Brief regering : Voortgang drugspreventie
24 077 Drugbeleid
Nr. 487
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2021
Als vervolg op de voortgangsbrief van 16 november jl. (Kamerstuk 24 077, nr. 485) breng ik uw Kamer met deze brief op de hoogte van enkele recente initiatieven om
het gebruik van drugs en de daarmee samenhangende gezondheidsrisico’s tegen te gaan.
Ook informeer ik uw Kamer met deze brief in het bijzonder over een aantal recente
rapporten met betrekking tot cocaïne gebruik en de monitor drugs incidenten. Tevens
informeer ik uw Kamer over de status van het Explore-onderzoek.
In het voorjaar van 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken van
de inzet op drugspreventie en diverse nieuwe initiatieven aangekondigd waarmee deze
aanpak versterkt zou worden.1 Zo heb ik het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) om advies
gevraagd over lachgas en recentelijk ook designerdrug 3MMC. Op basis van de adviesrapporten
heb ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid ingezet op het verbieden van
deze stoffen ter bescherming van de volksgezondheid en ook de openbare orde. De plaatsing
van 3-MMC op lijst II bij de Opiumwet is 28 oktober jl. in werking getreden. Samen
met de Minister van Justitie en Veiligheid streef ik er naar het ontwerpbesluit inzake
de plaatsing van lachgas op lijst II bij de Opiumwet met uitzonderingen voor de eigenlijke
toepassingen voorjaar 2022 in werking te laten treden. Zoals bekend werken we ook
aan de totstandkoming van een breder verbod op veel voorkomende groepen designerdrugs
of nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) door toevoeging van een nieuwe lijst IA aan
de Opiumwet. Doel van dit verbod is het tegengaan van de productie van en handel in
deze stoffen die zijn afgeleid van middelen die op lijst I bij de Opiumwet staan.
Het verbod dient het belang van de volksgezondheid. Gebruikers worden gewaarschuwd
voor de negatieve gezondheidseffecten van deze potentieel gevaarlijke stoffen. De
verwachting is dat we het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van 2022 aan uw Kamer
kunnen aanbieden.
Ook op het gebied van drugspreventie is vooruitgang geboekt. Zo heb ik verschillende
sessies georganiseerd in het kader van het Platform tegengaan stijging drugsgebruik waarbij ik met onder andere wetenschappers, experts, professionals uit het veld en
andere betrokkenen blinde vlekken van het huidige beleid in beeld heb gebracht. Ik
heb uw Kamer over de uitkomsten van het Platform geïnformeerd.2
Daarnaast heb ik u onlangs de uitkomsten van het persona’s onderzoek gestuurd. Dit
meerjarenproject heeft geresulteerd in negen persona’s die een belangrijke bijdrage
aan meer gerichte inzet op voorlichting en preventie kunnen leveren en tegelijkertijd
concrete handvatten aan professionals en ouders kunnen bieden om het gesprek aan te
gaan over middelengebruik. Met dit onderzoek in de hand is het ook voor de toekomst
belangrijk om het traditionele onderscheid tussen de gebruiker en niet-gebruiker los
te laten. In plaats daarvan is het binnen drugspreventie zaak aandacht te creëren
en te behouden voor verschillende motieven, settings, en ervaringen onder jongeren
ten aanzien van middelengebruik. Een voorbeeld van een gerichte aanpak die daarop
is gebaseerd is de doorontwikkeling van verschillende conceptinterventies, gericht
op het versterken en bestendigen van het niet-gebruik onder jongeren waarover ik uw
Kamer onlangs heb geïnformeerd3.
Een ander voorbeeld van een meer gerichte aanpak is de aanpak van gammahydroxyboterzuur
(GHB) verslaving4. Dit is een hardnekkige verslaving die vaak gepaard gaat met multi-problematiek en
overlast. Hierbij wordt een groot beroep gedaan op onder andere de verslavingszorg,
gemeente en de politie. Om gemeenten te ondersteunen heeft het Trimbos-instituut een
casusgerichte aanpak ontwikkeld die goed aansluit bij dit specifieke probleem. Er
is een handreiking en een factsheet opgesteld voor gemeenten ten behoeve van de GHB-aanpak.
Daarnaast zijn er drie intervisiebijeenkomsten georganiseerd met projectleiders van
gemeenten die met de aanpak werken. Aansluitend heeft er een webinar plaatsgevonden
voor het algemene publiek, waarin we de aanpak werd gepresenteerd en ingegaan werd
op vraagstukken.
