Brief regering : Uitvoering van alle moties gerelateerd aan het conflict in en rond Nagorno-Karabach
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2423
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2021
Conform mijn toezegging tijdens het Commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken van 14 oktober
jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2416), informeer ik u over de uitvoering van alle moties gerelateerd aan het conflict
in en rond Nagorno-Karabach. Vanzelfsprekend ga ik alleen in op de moties die door
uw Kamer zijn aangenomen. Ik hanteer een chronologische volgorde, waarbij ik eerst
inga op de meest recente moties. Voor de bredere inzet van het kabinet t.a.v. het
conflict in en rond Nagorno-Karabach verwijs ik u naar de kamerbrief van 16 juni jl.1
1. Motie van het lid Eppink over de verslechterende mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan
aankaarten op de Europese top (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1736), 12 oktober 2021
Tijdens de Europese Raad van 21 en 22 oktober heeft het kabinet conform deze motie
zorgen geuit over de mensenrechtensituatie in Azerbeidzjan, en sprak het kabinet steun
uit voor een sterke EU-focus op deze zorgwekkende situatie.2 Nederland acht het van groot belang dat in het kader van het Oostelijk Partnerschap
wordt gesproken over mensenrechten, zowel tijdens de Top van het Oostelijk Partnerschap
op 15 december a.s. als in het kader van de reguliere dialoog met de landen. Ook tijdens
de Raad Buitenlandse Zaken van 1 oktober jl. heb ik aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie
in Azerbeidzjan.3
2. Motie van de leden Segers en Van der Lee over geen afvaardiging van de regering
naar Bakoe als het Nederlands elftal daar komt te spelen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1714), 22 juni 2021
Het kabinet acht de uitvoering van deze motie niet langer van toepassing wegens het
feit dat het Nederlands elftal niet in Bakoe kwam te spelen.
3. Motie van het lid Eppink c.s. over druk op Azerbeidzjan om alle Armeense krijgsgevangenen
en gedetineerde burgers vrij te laten en te repatriëren (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2370), 17 juni 2021
Tijdens het tweeminutendebat van 17 juni jl. heeft mijn voorganger, voormalig minister
Kaag, aangegeven dat zij de strekking van de motie steunt. Zij stelde dat dit onderwerp
niet op de agenda van de Raad stond, maar dat zij naar andere mogelijkheden zou zoeken
om dit elders op te brengen.4 Dit heeft zij gedaan: zij heeft dit en marge van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 juni
jl. bilateraal besproken met de Franse minister van Buitenlandse Zaken Le Drian.5 Ook tijdens de daaropvolgende Raad Buitenlandse Zaken van 12 juli jl. heeft zij nogmaals
het belang onderstreept van de onmiddellijke vrijlating van deze Armeense gevangenen.6 Ook in de maanden daarna heeft Nederland zowel bilateraal als via de EU Azerbeidzjan
opgeroepen om de Armeense krijgsgevangenen en andere gedetineerden in het kader van
het conflict vrij te laten. Het kabinet zal dit blijven doen totdat al deze Armeense
gevangenen vrij zijn. Eind oktober werden wederom een aantal gevangen vrijgelaten
na bemiddeling door Rusland.
4. Motie van de leden Segers en Van der Staaij over zich aansluiten bij de oproep
van de Franse president aan Azerbeidzjan om de troepen onmiddellijk terug te trekken (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2342), 20 mei 2021
In de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 27 mei jl. onderstreepte Nederland
het belang van terugtrekking van de troepen in het grensgebied tussen beide landen
en de terugkeer naar de onderhandelingstafel. De EU heeft op vrijdag 28 mei jl., mede
op verzoek van Nederland, een nieuwe verklaring gedeeld waarin de EU de ernstige zorgen
uitsprak over de ontwikkelingen aan de grens en het belang van de-escalatie onderstreepte.7 Er werd opgeroepen de troepen terug te trekken tot de posities van voor 12 mei. Grensafbakening
dient te geschieden o.b.v. onderhandelingen.8
5. Motie van de leden Van Helvert en Voordewind over maximale inspanning voor de vrijlating
of overdracht van Armeense krijgsgevangenen en gevangengenomen burgers door Azerbeidzjan (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2281), 25 februari 2021
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 22 maart jl. heeft het kabinet conform deze
motie het belang benadrukt van de onmiddellijke vrijlating van krijgsgevangenen die
nog steeds vastzitten na de oorlog tussen Azerbeidzjan en Armenië.9 Voor de verdere inzet verwijs ik u naar motie 3.
6. Motie van het lid Van der Graaf c.s. over zich inspannen in de Minsk-groep van
de OVSE voor een regeling van het conflict in Nagorno-Karabach (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1630), 8 december 2020
Mijn voorganger heeft in een kamerbrief d.d. 16 juni de Nederlandse inzet t.a.v. dit
conflict nader uiteengezet.10 Hierin is vastgesteld dat het Nederlands beleid in den brede volledig in lijn is
met de motie van lid Van der Graaf, het is namelijk gericht op een duurzame en vreedzame
oplossing van het conflict. Het kabinet heeft in gesprekken met Minsk Groep covoorzitters
ook de Nederlandse ondersteuning aangeboden, hier is geen gebruik van gemaakt. De
EU heeft eveneens ondersteuning aangeboden. Voor nadere informatie over de Nederlandse
inzet verwijs ik u naar bovengenoemde kamerbrief.
7. Motie van het lid Van Helvert c.s. over onafhankelijke waarnemers in Nagorno-Karabach
(Kamerstuk 35 570 V, nr. 31), 12 november 2020
Zowel tijdens de Raad Buitenlands Zaken van 19 november, als tijdens de Ministeriële
Raad van de OVSE op 19 december 2020, heeft voormalig Minister van Buitenlandse Zaken
Blok het belang onderstreept van onafhankelijke internationale waarneming van de trilaterale
verklaring en aangegeven daarbij, alsook in de verdere onderhandelingen op weg naar
een duurzame en vreedzame oplossing voor het conflict, een actieve rol voor de OVSE
(Minsk Groep) te verwelkomen.11 Alhoewel de gehele EU de OVSE Minsk Groep steunt in hun taak te bemiddelen, kreeg
de oproep om onafhankelijke waarnemers af te vaardigen geen bijval in de EU. Op dit
moment houdt Rusland toezicht op het staakt-het-vuren in Nagorno-Karabach, een rol
die voortvloeide uit het staakt-het-vuren en de trilaterale verklaring die door bemiddeling
van Rusland tot stand kwam. Het realiseren van internationale onafhankelijke waarneming
lijkt, in ieder geval op korte termijn, onrealistisch.
8. Motie van het lid Ploumen c.s. over de OVSE en/of Minskgroep betrekken bij de toezichthoudende
rol op het vredesakkoord (Kamerstuk 35 570 V, nr. 42), 12 november 2020
Zoals onder motie 7 beschreven, heeft het kabinet zich meermaals hardgemaakt voor
een actieve rol van de OVSE Minsk Groep in het toezien op het staakt-het-vuren in
Nagorno-Karabach. Het kabinet beschouwt de trilaterale verklaring als een staakt-het-vuren;
alhoewel de oorlog is gestopt, is er nog geen sprake een vredesakkoord. Het kabinet
steunt de dialoog die op dit moment gaande is tussen beide landen, waarbij de OVSE
Minsk Groep covoorzitters een bemiddelende rol spelen. Deze dialoog moet leiden tot
een duurzame oplossing voor dit conflict, die vrede en stabiliteit brengt in deze
regio.
9. Gewijzigde motie van het lid Omtzigt een onderzoek naar het schenden van oorlogsrecht
in Nagorno-Karabach (Kamerstuk 21 501-02, nr, 2234), 12 november 2020
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 19 november jl. heeft mijn voorganger, toenmalig
Minister van Buitenlandse Zaken Blok, in lijn met de gewijzigde motie van de leden
Omtzigt en Van Helvert gepleit voor het belang van waarheidsvinding en voor een onafhankelijk
internationaal onderzoek naar de inzet van fosfor als brandwapen, clustermunitie en
buitenlandse strijders, alsmede mogelijke mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden.12 Op aandringen van het kabinet riep Hoge Vertegenwoordiger Borrell, in zijn verklaring
van 19 november, namens de EU op tot onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden. Hij
sprak zich eveneens uit tegen de inzet van clustermunitie en brandwapens, en riep
op tot een volledige en onmiddellijke terugtrekking van alle buitenlandse strijders
in de regio. Voorts heeft het kabinet op allerlei gelegenheden zich uitgesproken voor
het belang van accountability en specifiek een internationaal onafhankelijk onderzoek
naar mogelijke schendingen van het humanitair oorlogsrecht. Dit deed het kabinet binnen
vergaderingen van de organisaties als de OVSE en de EU, maar ook in bilaterale gesprekken
waaronder met Minsk Groep covoorzitters. Het kabinet kreeg geen bijval van andere
landen op dit punt.
Een internationaal onafhankelijk onderzoek, waartoe de gewijzigde motie van de leden
Omtzigt en Van Helvert oproept, is nog niet tot stand gekomen. In de gesprekken die
het kabinet hierover heeft gevoerd benadrukken gesprekspartners dat het te vroeg is
voor een dergelijk onderzoek en het nu uitvoeren daarvan zelfs contraproductief kan
zijn. Gesprekspartners wijzen er ook op dat het einddoel van een duurzame oplossing
van dit conflict voor ogen moet worden gehouden en dat ook zonder een formeel internationaal
onafhankelijk onderzoek het duidelijk is dat het humanitair oorlogsrecht zeer waarschijnlijk
is geschonden, door zowel Armenië als Azerbeidzjan. Ook het uitgebreide rapport van
de parlementaire assemblee van de Raad van Europa verwijst naar dergelijke conclusies
door derde partijen.13 Hoewel de kans klein is dat een dergelijk internationaal onafhankelijk onderzoek
in de nabije toekomst kan worden verwezenlijkt, zal het kabinet zich blijven hardmaken
voor waarheidsvinding en vervolging van eventuele oorlogsmisdaden.
Het kabinet heeft op verschillende momenten gerapporteerd over de uitvoering van deze
motie, in het bijzonder wil ik u wijzen op de kamerbrief d.d. 7 december 202014, de kamerbrief d.d. 7 juli 202115 en de kamerbrief van d.d. 14 oktober 202116 waarin in meer detail wordt ingegaan op de uitvoering van deze motie.
10. Motie van de leden Van Helvert en Voordewind over persoonsgerichte sancties tegen
de Azerbeidzjaanse president (Kamerstuk 35 570 V, nr. 33), 12 november 2020
Het kabinet onderschrijft het belang van waarheidsvinding en accountability, zoals
uiteengezet onder motie 9. In de Raad Buitenlandse Zaken van 19 november heeft het
kabinet, gepleit voor een internationaal onafhankelijk onderzoek naar mogelijke schendingen
van het humanitair oorlogsrecht. Hierop vulde het kabinet aan dat, indien een dergelijk
onderzoek zulke schendingen vaststelt, gepaste maatregelen, zoals sancties, jegens
verantwoordelijken ingesteld moeten worden.17 Deze oproep tot eventuele maatregelen vond geen weerklank bij de rest van de EU lidstaten.
Nederland en de EU spreken beide partijen aan op eigen verantwoordelijkheden. Het
is van belang dat Nederland en de EU de covoorzitters van de Minsk Groep in hun moeilijke
werk blijven ondersteunen, ook conform motie 8. Ook alle overige EU-lidstaten steunen
deze benadering. Als de EU eenzijdige maatregelen zou nemen, dan zou dat het werk
van de covoorzitters alleen maar moeilijker maken. Dit zou de vreedzame beslechting
van het conflict niet ten goede komen. Het is van belang met beide partijen in contact
te blijven, hiermee blijft de mogelijkheid bestaan kritische boodschappen over te
brengen.18 Onder auspiciën van de OVSE Minsk Groep covoorzitters hebben de ministers van Buitenlandse
Zaken elkaar voor het eerst ontmoet en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde
Naties in New York. Dit was een belangrijke mijlpaal. Het kabinet steunt de voortzetting
van deze dialoog teneinde een duurzame oplossing te vinden voor het conflict.
11. Motie van het lid Karabulut over persoonsgerichte sancties tegen verantwoordelijken
voor geweld in Nagorno-Karabach (35 570-V-35), 12 november 2020
Zoals beschreven onder motie 10 die op vergelijkbare maatregelen toeziet, heeft het
kabinet uitvoering gegeven aan deze motie. Nederland bevond zich in een geïsoleerde
positie wat betreft deze oproep.
12. Motie van de leden Van Helvert en Voordewind over humanitaire hulp voor Nagorno-Karabach
(Kamerstuk 35 570 V, nr. 32), 12 november 2020
De uitvoering van deze motie ligt op het terrein van de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS). Op 22 januari stuurde voormalig minister
Kaag van BHOS uw Kamer een brief over de uitvoering van deze motie.19 Zij lichtte toe dat kernpunt in het Nederlands beleid is dat – in lijn met de afspraken
van de «Grand Bargain» – noodhulp mogelijk wordt gemaakt door voorspelbare, meerjarige
en flexibel inzetbare financiële steun. Humanitaire partners kunnen zo snel hulp verlenen
waar de nood het grootst is. Die steun maakt het deze organisaties mogelijk om te
opereren in en rond Nagorno-Karabach. De hulpverlening door het Internationale Comité
van het Rode Kruis (ICRC) in Nagorno-Karabach is een goed voorbeeld van het belang
van deze ongeoormerkte financiering. Het ICRC heeft op veel vlakken noodhulp verleend
aan de getroffenen van dit conflict. Zij konden en kunnen dit doen mede dankzij de
ongeoormerkte bijdrage van EUR 50 mln die Nederland in 2020 aan het ICRC ter beschikking
stelde. In 2021 deed Nederland een ongeoormerkte bijdrage van EUR 42,8 mln aan het
ICRC. Voor nadere informatie verwijs ik u naar de brief van 22 januari 2021.
13. Motie van het lid Voordewind c.s. over steun verwerven voor een moratorium op
wapenleveranties aan Turkije (Kamerstuk 35 570 V, nr. 45), 12 november 2020
Mijn voorganger, minister Blok, heeft zich meermaals hard gemaakt naleving van het
wapenembargo door alle regionale actoren. In dat kader pleitte hij voor een moratorium
op het leveren van wapens aan Turkije die ingezet zouden kunnen worden in Nagorno-Karabach,
maar ook in Libië en Syrië.20 Ook tijdens de OVSE ministeriele heeft hij alle OVSE-landen opgeroepen om zich te
houden aan het wapenembargo, dat geldt sinds 1992.21
14. Gewijzigde motie van leden Van Helvert en Voordewind over een onderzoek naar buitenlandse
inmenging in de regio Nagorno-Karabach (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2219), 7 oktober 2020
Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 oktober 2020 heeft mijn voorganger, minister
Blok, conform deze motie verkondigd de OVSE te vragen onderzoek te doen naar de rol
van externe actoren.22 Deze motie is nader uitgevoerd als onderdeel van de motie 9, de gewijzigde motie
van het lid Omtzigt over het doen van een onderzoek naar schendingen van het humanitair
oorlogsrecht in Nagorno-Karabach (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2234).
In het verslag van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2020 heeft het kabinet bericht
dat Nederland het zeer waarschijnlijk acht dat Turkije militair betrokken was bij
het conflict in en rond Nagorno-Karabach.23
Daarnaast is het kabinet er inmiddels van op de hoogte dat Turkije inderdaad betrokken
was bij de inzet van Syrische strijders aan Azerbeidzjaanse zijde.24
15. Gewijzigde motie van het lid Karabulut over een oproep aan Turkije om zich in
te spannen voor een staakt-het-vuren en onderhandelingen (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2218), 7 oktober 2020
Ten tijde van de oorlog, en specifiek tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 12 oktober
2020, veroordeelde het kabinet de oorlogsretoriek van alle landen, waaronder Turkije,
en riep het kabinet deze landen op zich afzijdig te houden bij dit conflict en bij
te dragen aan de implementatie van het staakt-het-vuren.25 Ook in de ministeriële vergadering van de NAVO op 1 en 2 december 2020 heeft het
kabinet zorgen geuit over contraproductieve buitenlandse inmenging. Daarbij zijn alle
landen, waaronder NAVO bondgenoot Turkije, opgeroepen om zich in te zetten voor het
handhaven van het staakt-het-vuren en een terugkeer naar de onderhandelingstafel onder
auspiciën van de OVSE Minsk Groep.26
16. Motie van de leden Voordewind en Van Helvert over Turkije expliciet aanspreken
in de NAVO-Raad (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2216), 6 oktober 2020
Het kabinet heeft in lijn met motie in de Noord-Atlantische Raad zijn zorgen uitgesproken
over de contraproductieve externe inmenging in het conflict, en alle landen, waaronder
NAVO-bondgenoot Turkije, opgeroepen de implementatie van het staakt-het-vuren te bevorderen.27
17. Gewijzigde motie van het lid Van Helvert c.s. over een staakt-het-vuren in Nagorno-Karabach
(Kamerstuk 35 373, nr. 23), 6 oktober 2020
De uitvoering van deze motie is niet langer van toepassing gezien het feit dat het
staakt-het-vuren van 9 november 2020 standhoudt. Het kabinet heeft tijdens de oorlog
meermaals gepleit voor het stoppen van het geweld en de terugkeer naar de onderhandelingstafel
van de OVSE Minsk Groep.28
18. Motie van het lid Voordewind c.s. over het conflict over Nagorno-Karabach agenderen
in relevante gremia (Kamerstuk 35 373, nr. 8), 28 september 2020
Het kabinet heeft zowel op nationale titel als in EU-verband, in verschillende gremia
zoals de EU, de OVSE, de NAVO, de mensenrechtenraad, de VN over het conflict in en
rond Nagorno-Karabach besproken. Het kabinet heeft hier steevast opgeroepen tot een
staakt-het-vuren en een terugkeer naar de onderhandelingstafel. Hierbij heeft het
kabinet, zoals onder motie 15 en 16 beschreven, zich uitgesproken tegen externe inmenging
in dit conflict. Het conflict blijft ook vandaag de dag hoog op de internationale
agenda staan.29
De Minister van Buitenlandse Zaken,
H.P.M. Knapen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken