Brief regering : Tarifering gebruiksvergoeding spoor vanaf 2023
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 941
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 augustus 2021
Met deze brief informeer ik u over de tarifering van de vergoeding voor het gebruik
van het spoor in de periode 2023–2025 die ProRail vanuit zijn wettelijke bevoegdheid
daartoe op 27 augustus 2021 heeft gepubliceerd in de ontwerp Netverklaring voor het
dienstregelingsjaar 2023. De voorgestelde tarifering betekent voor de meeste vervoerders
een daling van de kosten voor de gebruiksvergoeding. Voor enkele vervoerders, met
name in het goederenvervoer, is echter sprake van een substantiële kostenstijging.
Het kabinet zet met deze sector de komende jaren in op verdere groei conform het in
2018 afgesproken Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer. Mijn inzet is er daarom op
gericht om deze vervoerders tegemoet te komen met enkele mitigerende maatregelen,
zodat er gedurende deze drie jaar een overgang gevormd wordt naar een tariefstructuur
die beter aansluit bij de daadwerkelijke kosten van het spoorgebruik. Met deze brief
meld ik u welke maatregelen ik voornemens ben te treffen. Het advies dat ProRail mij
hieromtrent heeft gegeven, voeg ik als bijlage bij deze brief1.
ProRail heeft een nieuw stelsel van tarieven in de ontwerp Netverklaring opgenomen
dat gaat gelden voor de periode 2023–2025. Dit stelsel is gebaseerd op nieuwe vormen
van kostentoerekening die bewerkstelligen dat tarieven beter aansluiten bij de werkelijk
gemaakte kosten.
Concreet betekent dit het volgende:
• De vergoeding voor het minimum toegangspakket, het pakket dat nodig is om treinen
daadwerkelijk te laten rijden, wordt substantieel lager dan in het huidige stelsel,
doordat ze conform Europese regelgeving gebaseerd zijn op uitsluitend de directe kosten.2 Dit geldt met name voor het tarief voor het treinpad dat daardoor meer in lijn komt
met de tarifering in de buurlanden.
• De vergoeding voor een breed scala aan andere diensten (waaronder transfer van reizigers,
opstellen van materieel, ICT en de rangeerheuvel op Kijfhoek) is gebaseerd op de totale,
integrale kosten.3 De tarieven hiervoor zijn ten opzichte van die in het huidige stelsel substantieel
hoger.
Volledige toerekening van de integrale kosten in de vergoeding voor deze andere diensten
zou betekenen dat vrijwel alle vervoerders vanaf 2023 veel meer gaan betalen voor
het gebruik daarvan. Vanuit het principe «de gebruiker betaalt» is dit logisch, maar
betekent in de huidige situatie een te grote stap (zie bijlage 2 van het bij deze
brief gevoegde advies van ProRail). Dit zou leiden tot prijsstijgingen in de dienstverlening
van de spoorgoederenvervoerders met als risico dat verladers het spoor vaarwel zeggen.
Dit zou de beoogde verdere groei voorzien in het in 2018 met de sector afgesproken
Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer (Kamerstuk 29 984, nr. 782) kunnen doorkruisen. Tegen deze achtergrond heeft ProRail ervoor gekozen om een «ingroei»
in de tarifering van «categorie 2»-diensten in te brengen door de tarieven voor deze
diensten te baseren op circa 79 procent van de desbetreffende kosten. De ingroei is
ook echt bedoeld als een tussenstap om na 2025 het principe «de gebruiker betaalt»
alsnog te kunnen toepassen.
Met het nieuwe, aangepaste tariefstelsel zal een groot deel van de vervoerders per
saldo te maken krijgen met lagere kosten voor de gebruiksvergoeding dan in het huidige
stelsel. Niettemin zijn er enkele vervoerders, voornamelijk in het goederensegment,
die toch worden geconfronteerd met fors hogere kosten. Het gaat met name om vervoerders
die gebruik maken van de rangeerheuvel op Kijfhoek en die veel gebruik maken van de
dienst opstellen van treinen. ProRail heeft gezocht naar mogelijkheden om binnen de
nieuwe methodiek voor tarifering van categorie 2-diensten de negatieve effecten voor
deze vervoerders zo veel mogelijk te mitigeren. Dit vergroot echter de complexiteit
van de tariefbepaling en brengt risico’s met zich mee ten aanzien van het voldoen
aan wettelijke kaders. Derhalve heeft ProRail mij geadviseerd hiervoor mitigerende
maatregelen te nemen. Ik onderschrijf dat, omdat dit in het licht van de ambities
voor spoorgoederenvervoer – meer goederen over spoor in plaats van de weg om schadelijke
emissies te verminderen – niet wenselijk is.
Tegen deze achtergrond ben ik voornemens om, conform het advies van ProRail, een tijdelijke
subsidieregeling in te richten die zich specifiek richt op het compenseren van kostenverhogingen
voor de dienst «heuvelen op Kijfhoek» en de dienst «opstellen van treinen». ProRail
heeft becijferd dat hiervoor een budget van gemiddeld ten minste € 10 mln. per jaar
nodig is. Door volume-effecten kan de budgetbehoefte op zo’n € 14 mln. per jaar uitkomen.
De (ontwerp-) subsidieregeling hiervoor zal ik voor een toets aan de staatssteunregels
voorleggen aan de Europese Commissie.
De beoogde subsidieregeling zal ik financieren door van alle vervoerders een bijdrage
te vragen via een in te voeren extra heffing.4 Daarmee worden de voor- en nadelen van het nieuwe tariefstelsel gelijker verdeeld.
De opbrengst bij ProRail van deze extra heffing laat een vermindering toe van mijn
jaarlijkse subsidie voor beheer, onderhoud en vervanging aan ProRail. Hierdoor ontstaat
in de Rijksbegroting ruimte voor de hiervoor bedoelde subsidieregeling, zodat het
effect budgetneutraal is. Mocht echter de subsidieregeling geen doorgang kunnen vinden,
dan vervalt ook de noodzaak om een extra heffing in te stellen.
Met de hiervoor geschetste mitigerende maatregelen wil ik een transitie mogelijk maken
naar de uiteindelijk beoogde situatie van volledige kostentoerekening. Ik voorzie
daarom in de subsidieregeling gedurende de periode 2023–2025 een afnemende ondersteuning.
Naar de mate waarin deze ondersteuning vermindert, kan ook de extra heffing verminderen.
In de komende tijd hebben alle gebruikers van het spoor de gelegenheid om aan ProRail
hun zienswijze kenbaar te maken in reactie op de ontwerp Netverklaring 2023. Ondertussen
bereid ik de subsidieregeling voor en zal voor de staatssteuntoets hierover contact
zoeken met de Europese Commissie. Begin december 2021 zal ProRail met inachtneming
van zienswijzen uit de consultatie de definitieve Netverklaring voor 2023 publiceren.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.