Resultaten onderzoeken
Onderzoek naar preventie van cocaïnegebruik
Zoals bekend vind ik het van belang om het gebruik van harddrugs, waar onmiskenbaar
ernstige gezondheidsrisico’s aan verbonden zijn, zoveel mogelijk te voorkomen dan
wel terug te dringen. Mijn aandacht gaat daarbij specifiek uit naar het gebruik van
cocaïne dat hoog is in Nederland. Ik heb het Trimbos-instituut vorig jaar laten onderzoeken
wie de gebruikers van cocaïne in Nederland zijn en wat hun motieven voor gebruik zijn.
Dit onderzoek heeft drie vormen van gebruik in kaart gebracht5:
– Gebruik «gerelateerd aan feest-en-vier settingen»;
– Gebruik «gerelateerd aan werksettingen», zowel tijdens als na het werk met collega’s;
– Gebruik «gerelateerd aan bijkomende psychische problematiek».
In vervolg op dit onderzoek heb ik het Trimbos-instituut verzocht dit jaar in kaart
te brengen welke interventies er reeds zijn om (problematisch) gebruik van cocaïne
te voorkomen. En welke kansen en aanbevelingen er zijn om hier verbeterstappen in
te zetten. Bijgaand treft u het rapport van dit onderzoek6.
Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen interventies zijn die specifiek zijn gericht
op het voorkomen van (problematisch) cocaïnegebruik. Er is echter wel een ruim aanbod
van verschillende interventies gericht op het voorkomen van (problematisch) drugsgebruik
in het algemeen. Deze interventies zijn goed geschikt om in te zetten voor (potentiële)
gebruikers van cocaïne.
Veel gebruikers van cocaïne geven aan te willen minderen of stoppen met gebruik. Het
interventieaanbod op dit terrein voor gebruikers van drugs (waaronder cocaïne) blijkt
beperkt en er liggen daarom kansen om dit uit te breiden. Hierbij is het van belang
om barrières in het zoeken naar hulp weg te nemen, zoals stigma en de perceptie dat
men de problemen zelf wel moet kunnen oplossen.
Verder blijkt dat er bepaalde doelgroepen zijn die nog onvoldoende bereikt worden
met het huidige aanbod en bij wie de bestaande interventies nog onvoldoende aansluiten.
Bovendien blijkt dat het beschikbare aanbod niet overal bekend is en toepast wordt.
Het zou daarom goed zijn het aanbod beter bekend te maken onder professionals.
Ten aanzien van de doelgroep die gebruikt in de «feest-en-vier setting» zijn de interventies
gericht op beperking van schade door gebruik voornamelijk gericht op mensen waarbij
(nog) geen sprake is van problematisch gebruik. Voor deze groep zijn er geen interventies
gericht op signaleren en doorverwijzen bij problematisch gebruik. Daarnaast is er
voor deze groep nog weinig aanbod voor het voorkomen van (eerste) gebruik. Ook hier
liggen kansen voor de toekomst.
Wat betreft het gebruik gerelateerd aan werksettingen zijn er interventies gericht
op ondersteuning bij problematisch middelengebruik, maar deze worden nog onvoldoende
ingezet. Er is wel draagvlak onder werkgevers voor preventie op de werkvloer. Hier
wordt aanbevolen in te zetten op de implementatie van alcohol-, drugs- en medicijn
(ADM)beleid in de werksetting.
Ten aanzien van de derde doelgroep met bijkomende psychische problematiek wordt aanbevolen
om binnen het preventieaanbod de groep «copinggebruikers» en gebruikers met psychische
klachten eerder te signaleren en ondersteunen om het ontstaan van problematisch gebruik
of afhankelijkheid te voorkomen.
Het rapport biedt belangrijke en concrete aanbevelingen die kunnen bijdragen aan het
voorkomen en verminderen van het gebruik van cocaïne. In samenspraak met betrokken
partijen zal de komende tijd worden onderzocht waar zowel op de korte- als de langere
termijn winst te behalen valt. Ik vind het belangrijk om in ieder geval te investeren
in de ontwikkeling van een interventie voor het minderen/stoppen met partydrugs, waaronder
cocaïne. Het Trimbos-instituut gaat hiermee komend jaar aan de slag. Een andere interventie
die wordt ontwikkeld in het kader van het voorkomen van het eerste gebruik van drugs
(waaronder cocaïne) is «festivalverleiding» die jongeren bewust maakt van situaties
rond drugsgebruik op een festival. Deze interventie zal gereed zijn voor inzet tijdens
het festivalseizoen in 2022.
Explore-onderzoek
In mijn brief van afgelopen maart heb ik u geïnformeerd dat de verwachting was dat
het derde deel van het Explore-onderzoek naar middelengebruik in de residentiële jeugdhulp
en justitiële jeugdinrichtingen in de tweede helft van dit jaar kon worden toegezonden7. Helaas is het als gevolg van de coronasituatie en hoge druk in de jeugdinrichtingen
nog niet mogelijk geweest de benodigde data te verzamelen. Het Trimbos-instituut streeft
ernaar de dataverzameling begin 2022 te organiseren. Zodra het rapport gereed is zal
dit worden gedeeld met uw Kamer.
Monitor Drugs Incidenten
De Monitor Drugsincidenten (MDI) verzamelt gegevens over gezondheidsincidenten gerelateerd
aan drugsgebruik en rapporteert deze jaarlijks8. De MDI is nauw verbonden met het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS),
het netwerk van testlocaties. Zowel de MDI als het DIMS worden gecoördineerd vanuit
het Trimbos-instituut. De MDI-gegevens zijn afkomstig van afdelingen Spoedeisende
Hulp (SEH) van ziekenhuizen, ambulancediensten en forensisch artsen in acht regio’s
in Nederland en organisaties die de EHBO-post bemannen op grootschalige evenementen
op landelijk niveau. Hierdoor geeft de MDI géén totaaloverzicht van alle drugsincidenten
in Nederland.
Daarnaast werkt de MDI samen met het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL.
Het LIS verzamelt gegevens van 14 SEH-afdelingen van ziekenhuizen verspreid door het
land over letsels en vergiftigingen, waaronder aan alcohol- en/of drugsgebruik gerelateerde
hulpvragen.
Ook wat betreft drugsincidenten was 2020 een uitzonderlijk jaar. In 2020 vonden vanaf
maart geen festivals en andere evenementen meer plaats en bleven veel toeristen weg
(vooral in Amsterdam) als gevolg van de COVID-19 pandemie. Daardoor is het aantal
drugsincidenten flink lager vergeleken met voorgaande jaren en ook anders verspreid
over de verschillende gezondheidsdiensten.
De belangrijkste bevindingen van de MDI over 2020 zijn:
• In 2020 werden in totaal 3.541 incidenten geregistreerd: 2.622 bij de MDI en 919 bij
het LIS, tegenover in 2019 respectievelijk 5.577 en 1.052. Deze afname is bijna geheel
te verklaren door het uitblijven van evenementen en festivals en de sterke afname
in internationaal toerisme na maart 2020.
• Buiten de daling van drugsincidenten door afname van feesten en het aantal toeristen
bleef het aantal meldingen door ziekenhuizen, ambulances en forensisch artsen op het
niveau van voorgaande jaren, met alleen een kleine dip na het begin van de lockdown
in maart.
• Vanaf de lockdown in maart nam het aandeel ecstasy-incidenten af.
• Ecstasygebruik werd gemeld bij 380 (11%) van de 3.541 geregistreerde drugsincidenten,
waarvan in 48% van de gevallen als enige gebruikte drug.
• Vóór de coronacrisis werd ruim 75% van de gemelde incidenten waarbij ecstasy was gebruikt
geregistreerd door EHBO-diensten. Vanaf de lockdown in maart werd in 2020 ca 30% van
die incidenten gemeld door ambulancediensten, ca 30% door MDI- en ca 30% door LIS-ziekenhuizen
(forensisch artsen: 10%).
• De afgelopen tien jaar zijn de ecstasytabletten steeds sterker geworden. In 2020 is
de gemiddelde dosering voor het eerst in jaren licht gedaald van 171 mg in 2019 naar
166 mg MDMA in 2020.
• Van ongeveer twee op de drie van alle geregistreerde patiënten is bekend of zij toerist
waren of niet. In 2020 was 11% van hen toerist, een sterke daling t.o.v. het jaar
2019 (20%). In de regio Amsterdam was in 2019 nog bijna de helft (46%) van de patiënten
toerist; in 2020 nog maar 23%. In Rotterdam was in 2020 7% van de patiënten toerist,
in het rest van het land was dit minder dan 3%.
• Incidenten met 3- of 4-MMC nemen zowel in absolute aantallen als relatief toe: In
2020 was 2% van de behandelde patiënten onder invloed van 3- of 4-MMC (al dan niet
in combinatie met andere middelen). In 2019 was dit aandeel nog 0,4% (2018: 0,2%).
Ook waren deze patiënten in 2020 relatief vaker zwaarder onder invloed dan voorgaande
jaren. Ruim twee derde combineerde de drug met een andere psychoactieve stof.
• De sterke stijging van het aandeel gemelde incidenten met lachgas in 2018 en 2019
zette niet door in 2020. Zo lag het aandeel incidenten waarbij lachgas betrokken was
(als enige middel of in combinatie met andere middelen) in 2020 ongeveer even hoog
als in 2019: ambulances: 2%, forensisch artsen: 1%, MDI-ziekenhuizen: 2%, LIS-ziekenhuizen:
5%. Via de kanalen van het MDI werden in 2020 overigens weinig incidenten met lachgas
gemeld, 52 in totaal.
• In 2020 werden door de deelnemende instanties van de MDI en het LIS 20 sterfgevallen
geregistreerd die (vermoedelijk) het directe of indirecte en onbedoelde gevolg van
drugsgebruik waren. De toedracht van het overlijden is in veel gevallen slechts gedeeltelijk
bekend. Mede daardoor wordt een oorzakelijk verband tussen middelengebruik en overlijden
wel vermoed, maar is het niet per se bewezen. In de meeste gevallen gaat het om een
combinatie van middelengebruik. Deze cijfers geven géén overzicht van drugsgerelateerde
sterfte in heel Nederland. Zie daarvoor de meest recente publicatie van de Nationale
Drugsmonitor (NDM)9
• Ook ketamine-incidenten werden ongeveer even vaak gemeld door ziekenhuizen en ambulancediensten
als in 2019.
• Eind 2020 werd door het DIMS een waarschuwingsmelding afgegeven, een zogenaamde Red
Alert voor cannabis vervuild met synthetische cannabinoïden. De waarschuwingsmelding
is ook door de MDI verspreid. Bij de MDI werden tien incidenten met synthetische cannabinoïden
gemeld. Bij deze patiënten ging het veelal om ervaren cannabisgebruikers die nare
effecten (zoals duizeligheid, paniek, tintelingen en het gevoel verlamd te zijn) ondervonden
na het roken van kleine hoeveelheden cannabis. Levensbedreigende incidenten werden
niet gemeld.
Deze cijfers laten zien dat vooral het aantal drugsgerelateerde gezondheidsincidenten
bij de EHBO’s (die merendeels de incidenten op feesten registreren) sterk is afgenomen.
Daarentegen blijft het aantal incidenten dat bij de SEH’s van ziekenhuizen en andere
gezondheidsdiensten wordt gemeld nagenoeg op hetzelfde niveau. Het is aannemelijk
dat dit beeld onder andere een effect is van de corona-maatregelen.
Ik interpreteer de cijfers als een belangrijke aanwijzing dat ook buiten evenementen
gerichte en specifieke voorlichting en preventie nodig is. Het recent afgeronde persona’s
onderzoek kan hier een belangrijke rol in vervullen, omdat het ook ouders en de sociale
omgeving handvatten kan bieden om het gesprek aan te gaan over drugs. Daarnaast onderschrijven
de uitkomsten het belang van voorlichting op festivals en evenementen. Zoals ik in
mijn brief van november 2021 meldde, heb ik daarom afgelopen zomer Stichting Arkin
in staat gesteld het platform Celebrate Safe voort te zetten gedragen door de evenementensector
om zo risico’s bij het heropenen van het uitgaansleven te beperken10.
Afsluiting
Naast bovengenoemde onderzoeken en acties die vanuit het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport zijn geïnitieerd, wil ik graag ook wijzen op het werk dat daarbuiten
op het gebied van drugspreventie wordt verzet. Verspreid over het hele land vervullen
de regionale instellingen voor verslavingszorg een belangrijke rol in de vormgeving
en uitvoering van preventie. In het kader van het Nationaal Preventie Akkoord (NPA)
heeft Verslavingskunde Nederland (VKN), in samenwerking met het Trimbos-instituut,
het bestaande Basispakket Verslavingspreventie verder ontwikkeld tot het informatie-instrument
«Lokaal samenwerken aan verslavingspreventie»11. Dit instrument bestaat uit kwalitatief goede interventies, die bewezen effectief
zijn en die passen binnen de preventieketen. VKN adviseert gemeenten over de implementatie
van deze interventies, met inachtneming van specifieke vraagstukken die spelen binnen
de regionale of lokale situatie.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport