ofwel omgedraaid circa € 2.400,– per ton CO2-reductie/jr. (= 93 kton/jr./€ 225 mln. eenmalig).
Regeling reductie energiegebruik (RRE) en Regeling reductie energiegebruik woningen
(RREW)
De regelingen RRE en RREW zijn gericht op kleine energiebesparende maatregelen in
woningen, zoals radiatorfolie, tochtstrips, waterbesparende douchekoppen en LED lampen.
De RRE werd in november 2019 opengesteld met een budgetplafond van € 87 mln. Binnen
1 dag was het budgetplafond bereikt. Door € 11,2 mln. toe te voegen konden in totaal
221 gemeenten kleine energiebesparende maatregelen uitvoeren bij eigenaar-bewoners.
De RREW regeling werd in november 2020 opengesteld en had een budget van € 70 mln.
Binnen 2 dagen werd het budgetplafond bereikt, ruim 300 gemeenten dienden een RREW
aanvraag in. Door € 30 mln. extra toe te voegen en het budgetplafond op te hogen naar
€ 100 mln. konden in totaal 200 gemeenten een RREW beschikking ontvangen. Bij de RRE
bedroeg het budget € 90,– per woning, daarmee kunnen in ongeveer 1,1 mln. woningen
kleine energiebesparende maatregelen worden genomen. Gemeenten en eigenaar-bewoners
hebben nog tot 31 december 2021 om hun werkzaamheden uit te voeren. Bij de RREW regeling
bedroeg het budget € 100,– per woning, daarmee kunnen in ongeveer 1 mln. woningen
kleine energiebesparende maatregelen worden genomen. Uitgaande van een besparing op
aardgas van circa 50 m3 per woning, bedraagt de verwachte CO2 reductie circa 100 kton per regeling.
De verwachte CO2 besparing per euro is 1 kg/jr. ofwel omgedraaid circa € 1.000,– per ton CO2 besparing/jaar (= ca 200 kton /jr./€ 198,2 mln. eenmalig).
Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH)
De SAH is een regeling voor het aansluiten van huurwoningen aan een warmtenet en het
afkoppelen van aardgas. De SAH is in mei 2020 van start gegaan en staat open tot het
moment dat het budget (€ 194,3 mln.) is aangevraagd of – zoals nu is voorzien – uiterlijk
tot en met 31 december 2023. Door middel van de SAH kunnen ongeveer 55.000 huurwoningen
die nu nog met aardgas verwarmen op een warmtenet worden aangesloten, en daarmee van
het aardgas af worden gehaald. Bij een gemiddelde CO2-uitstoot van aardgas van een huurwoning van 1,91 ton CO2/jaar/woning CBS 20184, leidt dit tot een jaarlijkse CO2-reductie voor de gebouwde omgeving van ongeveer 100 kton. Op dit moment is in totaal
voor 33.567 woningen een subsidie aangevraagd. Voor enkele proeftuinen geldt dat voor
een deel van de woningen ook een SAH subsidie is aangevraagd.
Bij het aansluiten aan een warmtenet wordt het aardgasgebruik vervangen door warmtelevering
vanuit het warmtenet.
De verwachte CO2-besparing per euro is 0,51 g/jr. ofwel omgedraaid circa
€ 2.000,– per ton CO2 besparing /jaar (= 100 kton/jr./€ 194,3 mln. eenmalig)
Stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP)
De STEP is een regeling voor het verbeteren van de energieprestatie van huurwoningen.
Deze regeling is inmiddels gesloten, maar er wordt nog subsidie verleend aan projecten
die op een wachtlijst stonden. In de jaren 2018 tot en met 2020 is er € 341,7 mln.
subsidie vastgesteld, waarmee 180 kton CO2 per jaar is bespaard. Tot en met 1 oktober 2021 is nog eens € 15,3 mln. vastgesteld.
Als de besparing uit 2018–2020 wordt geëxtrapoleerd naar 2021, wordt er nog eens 8
kton CO2 per jaar bespaard. In totaal is er dus in de STEP € 357 mln. subsidie vastgesteld,
waarmee 188 kton CO2per jaar is bespaard.
De CO2-besparing per euro is 0,53 kg/jr. of andersom: de kosten per ton CO2-reductie per jaar zijn circa € 1.900,– (= 188 kton/jr./€ 357 mln. eenmalig).
Nationaal Warmtefonds
Het Nationaal Warmtefonds biedt financieringsmogelijkheden voor het verduurzamen van
woningen en gebouwen, tegen aantrekkelijke voorwaarden. In tegenstelling tot de eerder
genoemde (subsidie)regelingen gaat het bij het Nationaal Warmtefonds (en de voorganger
Nationaal Energiebespaarfonds) om een financieringsregeling. Hiermee worden zowel
maatregelen die gasgebruik reduceren als elektriciteitsopwekking (zonnepanelen) gefinancierd.
Volgens de evaluatie van het fonds is met de financiering in de jaren 2014–2019 cumulatief
57 kton CO2 besparing gerealiseerd. Doorgetrokken naar 2021 en op jaarbasis is dat een reductie
van ongeveer 42 kton/jr. Wanneer alleen naar het effect van gasreductie wordt gekeken,
is de CO2 reductie ca 28 kton/jaar. Belangrijke kenmerken van deze regeling zijn dat het gaat
om revolverend geld, geld wat meerdere keren wordt ingezet, en vaak om een gecombineerde
inzet met subsidieregelingen. Daarnaast komt het grootste deel van de financiering
die wordt uitgezet van private geldverstrekkers die deelnemen aan het Nationaal Warmtefonds.
Het revolverende karakter maakt het moeilijk om een CO2besparing per euro te geven, omdat budget meerdere keren wordt ingezet en het restant
uiteindelijk teruggaat naar het Rijk.
Het budget voor het meest recente product van het Nationaal Warmtefonds, de Energiebespaarhypotheek,
zal niet of beperkt revolveren. Dit betreft een speciale lening aan mensen zonder
leenruimte. Naar verwachting zal een deel van deze leningen niet worden terugbetaald,
waardoor dit waarschijnlijk geen kostenefficiënt product is. Doel van deze financiering
is zorgen dat alle woningeigenaren mee kunnen doen aan een wijkaanpak van een gemeente
of een gespikkeld bezit aanpak van een corporatie.
Conclusie
Concluderend kan worden gesteld dat er verschillende regelingen naast elkaar bestaan
die ieder hun eigen bijdrage leveren aan de energietransitie in de gebouwde omgeving
en het betaalbaar houden van die transitie voor de huurder of woningeigenaar. Er zijn
regelingen gericht op huur en op koop, regelingen gericht op kleine maatregelen en
gericht op aardgasvrij, regelingen in de vorm van subsidies en in de vorm van leningen.
Deze regelingen zijn onderdeel van de integrale aanpak zoals is overeengekomen in
het Klimaatakkoord. Het doel van een fossielvrije gebouwde omgeving kan alleen bereikt
worden als op alle verschillende sporen wordt ingezet. Het is dus logisch dat de (geprognotiseerde)
CO2-reductie per regeling verschilt.
In totaal zullen met de bovengenoemde programma’s naar schatting in ruim 2,4 mln woningen
verduurzamingsmaatregelen worden getroffen, deels via besparing en deels via alternatieven
voor aardgas. De totale CO2-reductie van de genoemde instrumenten bedraagt ca 0,7 Mton per jaar. Hierbij is er
in enige mate sprake van overlappende regelingen, terwijl aan de andere kant de CO2-reductie van het Warmtefonds niet volledig is meegenomen. Op dit moment zijn we wat
betreft totale CO2-reductie van deze regelingen nog niet op het gewenste niveau. Tegelijkertijd dragen
alle instrumenten bij aan de bewustwording van het belang van besparen en aardgasvrij.
Terwijl de grotere subsidies direct leiden tot grote besparing of aardgasvrije woningen,
zijn de kleine maatregelen waarmee veel mensen bereikt worden juist heel belangrijk
voor deze bewustwording.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties