Brief regering : Actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2021-2023
32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Nr. 171
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2021
Hierbij bied ik u, mede namens de ministers van Economische Zaken en Klimaat, Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma
Circulaire Economie 2021–2023 aan1. Tevens stuur ik u met deze brief de evaluatie van Het Versnellingshuis Nederland
Circulair!2.
Actualisatie Uitvoeringsprogramma
De afgelopen jaren is de aandacht voor een circulaire economie fors toegenomen. Er
ontstaan overal innovatieve startups, burgerinitiatieven en vernieuwende ideeën. Samenwerking
tussen overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties, binnen ketens en met burgers
is daarbij de sleutel tot succes. Er is een basis gelegd en structuur aangebracht
voor deze transitie door partijen te mobiliseren en een overlegstructuur te creëren.
De eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) van het Planbureau voor
de Leefomgeving (PBL) uit januari 2021 (Kamerstuk 32 852, nr. 157) maakt echter duidelijk dat de grondstoffentrends niet de goede kant op gaan. De
resultaten laten zien dat een intensivering van beleidsinzet nodig is en dat het tempo
van de transitie omhoog moet om de doelen te behalen. Met de transitie naar een circulaire
economie leveren we immers een belangrijke bijdrage aan vier grote maatschappelijke
opgaven: CO2-reductie, biodiversiteit, verbetering van lucht-, water- en bodemkwaliteit en leveringszekerheid
van grondstoffen3. Ook internationaal is het belang van de circulaire economie onderkend, zoals bijvoorbeeld
blijkt uit de EU Green Deal en het EU Actieplan Circulaire Economie.
Deze actualisatie is tot stand gekomen in de context van een demissionair kabinet
en beschrijft daarom wat binnen de huidige kaders en met de huidige middelen mogelijk
is aan inzet. De keuzes voor beleidsintensivering zijn aan het volgende kabinet. Dat
neemt niet weg dat ik ervan overtuigd ben dat er extra inzet nodig is om op koers
te blijven voor het behalen van de vastgestelde doelstellingen voor 2030 en 2050.
De transitie naar een circulaire economie is een onmisbaar onderdeel in de aanpak
van bovengenoemde grote maatschappelijke opgaven.
De actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie geeft een overzicht
van ontwikkelingen op het gebied van circulaire economie, de nieuwe activiteiten binnen
het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie, evenals de voortgang van de lopende
activiteiten.
Ik spreek hierbij mijn dank uit aan alle partners van het grondstoffenakkoord en andere betrokkenen die bijdragen en meewerken aan het Uitvoeringsprogramma.
Drie thema’s
In de actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie ligt de focus
op drie thema’s:
1. Hoger op de R-ladder en meer aan de voorkant van de keten en het product;
2. Systeemverandering van lineair naar circulair;
3. Impact door focus op de grondstoffenstromen.
Om grondstoffengebruik verder te verlagen en te zorgen voor maximaal waardebehoud,
moet de focus naar de voorkant van de productieketen verschuiven. Hierbij is het bijvoorbeeld
nodig om in te zetten op andere circulariteitsstrategieën, zoals hergebruik, circulair
ontwerp, delen, lenen en reparatie. Het eerste thema «Hoger op de R-ladder» vormt
dan ook, evenals vorig jaar, een leidraad voor activiteiten vanuit het Uitvoeringsprogramma.
Zo richt de City Deal circulair en conceptueel bouwen aan de bouwopgave, gesloten
door gemeenten, provincies, Rijk, bedrijfsleven en kennisinstellingen, zich onder
andere op biobased bouwen en conceptueel en industrieel bouwen. Woningen worden voor
een groot deel gebouwd met hernieuwbare materialen, of in de fabriek gebouwd en op
de bouwplaats in elkaar gezet. Dit zorgt voor een kortere bouwtijd, hogere woningkwaliteit,
minder emissies en minder afval en transportbewegingen.
Ook is, zoals aangekondigd door mijn ambtsvoorganger4, een verkenning uitgevoerd naar de stand van zaken in de Nederlandse reparatie infrastructuur.
De verkenning is op 16 mei 2021 opgeleverd in een eindrapport5. Vele stakeholders zijn betrokken geweest bij de verkenning. Dit heeft geleid tot
aanknopingspunten voor het maken van beleid om het laten repareren van producten te
stimuleren en makkelijk te maken, zoals toegezegd in het commissiedebat Circulaire
Economie van 27 mei 2021 (Kamerstuk 32 852, nr. 158).
Het uitgangspunt van het tweede thema is dat een lineaire economie fundamenteel anders
is dan een circulaire. Dat vraagt dus om een ander systeem waarvoor bijvoorbeeld nieuwe
businessmodellen, financiering, en wet- en regelgeving voor producten en gebruik nodig
zijn.
Een voorbeeld hiervan is dat financiële barrières voor de transitie naar een circulaire
economie moeten worden weggenomen. Samen met InvestNL en de financiële sector wordt,
als onderdeel van het Platform voor Duurzame Financiering van DNB, gewerkt aan het
creëren van een gelijk speelveld voor circulaire initiatieven en wordt een meetsysteem
ontwikkeld om inzicht te krijgen in circulariteit van bedrijven. In de week van de
Circulaire Economie, die 7 februari 2022 start, worden de eerste resultaten gedeeld.
Het derde thema, «Impact door focus op de grondstoffenstromen», komt voort uit de
ICER en de beleidsbrief «Mogelijke doelen voor een circulaire economie» van het PBL.
Het PBL laat zien dat het vooral belangrijk is om te kijken naar die grondstofstromen
met het meeste effect op klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringszekerheid.
Dat zijn niet per se de grondstofstromen met de grootste omvang. Het PBL geeft aan
dat de effecten van grondstoffengebruik het meest effectief kunnen worden aangepakt
op het niveau van productgroepen. Dat maakt het namelijk mogelijk om zicht te krijgen
en te sturen op het grondstoffengebruik en de milieueffecten over de gehele levensduur,
in de gehele productieketen. Effectdoelen voor productgroepen bieden bovendien vaak
een beter handelingsperspectief voor in de keten betrokken partijen om het grondstoffengebruik
aan te passen of de milieu-impacts te verminderen. Er is inmiddels een gezamenlijk
traject gestart om per productgroep de doelen te concretiseren en uitvoeringsplannen
te maken. Begin 2022 zal dit gereed zijn. Besluitvorming over de doelen en de uitvoeringsplannen
is aan het nieuwe kabinet.
Versnellingshuis Nederland Circulair!
Zoals aangekondigd in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019–2023 is in
2021 Het Versnellingshuis Nederland Circulair! geëvalueerd6.
Het Versnellingshuis Nederland Circulair! heeft als doel om bedrijven die werken aan
de circulaire economie te ondersteunen. Hiertoe werken het Ministerie van I&W, VNO-NCW,
MKB-Nederland, MVO Nederland en het Groene Brein intensief samen. Sinds de vliegende
start in 2019 is het Versnellingshuis gegroeid in netwerk, professionaliteit en bekendheid.
De belangrijkste conclusie uit de evaluatie, die u als bijlage bij deze brief aantreft,
is dat het Versnellingshuis ondernemers goed helpt in het nemen van stappen in circulair
ondernemen. Ondernemers die een gids nodig hebben richting een circulaire businesscase
worden goed bediend. Het Versnellingshuis doet wat het belooft en is succesvol in
het realiseren van de doelstellingen.
Het enorme netwerk van het Versnellingshuis is een belangrijke succesfactor. Naast
de partijen in het Versnellingshuis7 profiteren ondernemers van de steeds nauwere samenwerking met de vele Versnellingspartners8 in het land. Juist vanuit de verschillende invalshoeken van de organisaties in en
naast het Versnellingshuis kunnen de organisaties elkaar vinden in het helpen van
de ondernemer in de circulaire economie.
Er staan ook aanbevelingen in het rapport om de ondersteuning voor ondernemers te
verbeteren die ter harte zullen worden genomen. Zo zal het Versnellingshuis, in samenhang
met de versnellingspartners, werken aan nog meer naamsbekendheid om zo een grotere
doelgroep te bereiken. Ook wordt de samenwerking met de transitieagenda’s geïntensiveerd
en het traject met ondernemers nog beter afgestemd op ieders verwachtingen. Tot slot
wordt gekeken of de selectie van Moonshots (doorbraakprojecten) verder verbeterd kan
worden.
Ondersteuning circulair bouwen
Data- en informatie-uitwisseling over materialen in een bouwwerk ondersteunt het circulair
werken in de bouw. Denk aan ondersteuning van eigenaren bij onderhoud en reparatie.
Daarnaast geven de data aan het einde van de levensduur aan welke materialen vrijkomen
voor hergebruik. In de brief d.d. 29 september 2020 van de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties mede namens mijn voorganger9 is toegezegd na te gaan of de data- en informatie-uitwisseling ter ondersteuning
van circulair werken, al dan niet in de vorm van een paspoort, verplicht zou moeten
worden in wetgeving. Op advies van het Transitieteam circulaire bouweconomie is een
praktijkonderzoek uitgevoerd. Primair om de vraag te beantwoorden hoe data en informatie
het circulair werken in de bouw kan ondersteunen. Belangrijkste conclusie is om eerst
te beginnen met het maken van uniforme afspraken die zorgen voor een veilige, betrouwbare
en gecontroleerde toegang tot data in de gebouwde omgeving10. Het maken van een afsprakenstelsel is een proces dat samen met de sector wordt opgepakt
en dit betekent dat er vooralsnog geen noodzaak is tot een wettelijke verplichting.
Hiermee is invulling gegeven aan genoemde toezegging.
Met deze uniforme afspraken maken alle ketenpartners die actief zijn in de verschillende
fases van de levenscyclus van een bouwwerk makkelijk en veilig gebruik van reeds beschikbare
data. Daardoor zijn zij in staat zijn om hun onderlinge – digitale – samenwerking
te verbeteren, en efficiënter en meer circulair te werken. Het werken aan deze set
van sectorbrede afspraken is door de Minister van BZK gestart met het Digitaal Stelsel
Gebouwde Omgeving (DGSO) als onderdeel van de DigiGO11.
Ook is tijdens het AO Circulaire Economie op 2 december 202012 door mijn voorganger toegezegd om samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties de mogelijkheden in beeld te brengen om circulair bouwen verder
te ondersteunen. Het wordt in de eerste plaats bevorderd met generiek beleid, zoals
de stapsgewijze halvering van de milieuprestatie-eis uiterlijk in 2030. Parallel hieraan
voert BZK gericht beleid uit voor onder meer biobased bouwen. Dat gebeurt via de Strategische
verkenning biobased bouwen en de City Deal Circulair en Conceptueel Bouwen, waarover
ik u hierboven al informeerde. Verder vindt inzet van zogenaamde buyer groups plaats
en is de Beslisboom hoogwaardig hergebruik bouwproducten gepubliceerd.13 Daarnaast geeft het kabinet via de Milieu InvesteringsAftrek (MIA) een fiscale stimulans
voor bouwen met een lage milieu-impact en ook via Regeling Groen Projecten. In hoofdstuk
3.3 van de actualisatie van het UPCE wordt op deze activiteiten nader ingegaan. Hiermee
is invulling gegeven aan deze toezegging.
Het is belangrijk dat in samenwerking met het Ministerie van BZK zoveel resultaten
behaald zijn om ook de circulaire bouweconomie op een hoger plan te brengen.
Tot slot
De ICER van het PBL maakt duidelijk dat er meer nodig is om het doel om in 2050 volledig
circulair te worden, te halen. Keuzes tot intensiveren van beleid zijn aan het nieuwe
kabinet. Zoals in de ICER is aangegeven, is het raadzaam om daarbij nadrukkelijk te
kijken naar richtinggevende en stimulerende maatregelen om de koploperspositie die
Nederland heeft, te behouden14 en een circulaire economie tot het nieuwe normaal te maken. Het belang is groot,
en het tempo mag niet vertragen.
De transitie naar een circulaire economie is een opdracht voor overheden, bedrijfsleven,
maatschappelijke partners en burgers. Kortom, voor de samenleving als geheel. Zowel
de actualisatie als de ervaringen met het Versnellingshuis Nederland Circulair! laten
zien dat we verder komen als we met verschillende partijen de handen ineen slaan.
Gezamenlijk werken wij verder aan de ambitie om te komen tot een circulair Nederland
in 2050.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat