Brief regering : Kabinetsreactie op afsprakenlijst IPKO augustus 2021 en antwoorden op schriftelijke vragen (herdruk)
33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg
AF/ Nr. 43 HERDRUK1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2021
De vaste commissies voor Koninkrijksrelaties van de Eerste en Tweede Kamer hebben
mij d.d. 13 september 2021 verzocht om, namens het kabinet, de beide Kamers te voorzien
van een reactie op de afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg
(IPKO) dat heeft plaatsgevonden van 23 tot en met 25 augustus jl. op Bonaire. Daarnaast
heb ik in het verlengde hiervan, als coördinerend bewindspersoon Koninkrijksrelaties,
18 gerichte vragen ontvangen van de leden van de Tweede Kamer die onderdeel uitmaakten
van de IPKO-delegatie. Hierbij doe ik u de appreciatie en de beantwoording toekomen,
mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Financiën, van Infrastructuur
en Waterstaat, van Justitie en Veiligheid, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en namens de Staatssecretarissen van Economische
Zaken en Klimaat, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Recente ontwikkelingen per land
De COVID-19 pandemie heeft de autonome landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten voor
grote uitdagingen gesteld. Zoals bekend bij uw Kamer ontvangen de landen Aruba, Curaçao
en Sint Maarten sinds begin 2020 liquiditeitssteun om de gevolgen van de COVID-19
pandemie op te vangen. Met deze steun worden de landen in staat gesteld te voldoen
aan hun basisverplichtingen. Als voorwaarde voor het ontvangen van de noodzakelijke
liquiditeitssteun dienen de landen hervormingen door te voeren met het doel de financiële,
economische, institutionele en maatschappelijke weerbaarheid te versterken. Deze hervormingen
zijn opgenomen in de landspakketten.
Nederland is zich bewust van de vreemdelingenproblematiek op Aruba en in de andere
Caribische landen binnen het Koninkrijk. We staan Aruba en andere (ei)landen bij om
deze uitdagingen het hoofd te bieden. Per voorjaarsnota 2019 is hiervoor 23,8 miljoen
euro uitgetrokken. Met deze gelden is de ondersteuning aan Aruba, Curaçao en Bonaire
uitgewerkt. Dit geld wordt deels generiek ingezet door bijvoorbeeld de Kustwacht Caribisch
gebied te versterken. Voor Aruba betekent dit ook specifieke ondersteuning voor de
Arubaanse asiel- en toelatingsorganisatie, voor de Arubaanse dienst terugkeer en vertrek
en voor de voorzieningen die extra onder druk staan vanwege de verhoogde influx van
(ongedocumenteerden) migranten, zoals de vrouwenopvang en de gevangenis. Deze ondersteuning
wordt sinds eind 2019 geleverd. Als gevolg van COVID-19 is de uitvoering in 2020 vertraagd
maar inmiddels zijn de projecten vrijwel allemaal afgerond. Nederland blijft in gesprek
met Aruba over de invulling die het land geeft aan de Afl. 60 miljoen besparingen
in de zorgsector.
Daarnaast heb ik met belangstelling kennisgenomen van de wens van de Curaçaose delegatie
om te komen tot nieuwe vriendschappelijke verhoudingen binnen het Koninkrijk. De rechtsorde
binnen het Koninkrijk is vastgelegd in het Statuut. Het Statuut bepaalt dat elk land
de eigen belangen behartigt, en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke
belangen verzorgt en wederkerig bijstand verleent. Een goede relatie is essentieel
om hier invulling aan te geven en daar werkt dit kabinet aan. De onderlinge relatie
vraagt continu aandacht. Daarbij kan het soms – zeker in crisistijd – schuren. Nederland
heeft sinds het begin van de corona-crisis de landen, waaronder Curaçao, op verschillende
manieren ondersteund. Ook heeft Nederland het aanbod gedaan om liquiditeitssteun en
andere ondersteuning te leveren, waarbij aan Curaçao wel gevraagd is om noodzakelijke
hervormingen door te voeren die de economie van Curaçao versterken en de samenleving
weerbaarder maken. Nederland wil aan dit aanbod samen met Curaçao uitvoering geven.
Ik heb ook kennisgenomen van het feit dat de Ombudsman van Sint Maarten een zaak heeft
voorgelegd aan het Constitutioneel Hof ten aanzien van de drie landsverordeningen
waarmee salariskortingen en normering topinkomens worden geregeld, met als doel deze
te toetsen op verenigbaarheid met de Staatsregeling van Sint Maarten. Een uitspraak
hierover heeft het Constitutioneel Hof nog niet gedaan.
Op Sint Maarten wordt hard gewerkt aan de wederopbouw. Het Recovery Trust Fund is
nu drie-en-een-half jaar onderweg en heeft zichtbare resultaten voor de inwoners van
Sint Maarten opgeleverd. Na een gedegen voorbereiding wordt inmiddels een groot aantal
projecten uitgevoerd. Zo start deze maand de reconstructie van de luchthaven, zijn
de contouren van het nieuwe ziekenhuis zichtbaar, is het grootste gedeelte van de
scheepswrakken in de Simpson Bay Lagoon verwijderd en zijn kinderen van drie scholen
dit schooljaar weer naar hun eigen duurzaam herstelde school gegaan. Ik constateer
evenwel dat het soms sneller kan, en sneller zou moeten.2 Ik blijf daar dan ook op aandringen tijdens de gesprekken met de Wereldbank en de
regering van Sint Maarten. Zo nodig zal Nederland ondersteuning bieden.
Het kabinet is zich zeer bewust van de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland.
Om de levensomstandigheden in Caribisch Nederland structureel te verbeteren, heeft
het kabinet zich ingezet om de kosten van levensonderhoud te verlagen en stapsgewijs
de inkomens te verhogen. De afgelopen jaren is over dit onderwerp veelvuldig met de
Kamer gesproken. In die debatten en in voortgangsrapportages zijn de stappen uiteengezet
die dit kabinet heeft ondernomen om de armoedeproblematiek aan te pakken. Het is aan
het volgende kabinet om de ingezette koers – samen met de openbare lichamen – te vervolgen.
Verkiezingen
Het kabinet onderschrijft dat wederzijdse verkiezingswaarnemingen door parlementariërs
een positieve bijdrage kunnen leveren aan de borging en de versterking van vrije en
eerlijke verkiezingen in de vier landen van het Koninkrijk. Het kabinet ziet dan ook
uit naar de verdere concretisering tijdens de IPKO-vergadering van januari 2022.
Betere en duurzame relaties binnen het Koninkrijk
Het kabinet zet zich momenteel op verschillende manieren in voor het vergroten van
het wederzijds begrip en vertrouwen tussen Nederland en het Caribisch deel van het
Koninkrijk. Dat gebeurt in de dagelijkse praktijk door intensieve samenwerking tussen
de ambtenaren en bestuurders van de landen en de openbare lichamen en de departementen
in Den Haag. Met de Haagse Hogeschool is een tweedaagse cursus ontwikkeld voor beleidsmedewerkers
in Nederland met als doel kennis van en begrip voor het Caribisch deel van het Koninkrijk
te vergroten en daarmee de onderlinge samenwerking te versterken. Ook wordt aan het
vergroten van wederzijds vertrouwen en begrip bijgedragen door uitwisselingen met
Nederlandse gemeenten. Noemenswaardig is ook de ambtelijke werkgroep «motie Van Raak».
Hierin gaan de vier landen vanaf november met elkaar na wat de mogelijkheden zijn
om de relaties binnen het Koninkrijk beter en duurzamer vorm te geven. Deze werkgroep
zal zich in eerste instantie buigen over de vraag welke onderwerpen en vraagstukken
precies tot haar taakopdracht behoren. De identificatie van een spanningsveld tussen
formele bevoegdheden en taken en de uitwerking daarvan in de praktijk zou zich hiervoor
ook goed lenen.
Daarnaast geldt de opdracht aan de rijkswetgever in artikel 12a Statuut om een geschillenregeling
tot stand te brengen inderdaad onverminderd. De Nederlandse leden van de Rijksministerraad
zullen een aangekondigd nieuw wetsontwerp met belangstelling afwachten. Hierbij is
het van belang dat door de Caribische regeringen in een tijdig stadium wordt gezocht
naar draagvlak voor het betreffende ontwerp.
Het is goed om kennis te nemen van het feit dat de uitvoering van Mensenrechtenverdragen
de aandacht heeft van de Statendelegaties. Op dit moment ziet het kabinet geen noodzaak
om te onderzoeken of het College voor de Rechten van de Mens hierbij ondersteuning
kan bieden. Beoogd is de uitvoering eerst via samenwerking tussen de landen op regeringsniveau
te bevorderen, In de toelichting bij de begroting bent u geïnformeerd, dat hiervoor
op ambtelijk niveau een mensenrechtenverdragencommissie in het leven is geroepen.
In deze commissie wordt besproken hoe de vier landen van het Koninkrijk elkaar kunnen
bijstaan bij het bespoedigen van de implementatie van verdragen, die in sommige gevallen
in de Caribische landen al jaren op zich laat wachten. Vandaar uit wordt bezien welke
vervolgstappen genomen kunnen worden door de regeringen. De commissie streeft ernaar
in de loop van het aankomende begrotingsjaar de eerste resultaten van haar samenwerking
aan de parlementen van het Koninkrijk te kunnen overleggen.
Het Verdrag van Istanbul is voor Europees Nederland in 2015 geratificeerd en een jaar
later in werking getreden. Ten aanzien van Caribisch Nederland werkt het Ministerie
van VWS sinds 2017 in het kader van een bestuursakkoord samen met de openbare lichamen
om de situatie op de BES-eilanden in overeenstemming te brengen met het verdrag. De
Staatssecretaris van VWS heeft u toegezegd dit najaar per brief te informeren over
de uitkomsten van de analyse inzake de medegelding van het Verdrag van Istanbul voor
Caribisch Nederland.
Ik heb geen formele rol of verantwoordelijkheid bij de bekrachtiging van het Verdrag
van Istanbul in de autonome landen. Wel heeft mijn departement een voortrekkersrol
bij de bevordering van samenwerking tussen de landen ten behoeve van de uitvoering
van mensenrechtenverdragen, zoals het Verdrag van Istanbul. Deze uitvoering – waar
ratificatie door de Koninkrijksregering aan vooraf gaat – is bij mensenrechtenverdragen
een autonome aangelegenheid van de Caribische landen. In een vorig jaar ingestelde
mensenrechtenverdragencommissie werken de landen samen om de totstandkoming van implementatiemaatregelen
te bespoedigen. Ook organiseert het Ministerie van VWS in samenwerking met het Ministerie
van BZK voor de zes (ei)landen een conferentie over huiselijk geweld en kindermishandeling
met als doel kennis delen en samenwerken. Zo wordt er een samenwerkingsovereenkomst
voorbereid om de intereilandelijke opvang te bevorderen.
De delegaties hebben met recht aandacht voor de rechtsstaat en de onafhankelijke journalistiek.
In Europees Nederland is in de Mediawet 2008 opgenomen dat publieke en commerciële
omroepen redactionele autonomie hebben. Voor omroepen in Caribisch Nederland is dit
opgenomen in de Mediawet BES. Verder ondersteunt de overheid in Europees Nederland
onafhankelijke journalistiek, bijvoorbeeld met subsidies via het Stimuleringsfonds
voor de Journalistiek.
Bevordering samenwerking en uitvoering landspakketten
Over de zorg vinden overleggen tussen Nederland, Curaçao, Aruba en Sint Maarten al
op reguliere basis plaats sinds 2013. Deze overleggen zijn door de COVID-19-crisis
in 2020 geïntensiveerd tot maandelijkse overleggen, zowel op bestuurlijk als ambtelijk
niveau, onder leiding van de Staatssecretaris van VWS. Met de landen is afgesproken
dat dit overlegplatform ook post-COVID gecontinueerd wordt, zodat hierin ook andere
onderwerpen besproken kunnen worden.
Het kabinet onderschrijft het belang om aspecten van preventie en detentie meer regionaal
te verkennen. Zo wordt in het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) bij deze onderwerpen
stilgestaan. In het JVO van 7 juli dit jaar is de Taskforce detentie en de complexiteit
van de uitvoeringsmogelijkheden van forensische zorg en TBS-/PIJ-maatregelen in de
Caribische regio aan de orde gesteld. De Minister van Justitie en Veiligheid en ik
informeerden de Tweede Kamer hierover.
Het kabinet acht toegang tot stabiele financiële systemen voorwaardelijk voor de economische
ontwikkeling van de Caribische delen van het Koninkrijk en voor de zelfontplooiing
van zijn inwoners. Net zoals in Europees Nederland wordt het betalingsverkeer in de
Caribische delen van het Koninkrijk verzorgd door commerciële partijen. Het is in
beginsel aan de markpartijen zelf om te bepalen waar en op welke manier elektronische
betaaldiensten worden aangeboden. Het kabinet draagt zorg dat regelgeving hier niet
aan in de weg staat. Handelsverdragen worden voor Europees Nederland door de Europese
Unie onderhandeld en gelden alleen voor het Europese deel van Nederland. Gelet op
de autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten kunnen de landen zelfstandig over
handelsverdragen onderhandelen en deze afsluiten. De Autoriteit Financiële Markten
oefent toezicht uit op de financiële ondernemingen in Caribisch Nederland. Gelet op
de hierboven genoemde autonomie is het aan de landen zelf om te onderzoeken of er
noodzaak is tot een vergelijkbare organisatie voor de landen.
De zorg van de landen dat de hervormingen nieuwe uitdagingen opleveren, bijvoorbeeld
waar het gaat om financiering van nieuw beleid, sociaal beleid, gezondheidsvoorzieningen
en het effectief maken van het ambtelijk apparaat is mij bekend. Veel van de hervormingen
hebben echter juist tot doel om de financiën beter in evenwicht te brengen. Zo zal
het hervormen van het belastingstelsel bij moeten dragen aan het verhogen van de overheidsinkomsten
en het moderniseren van de overheidsorganisatie aan het verlagen van de uitgaven.
Hiermee ontstaat ruimte voor kwaliteitsimpulsen op andere terreinen.
Het kabinet onderschrijft het belang van goed onderwijs in de landen en samenwerking
tussen de landen daarbij. In januari 2021 heeft de Minister van OCW met de onderwijs
Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in het Vierlandenoverleg Onderwijs en
Cultuur afspraken gemaakt over nauwe samenwerking. Daarnaast is in het kader van de
landspakketten gestart met een doorlichting van het onderwijs in de landen. Op basis
hiervan zal het kabinet de landen helpen de aanbevelingen om te zetten in maatregelen
die het onderwijs beter maken.
Sustainable Development Goals
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de gesprekken over de voortgang en uitdagingen
in de verschillende landen op de Sustainable Development Goals (SDG’s) die raken aan
klimaat en duurzaamheid. Voor een onafhankelijk lidmaatschap van de WTO zouden Aruba
en Sint-Maarten zelf een aanvraag voor toetreding moeten doen. Als de General Council
van de WTO deze aanvraag goedkeurt, zal het Land in kwestie moeten onderhandelen met
in potentie alle huidige 164 WTO-leden over de voorwaarden van toetreding, zoals bijvoorbeeld
tariefschema’s. Het is daardoor moeilijk om vooraf een inschatting te geven van de
juridische en economische verplichtingen en voordelen die voortvloeien uit een dergelijke
onafhankelijk lidmaatschap. Het is aan het land om te onderhandelen en tot afspraken
te komen.
Schriftelijke vragen van leden van de Vaste Commissie voor Koninkrijksrelaties n.a.v.
de IPKO-reis augustus 2021
Vraag 1
Hebben Aruba, Curaçao en Sint Maarten toegang tot belastings- en handelsverdragen
die door Koninkrijk zijn of worden afgesloten, mede in het licht van de kansen voor
de concurrentiepositie en risico’s?
Antwoord
Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn net als Nederland fiscaal autonoom binnen het
Koninkrijk met elk een eigen fiscaal systeem en belastingwetten. Omdat elk van de
landen van het Koninkrijk vanwege deze autonomie zelf zijn eigen belastingverdragen
onderhandelt, gelden Nederlandse belastingverdragen alleen voor Nederland. Het Nederlands
verdragsbeleid biedt de mogelijkheid om een uitbreidingsbepaling op te nemen in verdragen,
die het onder voorwaarden mogelijk maakt om – met goedvinden van de andere verdragspartij
– het belastingverdrag uit te breiden tot een of meer van de Caribische landen van
het Koninkrijk, indien die Caribische landen dat wensen. Hoewel deze bepaling in een
groot deel van de Nederlandse belastingverdragen is opgenomen, is tot nu toe nog geen
gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
Handelsverdragen worden voor Europees Nederland door de Europese Unie (EU) onderhandeld.
Dergelijke verdragen komen tot stand tussen de EU en haar lidstaten enerzijds en derde
landen anderzijds en gelden daarom alleen voor het Europese deel van Nederland. Aruba,
Curaçao en Sint Maarten vallen buiten het toepassingsbereik van deze verdragen. Vanwege
de hierboven reeds genoemde autonomie, kunnen de Caribische landen zelfstandig handelsverdragen
onderhandelen. Verdragen inzake bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen,
de zogenaamde IBO’s, die door het Koninkrijk der Nederlanden worden gesloten, gelden
in beginsel ook voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, behalve als deze landen aangeven
geen medegelding te wensen.
Vraag 2
Wat zijn de mogelijkheden voor het CPB om ook de verkiezingsprogramma’s voor de Statenverkiezingen
in de andere landen van het Koninkrijk door te rekenen, net als gebeurt voor de Tweede
Kamerverkiezingen in Nederland?
Antwoord
Het CPB biedt, vanuit zijn rol als onafhankelijk economisch onderzoeksinstituut, Nederlandse
politieke partijen de mogelijkheid om de economische gevolgen van verkiezingsprogramma’s
door te laten rekenen. Voor deze doorrekening is vergaande kennis van de macro-economische,
financiële en juridische context van het Land in kwestie benodigd. Als Nederlands
onderzoeksinstituut beschikt het CPB niet over deze kennis met betrekking tot de Caribische
Landen van het Koninkrijk. Indien Aruba, Curaçao of Sint Maarten een geschikt onafhankelijk
instituut bereid vindt om de doorrekening van lokale verkiezingsprogramma’s uit te
voeren, dan kan het CPB technische assistentie verlenen. Hoe die technische assistentie
vormgegeven kan worden is afhankelijk van het daartoe strekkende verzoek.
Vraag 3
Welke beperkingen zijn er momenteel voor elektronische betaalsystemen en -methoden
op de BES-eilanden en/of CAS-landen? Wat zijn de mogelijkheden voor het invoeren van
iDEAL, Paypal en/of andere elektronische betaalsystemen op de BES-eilanden en/of CAS-landen?
Antwoord
Net zoals in Europees Nederland wordt het betalingsverkeer verzorgd door commerciële
partijen. Het is in beginsel aan de markpartijen zelf om te bepalen waar en op welke
manier elektronische betaaldiensten worden aangeboden; de regelgeving staat hier aan
niet in de weg en er zijn in die zin geen beperkingen.
Vraag 4
Er zijn grote zorgen over de stijgende tarieven voor brandstof en elektriciteit, reserve
capaciteit en de gevolgen voor de kosten van het levensonderhoud op Bonaire geuit.
Wat kan er op korte termijn worden gedaan om te voorkomen dat de behoefte van het
Water en Energiebedrijf Bonaire (WEB) tot snelle uitbreiding van hun productiecapaciteit
negatieve consequenties heeft voor verduurzamingsmogelijkheden en tarieven?
Vraag 5
Welke oplossingsmogelijkheden zijn er om de investering in verduurzaming te plegen
en is het mogelijk dat Bonaire Brandstof Terminals BV deze benodigde investeringen
voor haar rekening neemt?
Vraag 6
Wat is de stand van zaken rond de uitvoering van de motie van het lid Kuiken over
een structurele verlaging van de tarieven voor elektriciteit en drinkwater op Bonaire
(Kamerstuk 35 420, nr. 332)?
Antwoord op de vragen 4, 5 en 6
De private elektriciteitsproducent van Bonaire, ContourGlobal Bonaire BV (CGB), is
in overleg met WEB over de uitbreiding van de productiecapaciteit. Hiernaast is het
ook mogelijk dat Bonaire Brandstof Terminals BV (BBT) investeert in (duurzame) productiecapaciteit.
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat spreekt met alle partijen over de
mogelijke inzet en rol bij financiering, uitrol en onderhoud. Het doel is een optimale
mix van snelheid, kostendaling en verduurzaming te vinden, waar de motie Kuiken ook
aandacht voor vroeg (Kamerstuk 35 420, nr. 332). In alle oplossingsmogelijkheden is het belangrijk dat de productie op verantwoorde
wijze gecoördineerd wordt om de stabiliteit van het kleine eilandelijke net te borgen.
Ook heeft het kabinet, conform motie Boucke c.s. over een routekaart naar klimaatneutrale
energievoorziening in Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 632, nr. 14), TNO opdracht gegeven in overleg met de openbare lichamen de hernieuwbare energieopties
in kaart te brengen. Naar verwachting wordt het onderzoeksrapport met routekaarten
rond het einde van het jaar aan uw Kamer gezonden.
Vraag 7
Kan een overzicht worden gegeven van de gemiddelde kosten voor boodschappen, gas/water/licht
en internet op de BES-eilanden en in Europees Nederland?
Antwoord
In 2018 heeft Regioplan in opdracht van de Staatssecretaris van SZW in kaart gebracht
wat de minimaal noodzakelijke kosten van levensonderhoud zijn. Deze uitgaven variëren
sterk per type huishouden, vandaar dat de kosten voor verschillende huishoudsamenstellingen
zijn vastgesteld. De bedragen van Regioplan worden jaarlijks geïndexeerd met de consumentenprijsindex
per bestedingscategorie per eiland en met uw Kamer gedeeld.3
Een kostenvergelijking tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland is niet voorhanden.
Die vergelijking is ook niet relevant omdat de kostenpatronen verschillen. Dat laat
onverlet dat we in Caribisch Nederland voor een belangrijke opgave staan, te weten,
het verbeteren van het voorzieningenniveau en het verminderen van de kosten van levensonderhoud
voor de inwoners van Caribisch Nederland. Met de aanpak ijkpunt sociaal minimum zet
het kabinet zich dan ook in om het inkomen van inwoners van Caribisch Nederland meer
in balans te brengen met de kosten van levensonderhoud. Daar moeten we aan werken,
ongeacht hoe de kosten van levensonderhoud zich tot de kosten in Europees Nederland
verhouden.
Vraag 8
Hoe is het gesteld met de handhaving op Bonaire als het gaat om bouwen waarbij een
natuurvergunning nodig is?
Antwoord
In december 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de handhaving van natuur- en milieuwetgeving
naar aanleiding van het rapport van de Raad voor de rechtshandhaving (Kamerstuk 30 825 nr. 220). De Raad voor de rechtshandhaving heeft onderzoek gedaan naar de handhaving van
natuur-en milieuwetgeving Caribisch Nederland. De conclusie van de Raad is dat er
op deze terreinen nog weinig aan rechtshandhaving wordt gedaan. Op basis van het Natuur
en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 worden door de Minister van LNV
per eiland uitvoeringsagenda’s opgesteld, waar handhaving een prioriteit is en waar
de aanbevelingen van de Raad voor de rechtshandhaving geadresseerd worden. Beoogd
is de uitvoeringsagenda’s einde van dit jaar vast te stellen. Uw Kamer wordt hier
nader over geïnformeerd.
Vraag 9
Wat gaat er gebeuren met de ruimte die de zoutwinning op Bonaire nu inneemt als de
concessie met Cargill afloopt?
Antwoord
De onderhandelingen over een nieuwe concessie van het zoutbedrijf Cargill is het mandaat
van het openbaar lichaam Bonaire. De huidige concessie loopt medio 2024 af. De eerste
besprekingen hierover zullen binnenkort plaatsvinden. De Ministeries van EZK en LNV
hebben hulp aangeboden van een externe deskundige bij de voorbereidingen en de onderhandelingen
met het oog op verlenging van de concessie. Het bedrijf is belangrijk voor het beheer
van het ca. 400 ha grote terrein met beschermde natuur.
Vraag 10
Er worden nieuwe woningen gebouwd op Bonaire, maar dit zijn vrije sector woningen.
Klopt het dat dit geen oplossing is voor de woningnood onder lagere inkomens of bijzondere
doelgroepen? Welke plannen zijn er om op korte termijn voldoende sociale huurwoningen
te realiseren?
Antwoord
Nieuwe woningen in de vrije sector dragen bij aan de diversificatie van het woningaanbod;
het bouwen van vrijesectorwoningen is echter geen oplossing voor de woningnood onder
lagere inkomens of bijzondere doelgroepen. Om het tekort aan sociale huurwoningen
aan te pakken, heeft dit kabinet met het openbaar lichaam Bonaire en de Fundashon
Cas Bonairiano het Convenant Volkshuisvesting Bonaire getekend. In dat Convenant zijn
afspraken vastgelegd over de financiering, planning en bouw van 500 sociale huurwoningen.
Vastgelegd is dat de bouw in verschillende tranches zal plaatsvinden. De actuele planning
is dat de 500 nieuwbouwwoningen eind 2027 zijn opgeleverd.
Het kabinet heeft geïnvesteerd in de sociale woningbouw in Caribisch Nederland. Dat
neemt niet weg dat de behoefte aan meer sociale huurwoningen groot blijft in Caribisch
Nederland; zo is er ook een toenemende Vraag naar woningen voor bijzondere doelgroepen
zoals ouderen en jongeren. Voortbordurend op de resultaten die dit kabinet gerealiseerd
heeft, ligt het in de rede om tot een aanvullend sociaal huisvestingprogramma te komen,
met betrokkenheid van het Rijk, de Openbare Lichamen en lokale woningstichtingen.
Het is aan het nieuwe kabinet om een besluit te nemen over de wenselijkheid en financiering
van een dergelijk aanvullend sociaal huisvestingsprogramma.
Vraag 11
Welke korte termijn plannen liggen er om de infrastructuur en asfaltering op Bonaire
te verbeteren?
Antwoord
Het Meerjarenprogramma Wegen Bonaire dat mede uit middelen van het Regeerakkoord Rutte
III wordt gefinancierd, is in uitvoering. Op korte termijn betekent dit volgens de
huidige planning dat er in de periode 2021–2023 twaalf wegenprojecten afgerond moeten
worden. Daarnaast wordt gekeken of er aanvullend (vanuit lokale middelen) versterkt
ingezet kan worden op achterstallig groot onderhoud en verharding van zandwegen.
Vraag 12
Bonaire International Airport streeft in haar Masterplan 2040 naar het verwerken van
9 miljoen passagiers in 2040. Als deze allen op Bonaire moeten verblijven, moet het
aantal hotelbedden verdrievoudigen. Sluit dit aan bij de visie op de ontwikkeling
van het eiland qua kwaliteitstoerisme?
Antwoord
In het rapport «Prognoses BIA 2040» (prof. Em. Jaap de Wit i.s.m. SEO) zijn twee scenario’s
gebruikt om de groei van de passagiersbewegingen in de toekomst te berekenen. In het
«Business as Usual scenario» (BAU) zouden in 2040 op BIA 676.000 passagiersbewegingen
per jaar plaats kunnen vinden, en in het zogenaamde «Toerisme Stimulering» (TS) scenario
900.000 passagiers-bewegingen in 2040. Bovendien zijn dit passagiersbewegingen: aankomende
èn vertrekkende passagiers opgeteld. Met andere woorden: het bruto aantal arriverende
passagiers zou in 2040 in het hoogste scenario ongeveer 450.000 kunnen zijn en dus
geen 9 miljoen. Ondanks dat niet alle toeristen in hotels overnachten (CBS 2012 slaapplaatsen
Bonaire: 48% hotels en resorts) zou een dergelijke stijging van het toerisme in 2040
een flinke toename van de hotelcapaciteit vergen. In hoeverre die toename op een kwalitatief
goede en duurzame wijze gerealiseerd kan worden is aan het eilandbestuur zelf. Ik
heb hierover veelvuldig met het Bestuurscollege gesproken en er zijn intensieve contacten
tussen mijn ministerie en het openbaar lichaam Bonaire. Het is aan de eilandsraad
om hier keuzes in te maken en besluiten over te nemen, uiteraard binnen de geldende
wettelijke normen en regels zoals de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en
milieubeheer BES, de Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming BES, de Wet grondslagen
ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES (Wgro) en lokale regelgeving en beleid op het
terrein van land en water. Een nieuw te vormen kader is het ontwikkelingsprogramma
op basis van de Wgro.
Vraag 13
Wat is de stand van zaken rond de beantwoording van de schriftelijke vragen van de
leden Kuiken en Wuite over de openbare bibliotheek op Bonaire?
Antwoord
De vragen zijn reeds beantwoord door de Minister van OCW op 20 september 2021 (Aanhangsel
Handelingen II, 2020/21, nr. 4092).
Vraag 14
Heeft de Wereldbank ten aanzien van de vuilnisbelt op Sint Maarten de eis neergelegd
dat ongedocumenteerden verplicht door de Staat gehuisvest moeten worden? Klopt het
dat Nederland ongedocumenteerden niet huisvest? Hoe beoordeelt Nederland deze eis
aan Sint Maarten? Welke rol kan Nederland speken in de kwestie van de vuilnisbelt?
Antwoord
Nederland heeft gekozen om de bijdrage aan de wederopbouw van Sint Maarten te laten
lopen via de Wereldbank, onder meer om de zorgvuldige en integere procedures. Wereldbank-beleid
is van toepassing op het trustfonds. Een belangrijk onderdeel van dit beleid, dat
wordt gesteund door Nederland, is dat investeringsprojecten geen negatieve impact
mogen hebben op mens en milieu. In dat kader zijn in het beleid van de Wereldbank
de rechten vastgelegd van alle personen die binnen een project getroffen zijn door
onvrijwillige herhuisvesting. Daarbij speelt hun status geen rol. Om tot een duurzame
oplossing van de dump te komen, vormen de werkzaamheden die moeten worden verricht
een risico voor de direct omwonenden, waaronder ongedocumenteerden. Zij zullen om
die reden hun huidige woning moeten verlaten. De oplossing kan inderdaad nieuwe huisvesting
zijn, maar een andere compensatie is ook mogelijk. Na zorgvuldige voorbereiding is
een plan voor herhuisvesting in de afrondende fase.
Het klopt dat in Nederland personen die niet rechtmatig verblijven niet in aanmerking
komen voor een huisvestingsvergunning en huurtoeslag, dat geldt ook voor herhuisvesting.
Dat is overeenkomstig de Koppelingswet geregeld in de Huisvestingswet en de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen.
De vuilnisbelt en het ontwikkelen van duurzaam afvalmanagement is en blijft prioritair.
Om dit project te ondersteunen zijn de gesprekken vergevorderd over het leveren van
technische bijstand aan het Ministerie van VROMI van Sint Maarten om tot duurzaam
afvalmanagement te komen. Het is en blijft aan Sint Maarten om beleid te implementeren
en de noodzakelijke veranderingen door te voeren.
