Brief regering : Pakket Belastingplan 2022
35 927 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2022)
Nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2021
Vandaag is het pakket Belastingplan 2022 door de Koning ingediend bij uw Kamer. In
deze brief gaan wij eerst in op de werkwijze rondom dit pakket, het onder embargo
verstrekken van de wetsvoorstellen en het actief openbaar maken van de beleidsvormende
notities. Vervolgens wordt de inhoud van dit pakket toegelicht en geven wij inzicht
in de andere fiscale wetsvoorstellen die los ingediend worden. De tabel (de eerste
bijlage bij deze brief)1 biedt het volledige overzicht op wetsvoorstellen- en maatregelenniveau, waarbij de
wijzigingen worden aangegeven ten opzichte van de tabel die uw Kamer eerder in het
jaar heeft ontvangen.2
1. Spreiding van fiscale wetgeving en meer transparantie door de embargoregeling en
actieve openbaarmaking beleidsnotities
Het kabinet streeft ernaar om de werkwijze rondom het pakket Belastingplan 2022 te
verbeteren. Om het wetgevingsproces zorgvuldiger te maken, verstrekt het kabinet het
pakket Belastingplan onder embargo, net als de andere begrotingsstukken. Ook maakt
het kabinet de onderliggende beleidsvoorbereidende notities actief openbaar. Tot slot
heeft het kabinet de ambitie om het aantal maatregelen in het pakket Belastingplan
zo beperkt mogelijk te houden en inhoudelijke onderdelen in aparte wetsvoorstellen
op te nemen.
Spreiding fiscale wetgeving
Conform de moties Nijboer (Kamerstuk 35 026, nr. 51) en Sent (Eerste Kamer) is in de brief Betere werkwijze Belastingplan (Kamerstuk
35 572, nr. 85) en het hierover gevoerde schriftelijk overleg (Kamerstuk 35 572, nr. 94) uitgebreid ingegaan op drie elkaar aanvullende wegen waarmee een volgend kabinet
richting de toekomst fiscale wetgeving meer over de volledige kabinetsperiode en het
jaar kan spreiden, zodat de kwaliteit van de wetgeving zorgvuldiger kan worden geborgd.3
De eerste manier is om de beleidsmatig meest ingrijpende en voorzienbare wetsvoorstellen
over de kabinetsperiode te spreiden en als zelfstandig wetsvoorstel met een eigen
regulier wetgevingstraject in te dienen. Een nieuw kabinet zou een meerjarige fiscale
kalender kunnen opstellen met daarin een spreiding van wetsvoorstellen over de meerdere
jaren van een kabinetsperiode. Dat verdeelt de werkzaamheden over een langere periode
en kan zo bijdragen aan grotere zorgvuldigheid.
Daarnaast zouden de minder beleidsmatige en meer technische en kleinere fiscale wijzigingen
ieder jaar opgenomen kunnen worden in een Fiscale verzamelwet, die dan als zelfstandig
wetsvoorstel met een eigen regulier wetgevingstraject in het voorjaar wordt ingediend.
Ten slotte zou in het voorjaar op hoofdlijnen over de lastenkant van de begroting
besloten kunnen worden. Bij dit besluitvormingsmoment kunnen afspraken worden gemaakt
om nieuwe, maatschappelijke problemen op te lossen. Bij wetsvoorstellen die dan geen
budgettaire samenhang hebben of niet noodzakelijk met ingang van het opvolgende jaar
in werking moeten treden, geldt dat zij als zelfstandig wetstraject met een eigen
regulier wetgevingstraject worden ingediend. Bij wetsvoorstellen die wel budgettaire
samenhang hebben met de lastenkant van de begroting voor het volgende jaar en/of het
volgende jaar in werking moeten treden, geldt dat door dit besluitvormingsmoment te
vervroegen, gedurende het jaar meer ruimte ontstaat om deze wetgeving zorgvuldiger
te behandelen. Tijdens de augustusbesluitvorming kan de precieze maatvoering van de
wetsvoorstellen met budgettaire samenhang op basis van de meest recente economische
cijfers vastgesteld worden.
Voor het huidige pakket zijn stappen in deze richting gezet. Het pakket Belastingplan
2022 heeft als focus maatregelen die met ingang van 1 januari 2022 in werking moeten
treden. De reden daarvoor kan bijvoorbeeld de budgettaire samenhang zijn, maar ook
Europeesrechtelijke verplichtingen. Zo moet het wetsvoorstel Belastingplan 2022 (Kamerstuk 35 927) komend jaar in werking treden om gewenste uitgaven om bijvoorbeeld duurzaamheid
te stimuleren te financieren. Voor het wetsvoorstel Implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (Kamerstuk 35 931) geldt dat die richtlijn slechts tot 1 januari 2022 de mogelijkheid biedt om flankerende
maatregelen te nemen. Een laatste voorbeeld betreft het wetsvoorstel Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijks wijzigen bedragen heffingsverminderingen (Kamerstuk 35 932). Het is van belang dat het tarief snel naar beneden bijgesteld wordt om woningcorporaties
en grotere particuliere verhuurders tegemoet te komen, omdat ook in 2021 binnen de
sociale sector geen huurverhoging mag worden toegepast.
Mede op advies van de Raad van State worden de wetsvoorstellen Hersteloperatie Toeslagen en Versterking grondslag cameratoezicht Douane niet als onderdeel van het pakket Belastingplan 2022 ingediend. Het kabinet zal deze
wetsvoorstellen op een later moment als afzonderlijk wetsvoorstel indienen, zodat
de Kamer hiervoor een geëigend tijdpad van behandeling kan volgen.
Andere fiscale maatregelen zijn zo veel mogelijk opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 dat niet nu maar in 2022 bij de Staten-Generaal wordt ingediend.
Zoals gezegd streeft het kabinet ernaar om conform de motie Hoekstra (Eerste Kamer)
om voor fiscale maatregelen deze zoveel mogelijk op te nemen in afzonderlijke wetsvoorstellen.
De Raad van State heeft geadviseerd om de fiscale regeling aandelenoptierechten en
de delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen niet in het wetsvoorstel
Belastingplan 2022 op te nemen, maar als aparte wetsvoorstellen in te dienen in het
grotere geheel van het pakket Belastingplan. Het kabinet heeft dit advies van de Raad
van State gevolgd en deze onderwerpen opgenomen als afzonderlijke wetsvoorstellen
in het pakket Belastingplan 2022. Dit biedt uw Kamer de mogelijkheid om deze wetsvoorstellen
van een afzonderlijk eindoordeel te voorzien, zoals in de motie Hoekstra is beoogd.4
Al met al zijn in het pakket Belastingplan 2022 zes wetsvoorstellen opgenomen:
A. Wetsvoorstel Belastingplan 2022 (Kamerstuk 35 927);
B. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 (Kamerstuk 35 928);
C. Wetsvoorstel Implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking
(Kamerstuk 35 931);
D. Wetsvoorstel Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten (Kamerstuk 35 929);
E. Wetsvoorstel Delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen (Kamerstuk 35 930);
F. Wetsvoorstel Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijks wijzigen bedragen heffingsverminderingen
(Kamerstuk 35 932)
In paragraaf 2 van deze brief wordt per wetsvoorstel een nadere toelichting gegeven.
Voor uw informatie treft u hieronder een overzicht van fiscale wetsvoorstellen die
niet nu worden ingediend maar op een ander moment, los van het pakket Belastingplan
2022.
Overzicht fiscale wetsvoorstellen los van het pakket Belastingplan 2022
Wetsvoorstel
Moment indiening
Wetsvoorstel tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel1
September 2021
Wetsvoorstel implementatie richtlijnen accijns 2022
September 2021
Wetvoorstel kwalificatie buitenlandse rechtsvormen
Winter 2021/2022
Wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023
Voorjaar 2022
Wetsvoorstel DAC7
Voorjaar 2022
Wetsvoorstel waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst, Toeslagen en Douane
Najaar 2022
X Noot
1
Naar aanleiding van één van de aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing
van multinationals heeft het kabinet op Prinsjesdag 2020 aangekondigd om in 2021 met
een afzonderlijk wetsvoorstel te komen om mismatches die ontstaan door een verschil
in toepassing van het zakelijkheidsbeginsel in de vennootschapsbelasting (ook wel:
het arm’s-lengthbeginsel) te bestrijden. Met dit wetsvoorstel wordt daarin voorzien.
Embargoregeling
Het kabinet heeft uw Kamer voor de zomer geïnformeerd over het besluit om tegemoet
te komen aan het verzoek van zowel het presidium als de vaste commissie voor Financiën
van de Tweede Kamer om het pakket Belastingplan 2022 voortaan enkele dagen voor Prinsjesdag
onder embargo te verstrekken.5
De leden van uw Kamer hebben afgelopen vrijdag de wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan
2022 onder embargo ontvangen. Voor het kabinet was een belangrijke overweging voor
het overgaan tot de embargoregeling gelegen in het feit dat het pakket Belastingplan
een integraal onderdeel is van het totaal van de rijksbegroting en tijdige inzage
in deze stukken de gewenste voorbereidingstijd voor de Algemene Politieke Beschouwingen
en Algemene Financiële Beschouwingen biedt.
Actieve openbaarmaking beleidsnotities
Op 10 mei 2021 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uw
Kamer de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s gestuurd (Kamerstuk 28 362, nr. 56). Als gevolg van deze beleidslijn is per 1 juli 2021 gestart met het openbaar maken
van de onderliggende beslisnota’s in de categorieën wetgeving en beleidsvorming. Begrotingsstukken,
waaronder het Belastingplan, waren in deze beleidslijn hiervan uitgezonderd.
Om echter al op korte termijn meer transparantie te bieden over de besluitvorming
met betrekking tot fiscale wetgeving, is besloten om de beleidsmatige keuzes onderliggend
aan het pakket Belastingplan 2022 vooruitlopend op deze beleidslijn aan uw Kamer te
verstrekken. Hieraan is concreet invulling gegeven door de relevante beslisnotities
gebundeld te verstrekken. Deze keuze impliceert wel dat sommige passages in deze set
gelakt zijn, omdat deze niet direct betrekking hebben op het Belastingplan, maar op
andere begrotingsstukken zoals de Miljoenennota (Kamerstuk 35 925, nrs 1 en 2).
Het kabinet streeft hiermee naar het bieden van een samenhangend inzicht in de fiscale
besluitvorming. Nadere informatie over welke stukken worden verstrekt, treft u in
de leeswijzer bij deze bundel beslisnotities (Bijlage bij Kamerstuk 35 927, nr. 3). Deze leeswijzer doet tevens dienst als index, zodat het mogelijk is om gericht
naar specifieke informatie te zoeken.
2. Inhoud van het pakket Belastingplan 2022
Het pakket Belastingplan 2022 bestaat dit jaar uit zes wetsvoorstellen:
A. Wetsvoorstel Belastingplan 2022;
B. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022;
C. Wetsvoorstel Implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking;
D. Wetsvoorstel Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten;
E. Wetsvoorstel Delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen;
F. Wetsvoorstel Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijks wijzigen bedragen heffingsverminderingen.
Hieronder volgt per wetsvoorstel een korte inhoudelijke toelichting.
A. Wetsvoorstel Belastingplan 2022
Het wetsvoorstel Belastingplan 2022 bevat het inkomensbeleid voor het komende jaar en fiscale maatregelen met (budgettaire)
gevolgen die samenhangen met de begroting voor het jaar 2022. Hieronder worden de
maatregelen met de grootste budgettaire omvang aangestipt. De maatregelen in het wetsvoorstel
Belastingplan 2022 zijn maatregelen die overwegend zien op technische verbeteringen
van het huidige stelsel, maar wel een budgettaire component bevatten. Het volledige
overzicht van de maatregelen is opgenomen in de tabel in de eerste bijlage6.
Inkomensbeleid
De coronacrisis heeft in 2020 geleid tot een grote economische teruggang. De overheid
heeft met verschillende steunpakketten de economie ondersteund om een zwaardere economische
teruggang te voorkomen. Met deze steunpakketten zijn burgers ondersteund in hun inkomen
en heeft de overheid bijgedragen aan het behoud van banen. In 2021 en 2022 herstelt
de economie zich naar verwachting weer.
Het kabinet neemt enkele maatregelen om de koopkrachtontwikkeling gelijkmatiger te
verdelen over de verschillende groepen. Een van de maatregelen die in dit wetsvoorstel
wordt voorgesteld is het langzamer afbouwen van de arbeidskorting. Deze maatregel
is positief voor werkenden en hiermee wordt het verschil in de koopkrachtontwikkeling
tussen een- en tweeverdieners verkleind. Ook stelt het kabinet een aantal maatregelen
buiten de fiscaliteit voor, die niet in dit wetsvoorstel zijn opgenomen, om de koopkrachtontwikkeling
voor gezinnen en sociale minima te verbeteren.
Verder wordt voorgesteld het maximumbedrag van de IACK per 2022 te verlagen met € 395.
Deze maatregel dient ter gedeeltelijke dekking van de uitgaven die voortvloeien uit
het wetsvoorstel Wet betaald ouderschapsverlof dat op 20 april 2021 is aangenomen
door de Tweede Kamer.7 In dat wetsvoorstel is een taakstellende ombuiging vanaf 2022 van € 130 miljoen op
de IACK aangekondigd. Zowel het betaald ouderschapsverlof als de IACK richt zich op
werkende ouders waardoor intensivering en ombuiging bij elkaar aansluiten. Omdat het
maximumbedrag van de IACK op grond van eerdere besluitvorming ((Belastingplan 2021)
verhoogd wordt met € 77 resteert per saldo voor 2022 een beleidsmatige verlaging van
het maximumbedrag van de IACK van € 318.
Duurzaamheid
In het Klimaatakkoord is voor de periode 2020–2025 een fiscaal stimuleringspakket
voor emissievrije personenauto’s (EV) vastgelegd. Met dit stimuleringspakket wordt
de transitie naar elektrisch rijden versneld. Om overstimulering te voorkomen en de
budgettaire risico’s te beheersen, is als onderdeel van het Klimaatakkoord een «Hand
aan de kraan»-systematiek (HADK) afgesproken. Deze systematiek houdt in dat, indien de nieuwverkoop van
EV’s structureel buiten de in het Klimaatakkoord bepaalde bandbreedtes treedt, er
reden kan zijn het beleid bij te sturen. Uit de aan uw Kamer gestuurde HADK-analyse
over 2021 blijkt dat de verkoop van emissievrije personenauto’s beter gaat dan verwacht.8 Het stimuleringsbeleid kost de overheid hierdoor meer geld dan bij het Klimaatakkoord
was afgesproken. Volgens deze afspraken zou het stimuleringsbeleid hierdoor eigenlijk
vanaf 2022 worden versoberd.
De klimaatopgave is echter urgent. Daarom blijft het kabinet ook in 2022 de verkoop
van emissievrije personenauto’s stimuleren. Dit betekent dat de in het Klimaatakkoord
afgesproken korting op de bijtelling tot en met 2025 behouden blijft. Wel wordt de
zogenoemde «cap» in de bijtelling – de maximumwaarde van de auto waarvoor de bijtellingskorting
geldt – eerder verlaagd dan in het Klimaatakkoord is afgesproken. Dit betekent dat
de vanaf 1 januari 2022 geldende korting van 6% op de bijtelling wordt toegepast op
een cap van € 35.000 en vanaf 2023 op een cap van € 30.000. Voor het resterende bedrag
boven de cap geldt het normale bijtellingspercentage van 22%. Zo worden goedkopere
emissievrije auto’s aantrekkelijk voor de zakelijke markt. Ook zijn deze auto’s na
de leaseperiode interessant voor particulieren op de tweedehandsmarkt.
In het kader van de HADK-systematiek laat het kabinet ook ieder jaar een trendanalyse
van de automarkt in Nederland uitvoeren. Het trendrapport is als bijlage bijgevoegd
bij deze brief9.
Daarnaast wordt voorgesteld om per 1 januari 2022 de steunpercentages van de Milieu-investeringsaftrek
(MIA) te verhogen van 13,5%, 27% en 36% naar respectievelijk 27%, 36% en 45%. Dit
vindt budgetneutraal plaats. Het doel van MIA is om via een extra investeringsaftrek
de keuze van voorgenomen bedrijfsinvesteringen te beïnvloeden richting innovatieve
milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Investeringen in deze bedrijfsmiddelen komen
door een veelal hogere prijs ten opzichte van het minder milieuvriendelijke alternatief,
zonder financiële ondersteuning, vaak lastig van de grond. Uit analyse van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland is gebleken dat de meerkosten van milieu-investeringen
over de gehele linie zijn gestegen en dat het daarom verstandig is de huidige steunpercentages
te verhogen. De budgetneutrale verhoging van de steunpercentages wordt ingepast bij
het jaarlijks opnieuw opstellen van de Milieulijst door bijvoorbeeld te schuiven met
bedrijfsmiddelen tussen verschillende aftrekpercentages. De Milieulijst bevat een
overzicht van de bedrijfsmiddelen waarvoor MIA/Vamil kan worden aangevraagd.
Door de extra aftrekmogelijkheid die de MIA biedt wordt de fiscale winst verlaagd,
waardoor uiteindelijk minder belasting verschuldigd is. De MIA draagt er aan bij dat
investeringen in innovatieve en milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen rendabeler worden.
Zonder deze maatregel is het risico groter dat ondernemers kiezen voor een goedkopere
en minder duurzame investering. In aanvulling op de in dit Belastingplan opgenomen
maatregel voor ophoging van de steunpercentages van de MIA, wordt voorgesteld tijdelijk
extra budget beschikbaar te stellen voor de MIA/Vamil voor de periode 2022–2024. Het
budget wordt opgehoogd met € 30 miljoen per jaar (exclusief uitvoeringskosten). Dit
is ook opgenomen in paragraaf 2.2.2. van de Miljoenennota en extracomptabel toegelicht
in de begroting van IenW.
Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten
Vanwege COVID-19 worden werknemers die hun werkzaamheden vanuit huis kunnen verrichten
geacht daadwerkelijk thuis te werken. De verwachting is dat hoewel na een versoepeling
van deze maatregel waarschijnlijk een grote groep werknemers weer deels op kantoor
gaat werken, er ook een substantieel deel van de werknemers nog steeds een deel van
de week thuis zal werken. Veel werkgevers hebben aangegeven een vergoeding aan de
werknemer te willen geven voor de extra kosten verbonden aan het thuiswerken.
Het kabinet maakt het mogelijk dat deze vergoeding vrij van loonheffingen door de
werkgever kan worden toegekend door een gerichte vrijstelling te introduceren. Aan
het Nibud is gevraagd wat een reëel bedrag is als vergoeding voor de extra kosten
die een werknemer maakt vanwege het thuiswerken. Het Nibud heeft in augustus 2021
zijn onderzoek afgerond en is tot de conclusie gekomen dat die extra kosten gemiddeld
€ 2 per thuisgewerkte dag bedragen.10 Dit onderzoek wordt als bijlage bij deze brief meegestuurd11. Het kabinet neemt de vaststelling door het Nibud over en stelt voor uit te gaan
van een vrijstelling voor een forfaitair bedrag van maximaal € 2 per thuisgewerkte
dag of deel daarvan.
Temporele beperking verrekening voorheffingen met de Vennootschapsbelasting (Sofina)
Op Prinsjesdag 2020 heeft het kabinet – naar aanleiding van een uitspraak van het
Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) in de Franse zaak Sofina – in de aanbiedingsbrief
bij het pakket Belastingplan 2021 de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregel aangekondigd.12 De maatregel ziet op een beperking van verrekening van dividendbelasting en naar
prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting (kansspelbelasting) met de vennootschapsbelasting
(Vpb) voor Vpb-plichtige lichamen.
Belastingplichtigen in de Vpb kunnen in beginsel de van hen geheven dividendbelasting
en van hen geheven kansspelbelasting, betrekking hebbende op bestanddelen van de winst
en van het Nederlandse inkomen, als voorheffing met de Vpb verrekenen.13 Ook als in een jaar de berekening van de verschuldigde Vpb niet leidt tot een positief
bedrag kunnen effectief de geheven dividendbelasting en kansspelbelasting worden teruggevraagd.14 In het buitenland gevestigde lichamen die niet belastingplichtig zijn voor de Vpb
maar die zich overigens in een vergelijkbare positie bevinden als Vpb-plichtige lichamen
hebben deze mogelijkheid niet. Dit onderscheid is op basis van de uitspraak van het
HvJ EU in de zaak Sofina waarschijnlijk niet toegestaan en zou voor Nederland – zonder
tegenmaatregel – een toekomstige budgettaire derving tot gevolg kunnen hebben.
Daarom wordt voorgesteld om de mogelijkheden voor verrekening van dividendbelasting
en kansspelbelasting met de Vpb voor belastingplichtigen temporeel te beperken. In
de aanbiedingsbrief bij het pakket Belastingplan 2021 (Kamerstuk 35 572, nr. 5) was al aangekondigd dat tot inwerkingtreding van de voorgestelde maatregelen een
beleidsbesluit (het Sofina-arrestbesluit) van toepassing is, waarin wordt goedgekeurd
dat de inspecteur in lijn met het arrest in de zaak Sofina in bepaalde situaties teruggaaf
van voorheffingen aan niet in Nederland gevestigde lichamen kan verlenen die niet
belastingplichtig zijn voor de Vpb.15 Dit Sofina-arrestbesluit wordt na de inwerkingtreding van het Belastingplan 2022
ingetrokken.
B. Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022
In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 zijn maatregelen opgenomen die
geen budgettaire gevolgen hebben. Deze maatregelen betreffen overwegend technische
verbeteringen van het huidige belastingstelsel. Dat zijn bijvoorbeeld maatregelen
die de berekeningswijze van de jaarlijkse herijking van rendementspercentages box
3 verduidelijken, de systematiek van de S&O-afdrachtvermindering (WBSO vereenvoudigen,
een verrekenvolgorde introduceren bij de zogenoemde CFC-regel of de samenloop tussen
het nihiltarief en de vrijstelling aardgas verduidelijken.
Daarnaast bevat dit wetsvoorstel enkele maatregelen waarvan het wenselijk is dat deze
per 2022 van kracht zijn. Dat betreft de maandelijkse levering van gegevens van kinderopvangorganisaties
aan Toeslagen om hoge terugvorderingen te verminderen. Voor deze maatregel was in
2020 een ontwerpbesluit bij uw Kamer ingediend, waar verzocht is om dit besluit bij
wet te regelen (Bijlage bij Kamerstuk 35 574, nr. 20). Aan dat verzoek wordt nu gehoor gegeven. Een ander voorbeeld is de voorgestelde
delegatiebepaling waarmee praktische belemmeringen bij het ondersteunen van burgers
voor hun toeslagen worden weggenomen. Het volledige overzicht van de maatregelen is
opgenomen in de tabel in de eerste bijlage.
C. Wetsvoorstel Implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn
antibelastingontwijking
Met dit wetsvoorstel zet het kabinet de laatste puntjes op de i voor de implementatie
van de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2).16 De maatregelen uit ATAD2, waaronder de belastingplichtmaatregel, bestrijden belastingontwijking
waarbij gebruik wordt gemaakt van kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels
(zogenoemde hybridemismatches) van zowel de lidstaten van de Europese Unie (EU) onderling
als EU-lidstaten en derde landen. Bij de implementatie van ATAD2 is ten aanzien van
de belastingplichtmaatregel gebruikgemaakt van de – door ATAD2 geboden – mogelijkheid
tot het opnemen van een uitgestelde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022, zodat
kon worden bezien of er flankerende regels noodzakelijk zijn. Met dit wetsvoorstel
wordt hierin voorzien.
D. Wetsvoorstel Aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten
Op basis van de huidige wetgeving worden aandelenoptierechten belast op het moment
dat deze optierechten worden uitgeoefend, met andere woorden het moment waarop de
optierechten worden omgezet in aandelen. Op het huidige heffingsmoment van uitoefening
van een aandelenoptierecht zijn er echter niet altijd (voldoende) liquide middelen
beschikbaar om de verschuldigde belasting te voldoen. Dit maakt het minder aantrekkelijk
om gebruik te maken van aandelenoptierechten als loon. In het bijzonder in de sector
van start-ups en scale-ups zijn aandelenoptierechten een instrument om personeel aan
te trekken en te behouden.
Met de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregel wordt het moment van heffing van de
belasting verschoven naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht
verkregen aandelen verhandelbaar zijn. Op dat moment kan een deel van de aandelenoptierechten
indien nodig immers wel worden verkocht en daarmee kan de belastingplichtige over
liquide middelen beschikken om zijn verschuldigde belasting te betalen. Aangezien
niet in alle gevallen sprake is van een gebrek aan liquiditeiten voorziet het wetsvoorstel
ook in een keuzeregeling voor de werknemer. Onder voorwaarden en naar keuze van de
werknemer vindt heffing dan net als nu plaats bij uitoefening.
Aanvankelijke was deze maatregel onderdeel van het wetsvoorstel Belastingplan 2022.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de maatregel nu opgenomen
als een afzonderlijk wetsvoorstel in het pakket Belastingplan 2022.
E. Wetsvoorstel delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen
Met het wetsvoorstel Delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen stelt het kabinet voor om een juridische grondslag te regelen om de schrijnende gevolgen
van onterecht handelen van de Belastingdienst op te lossen of op zijn minst te verzachten.
Op grond daarvan kunnen bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden aangewezen
die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
Op dit moment is nog niet bekend waarvoor de delegatiebepaling ingezet zal worden.
Het kabinet acht het echter wel wenselijk om een dergelijke delegatiebepaling wettelijk
te regelen om indien nodig via een algemene maatregel van bestuur maatregelen te treffen.
Dit biedt uw Kamers gelegenheid om met het kabinet over deze maatregelen van gedachten
te wisselen en te komen tot zorgvuldige wet- en regelgeving.
De achtergrond is dat in de afgelopen jaren in het kader van de toeslagenaffaire,
een aantal keren beleidsbesluiten zijn gebruikt om zo snel mogelijk over te kunnen
gaan tot het uitbetalen van tegemoetkomingen. Hoewel het werken met beleidsbesluiten
ervoor zorgt dat snel kan worden overgegaan tot toekenning van de tegemoetkoming,
kleven aan deze werkwijze echter ook de nodige bezwaren. Zo is er voor het parlement
tijdens het uiteindelijke wetgevingsproces weinig ruimte meer voor reflectie of verbetering.
Het kabinet hecht zeer aan advisering van de Raad van State, andere adviesorganen
en betrokkenheid van de Tweede en Eerste Kamer. Daarom voorziet de voorgestelde maatregel
in een basis voor gedelegeerde regelgeving op het niveau van een amvb en gecontroleerde
delegatie. Daarmee wordt geborgd dat er ruimte is voor een gedachtewisseling tussen
het kabinet, de Raad van State en de Tweede en Eerste Kamer. Hiermee is er dus sprake
van een mogelijkheid om relatief snel tot een tegemoetkomingsregeling te komen en
uitvoering te geven aan het herstel van de getroffen groepen burgers. Dit biedt een
betere balans tussen snelheid en zorgvuldigheid.
Daarbij heeft het kabinet het voornemen om zo spoedig mogelijk via een nota van wijziging
op deze wet een aanvullende delegatiegrondslag op te nemen. Deze grondslag maakt het
mogelijk om de beoogde aanvullende regelingen (in ieder geval de regelingen inzake
niet-kot, ex-partners en de kindregeling) voor de hersteloperatie bij algemene maatregel
van bestuur te kunnen treffen. Dit biedt de basis voor een ordentelijk proces bij
het opstellen van aanvullende regelingen. Zo is hiermee, anders dan bij beleidsbesluiten
geldt, betrokkenheid van de Afdeling advisering van de Raad van State verzekerd. Hierbij
wordt vanzelfsprekend ook, vóór de vaststelling van enige regeling, voorzien in ruimte
voor debat met uw Kamer.
F. Wetsvoorstel Verlaging tarief verhuurderheffing en maandelijks wijzigen bedragen
heffingsverminderingen
Het kabinet heeft naar aanleiding van de motie van het lid Beckerman c.s.17 besloten om de huren in de sociale sector te bevriezen. Dit betekent dat in 2021
geen huurverhoging mag worden toegepast. Daarom heeft het kabinet aangegeven dat woningcorporaties
en grotere particuliere verhuurders tegemoetgekomen worden via een tariefsverlaging
van de verhuurderheffing.18 Een tariefsverlaging beperkt de lasten van verhuurders die belastingplichtig zijn
voor de verhuurderheffing. Op deze manier blijven de kasstroom en het vermogen, en
daarmee de investeringscapaciteit, van de sector voor de korte en voor de lange termijn
op peil. Deze tariefsverlaging wordt met dit wetsvoorstel geregeld. Aanvullend is
ter uitvoering van de motie van de leden Grinwis en Inge van Dijk19 besloten verhuurders aanvullend tegemoet te komen door een extra verlaging van de
verhuurderheffing met € 30 miljoen. De totale tariefsverlaging met € 180 miljoen wordt
met dit wetsvoorstel geregeld. Dit betekent dat de verhuurderheffing structureel met
€ 180 miljoen wordt verlaagd per 1 januari 2022. Daarnaast stelt het kabinet voor
om de bedragen van de heffingsverminderingen voortaan maandelijks te kunnen wijzigen
om budgettaire overschrijding te voorkomen.
Later indienen Wetsvoorstel Hersteloperatie Toeslagen
Uw Kamer is bij brief van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst
d.d. 25 juni 202120 geïnformeerd over het voornemen om de Wet hersteloperatie toeslagen op Prinsjesdag
in te dienen. Dit wetsvoorstel zou met name codificatie betreffen van beleidsbesluiten
die zien op de hersteloperatie en al in werking zijn getreden en worden uitgevoerd.
Uw kamer is er bij brief van 9 september 202121 over geïnformeerd dat op dit moment nog wordt gewerkt aan de herijking van de hersteloperatie
en de uitwerking van de aanvullende regelingen om recht te doen aan kinderen van gedupeerde
ouders, ex-partners van gedupeerden en gedupeerden bij andere toeslagen. Het wetsvoorstel
is, vanwege het eerder genoemde voornemen, ter advisering voorgelegd aan de afdeling
advisering van de Raad van State voor advies. De Afdeling adviseert het voorstel nu
nog niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het is aangepast.
De Afdeling merkt onder andere op dat het niet duidelijk is hoe het wetsvoorstel zich
verhoudt tot de herijking, terwijl duidelijkheid over de hersteloperatie nodig is.
Het kabinet volgt dit advies en zal zorgvuldig bezien of en op welke wijze de herijking
de inhoud van dit wetsvoorstel eventueel raakt. Daarom zal het kabinet een wetsvoorstel
Wet hersteloperatie toeslagen niet op Prinsjesdag aan uw Kamer aanbieden.
Het later indienen van de Wet hersteloperatie toeslagen heeft geen gevolgen voor de
voortgang van de hersteloperatie. Zo verwacht het kabinet om uiterlijk bij de achtste
voortgangsrapportage het beleidsbesluit private schulden te kunnen delen en zal dat
operationeel zijn in november. Het kabinet informeert uw Kamer bij de achtste voortgangsrapportage
eind september over de voortgang op de herijking en de aanvullende regelingen.
Daarnaast is het voor de voortgang van de hersteloperatie van belang om in te gaan
op de specifieke uitkeringen die gemeenten ontvangen voor hun hulp. Gemeenten maken
uiteraard de nodige kosten voor de hersteloperatie toeslagen. Om deze kosten te vergoeden,
worden er bij ministeriële regeling specifieke uitkeringen gemaakt. Dit geldt voor
de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
met betrekking tot het vergoeden van kwijtgescholden publieke schulden en het Ministerie
van Financiën voor kosten die gemeenten maken voor hulp aan gedupeerde ouders op de
vijf leefgebieden (werk, wonen, zorg, gezin en financiën).
De grondslag voor de ministeriële regeling voor de twee specifieke uitkeringen van
de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zullen worden opgenomen in het wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen. De specifieke
uitkering van Financiën zal alsnog in dit wetsvoorstel worden opgenomen. Ook nu het
wetsvoorstel Wet hersteloperatie toeslagen nog niet is ingediend, kunnen de regelingen
wel al dit jaar in werking treden, zodat de kosten van gemeenten vergoed kunnen worden.
Hierbij geldt als voorwaarde dat de Wet hersteloperatie toeslagen binnen een jaar
na inwerkingtreding van de regelingen wordt ingediend bij de Tweede Kamer, hetgeen
de verwachting is. De ministeriële regelingen worden voor het einde van het jaar afgerond
en in de Staatscourant gepubliceerd.
Later indienen Wetsvoorstel Versterking grondslag cameratoezicht en gegevensverwerking
Douane
In het overzicht met de maatregelen in het pakket Belastingplan 2022 dat uw Kamer
dit voorjaar ontvangen heeft, stond ook aangekondigd een wetsvoorstel Versterking
grondslag cameratoezicht en gegevensverwerking douane.
In dit wetsvoorstel waren drie maatregelen opgenomen:
1) wetgeving om in de Algemene douanewet een versterking van de grondslag met betrekking
tot het cameratoezicht op te nemen;
2) wetgeving om de Algemene douanewet op de het Wetsvoorstel gegevensverwerking door
samenwerkingsverbanden, dat nu in de Eerste Kamer ligt aan te laten sluiten;
3) de introductie van een wettelijke grondslag voor het uitwisselen van informatie tussen
de douane, de Koninklijke Marechaussee en de Politie.
Mede naar aanleiding van het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens heeft het kabinet
besloten om de twee maatregelen met betrekking tot de gegevensverwerking en informatie-uitwisseling
uit het wetsvoorstel te halen en opnieuw uit te werken.
De resterende maatregel is als wetsvoorstel Versterking grondslag cameratoezicht Douane
voor advies aan de Raad van State voorgelegd. De Raad van State heeft geadviseerd
het wetsvoorstel afzonderlijk van het Belastingplan in te dienen. Het kabinet volgt
dit advies op en is voornemens om op korte termijn dit wetsvoorstel afzonderlijk aan
uw Kamer aan te bieden.
Uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen
Alle maatregelen in het pakket Belastingplan 2022 zijn door de Belastingdienst, Toeslagen
en Douane getoetst op uitvoerbaarheid. De uitvoerders achten de maatregelen uitvoerbaar
per de voorgestelde data van inwerkingtreding.
Budgettair overzicht
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de budgettaire aspecten van de zes wetsvoorstellen
in het pakket Belastingplan 2022.
Tabel 1: Overzicht budgettaire effecten van het pakket Belastingplan 2022.
Pakket belastingplan in € mln.
(+=lastenverzwarend/lagere uitgaven)
2021
2022
2023
2024
structureel
Belastingplan 2022
– 56
– 21
– 15
– 2
– 191
Overige fiscale maatregelen 2022
0
0
0
0
0
Omgekeerde hybride lichamen (ATAD2)
0
0
0
0
0
Verlaging verhuurderheffing
0
– 180
– 180
– 180
– 180
Aanpassing fiscale regelingen aandelenoptierechten
0
0
0
0
– 1
Tegemoetkoming schrijnende gevallen
0
0
0
0
0
3. Aankondiging fiscale maatregelen
Het pakket Belastingplan 2022 bevat vanwege het voornemen om een pakket Belastingplan
dunner te houden, zoals geschetst in onderdeel 1. van deze brief, de adviezen van
de Raad van State en de demissionaire status van het kabinet in vergelijking met eerdere
jaren minder maatregelen, waarbij die maatregelen overwegend zien op technische verbeteringen
van het huidige stelsel. Het kabinet wil eveneens terughoudendheid betrachten bij
het indienen van nota’s van wijziging.
Niettemin zijn er sinds het verzoeken om advies op de wetsvoorstellen bij de Raad
van State zijn er enkele fiscale maatregelen opgekomen waarvan het wenselijk wordt
geacht deze te regelen. Aangezien deze maatregelen nog niet waren uitgewerkt op het
moment dat de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2022 voor advisering werden
aangeboden bij de Raad van State en het kabinet bij beleidsrijkere fiscale maatregelen
uiteraard wel aan dat advies hecht, wil het kabinet deze maatregelen via een nota
van wijziging op het pakket Belastingplan 2022 aan uw Kamer voorleggen. Deze nota’s
van wijziging worden in ieder geval voor het eerste wetgevingsoverleg met uw Kamer
gedeeld.
In aanvulling op de in paragraaf «Later indienen Wetsvoorstel Hersteloperatie Toeslagen» al benoemde nota van wijziging voor toeslagen, voorziet het kabinet nota’s van wijziging
voor de volgende onderwerpen:
1) Overgangsregeling bij een tariefswijziging voor de bpm;
2) Vereenvoudiging aangifteproces overdrachtsbelasting; en
3) Enkele wijzigingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en Wet bronbelasting
2021.
Overgangsregeling bij een tariefswijziging voor de bpm
Er wordt een overgangsregeling voorgesteld in het geval van een tariefswijziging voor
de belasting van personenauto’s en motorrijwielen. De overgangsregeling heeft betrekking
op het nieuwe belastbaar feit van de inschrijving in het kentekenregister dat per
1 januari 2022 van kracht wordt. Het voorstel houdt in dat op het moment van een tariefswijziging
alle nieuwe motorrijtuigen die zijn ingeschreven in het kentekenregister zonder tenaamstelling,
binnen twee maanden tenaam moeten zijn gesteld. Als dat niet gebeurt, dan is het nieuwe
tarief van toepassing in plaats van het oude tarief op het moment van de inschrijving.
Deze overgangsregeling waarborgt het gelijke speelveld tussen parallelimport en de
binnenlandse markt en bevordert de rechtszekerheid voor de burger.
Vereenvoudiging aangifteproces overdrachtsbelasting
In 2022 zal de inhoud van het aangiftebericht wordt uitgebreid. Vanaf dan moet de
notaris meer gegevens via het aangiftebericht aanleveren (zoals het BSN en de vrijstelling
waarop een beroep wordt gedaan). In de toelichting op de Eindejaarsregeling 2020 is
toegezegd dat zal worden bezien of bepaalde wettelijke verplichtingen voor de notaris
om bepaalde gegevens in de akte dan wel schriftelijke verklaring op te nemen (deels)
kunnen komen te vervallen, als deze gegevens al via het aangiftebericht aan de Belastingdienst
worden verstuurd. De Belastingdienst en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie
hebben recentelijk gezamenlijk aangegeven dat administratieve lasten voor het notariaat
kunnen worden voorkomen door bepaalde verplichtingen te laten vervallen zonder dat
daarmee effectief toezicht door de Belastingdienst wordt belemmerd. Het gaat in het
bijzonder om de verplichting van de notaris de schriftelijke verklaring die een particuliere
koper van een woning invult bij toepassing van de startersvrijstelling of het verlaagde
tarief, standaard op te sturen naar de Belastingdienst. Deze informatie volgt reeds
uit het gewijzigde aangiftebericht.
Enkele wijzigingen in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en Wet bronbelasting
2021
De Hoge Raad heeft in een arrest van 11 juni 202122 nadere uitleg gegeven over de samenloop tussen de verliesverrekeningsregels en het
fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting. Als gevolg van dit arrest kunnen
op basis van een grammaticale interpretatie de betreffende bepalingen in strijd komen
met het beoogde doel en de beoogde strekking van de wet. Dat kan er toe leiden dat
onder omstandigheden zogenoemde houdster- en groepsfinancieringsverliezen verrekend
kunnen worden met niet-houdster- en groepsfinancieringswinsten (reguliere winsten)
hetgeen een aanzienlijke budgettaire derving tot gevolg heeft. In een nota van wijziging
op het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 zal worden voorgesteld om de gevolgen van voornoemd arrest te repareren in de Wet
op de vennootschapsbelasting 1969.
Daarnaast zal het kabinet een tweetal technische wijzigingen in de Wet bronbelasting
2021 voorstellen.
De eerste wijziging ziet op een aanvulling op het begrip vaste inrichting in Nederland
voor toepassing van de bronbelasting per 1 januari 2022. Deze bredere toepassing geldt
al voor de toepassing van het vaste inrichting begrip in de vennootschapsbelasting.
Hierdoor wordt ook bronbelasting geheven over renten- en royalty betalingen, voor
zover deze toerekenbaar zijn aan specifieke Nederlandse bronnen, zoals in Nederland
gelegen onroerende zaken.
De tweede wijziging betreft een verduidelijking in de hybride bepalingen van de Wet
bronbelasting 2021, waardoor hybride lichamen niet langer belastingplichtig zijn voor
de bronbelasting indien niet ten minste één van de achterliggende gerechtigden (al
dan niet via een samenwerkende groep) een kwalificerend belang heeft in het hybride
lichaam. Het is de bedoeling dat deze wijziging zal plaatsvinden met terugwerkende
kracht tot en met 1 januari 2021.
4. Overig
Ten slotte willen wij graag nog enkele bijlagen toelichten.
Tabellen marginale druk
Conform een toezegging aan de Eerste Kamer vindt u dit jaar wederom de tabellen inzake
de marginale druk bijgevoegd.23 De tabellen tonen de marginale druk van een eenverdienershuishouden met twee kinderen
in een huurhuis, voor 2021 en 202224. Uit de tabellen blijkt dat de verschillen tussen 2021 en 2022 beperkt zijn.
Fiscale sleuteltabel 2022 en parameterbrief Belastingdienst 2021
Daarnaast zijn de Fiscale sleuteltabel 2022 en de parameterbrief Belastingdienst 2021
als bijlage bij deze brief meegestuurd25. De sleuteltabel geeft de budgettaire opbrengsten of dervingen weer van wijzigingen
in bepaalde tarieven of normbedragen van de diverse belastingmiddelen in 2022. De
parameterbrief biedt inzicht in de doorlooptijden van wijzigingen van parameters en
andere wijzigingen in het systeemlandschap van de Belastingdienst.
Toetsingskader fiscale regelingen
Verder maken wij van deze gelegenheid gebruik om het voor de vrijstelling overdrachtsbelasting
voor terugkoop van VoV-woningen ingevulde Toetsingskader Fiscale Regelingen als bijlage
bij deze brief aan uw Kamer te sturen26. Het toetsingskader beoordeelt de haalbaarheid en wenselijkheid van fiscale regelingen
en dient bij een nieuwe fiscale regeling of bij de evaluatie van een fiscale regeling
te worden doorlopen. Dat vormt vanaf nu dan ook in beginsel het uitgangspunt. In het
toetsingskader fiscale regelingen komen onder andere het doel, de noodzaak en instrumentkeuze
voor een fiscale regeling aan de orde.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën