Brief regering : Verzamelbrief veiligheid en arbeidsmarktpositie journalisten en reactie moties Koekkoek c.s. (Kamerstuk 32827-228) en Bikker c.s. (Kamerstuk 32827-227)
31 777 Persbeleid
28 684
Naar een veiliger samenleving
Nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2021
Uw Kamer heeft tijdens het debat over agressie tegen en bedreiging van journalisten
van 9 september jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 104, items 5 en 8) met de Minister
van Justitie en Veiligheid (JenV) gesproken over de veiligheid van journalisten. Mede
namens hem doe ik met deze brief zijn toezegging jegens de leden Van der Werf (D66),
Palland (CDA) en Ellemeet (GL) gestand om uw Kamer te informeren over de voortgang
van het Flexibel Beschermingspakket Freelancers. Daarbij ga ik ook kort in op de tijdens
dit debat gedane toezegging van structureel geld voor PersVeilig. Tevens geef ik met
deze brief een reactie op de vragen van het lid Kwint (SP) tijdens hetzelfde debat
over de motie van het lid Kwint c.s. over minimumtarieven.1 Voorts informeer ik u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) en de Minister van JenV over de moties van het lid Koekkoek c.s. over de Nederlandse
inzet inzake het actieplan voor Europese Democratie2 en Koekkoek c.s. over de structurele problemen met betrekking tot persvrijheid analyseren.3 Tot slot informeer ik u namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
over de motie van het lid Bikker c.s. over ondersteuning van publicisten, wetenschappers
en anderen bij bedreiging en agressie.4
Flexibel Beschermingspakket Freelancers
In de journalistieke sector wordt veel werk door freelancers gedaan, waarmee deze
freelancers een belangrijke bijdrage leveren aan de onafhankelijke en kritische journalistiek
waar wij in Nederland voor staan. Wanneer er sprake is van een dreigende situatie
als gevolg van het journalistieke werk van een journalist, is het uitgangspunt dat
er in eerste instantie een gedeelde verantwoordelijkheid ligt bij journalisten zelf
en hun werk- of opdrachtgevers om te zorgen voor een veilige werkomgeving, ongeacht
het soort contract of overeenkomst.
Werkgevers hebben en nemen een belangrijke verantwoordelijkheid in het beschermen
van hun werknemers door zelf beschermingsmaatregelen te nemen en door een bijdrage
te doen aan PersVeilig. Voor freelancers geldt dat in het «Protocol PersVeilig» (Kamerstuk
35 570 VI, nr. 104) dat door de mediasector, de politie en het OM is opgesteld ook de opdrachtgever
verantwoordelijkheid heeft om freelancers te ondersteunen in situaties van agressie
en bedreiging. Ik moedig alle werkgevers en opdrachtgevers aan om ook die mensen die
op freelance basis bij hen werken bescherming te bieden, voor zover zij dat niet al
doen vanuit goed werkgever- en opdrachtgeverschap.
Waar freelancers geen of onvoldoende ondersteuning kunnen krijgen vanuit werk- of
opdrachtgever, is ondersteuning mogelijk vanuit PersVeilig. Het kabinet heeft eind
maart van dit jaar aangekondigd dat er € 200.000 beschikbaar komt met een looptijd
van drie jaar voor een pakket aan voorzieningen. Freelancers kunnen bij dreiging via
PersVeilig van beschermingsmiddelen voorzien worden. Dit betreffen beschermingsmiddelen
voor dreigende situaties in zowel de werkomgeving als in de woonomgeving. Bij deze
middelen kan gedacht worden aan een bodycam, een noodknopvoorziening of een woningscan
om zwakke plekken te identificeren. Freelancers die zich bij PersVeilig melden, omdat
zij met een dreigende situatie te maken hebben, kijken in samenspraak met PersVeilig
welke beschermingsmiddelen uit het pakket in hun geval kunnen helpen. Elke situatie
vraagt om maatwerk en een individuele beoordeling door PersVeilig, want wat voor de
ene journalist werkt, biedt in het dreigingsgeval van een andere journalist geen soelaas.
Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat de beschermingsmiddelen zo goed mogelijk
aansluiten bij de behoefte en noodzaak en dat zoveel mogelijk journalisten geholpen
kunnen worden.
Het beschermingspakket is pas een paar maanden beschikbaar, dus het is nu nog te prematuur
om conclusies te trekken over de effectiviteit van de maatregel en de toereikendheid
van het budget, ook gelet op de doorlooptijd van drie jaar die staat voor het pakket.
De werking van het beschermingspakket hangt nauw samen met de bekendheid van zowel
PersVeilig als de mogelijkheden van ondersteuning. Hoe beter de bekendheid, die daarmee
hopelijk leidt tot hogere meldingscijfers bij PersVeilig, des te meer zicht is er
op hoeveel freelancers mogelijk ondersteuning nodig hebben vanuit het pakket. PersVeilig
werkt de komende maanden aan het nog beter onder de aandacht brengen bij mediaorganisaties
en journalisten van zichzelf en alle mogelijkheden die PersVeilig biedt. De Minister
van JenV en ikzelf staan in nauw contact met PersVeilig over het beschermingspakket.
Als blijkt dat een andere invulling van het pakket of aanvullende financiering ervan
nodig zou zijn, dan gaan wij daarover met PersVeilig in gesprek.
Structureel geld PersVeilig
Tijdens hetzelfde debat van 9 september jl. heeft de Minister van JenV mede namens
mijzelf aan uw Kamer toegezegd dat wij structureel geld vrij gaan maken voor het ondersteunen
van PersVeilig. In de komende weken gaan wij met elkaar en met PersVeilig in gesprek
om deze ondersteuning concreter vorm te geven. De Minister van JenV komt hier in zijn
toegezegde brief voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van JenV op terug. Het is
daarnaast mijn intentie om met de journalistieke sector in gesprek te gaan om te bezien
of en hoe ook zij een structurele bijdrage kunnen doen aan PersVeilig. De bescherming
van journalisten, cameramensen en fotojournalisten is immers een verantwoordelijkheid
van ons allen.
Motie Kwint c.s. over minimumtarieven
Het lid Kwint (SP) vroeg tijdens het debat van 9 september jl. aandacht voor de arbeidsmarktpositie
van freelance journalisten, waarbij hij verwees naar de motie van het lid Kwint c.s.
over minimumtarieven. Deze motie is behandeld in de Kamerbrief «Arbeidsmarkt in de
mediasector» die ik uw Kamer op 19 november 2020 heb gestuurd.5 Ik herhaal hier graag wat ik ook in deze brief aan uw Kamer heb gezegd. Als Minister
voor Media heb ik een verantwoordelijkheid voor de mediasector in den brede. Daarbij
draag ik directe verantwoordelijkheid voor de bekostiging van de landelijke en regionale
publieke omroep en ben ik stelselverantwoordelijk voor de private mediasector. Vanuit
die hoedanigheid volg ik aandachtig de ontwikkelingen ten aanzien van de arbeidsmarktpositie
van vaste, tijdelijke en freelance werkenden in de mediasector.
Afspraken ten aanzien van tarifering worden vastgelegd in cao’s of sectorale afspraken,
zoals de Fair Practice Code «Goed Opdrachtgeverschap Publieke Omroepen». Sociale partners
binnen de sector hebben een zelfstandige verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling
van de arbeidsvoorwaarden. In het Nederlandse model van gedecentraliseerde arbeidsvoorwaardenvorming
spreekt het kabinet zich niet uit over cao-onderhandelingen binnen afzonderlijke sectoren, bijvoorbeeld over de recente gestarte cao-onderhandelingen
voor de publieke omroepen. In het geval van de mediasector geldt dat zowel voor private
mediabedrijven als voor de met overheidsgeld gefinancierde publieke omroep. Deze zelfstandigheid
is een groot goed en iets waar sociale partners zelf ook zeer aan hechten. Tegelijkertijd
vind ik het belangrijk dat journalisten onder redelijke voorwaarden een boterham kunnen
verdienen met hun werk. Ik moedig de partners uit de mediasector met nadruk aan om
met elkaar het gesprek te blijven voeren over redelijke arbeidsvoorwaarden voor freelancers.
Zoals ook aangegeven in de arbeidsmarktbrief, lijken de arbeidsmarktontwikkelingen
in de mediasector veel op de ontwikkelingen op de brede arbeidsmarkt en in de culturele
en creatieve sector. De uitkomsten van deze ontwikkelingen, en naar verwachting ook
de vorming van een nieuw kabinet en een nieuw regeerakkoord, zullen van invloed zijn
op de mediasector. Ik kijk met belangstelling uit naar de uitkomsten hiervan.
Moties van het lid Koekkoek c.s. over de Nederlandse inzet inzake het actieplan voor
Europese Democratie en een analyse van structurele problemen en mogelijke oplossingen
met betrekking tot persvrijheid
Deze moties verzoeken het kabinet uw Kamer te informeren over de Nederlandse inzet
in de EU en over de situatie in Nederland. Persvrijheid is een veelzijdig concept
waaronder veiligheid en weerbaarheid van journalisten (zowel online als offline),
toegang tot officiële evenementen en vrijwaring van surveillance gerekend moeten worden.
Ook het pluralisme in de mediasector, transparantie van media-eigendom en sociale
en economische bescherming kunnen betrokken worden in een analyse van persvrijheid.
Beide moties spreken het belang uit van een aanpak op zowel landelijk als op Europees
niveau. Het kabinet is overtuigd van de noodzaak van een gezamenlijke inzet om de
persvrijheid te beschermen. Ik geef hieronder mede namens de Minister van BZK en de
Minister van JenV een kort overzicht van zaken.
In de appreciatiebrief bij deze moties6 ben ik ingegaan op de Nederlandse inzet inzake het actieplan voor Europese Democratie
voor zover deze reeds door de Commissie zijn uitgewerkt. Verwacht worden nog een voorstel
voor het tegengaan van strategische rechtszaken (SLAPP) en een monitor inzake media-eigendom.
Nederland onderkent het belang hiervan en ziet de voorstellen van de Commissie met
interesse tegemoet.
Door de Europese Commissie wordt lidstaten gevraagd te rapporteren over de situatie
in eigen land. Dit verloopt primair via het jaarlijkse rapport over de rechtstaat.
In deze rapportage wordt onder meer ingegaan op mediaconcentratie, veiligheid van
journalisten, de financiële impact van de COVID-19 pandemie op de mediasector en toegang
tot overheidsdocumenten als componenten van persvrijheid. Ik verwijs hier kortheidshalve
naar de kabinetsappreciatie. Ook in de op 16 september jl. gepubliceerde aanbeveling
aan lidstaten over het waarborgen van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid
van journalisten en andere mediaprofessionals in de Europese Unie is een monitoringsmechanisme
opgenomen.7 Het kabinet zal via een BNC-fiche op deze aanbeveling reageren.
Op 16 september jl. is door de voorzitter van de Europese Commissie tevens aangekondigd
in 2022 te zullen komen met een wetgevend voorstel gericht op de onafhankelijkheid
van media. Het kabinet is hier in beginsel positief over en wacht het concrete voorstel
op dit punt af.
Motie van het lid Bikker c.s. over ondersteuning van publicisten, wetenschappers en
anderen bij bedreiging en agressie
Op verzoek van de ChristenUnie, welk verzoek is gedaan tijdens de Stemmingen op 14 september
jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 105, Stemmingen), deel ik u namens de Minister van
OCW het volgende mee over de motie van het lid Bikker c.s. over ondersteuning van
publicisten, wetenschappers en anderen bij bedreiging en agressie. Op verzoek van
de Minister van OCW zal het Nederlands Letterenfonds de bescherming van bedreigde
auteurs ter sprake brengen in de adviesraad van de Koninklijke Vereniging van het
Nederlandse Boekenvak. In deze koepelorganisatie komen commerciële, culturele en maatschappelijke
partijen die zich bezighouden met het boek bijeen. Over de uitkomsten van deze bespreking
zal zij uw Kamer nader informeren.
Ten aanzien van bedreigde wetenschappers zullen er gesprekken worden gevoerd met betrokken
partijen over de motie. Ook over deze uitkomsten zal zij uw Kamer nader informeren.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media