Vraag 15
Waarom is er geen jeugdwet op de BES-eilanden?
Antwoord
De jeugdzorg in Caribisch Nederland heeft op dit moment een juridische basis in de
Invoeringswet BES en daarbij horend Besluit Pleegzorg BES, waarin de kwaliteit van
de jeugdzorg, het toezicht daarop door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en nadere
regels rondom de pleegzorg zijn vastgelegd.
Vanwege de lokale omstandigheden heeft het Ministerie van VWS – ook gelet op de legislatieve
terughoudendheid4 – er niet voor gekozen om bij de stelselherziening van de Jeugdwet in 2015, de Jeugdwet
één op één over te nemen voor Caribisch Nederland. De uitkomsten van de pilots op
de Bovenwinden, gericht op de overdacht van de uitvoering van jeugdpreventie en opvoedondersteuning
aan de openbare lichamen, zijn positief. Deze taken worden nu structureel bij het
openbaar lichaam belegd, waarover het Ministerie van VWS met Saba en St. Eustatius
afspraken maakt. Daarnaast geeft het programma BES(t)4Kids verder vorm aan de manier
waarop zorg en ondersteuning voor kinderen in Caribisch Nederland is georganiseerd
door de ontwikkeling van de zorgstructuur. Op deze manier wordt stapsgewijs onderzocht
wat passend is in de context van Caribisch Nederland met als stip op de horizon om
dat in een wettelijke regeling vast te leggen.
Vraag 16
Waarom zijn er geen Ouder- en Kindteams op de BES-eilanden, waardoor bij jeugd gerelateerde
problematiek ook de bronoorzaken binnen het gezin in samenhang bekeken kunnen worden?
Antwoord
Laagdrempelige ondersteuning van ouders en kinderen is ook in Caribisch Nederland
een prioriteit. Dit wordt op verschillende manieren vormgegeven. Op Saba is Youth
& Family Support ondergebracht bij de dienst Community Development, die ook taken
uitvoert op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling en arbeidsparticipatie. De dienst Community Development
werkt nauw samen met de dienst Public Health en het daaronder vallende consultatiebureau.
Op St. Eustatius is de opvoedkundige actief in het Social Support team waarbinnen
ook het maatschappelijk werk en het jongerenwerk is georganiseerd. Deze onderhoudt
een korte lijn met de Baby Clinic die ook onder het openbaar lichaam valt. Tenslotte
loopt er op Bonaire een project gericht op de versterking van de dienstverlening op
het gebied van eerstelijns jeugd- en gezinswerk, maatschappelijke ondersteuning, armoedebestrijding
(inclusief schuldhulpverlening) en sociale activering/participatie. Om dit te bereiken
wordt er één uitvoeringsorganisatie opgericht die deze taken uitvoert en zo een integrale
aanpak van de hulpverlening aan een gezin kan bewerkstelligen.
Vraag 17
De landen in het koninkrijk geven aan met een hoge rente te moeten lenen, terwijl
Nederland relatief goedkoop kan lenen. Is het mogelijk om de landen toe te staan om
tegen dezelfde voorwaarden te lenen voor economische investeringen?
Antwoord
Curaçao en Sint Maarten kunnen, in tegenstelling tot Aruba, op basis van de Rijkswet
financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten voor de kapitaaldienst via Nederland tegen
zeer gunstige rentetarieven lenen. In uitzonderlijke gevallen zoals Covid-19 en orkaan
Irma mogen de landen ook lenen voor de lopende dienst. Curaçao en Sint Maarten lenen
hiervoor ook bij Nederland. Ook Aruba leent in verband met de huidige Covid-crisis,
in tegenstelling tot de normale situatie, bij Nederland voor de gewone dienst. Op
het moment dat de leningaanvraag wordt gehonoreerd, al dan niet via tussenkomst van
het C(A)ft, wordt het door Nederland gevraagde rentetarief bepaald door de rente die
Nederland zelf betaalt op de kapitaalmarkt met een beperkte risico-opslag voor het
default risico dat Nederland loopt. Zo betalen de landen op dit moment 0% rente op
de liquiditeitsleningen.
Vraag 18
Heeft toenmalig Minister Hirsch-Ballin verklaard aan de landen van het Koninkrijk
voorafgaand aan 2010 dat de geschillenregeling bindend zou moeten zijn?
Antwoord
De toenmalige Minister heeft in 2010, in de nota naar aanleiding van de Verslagen
van de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba, de intentie uitgesproken tot het
instellen van een onafhankelijke instantie die juridische geschillen over de interpretatie
van het Statuut kan beslechten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties