Brief regering : Aankondiging beleidsdoorlichting Artikel 32
33 199 Beleidsdoorlichting Justitie en Veiligheid
Nr. 46
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2021
Inleiding
In deze brief informeer ik uw Kamer over het doel, de reikwijdte en de voorgenomen
opzet en planning van de beleidsdoorlichting van artikel 32 van de begroting van Justitie
en Veiligheid (JenV) over de periode 2016 t/m 2020. Artikel 32 is getiteld «Rechtspleging
en rechtsbijstand» en heeft tot doel het scheppen van optimale voorwaarden voor het
in stand houden en verbeteren van een goed en toegankelijk rechtsbestel.
Beleidsdoorlichting en SEA
In het kader van operatie «Inzicht in Kwaliteit» is het gebruikelijke overzicht in
de begroting met een planning van beleidsdoorlichtingen omgevormd tot een Strategische
Evaluatie Agenda (SEA)1. Het doel van de SEA is te komen tot betere en meer bruikbare inzichten in de maatschappelijke
toegevoegde waarde op belangrijke beleidsthema’s, het meer benutten van dit inzicht
en daarmee uiteindelijk hogere maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid. Daarmee
komt de focus meer te liggen op de integrale en samenhangende beleidsaanpak van een
beleidsthema en minder op de afzonderlijke beleidsonderdelen. Deze beleidsdoorlichting
is daarom tevens bedoeld als 0-meting voor de SEA waar in de begroting 2023 en volgende
begrotingen voor dit beleidsartikel invulling aan wordt gegeven.
De beleidsdoorlichting wordt uitgevoerd volgens de criteria van de concept Regeling
Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) voor 2022 en verder. De beantwoording van de daarbij
behorende 15 deelvragen zijn bij de doorlichting leidend.
Beleidsartikel 32 Rechtspleging en rechtsbijstand
• Artikel 32.1 apparaatskosten Hoge Raad (circa 32,3 mln. euro in 2021)
De Minister draagt zorg voor de financiering van de Hoge Raad, dat als hoogste rechtscollege
in het Koninkrijk beslist in cassatieberoepen op het gebied van het civiele-, straf-
en fiscale recht en dat tot taak heeft de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling te
bevorderen. Daarnaast hebben de Hoge Raad en de procureur-generaal bij de Hoge Raad
nog bij wet opgedragen bijzondere taken.
• Artikel 32.2 adequate toegang tot het rechtsbestel (ten aanzien van rechtsbijstand)
(circa 506,6 mln. euro in 2021)
De Minister financiert de Raad voor Rechtsbijstand (hierna rvr) en draagt zorg voor
het stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand. Het betreft hier:
– De financiering voor apparaatsuitgaven van de rvr en het Juridisch Loket (hJL), een
advies- en doorverwijsinstelling voor eerstelijns rechtshulp. De rvr is belast met
de uitvoering van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De Wrb strekt ertoe de toegang
tot het recht voor minder draagkrachtigen te waarborgen;
– Toevoegingen rvr. De rvr verstrekt toevoegingen aan een advocaat of mediator voor
de verlening van rechtsbijstand aan rechtzoekenden met een laag inkomen en vermogen.
Naast de financiering van de rvr en verstrekte toevoegingen door de rvr omvat dit
artikel de financiering van het Bureau financieel toezicht (BFT), subsidie aan de
Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken (SGC) en aan hJL en de kosten
voor de uitvoering van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). In dit verband
is de stelselvernieuwing rechtsbijstand een belangrijk onderdeel (circa 29,6 mln.
euro in 2021).
• Artikel 32.3 optimale randvoorwaarden doelmatig en doeltreffend rechtsbestel (circa
1,2 mld. euro in 2021)
De Minister voor Rechtsbescherming is verantwoordelijk voor een goed functionerend
stelsel van rechtspraak en is verantwoordelijk voor de inrichting van het stelsel
voor de rechtspleging. Hij is stelselverantwoordelijk. Dit houdt in dat beleidsmatig
continu aandacht geschonken moet worden aan het in stand
houden en verder verbeteren van het stelsel van rechtspraak en rechtsbijstand. De
Minister draagt verantwoordelijkheid voor de financiering van de rechtspraak, houdt
toezicht op het beheer en is de werkgever voor de rechterlijke macht.
De Rechtspraak functioneert als derde staatsmacht zelfstandig van de andere staatsmachten
en bepaalt zelf binnen algemene randvoorwaarden hoe geschillen op een efficiënte en
goede wijze worden afgehandeld. De Minister voor Rechtsbescherming staat op afstand
en het is zijn taak de Rechtspraak in staat te stellen zijn functie te vervullen.
De wet staat niet toe dat de uitvoerende macht de rechtsprekende macht aanstuurt.
Dit artikel omvat de financiering van de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), bijdragen
aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), het College voor de Rechten van de Mens,
het Nationaal Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) en subsidie aan de Stichting
Advisering Bestuursrechtspraak (StAB), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
(NVvR) en de Stichting Recht en Overheid en het Nederlands Juristencomité voor de
bescherming van mensenrechten.
Artikel 32 van de begroting van JenV omvat in 2021 een budget van circa 1,8 mld. euro,
waarvan circa 1,7 mld. programma-uitgaven en circa 32,3 mln. aan apparaatskosten.
De ontvangsten bedragen circa 193 mln. euro, waarvan circa 176 mln. aan griffierechten.
Reikwijdte en afbakening
In de vorige exercitie zijn de onderdelen rechtspraak en de toegang tot het recht
afzonderlijk doorgelicht. Deze beleidsdoorlichting omvat beide onderwerpen en sluit
daarmee aan op de Beleidsdoorlichting rechtspraak 2016 (Kamerstuk 33 199, nr. 14) en de Beleidsdoorlichting Adequate toegang tot het rechtsbestel, onderdeel gesubsidieerde
rechtsbijstand (bijlage bij Kamerstuk 31 753, nr. 118). Daarmee omvat de beleidsdoorlichting de beleidsonderdelen en de daarbinnen opererende
instituties (Raad voor de rechtspraak, Hoge Raad en raad voor rechtsbijstand) vanwege
de mate waarin zij bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van dit begrotingsartikel.
Dit is in aansluiting op de eerdere beleidsdoorlichtingen. De AP wordt niet betrokken
in deze beleidsdoorlichting omdat deze apart wordt onderzocht in de vijfjaarlijkse
ZBO-evaluatie.
Daarnaast zullen, zoals ik de Kamer heb bericht bij brief van 30 juni jl.2, mogelijke beleidsimplicaties en vervolgonderzoek naar aanleiding van de Geschilbeslechtingsdelta
2019 onderdeel uitmaken van deze beleidsdoorlichting dan wel de Strategische Evaluatieagenda
JenV (SEA) die daarop volgt.
De doorlichting beslaat het tijdvak 2016 tot en met 2020.
Bij deze brief is een initiële lijst gevoegd van onderzoeken die tijdens deze onderzoeksperiode
zijn uitgevoerd en in de doorlichting betrokken zullen worden.
Onderzoeksvragen
De hoofdvraag van deze beleidsdoorlichting is:
In hoeverre heeft het door JenV gevoerde beleid en de ingezette instrumenten op een
doeltreffende en doelmatige wijze bijgedragen aan een goed en toegankelijk rechtsbestel,
en dragen zij bij aan de verdere verbetering daarvan?
De belangrijkste subvragen die daarbij horen zijn:
• Welke evaluaties en onderzoeken zijn uitgevoerd, op welke manier is beleid geëvalueerd
en om welke redenen? Welke conclusies kunnen worden getrokken over de doelmatigheid
en doeltreffendheid van het beleid op het terrein van rechtspraak en rechtsbijstand?
• Welke wetswijzigingen zijn in de onderzoeksperiode doorgevoerd en/of in gang gezet?
Zijn er al uitspraken te doen over de effecten daarvan?
• Welke meetbare indicatoren zijn binnen de rechtspraak en de rechtsbijstand voorhanden?
En in hoeverre geven deze inzicht in de effecten van het gevoerde beleid?
• Is het instrumentarium waarover de Minister beschikt toereikend en geschikt om de
doelen te bereiken?
• Welke rol speelt de verhouding tussen de wetgevende macht en de onafhankelijke rechtspraak
bij de inzet van de instrumenten?
• Welke uitgaven zijn gemoeid met de uitvoering van artikel 32? Hoe worden deze ingezet?
De doorlichting zal in elk geval de volgende elementen bevatten:
• Reconstructie van de beleidstheorie die ten grondslag ligt aan artikel 32: met welke
instrumenten wordt beoogd het doel – een goed en toegankelijk rechtsbestel – te bereiken
en hoe plausibel is deze beleidstheorie?
• Een schets van de situatie waarin de rechtspraak en de toegang tot het recht zich
ten tijde van de vorige doorlichtingen bevonden, en van de vragen die op dat moment
nog niet konden worden beantwoord. De rechtspraak bevond zich in 2016 in een veranderingsproces:
de herziening van de gerechtelijke kaart was net afgerond en er werd volop gediscussieerd
over kwaliteit, werkdruk, begrotingssystematiek en rechtstatelijke waarden. Deze schets
wordt samen met de Raad voor de rechtspraak gemaakt, langs de lijn van de verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Minister en Rechtspraak. Verder omvat de beleidsdoorlichting een schets van
de situatie waarin het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand zich bevond en de
voorgenomen vernieuwingen en bezuinigingen. Diverse onderdelen hiervan werden als
gevolg van onvoldoende politiek draagvlak destijds nog niet gerealiseerd.
• Vanuit dat beeld worden de ontwikkelingen geschetst die vanaf 2016 zijn ingezet. Ten
aanzien van de rechtspraak ziet dit in het bijzonder op de evaluatie van de herziening
gerechtelijke kaart en op ontwikkelingen op het terrein van de financiering, digitalisering
en kwaliteit (waaronder maatschappelijk effectieve rechtspraak en het terugdringen
van de doorlooptijden), waarbij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Minister
en de Rechtspraak wordt gevolgd en expliciet benoemd. Ten aanzien van de toegang tot
het recht ziet dat vooral op de stelselvernieuwing rechtsbijstand naar aanleiding
van het evaluatierapport «Andere tijden. Evaluatie puntentoekenning in het stelsel
van gesubsidieerde rechtsbijstand» van de Commissie Van der Meer.
• Een onderzoeksplan voor vragen die volgen uit nadere gedachtevorming naar aanleiding
van de Geschilbeslechtingsdelta 2019. Hierbij zal bijvoorbeeld aandacht zijn voor
de vraag of sprake is van een latente vraag naar (rechts)hulp, wat hiervan de achterliggende
oorzaken zijn, of dit samenhangt met de gesignaleerde afname van doelbereik, of dit
bij bepaalde groepen of bepaalde rechtsgebieden meer speelt en of aanbevelingen kunnen
worden gedaan om dit te adresseren. Het is belangrijk om daarbij voldoende oog te
hebben voor het doenvermogen van burgers, met name in de digitale omgeving.
• Een analyse van de in de onderzoeksperiode doorlopen wetgevingstrajecten met het doel
uitspraken te kunnen doen in hoeverre deze wetswijzigingen bijdragen of hebben bijgedragen
aan een goed en toegankelijk rechtsbestel.
• Een analyse van de in de onderzoeksperiode uitgevoerde onderzoeken en evaluaties,
ook met het doel te bezien in hoeverre op basis daarvan uitspraken kunnen worden gedaan
over doelmatigheid en doeltreffendheid.
• Een bespreking van relevante ontwikkelingen die van belang zijn voor de beantwoording
van de onderzoeksvragen. Een belangrijk voorbeeld daarvan zijn de implicaties van
het eindverslag van de Parlementaire commissie Kinderopvangtoeslag van december 2020.
• Analyse in hoeverre dit materiaal uitspraken over doeltreffendheid en doelmatigheid
mogelijk maakt. De doeltreffendheid is de mate waarin het gevoerde beleid heeft bijgedragen
aan het halen van de algemene doelstelling. Voor uitspraken over de doelmatigheid
worden de kosten van het beleid afgezet tegen de effecten en eventuele neveneffecten
van het beleid. Bezien wordt of dezelfde effecten hadden kunnen worden bereikt met
de inzet van ander beleid of instrumenten tegen minder kosten, of een groter effect
tegen dezelfde kosten. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de uitvoeringskosten
van het beleid. De 20% besparingsvariant maakt hier onderdeel van uit.
• Een overzicht van onderwerpen en wetswijzigingen die (nog) niet zijn geëvalueerd op
doeltreffendheid en doelmatigheid en de reden waarom dit (nog) niet kan of (nog) niet
is gebeurd.
• Een voorstel voor een thema-indeling die gehanteerd kan worden voor de omvorming naar
de SEA vanaf 2023.
Aanpak
De doorlichting zal worden uitgevoerd, door medewerkers van de directie Rechtsbestel
(DRB) van het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR) in nauw
overleg met vertegenwoordigers van de Hoge Raad en de Raad voor de rechtspraak, in
lijn met eerder genoemde verantwoordelijkheidsverdeling. Ten behoeve van het onderzoek
wordt een werkgroep en een klankbordgroep samengesteld. In de klankbordgroep zullen
onder andere vertegenwoordigers uit betrokken organisaties zitting nemen. Daarbij
kan worden gedacht aan vertegenwoordigers van de Rechtspraak, de raad voor rechtsbijstand
en het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum. Ook specialisten van Financieel-Economische
Zaken en de Inspectie Rijksfinanciën worden nauw betrokken bij het onderzoek. Conform
artikel 2 tweede lid RPE wordt bij de uitvoering van het onderzoek ten minste een
onafhankelijk deskundige met kennis van het rechtsbestel, toegang tot het recht en
de beleidsterreinen die daarin een rol spelen, betrokken. Deze deskundige geeft een
oordeel over het uitgevoerde onderzoek.
Het doorlichtingsrapport zal inzicht geven in de gebruikte evaluatiemethode en in
de mogelijkheden en onmogelijkheden om de doeltreffendheid en/of de doelmatigheid
van het betreffende beleid vast te stellen. De structuur en hoofdstukindeling zal
aansluiten op de opzet en chronologie van de RPE. Bij het beantwoorden van de RPE-vragen
zal voor de onderzoeksperiode gebruik worden gemaakt van beschikbare beleidsinformatie,
evaluaties, onderzoeken en monitoring die door of in opdracht van het WODC zijn verricht,
dan wel door andere onderzoeksinstanties.
In de bijlage3 is een initiële lijst bijgevoegd met onderzoeken waarvan voor deze beleidsdoorlichting
gebruik zal worden gemaakt. Deze lijst wordt nog verder aangevuld. Waar nodig kunnen
de resultaten daarvan door middel van interviews nader worden aangevuld met inzichten
en opvattingen van deskundigen.
Planning
De beleidsdoorlichting van artikel 32 zal in het najaar van 2021 worden gestart. Het
eindrapport zal in het tweede kwartaal van 2022 aan uw Kamer worden toegezonden.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming