Brief regering : Reactie op het advies van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over ‘Adolescentenstrafrecht’
28 741 Jeugdcriminaliteit
Nr. 83
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het advies «Adolescentenstrafrecht» dat
de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) op 2 november 2021 aan
mij heeft aangeboden1. Tevens geef ik een beleidsreactie op de aanbevelingen die de RSJ in zijn advies
doet.
Het betreft een advies over het adolescentenstrafrecht en de maximum straffen voor
adolescenten. De RSJ doet een drietal aanbevelingen. Met het advies draagt de RSJ
bij aan de discussie over de optimalisering van het adolescentenstrafrecht.
Aanbevelingen RSJ
In zijn advies doet de RSJ de volgende aanbevelingen:
1. Draai bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht op jongvolwassenen het uitgangspunt
«volwassenenstrafrecht, tenzij» om naar «jeugdstrafrecht, tenzij».
2. Handhaaf de huidige strafmaxima in het jeugdstrafrecht en maak in voorkomende gevallen
gebruik van de mogelijkheden die het jeugdstrafrecht biedt zoals de PIJ-maatregel,
al dan niet in combinatie met jeugddetentie.
3. Laat het voorbehoud bij artikel 37, onder c, van het Internationaal verdrag inzake
de rechten van het kind (IVRK) vallen, schrap artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht
en berecht 16- en 17-jarigen altijd volgens het jeugdstrafrecht.2
Beleidsreactie
Reactie aanbeveling 1
In de brief «Ontwikkelingen Jeugdcriminaliteit» van 23 juni 2021 heb ik uw Kamer toegezegd
te komen met een voorstel over de inhoud en aanpak om het adolescentenstrafrecht te
optimaliseren.3 Ik zal deze aanbeveling uit het RSJ-advies daarbij betrekken. Ik verwacht het voorstel
over de optimalisering van het adolescentenstrafrecht voor de zomer 2022 aan uw Kamer
te kunnen aanbieden.
Reactie aanbeveling 2
In de eerder genoemde brief van 23 juni jl. informeerde ik uw Kamer tevens over de
verdiepingsslag op de uitkomsten van de expertsessie «Strafmaat jeugd». Eerder liet
ik u weten de uitkomsten daarvan in het najaar 2021 met de Tweede Kamer te willen
delen. Met het oog op de zorgvuldigheid en onafhankelijkheid die bij dit verdiepende
onderzoek geboden is, heb ik het WODC gevraagd dit onderzoek te begeleiden. Het traject
vraagt meer tijd dan van tevoren was voorzien. Ik verwacht uw Kamer in de zomer van
2022 te informeren over de uitkomsten. De aanbeveling van de RSJ ten aanzien van de
strafmaat zal ik in het verdere proces betrekken.
Reactie aanbeveling 3
Met invoering van het adolescentenstrafrecht is gekozen voor een dadergerichte aanpak
van jeugdigen en jongvolwassenen. Hiermee wordt recht gedaan aan het gepleegde feit
en rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de adolescent en de ontwikkelingsfase
waarin deze zich bevindt. Het uitgangspunt is dat meerderjarigen worden berecht volgens
het gewone strafrecht en dat minderjarigen worden berecht volgens het jeugdstrafrecht.
Afhankelijk van de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijkheid van de dader,
kan een uitzondering worden gemaakt. Het oordeel welke straf wordt opgelegd, is uiteindelijk
aan de rechter.
Bij de aanvaarding van het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK) heeft Nederland
het voorbehoud gemaakt dat kinderen van 16 jaar en ouder ten tijde van het plegen
van het delict via het volwassenenstrafrecht kunnen worden berecht wanneer de persoonlijkheid
van de minderjarige, de ernst van het feit of de omstandigheden waaronder het feit
is begaan daarvoor aanleiding geven. Artikel 77b Sr voorzag al in deze mogelijkheid
en het toenmalige kabinet heeft bij de aanpassing van de wet gekozen voor het behoud
daarvan. Ik zie geen aanleiding om hier van af te wijken.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming