Brief regering : Voortgang Sterk Techniekonderwijs
30 079 VMBO
Nr. 115
                   BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
            
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 oktober 2021
De Nederlandse arbeidsmarkt heeft te maken met een tekort aan technisch opgeleid personeel.
                  Dit terwijl de vraag naar goed opgeleide technische vakmensen, bijvoorbeeld vanwege
                  de energietransitie en de woningbouwopgave, blijft groeien. Daarom heeft het kabinet
                  bij het aantreden structureel € 100 miljoen per jaar uitgetrokken voor het technisch
                  vmbo. In 2019 heb ik u geïnformeerd over de plannen die de techniekregio’s hebben
                  opgesteld in het kader van Sterk Techniekonderwijs (hierna: STO).1 De techniekregio’s zijn in de tussentijd hard aan de slag gegaan met de plannen en
                  ook is inmiddels het eerste monitoringsrapport STO gepubliceerd. In deze brief neem
                  ik u mee in de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van STO en bied ik het eerste
                  monitoringsrapport STO aan2.
               
Duurzaam, dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekaanbod
Het uitgangspunt van het programma STO is het gezamenlijk vormgeven van duurzaam,
                  dekkend techniekonderwijs van kwalitatief hoogstaand niveau, dat aansluit bij de behoeften
                  van het technisch bedrijfsleven in de directe regio van de school. Vmbo-scholen, technisch
                  bedrijfsleven en partners in po en mbo werken onder de vlag van STO sinds 2020 in
                  77 regio’s samen aan het behalen van dit doel. De STO-regio’s zijn – net als de Code
                  goed onderwijsbestuur – van het onderwijs zélf. Scholen maken eigen plannen. Deze
                  plannen voeren zij in samenspraak met hun partners in gezamenlijkheid uit. Het kabinet
                  heeft voor de samenwerking structureel geld beschikbaar gesteld: € 100 miljoen per
                  jaar. In de periode 2020 – 2023 wordt dit via de subsidieregeling Sterk techniekonderwijs verdeeld.
               
Monitor: jaar van voorbereiding met eerste focus op kwaliteit
STO wordt van oktober 2018 tot december 2024 gemonitord en geëvalueerd door een consortium
                  van onderzoeksinstituten, onder begeleiding van NRO. Bijgevoegd treft u het monitor-
                  en evaluatieonderzoek STO aan: het eerste rapport na de nulmeting bij de start van
                  de regionale samenwerking. De onderzoekers concluderen in het eerste rapport dat de
                  urgentie voor STO zich duidelijk laat zien op het vlak van dalende leerlingaantallen,
                  toegankelijkheid van technisch onderwijs in het vmbo en (dreigende) docententekorten.
                  Veel STO-regio’s zijn slagvaardig van start gegaan om de problemen die zij als meest
                  urgent ervaren aan te pakken. In het rapport worden de eerste voorzichtige positieve
                  resultaten gemeld en de verwachtingen voor komende jaren zijn doorgaans positief.
                  De onderzoekers concluderen verder dat in het eerste jaar van uitvoering binnen STO
                  met name is ingezet op de transitie naar kwalitatief hoogstaand technisch vmbo. Ook op het terrein van een dekkend aanbod zijn de eerste stappen
                  gezet. De ambitie om duurzaam onderwijs te bieden behoeft nog de meeste aandacht.
                  Het eerste jaar van uitvoering in de transitiefase staat zo vooral in het teken van
                  voorbereiding. De onderzoekers geven aan dat het eigenaarschap rondom STO binnen scholen
                  nog vooral ervaren wordt op bestuurlijk of tactisch niveau. De verwachting is dat
                  dit zich de komende periode zal uitbreiden naar betrokkenen die op uitvoerend niveau
                  bezig zijn. Het tweede jaar in de transitiefase STO zal daarmee meer in het teken
                  komen te staan van actie.
               
Grote impact COVID-19 in 2020 en 2021 op regio’s
Uit het monitor- en evaluatieonderzoek blijkt duidelijk dat de uitbraak van de COVID-19-pandemie
                     een belemmering is geweest voor de uitvoering van de eerste stappen van de STO-regio’s.
                     De impact op het kunnen uitoefenen van fysieke activiteiten en het aangaan en aanhalen
                     van samenwerkingsrelaties is groot. Stages, werkbezoeken en gastlessen hebben de afgelopen
                     maanden niet of nauwelijks doorgang kunnen vinden. Ook maken sommige regio’s zich
                     door het wegvallen van samenwerkingspartners in het bedrijfsleven, zorgen over de
                     te realiseren cofinanciering. In mijn brief van 7 juli 2021 heb ik uw Kamer reeds
                     geïnformeerd over mijn voornemen de STO-regio’s meer tijd te geven voor de uitvoering
                     van en rapportage over hun plannen.3 Concreet heb ik de Subsidieregeling sterk techniekonderwijs 2020–2023 op drie punten
                     aangepast:4
1. De voortgangsrapportage wordt uiterlijk 1 november 2021 ingediend in plaats van 1 oktober
                           2021.
                        
2. De periode waarin subsidiegelden kunnen worden besteed, wordt met 7 maanden verlengd
                           tot 1 augustus 2024.
                        
3. Het eindverslag wordt uiterlijk 1 december 2024 ingediend in plaats van 1 juli 2024.
Een beeld van de technieksector
Momenteel volgt zo’n 19% van de leerlingen in het derde leerjaar van de basisberoepsgerichte
                  leerweg (bb), de kaderberoepsgerichte leerweg (kb) of de gemengde leerweg (gl) een
                  technisch profiel. In het schooljaar 2019–2020 was een verdere daling van technische
                  leerlingen in het vmbo richtingen zichtbaar. Het aantal technische leerlingen daalde
                  sterker (8%) dan het aantal leerlingen in niet-technische profielen (4%). Het aantal
                  vmbo-vestigingen dat technische profielen verzorgt is de laatste twee jaar stabiel
                  en bijna alle leerlingen in vmbo basis/kader kunnen binnen een straal van 10 kilometer
                  een school te vinden die een technisch profiel aanbiedt. Ook leerlingen die een niet-technisch
                  profiel hebben gekozen, kunnen in aanraking komen met techniek door technische beroepsgerichte
                  keuzevakken te volgen. Het aantal examens dat wordt afgelegd in het kader van een
                  technisch keuzevak blijft stabiel. Uiteindelijk stroomde in 2019–2020 zo’n driekwart
                  van de leerlingen in de technische profielen in het vmbo door naar een technische
                  mbo-opleiding. De onderzoekers geven in het rapport aan dat activiteiten rondom STO,
                  die in januari 2020 formeel zijn gestart, nog niet van invloed kunnen zijn geweest
                  op de cijfers. Gezien de aandacht die er afgelopen jaar was voor het opzetten en verbeteren
                  van technische keuzevakken, en het werven van leerlingen hiervoor, is de verwachting
                  dat het aanteel leerlingen dat een technisch profiel volgt de komende jaren zal stijgen.
                  De voortdurende ontwikkeling van innovatieve en uitdagende keuzevakken, zoals Circulair
                  en duurzaam bouwen, Elektrische voertuigen en Dronetechniek, door de STO-scholen levert
                  hier een belangrijke bijdrage aan.
               
Transitie naar gezamenlijk aanbod techniekonderwijs langdurig proces
Gezien de fase en ontwikkeling waarin STO zich momenteel bevindt is het nu te vroeg
                  om conclusies te trekken over de doelstellingen. Ook het volgende STO-monitor- evaluatieonderzoek
                  zal nog in het teken staan van de transitiefase. In de daaropvolgende rapportages
                  zal de focus verlegd worden naar resultaten en effecten. De inzet van het technisch
                  onderwijsbeleid op het stimuleren van samenwerking tussen scholen op vrijwillige –
                  maar niet vrijblijvende – basis, is een proces van lange adem.
               
Aandacht voor leerlingendaling en lerarentekort in de techniek
Twee aandachtspunten uit het monitor- en evaluatieonderzoek wil ik graag nader aanstippen:
                  de urgentie rond het vraagstuk omtrent leerlingendaling en het tekort aan technisch
                  vmbo onderwijzend personeel. Over mijn inzet op leerlingendaling heb ik uw Kamer geïnformeerd
                  in mijn brief van 31 augustus 2021.5 Ook hierbij richt het kabinetsbeleid zich op het stimuleren van regionale samenwerking
                  tussen schoolbesturen. De ondersteuning richt zich op die regio’s waar de leerlingendaling
                  het grootst is. Door doorstroom naar vmbo-t en havo is leerlingendaling voor het technisch
                  vmbo een extra uitdaging. Dat zal de komende jaren vragen om extra aandacht in het
                  technisch onderwijsbeleid. In het STO-ondersteuningsteam zijn twee coördinatoren aangesteld die diverse initiatieven op het terrein
                  van lerarentekort ontplooien en samenbrengen. Hiernaast spreek ik met de Stichting
                  Platforms vmbo (SPV) over de doorontwikkeling van de tien beroepsgerichte profielen
                  in het vmbo.
               
Extra ondersteuning samenwerking bij techniek-lerarenopleidingen hbo
Eind 2020 heb ik in het kader van de versterking van het techniekonderwijs een subsidie
                  verstrekt van € 3,8 miljoen aan vijf hogescholen. Verenigd in het Expertise Centrum
                  Professionalisering Beroepsonderwijs (ECPB) werken zij samen aan de versterking van
                  lerarenopleidingen voor het technisch vmbo. Op 1 januari is het project Terugdringen Tekorten Techniekdocenten van start gegaan om de opleidingen aantrekkelijker en flexibeler te maken én meer
                  op maat te gaan vormgeven. Ik zal de voortgang van dit project in mijn volgende voortgangsrapportage
                  nader toelichten.
               
Samenwerking in STO-regio’s toont flexibiliteit en weerstandsvermogen
De regio’s zelf hebben tegelijkertijd niet bij de pakken neer gezeten. Ik ben onder
                  de indruk van alle initiatieven. Men kijkt wat wél kan. Flexibiliteit en creativiteit
                  worden ingezet om «coronaproof» alternatieven te ontwikkelen: online lessen en activiteiten,
                  filmpjes, virtuele opdrachten, online meetings, festivals, speeddates. Dit leidt tot
                  nieuwe producten die tevens zijn te gebruiken voor een groter bereik, zonder extra
                  inzet te vragen van het bedrijfsleven. Ook is de tijd dat fysieke activiteiten onmogelijk
                  waren, door veel regio’s benut om voorbereidend werk of ontwikkelactiviteiten naar
                  voren te halen. Verder is er afgelopen jaar in veel regio’s aandacht uitgegaan naar
                  de aanschaf van nieuwe materiaal, apparatuur en inrichting van technieklokalen. De
                  aanschaf van nieuwe materialen wordt als positief ervaren; het biedt nieuwe mogelijkheden,
                  techniek wordt zichtbaar in de school en leerlingen zijn er enthousiast over.
               
STO stimuleert doorlopende leerroutes po en mbo samenwerking en bedrijfsleven
De individuele plannen van de 77 regio’s tonen al vanaf de start in 2020 veel ambitie.
                  Sterk Techniekonderwijs wordt door het onderwijsveld én het bedrijfsleven gezien als
                  een kwalitatieve en kwantitatieve impuls voor de samenwerking in de regio en tussen
                  vmbo en mbo. Dit wordt ook ervaren door het STO-ondersteuningsteam. STO draagt eveneens
                  bij aan het ontwikkelen van doorlopende leerroutes in de technieksector waardoor leerlingen
                  in maatwerk routes kunnen doorstromen van het vmbo naar het mbo. De plannen leiden
                  tot structurele versteviging in de samenwerking tussen school en bedrijfsleven, het
                  ontwikkelen van nieuwe beroepsgerichte keuzevakken en het verder professionaliseren
                  van docenten en instructeurs. De totstandkoming van de STO-regio’s werkt bovendien
                  positief voor andere thematiek binnen het voortgezet onderwijs. Op het terrein van
                  leerlingendaling en de plannen voor het Nationaal Programma Onderwijs weten scholen
                  en besturen te profiteren van de regiovorming. Op deze manier draagt STO bij om allen
                  die bij het onderwijs betrokken zijn te verenigen in het streven naar goed onderwijs.
               
Voortgangsrapportages basis voor inzet structurele middelen vanaf 2024
Komend najaar leveren alle regio’s een voortgangsrapportage aan. Daarbij krijgen de
                  samenwerkingspartners de mogelijkheid hun plannen bij te stellen. Ik vraag hen daarbij
                  tevens om expliciet in te gaan op de gevolgen van COVID-19. De mogelijkheid bestaat
                  dat het STO-ondersteuningsteam de regio’s naar aanleiding daarvan extra zal ondersteunen. Het huidige
                  programma loopt door tot 2024. De voortgangsrapportages vormen daarom tevens de basis
                  voor de ontwikkeling van aanvullend beleid. In combinatie met gesprekken met belanghebbenden
                  en een advies van de onafhankelijke beoordelingscommissie, zal medio 2022 bepaald
                  worden hoe de structurele middelen voor het technisch vmbo na 2023 worden ingezet.
                  Hierover wordt uw kamer geïnformeerd in de volgende voortgangsbrief over Sterk techniekonderwijs.
               
Regio Dronten dient als laatste regio een plan in
Tot slot wil ik mijn brief graag afsluiten met goed nieuws. In 2020 zijn 77 STO-regio’s
                  gestart met de uitvoering van hun plannen. De laatste regio – de regio Dronten – was
                  er bij de derde tranche van de subsidieregeling niet in geslaagd om tot een definitieve
                  subsidieaanvraag te komen. Begin 2021 hebben de partners in Dronten mij benaderd.
                  De onderlinge samenwerking tussen de schoolbesturen is in de tussenliggende periode
                  sterk verbeterd en bovendien heeft Dronten lering getrokken van de uitvoering van
                  de plannen in de omringende STO-regio’s, waarin de vo-scholen eveneens participeren.
                  Na een positief advies van de beoordelingscommissie en in overleg met het STO-ondersteuningsteam
                  heb ik besloten om de regio Dronten alsnog een STO-subsidie toe te kennen. Met de
                  start van het nieuwe schooljaar is het programma Sterk Techniekonderwijs hiermee landelijk
                  dekkend.
               
U ontvangt medio 2022 de volgende voortgangsbrief over Sterk Techniekonderwijs.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
                  A. Slob
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media