Brief regering : Verzamelbrief Wadden
29 684 Waddenzeebeleid
Nr. 220
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2021
Per brief van 26 augustus 20211 bent u nader geïnformeerd over het Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026 (Uitvoeringsprogramma),
de impactanalyse en de duurzame kennishuishouding (kennisregisseur). Conform de toezegging
in het Commissiedebat Water van 9 juni jl. (Kamerstuk 27 625, nr. 552) informeren wij u hierbij – mede namens de Minister en Staatssecretaris van EZK –
over de voortgang van het Uitvoeringsprogramma, de door uw Kamer ingediende moties
met betrekking tot de Agenda voor het Waddengebied 2050 (Agenda) en een aantal overige
zaken aangaande de Waddenzee en het Waddengebied.
Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021–2026
Zoals aangegeven in de Verzamelbrief Wadden van 7 juni 20212 beoogt het Uitvoeringsprogramma een overzicht te geven van de diverse (lopende en
te starten) projecten en programma’s in het Waddengebied en deze in samenhang te zien.
Het gaat hierbij om projecten en programma’s die bijdragen aan het behalen van de
in de Agenda geformuleerde hoofddoelstelling voor de Waddenzee en de doelstelling
voor het Waddengebied3. De betrokken partijen werken gezamenlijk aan een nadere concretisering van de beide
doelen voor de thematische opgaven uit de Agenda, te weten natuur, landschap en cultureel
erfgoed, bereikbaarheid, klimaat, energie, leefbaarheid, Waddeneconomie (havens, landbouw,
recreatie en toerisme en visserij), als mede ook defensie, diepe delfstoffen, calamiteiten,
zand- en schelpenwinning en slibonttrekking en luchtvaart/drones. Hierbij wordt gekeken
waar de doelen elkaar versterken dan wel tegenwerken op het niveau van de opgaven.
Ook worden in deze fase voorstellen voor initiatieven gedaan.
Bij deze nadere concretisering schuurt het soms tussen de opgaven en de verschillende
belangen. Dit komt met name tot uiting daar waar de Waddenzee en de vaste wal elkaar
raken. Zo willen we vanuit economisch perspectief landbouw behoeden voor een – negatieve
– invloed vanuit de Waddenzee vanwege onder meer verzilting en het kunnen beschikken
over zoetwater, terwijl er vanuit ecologisch perspectief juist behoefte is aan meer
interactie met de Waddenzee. Dat komt onder meer tot uiting bij de versterkingsopgave
van de dijken, waarbij gaat het de afweging van integrale combinatiekansen tussen
onder meer waterveiligheid, ecologie en landbouw.
De balans tussen economie en ecologie brengt verschillende dilemma’s met zich mee,
die om nader overleg vragen met de betrokken partijen. Het gesprek over deze dilemma’s
komt ook aan de orde bij de nadere concretisering van de doelen uit de Agenda. De
betrokken partijen hebben aangegeven het belangrijk te vinden om voor dit gesprek
ruimte vrij te maken in het traject om te komen tot het Uitvoeringsprogramma. Dit
betekent dat de oplevering van het Uitvoeringsprogramma meer tijd vraagt dan vooraf
was voorzien bij het aanbieden van de Agenda aan de Kamer in december 20204. Tevens werken de gezamenlijke partijen aan de organisatie- en communicatie-, monitorings-
en financieringskant van het Uitvoeringsprogramma. Het Omgevingsberaad zal een advies
uitbrengen over het Uitvoeringsprogramma. Ook zal het programma besproken worden met
onder andere de gemeenten, de economische sectoren en de natuurorganisaties. Wij streven
ernaar om komend voorjaar, na bespreking in het BO Waddengebied, het Uitvoeringsprogramma
aan uw Kamer aan te bieden.
Stand van zaken moties met betrekking tot de Agenda
Motie Remco Dijkstra en Geurts (impactanalyse)
In het afgelopen Bestuurlijk Overleg (BO) Waddengebied) is gesproken over de aanpak
van de impactanalyse. Dit naar aanleiding van de motie van de leden Remco Dijkstra
en Geurts5 – tweede dictum. Het doel van de impactanalyse is om de effecten op economie en ecologie
in balans inzichtelijk te maken en met elkaar te kunnen afwegen. De aanpak van de
impactanalyse is samen met de partijen nader uitgewerkt in een concept methodiek.
Deze zal – ter voorbereiding op het BO Waddengebied later dit jaar – voor advies worden
voorgelegd aan het Omgevingsberaad en waarna de methodiek vervolgens zal worden toegepast
op 1 à 2 pilots. Wij streven ernaar om uw Kamer komend voorjaar te informeren over
de pilots.
Motie Dik-Faber en De Groot (kernwaarden)
Het Ministerie van IenW neemt, in reactie op de motie van de leden Dik-Faber en De
Groot6, samen met de provincies het initiatief om te komen tot een afwegingskader voor rust,
stilte, openheid en duisternis in het Waddengebied. Onderzocht wordt of gebruik kan
worden gemaakt van de provinciale Waddenateliers met ondersteuning door het programma
ONS Landschap, het College van Rijksadviseurs en het initiatief Landschapstriënnale
Waddenkust 2023. In 2023 is een inhoudelijke invulling van de criteria rust, stilte,
openheid en duisternis beschikbaar, waarna deze zal worden omgezet in een afwegingskader.
Motie De Groot en Dik-Faber (voortgang)
Zoals aangegeven in de brief van 26 augustus jl. (Kamerstuk 29 684, nr. 217) wordt de Kamer, na vaststelling van het Uitvoeringsprogramma, jaarlijks geïnformeerd
over de voortgang van het programma. Partijen zijn de afgelopen periode voortvarend
aan de slag gegaan met de uitwerking van de motie De Groot en Dik-Faber7. De uitwerking wordt opgepakt in samenhang met de nadere concretisering van de hoofddoelstelling
Waddenzee en de doelstelling Waddengebied Dit als één van de initiatieven in het kader
van het Uitvoeringsprogramma. Ook voor deze motie geldt dat de voortgang op economie
en ecologie in balans wordt gevolgd.
Met de brief van 7 juni 2021 is uw Kamer geïnformeerd over de publicatie «Wadden in
Beeld» over actuele ontwikkelingen en trends in het Waddengebied. Bijgevoegd treft
u de onlangs gepubliceerde 2020 editie8. Deze editie schenkt onder andere aandacht aan de juridische bescherming van het
Waddenzee-ecosysteem bij klimaatverandering. Stijgende temperaturen, meer weerextremen,
zeespiegelstijging, minder zoetwaterinstroom in de zomer: de Waddenzee zal er mee
te maken krijgen. Internationale verdragen en EU-richtlijnen beschermen de natuur
van de Waddenzee, waardoor landen verplicht zijn om de natuur te behouden of te herstellen.
«Wadden in Beeld» zet de beschermingsregimes en samenwerkingsverbanden op een rij,
maar stelt ook vragen: Hoe verhoudt deze verplichting zich tot het feit dat de Waddennatuur
uiterst dynamisch is? En wat als die dynamiek zelf weer beïnvloed wordt door klimaatverandering?
Doorwerking Nationaal Waterprogramma 2022–2027
Naar aanleiding van het advies9 van het Omgevingsberaad op het concept Nationaal Water Programma (NWP) 2022–2027
heeft het Ministerie van IenW nader overleg gehad met betrokken partijen inzake de
vaarweg vaargeul Kornwerderzand-Harlingen (Boontjes). Het Omgevingsberaad adviseert
om vaarweg Boontjes gedurende de looptijd van het NWP 2022–2027 op huidige streefdiepte
en -breedte (respectievelijk 3,80 meter –NAP diep en 100 meter breed) te houden zoals
opgenomen in de Agenda. In het afgelopen BO Waddengebied is afgesproken de desbetreffende
passages in het NWP in lijn te brengen met de Agenda.
Governance Waddengebied
Partijen werken nu ruim anderhalf jaar met en samen in de nieuwe governance voor het
Waddengebied10. Er liggen, zoals ook is gebleken uit de beknopte evaluatie van het Omgevingsberaad,
nog voldoende kansen en uitdagingen om de Waddengebied gerelateerde onderwerpen vroegtijdig
en in gezamenlijkheid met elkaar te bespreken. Dit wordt de komende periode opgepakt
in en in samenspraak met alle drie de pijlers van de governance ieder vanuit zijn
eigen rol.
Beheerautoriteit Waddenzee
Met het aanbieden van het Jaarplan 2021 per brief van 10 maart 202111 is uw Kamer geïnformeerd over de strategie van de Beheerautoriteit en de route om
te komen tot het Integraal Beheerplan (IBP) voor de Waddenzee. Conform die route werkt
het Beheerderscollectief Waddenzee (BCW)12 stapsgewijs aan het vullen van het IBP, gefaciliteerd door de Beheerautoriteit. De
directeuren Beheerautoriteit betrekken hierbij ook de opdrachtgevers door het agenderen
en het bieden van inzicht en overzicht waardoor het mogelijk wordt om doelstellingen
op elkaar te laten aansluiten en op elkaar af te stemmen. Daarnaast hebben de directeuren
Beheerautoriteit vanuit de opdracht om de samenhang van het beheer te bevorderen en
daarmee de natuurkwaliteit van de Waddenzee te verbeteren onder meer geadviseerd over
de aanlanding van de kabel van het windpark ten noorden van de Waddeneilanden door
de Waddenzee en het «hand aan de kraan»-principe13.
Op dit moment werkt het BCW – in het kader van het Jaarplan 2021 – in twee werkgroepen
aan de beheeraspecten natuurherstel en toezicht & handhaving in combinatie met gastheerschap.
Daarnaast is vergunningverlening onderwerp van gesprek. De Beheerautoriteit werkt
samen met de bevoegde gezagen voor de Waddenzee en met de Waddenacademie aan aanbevelingen
om het proces van vergunningverlening te verbeteren om zo bij te dragen aan het verbeteren
van de natuurkwaliteit van de Waddenzee. Voor natuurherstel heeft het BCW afgesproken
eerst te focussen op drie maatregelen waarvan zij verwacht dat deze kunnen bijdragen
aan het verbeteren van de natuurkwaliteit van de Waddenzee. Het gaat om het herstel
van biobouwers zoals zeegras, het herstel van (historische) zoet-zout verbindingen
waarbij aansluiting wordt gezocht bij de Programmatische Aanpak Grote Wateren en het
verminderen van de bodemberoering. Voor toezicht & handhaving gecombineerd met gastheerschap
brengt het BCW samen met de bevoegde gezagen de gewenste situatie van deze beheeraspecten
in beeld; wat is er nodig om met behulp van toezicht, handhaving en gastheerschap
de natuurkwaliteit van de Waddenzee te verbeteren? Wij streven ernaar uw Kamer in
het voorjaar van 2022 nader te informeren over de voortgang van de beheerautoriteit.
Aanlanding kabel windpark Ten Noorden van de Waddeneilanden
De Minister van EZK heeft uw Kamer per brief van 18 mei 202114 geïnformeerd over de Verkenning Aanlanding Wind op Zee 2030 (VAWOZ 2030). In het
kader van VAWOZ 2030 wordt onderzocht welke verbindingen er de komende periode nodig
gaan zijn om windenergie op zee aan te landen. Voor de windgebieden boven Noord-Nederland
is aanlanding in de Eemshaven voorzien. Dit vraagt om doorkruising van het Waddengebied.
Gelijktijdig wordt het voorkeursalternatief voor NOZ TNW (Net op Zee Ten noorden van
de Waddeneilanden) verder uitgewerkt om zo beter inzicht hebben op het exacte tracé,
de aanlegtechnieken en de impact van dit tracé. De Staatssecretaris van EZK zal, gehoord
de adviezen, dit najaar besluiten over de te starten ruimtelijke procedures voor aanlanding.
Daarvoor wordt in nauw overleg met de partners in de regio in beeld gebracht hoe met
meerdere tracés het vervolgproces ingegaan kan worden en wat de consequenties daarvan
zijn, onder meer voor de onderzoekslast in de tijd en het tijdig halen van de klimaatafspraken.
De Staatssecretaris van EZK zal uw Kamer hier in het kader van de VAWOZ 2030-besluitvorming
verder over informeren.
Gaswinning onder de Waddenzee – locatie Ternaard
De Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) wil vanaf 2023 gas gaan winnen vanuit het
Ternaard-veld. Dit gasveld ligt ten noorden van het Friese dorp Ternaard en bevindt
zich grotendeels onder de Waddenzee. Hierop is de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van
toepassing. Op 27 augustus jl. heeft de Minister van EZK de ontwerpbesluiten met betrekking
tot de voorgenomen gaswinning Ternaard, voor een periode van 6 weken, ter inzage gelegd.
In deze procedure is de Minister van LNV het bevoegd gezag voor de vergunning op basis
van de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Minister van BZK mede bevoegd gezag voor
het Rijksinpassingsplan. De besluitvorming is gebaseerd op een intensief en langlopend
omgevingsproces waarbij veel verschillende partijen zijn betrokken waaronder regionale
overheden, lokale belangenorganisaties en regionale en nationale milieuorganisaties.
Daarnaast past de gaswinning vanuit Ternaard binnen het kleine velden-beleid15 op basis waarvan het kabinet gas wil winnen in eigen land wanneer dit veilig kan
en zolang en voor zover dit nodig is voor de Nederlandse gasvraag. In het Tweeminutendebat
Mijnbouw/Groningen van 29 september jl. (Handelingen II 2021/22, nr. 5, Tweeminutendebat
Mijnbouw/Groningen (CD d.d. 1/7)) heeft de Minister van EZK aangegeven dat de definitieve
besluitvorming over de gaswinning onder de Waddenzee vanuit Ternaard niet eerder is
voorzien dan in maart 2022. Deze termijn biedt ruimte om invulling te geven aan de
motie van het lid Boucke c.s.16, waarin wordt verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten omtrent de gaswinning
onder de Waddenzee voordat het in opdracht van de Kamer gevraagde onafhankelijk juridisch
advies gereed is, waaronder het inmiddels gepubliceerde advies van de Waddenacademie17 en door de Kamer is besproken.
Bij gaswinning onder de Waddenzee wordt, conform het uitgangspunt voor diepe delfstoffenwinning
in de Agenda, het «hand aan de kraan»-principe toegepast. Dit betekent dat een veilige
gebruiksruimte voor bodemdaling is vastgesteld waarbinnen de gaswinning kan plaatsvinden
zonder schade te veroorzaken aan de natuur. Uit de recente evaluatie van het «hand
aan de kraan»-principe18 is gebleken dat er tot op heden geen sprake is geweest van een situatie waarin bijsturing
nodig is geweest. Dit betekent dat het «hand aan de kraan»-principe de natuurwaarden
van de Waddenzee adequaat beschermt als het gaat om de thans vergunde gas- en zoutwinning.
Ecologisch onderzoek MSC Zoe
Per brief van 26 mei 202119 heeft de Minister van IenW het eindrapport «Ecologische effecten van het incident
met de MSC Zoe op het Nederlandse Waddengebied, met de focus op microplastics» toegestuurd.
De onderzoekers van NIOZ en Wageningen University Research (WUR) constateerden daarin
dat er geen ecologische gevolgen van de ramp met de MSC Zoe zijn gebleken. Zoals vermeld
in een brief van 26 mei 2021 en daarvoor in de brief van 26 maart 202120, is er ook nog opdracht gegeven tot een aanvullend ecologisch onderzoek dat speciaal
is gericht op mogelijke aansprakelijkheid van de eigenaar van de MSC Zoe op grond
van titel 17.2 van de Wet Milieubeheer voor eventueel toegebrachte milieuschade. Dit
aanvullende onderzoek werd door Deltares uitgevoerd. Bijgevoegd treft u het Deltares
rapport «Statistical analysis of effects of MSC Zoe incident on populations of protected
species in Wadden Sea and North Sea»21. Deltares verrichtte dit onderzoek onder toezicht van een Begeleidingscommissie onder
voorzitterschap van prof. Philippart van de Universiteit Utrecht en de Waddenacademie.
Het verslag van de commissie is eveneens bijgevoegd22.
In lijn met het eerdere onderzoek van NIOZ en WUR wordt in het Deltares rapport geconcludeerd
dat er geen ecologische gevolgen van de ramp met de MSC Zoe kunnen worden aangetoond.
Zij baseren zich daarbij op uitgevoerde chemische analyses, computersimulaties van
verspreiding van microplastics, experimenten in zoutwatervijvers en onderzoek naar
de aanwezigheid van microplastics in zeewater, strand, zeebodem, bodemdieren, vissen,
vogels en zeezoogdieren. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan enkele specifieke
diersoorten, de zogenaamde Vlaggeschipsoorten. De onderzoekers stellen vast dat op
die soorten géén invloed van de ramp met de MSC Zoe kan worden vastgesteld.
Het is positief dat er geen ecologische gevolgen van de ramp met de MSC Zoe zijn gebleken.
Uit de verrichte onderzoeken komt wel naar voren dat plastics op grote schaal in het
mariene milieu voorkomen. Plastics horen uiteraard niet thuis in de zee. De Begeleidingscommissie
van het Deltares onderzoek heeft in dit verband ook nog enkele aanbevelingen gedaan
over monitoring, preventie en aanpak van plasticvervuiling op zee en in het Waddengebied.
Naar aanleiding van die aanbevelingen zal Rijkswaterstaat de randvoorwaarden onderzoeken
voor het meten van microplastics in de Waddenzee en in de kustzone als onderdeel van
de Basismonitoring Wadden. Daarnaast wordt vanuit de Kaderrichtlijn Marien (KRM) gewerkt
aan de ontwikkeling van monitoring van microplastics in sediment op de Noordzee. Rijkswaterstaat
bekijkt verder of de voorgestelde invulling van een «early response team» de bestaande
crisisorganisatie zou kunnen aanvullen. Uiteraard onderschrijf ik de aanbeveling om
de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn zoals opgenomen in titel 17.2 Wet milieubeheer
(Wm) ten volle te benutten. Ook bij een volgend incident zal worden opgetreden op
grond van het uitgangspunt «de vervuiler betaalt», net zoals dat nu bij de MSC Zoe
is gebeurd. De motie Kröger23 dringt erop aan dat van de ramp met de MSC Zoe wordt geleerd, en dat plastic milieuschade
na een onverhoopt toekomstig incident wordt geminimaliseerd. In reactie hierop is
op 4 november 2020 toegezegd de Samenwerkingsovereenkomst bestrijding Kustverontreiniging
RWS-diensten (SBK) te wijzigen, in samenspraak met gemeenten24. Momenteel wordt de concepttekst van de herziening uitgewerkt. Hierbij wordt gesproken
met gemeenten. Rijkswaterstaat zal, onder nader uit te werken voorwaarden, meer ondersteuning
verlenen aan gemeenten bij het opruimen van kustverontreiniging na maritieme incidenten.
Het uitwerken van de volledige herziening SBK wordt naar verwachting afgerond in 2022.
Voor het tegengaan van mariene plastic vervuiling zet het kabinet allereerst in op
het terugdringen van zwerfvuil bij de bron. Hiertoe wordt een breed maatregelenpakket
geïmplementeerd onder de KRM25, met maatregelen op het gebied van productbeleid, stranden, stroomgebieden van rivieren,
scheepvaart en visserij. Hoewel de Waddenzee niet onder de KRM valt, ligt het in de
lijn der verwachting dat de Wadden wel baat hebben bij veel van de bronmaatregelen
ter preventie van zwerfvuil.
Tot slot zijn op 8 september 2021 in het kader van de gemaakte afspraken tussen Rijkswaterstaat
en MSC de laatste containerdelen afkomstig van de MSC Zoe uit de Waddenzee verwijderd.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Visser, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit