Brief regering : Stand van zaken diverse onderwerpen diergezondheid
28 286 Dierenwelzijn
29 683 Dierziektebeleid
Nr. 1207 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juli 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot een
aantal onderwerpen op het gebied van diergezondheid, waaronder toezeggingen en moties.
Eerst ga ik in op de onderwerpen die samenhangen met de Europese diergezondheidsverordening.
Vervolgens ga ik in op een toezegging over de aanpak van het tekort aan dierenartsen,
de uitvoering van de roadmap Afrikaanse varkenspest, de audit van Wageningen Bioveterinary
Research, preventieve vaccinatie tegen dierziekten en tot slot het Europese monitoringsprogramma
op Sars-Cov-2 bij specifieke diersoorten.
Nieuwe diergezondheidsregelgeving
Ter uitvoering van de motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 35 398, nr. 17) informeer ik uw Kamer hierbij over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot
de Europese en nationale diergezondheidsregelgeving.
Europees
Sinds 21 april jl. heeft de Europese Commissie een aantal gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen
vastgesteld en gepubliceerd. Het gaat om de volgende verordeningen1:
1. Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2021/880 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening
(EU) nr. 2020/686 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 2016/429
van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de traceerbaarheids-, diergezondheids-
en certificeringsvoorschriften voor verplaatsingen binnen de Unie van levende producten
van bepaalde gehouden landdieren.
2. Gedelegeerde verordening (EU) nr. 2021/881 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening
(EU) nr. 2020/689 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 2016/429 van het Europees
Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de
ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten.
3. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/934 tot vaststelling van bijzondere maatregelen
ter bestrijding van klassieke varkenspest.
4. Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2021/963 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering
van de Verordeningen (EU) nr. 2016/429, (EU) nr. 2016/1012 en (EU) 2019/6 van het
Europees Parlement en de Raad wat betreft de identificatie en registratie van paardachtigen
en tot vaststelling van modelidentificatiedocumenten voor die dieren.
De verordeningen onder punt 1 en 2 betreffen aanpassingen van twee gedelegeerde verordeningen
die reeds van toepassing waren. Naderhand is gebleken dat deze verordeningen op een
aantal punten aanpassing behoefden. Het betreft vooral technische aanpassingen en
herstel van enkele onvolkomenheden. De verordening onder punt 3 bevat specifieke maatregelen
ter bestrijding van klassieke varkenspest in de lidstaten Bulgarije en Roemenië. Het
gaat om maatregelen die voor 21 april ook al van kracht waren en met deze verordening
opnieuw zijn vastgesteld op basis van de nieuwe diergezondheidsverordening (verordening
(EU) nr. 2016/429).
De verordening onder punt 4 betreft een uitvoeringsverordening die gaat over de details
voor het paardenpaspoort als onderdeel van het identificatie- en registratie systeem
(I&R) voor paardachtigen. In mijn brief van 10 februari jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1172) heb ik uw Kamer over het concept van deze uitvoeringsverordening geïnformeerd. De
verordening is rechtstreeks van toepassing en bevat met name gedetailleerde operationele
en technische eisen voor het paardenpaspoort. De verordening bevat enkele opdrachten
aan de lidstaten die ook vragen om nationale regels. Het gaat voornamelijk om technische
eisen waar weinig tot geen beleidsvrijheid bestaat, zoals het vaststellen van termijnen.
Deze zal ik opnemen in de Regeling houders van dieren. De wijzigingsregeling zal ik
op korte termijn vaststellen aangezien deze Europese uitvoeringsverordening vanaf
7 juli 2021 van toepassing is en Nederland er vanaf dat moment uitvoering aan moet
geven. De wijzigingsregeling zal ik niet vooraf consulteren, omdat deze alleen bepalingen
zal bevatten ter uitvoering van deze Europese verordening en inhoudelijk aansluit
op de regelgeving en praktijk die Nederland eerder al had.
Naast deze recent gepubliceerde gedelegeerde- en uitvoeringsverordeningen werkt de
Europese Commissie nog aan een aantal verordeningen ter uitvoering van de diergezondheidsverordening.
Een belangrijke verordening zal de uitvoeringsverordening zijn die het mogelijk gaat
maken dat lidstaten uitzonderingen toestaan op de plicht om inrichtingen met bepaalde
diersoorten te registreren. In mijn brief van 6 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1174) heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd. Ik heb van de Europese Commissie nog geen
concept van dit voorstel ontvangen. Het is dan ook nog niet duidelijk welke mogelijkheden
de lidstaten gaan krijgen om vrijstelling van de registratieplicht te verlenen. Zoals
ik in mijn brief van 6 april jl. heb aangegeven zal ik geen uitvoering geven aan nieuwe
registratieverplichtingen totdat er duidelijkheid is over de derogatiemogelijkheden
die deze verordening zal gaan bieden. Hier heb ik voor gekozen om te voorkomen dat
er nieuwe registratieverplichtingen worden ingesteld voor inrichtingen met bepaalde
diersoorten of diercategorieën, als voor hen op een later moment alsnog een uitzonderingsmogelijkheid
komt te gelden. Zodra er meer duidelijkheid is over dit onderwerp zal ik uw Kamer
informeren.
Nationaal
In mijn brief van 6 april jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 1174) heb informatie gegeven over de nationale regelgeving die noodzakelijk is voor uitvoering
van de Europese diergezondheidsverordening. Op 21 april jl. is de nationale regelgeving
die op de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren was gebaseerd ingetrokken en zijn
alle benodigde nationale regels gebaseerd op de Wet dieren. Zoals ik in mijn brief
van 6 april heb toegelicht heb ik, gezien de Europese deadline, de nationale regels
vastgesteld voordat de consultatie en uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoetsen
(UHT) gereed waren.
De consultatie van de regeling is inmiddels afgerond en heeft 21 reacties opgeleverd.
RVO.nl en NVWA hebben inmiddels een UHT afgerond. Op basis van de consultatie en de
UHT stel ik momenteel aan een wijzigingsregeling op, waarin ik in de toelichting zal
ingaan op de reacties uit de consultatie en de toetsen. Deze zal naar verwachting
na het zomerreces gereed komen. Ik zal uw Kamer dan nader informeren over deze wijzigingsregeling.
Tarieven I&R
Een deel van de kosten voor de uitvoering van de identificatie en registratie van
dieren en de registratie van inrichtingen waar dieren worden gehouden (I&R) wordt
gefinancierd door de betrokken dierhouders. Mede op basis van het aantal registraties
ontvangt een houder van dieren een factuur van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO). Door de nieuwe diergezondheidsverordening is het nodig om het bestaande systeem
van bekostiging van het I&R-systeem en de bijbehorende tarieven tegen het licht te
houden. Mogelijk worden bepaalde algemene kosten anders verdeeld, omdat er nieuwe
diersoorten en inrichtingen aan het I&R-systeem toegevoegd zijn of worden. Dit is
mede afhankelijk van de ruimte die de uitvoeringsverordening gaat bieden voor vrijstelling
van de registratieverplichting, zoals ik hierboven heb toegelicht. Het doel is altijd
om de kosten voor de uitvoering van I&R evenredig bij de verschillende sectoren in
rekening te brengen. Ik onderzoek op dit moment hoe de toekomstige tarieven tegen
die achtergrond bepaald kunnen worden. Dit kan betekenen dat er tarieven komen voor
diersoorten die zijn toegevoegd aan het I&R-systeem, maar ook dat de tarieven voor
de bestaande diersoorten zullen worden aangepast.
Wanneer de tarieven worden vastgesteld, zullen deze in de Regeling tarieven identificatie
en registratie Wet dieren worden opgenomen. Net als nu het geval is, zullen dit maximale
tarieven zijn. Indien de uitvoeringskosten in een bepaald jaar minder blijken te zijn,
wordt niet meer dan de werkelijke kosten in rekening gebracht. Wanneer de kosten hoger
uitvallen, dan is het niet mogelijk om meer dan de maximaal vastgestelde tarieven
in rekening te brengen. Over de uitkomst van mijn analyse en de eventuele aanpassingen
van de tarieven zal ik alvorens het doorvoeren van wijzigingen in gesprek gaan met
de betrokken sectoren.
Draaiboeken
De nieuwe diergezondheidsverordening leidt er ook toe dat de bestaande beleids- en
uitvoeringsdraaiboeken geactualiseerd worden. In de motie van het lid Van der Plas
(Kamerstuk 35 398, nr. 19) wordt het kabinet verzocht om alle beleids- en uitvoeringsdraaiboeken zo spoedig
mogelijk op rijksoverheid.nl openbaar te maken en jaarlijks actueel te houden en te
bewaken, en voor het zomerreces de Kamer een overzicht te geven van alle huidige draaiboeken
die voorzien zijn van een laatste versiedatum.
De aanpassing van de draaiboeken is momenteel gaande. LNV zorgt voor actualisatie
van de beleidsdraaiboeken en de NVWA actualiseert de uitvoeringsdraaiboeken op basis
van de diergezondheidsverordening en de beleidsdraaiboeken. Lidstaten moeten draaiboeken
hebben voor de ziekten die in verordening (EU) nr. 2018/1882 opgenomen zijn in categorie
A, zoals MKZ en KVP. Dat zijn ziekten waartegen lidstaten op basis van de diergezondheidsverordening
verplicht zijn maatregelen te treffen. Naast de categorie A ziekten zijn er ook draaiboeken
nodig voor de ziekte van Aujeszky (ZvA) en Q-koorts. ZvA is een besmettelijke dierziekte
die is opgenomen in de categorie C van verordening (EU) nr. 2018/1882. Categorie C
bevat ziekten waar lidstaten een optionele vrijstatus voor kunnen krijgen. Een uitbraak
moet bestreden worden om de vrijstatus te kunnen behouden. Nederland heeft een vrijstatus
voor ZvA en daarom is er ook voor ZvA een draaiboek nodig.
Q-koorts is Europees alleen een meldingsplichtige ziekte waarvoor het niet verplicht
is maatregelen te treffen (categorie E van verordening (EU) nr. 2018/1882). Gezien
de specifieke situatie in Nederland acht ik een draaiboek voor de bestrijding van
Q-koorts nodig.
Er komt een generiek dierziektedraaiboek dat in zijn algemeenheid ingaat op de crisisorganisatie,
crisiscommunicatie en de verschillende Europese en nationale maatregelen. Daarnaast
worden er per dierziekte specifieke draaiboeken opgesteld, waar per dierziekte nader
in gegaan wordt op de nodige maatregelen. Het actualiseren van de draaiboeken op basis
van de diergezondheidsverordening en recente wetenschappelijke inzichten zal gefaseerd
worden gedaan. Hierbij geef ik prioriteit aan het generieke draaiboek, samen met de
draaiboeken voor klassieke varkenspest en Afrikaanse varkenspest (KVP/AVP), mond-en-klauwzeer
(MKZ), Afrikaanse Paardenpest (APP), Kwade droes en Q-koorts. Verschillende sectorpartijen
hebben inmiddels de mogelijkheid gekregen reactie te geven op concepten van deze draaiboeken.
Het streven is de draaiboeken voor deze ziekten eind augustus af te ronden en te publiceren.
De draaiboeken voor hoog-pathogene aviaire influenza (HPAI), Newcastle disease (ND),
ziekte van Aujeszky (ZvA) en Rift Valley Fever zullen naar verwachting medio oktober
2021 worden gepubliceerd. Vervolgens zijn er nog een vijf draaiboeken voor dierziekten
die zelden tot nooit of heel lang geleden in de EU zijn aangetroffen. Deze draaiboeken
zullen volgens planning in december 2021 gereed zijn voor publicatie.
Dierenartsen tekort
Een goede aansluiting van vraag naar en aanbod van dierenartsen is van maatschappelijk
belang. Dierenartsen vervullen belangrijke taken in het kader van publieke belangen
als diergezondheid, dierenwelzijn, voedselveiligheid en volksgezondheid. Het gaat
hierbij zowel om praktiserende dierenartsen als om dierenartsen die bijvoorbeeld bij
de NVWA werken, of in het onderwijs, onderzoek of beleid Daarnaast kan een disbalans
tussen vraag en aanbod ook effect hebben op de belasting van de dierenartsen die nu
actief zijn. Er zijn diverse signalen dat vraag en aanbod op de diergeneeskundige
arbeidsmarkt, met name bij de NVWA en in de praktijk, niet goed in balans zijn. Tijdens
het plenaire debat van 13 februari 2020 over de NVWA heb ik met uw Kamer gesproken
over de problemen met het vervullen van de vacatures voor toezichthoudende dierenartsen.
Tijdens dat debat heb ik toegezegd met mijn collega van OC&W in overleg te treden
over de mogelijkheid om de numerus fixus van de opleiding Diergeneeskunde te verhogen.
Uit dit overleg met OC&W bleek dat het op dit moment zo is geregeld dat niet de Minister
van OC&W, maar de onderwijsinstelling de capaciteit van het aantal toe te laten studenten
bepaalt. Het afstemmen van het onderwijsaanbod op de behoefte van de arbeidsmarkt
behoort tot de reguliere taak van de onderwijsinstellingen, in dit geval de Faculteit
Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht (FD). Ik ben daarom over dit vraagstuk
in overleg gegaan met de FD. Daarnaast heb ik, om meer zicht op de problematiek te
krijgen, de WUR opdracht gegeven een inventarisatie te doen naar het aantal dierenartsen
dat in Nederland werkzaam is. In januari 2021 is dit onderzoek gepubliceerd en aan
uw Kamer toegestuurd (Kamerstuk 33 835, nr. 179).
Op basis van deze inventarisatie heb ik in overleg met de FD besloten om een verdiepend
onderzoek te laten uitvoeren naar vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van dierenartsen
en de relevante trends die van invloed zijn op de gewenste capaciteit van de beroepsgroep.
Op basis van dat onderzoek zal ik met betrokken partijen kijken welke mogelijkheden
er zijn om de balans tussen vraag en aanbod te verbeteren. Het mogelijk verhogen van
de numerus fixus zal daarin worden meegenomen. De uitkomsten van dit onderzoek worden
in het eerste kwartaal van 2022 verwacht. De FD heeft vanuit haar verantwoordelijkheid
als onderwijsinstelling de afgelopen tijd al diverse stappen gezet om het aantal afgestudeerde
dierenartsen te verhogen en de aansluiting op de arbeidsmarkt te verbeteren. Ten eerste
is er een zij-instroom traject voor de master Diergeneeskunde opgezet, zodat studenten
met een specifieke, geaccrediteerde buitenlandse bachelor Diergeneeskunde en studenten
met een bachelor Animal Sciences van de WUR onder voorwaarden in kunnen stromen. De
FD ontwikkelt in samenwerking met de NVWA extra keuze-onderwijs. Begin dit jaar is
er een raamplan voor een vernieuwde masteropleiding gepubliceerd. Een van de doelen
van deze vernieuwde masteropleiding is om de studenten nog beter voor te bereiden
op het beroepsveld, om daarmee voortijdige uitval in het begin van de carrière te
helpen voorkomen. Ook heeft de FD de afgelopen periode sterk in gezet op de ontwikkeling
van Onderwijs voor Professionals. Deze initiatieven van de FD hebben als doel een
betere aansluiting van de opleiding op de vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te bewerkstelligen.
Roadmap Afrikaanse varkenspest
Op 29 mei 2020 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de Roadmap «preventie Afrikaanse
varkenspest» en de daarin opgenomen acties en aanbevelingen voor de vier verschillende
thema’s (Kamerstuk 29 683, nr. 251). Inmiddels zijn stappen ter uitvoering van de roadmap gezet, waarover ik u graag
informeer. De samenwerking tussen de deelnemers in de taskforce verloopt voorspoedig,
maar vanwege de coronacrisis heeft de uitvoering van acties vertraging opgelopen.
In thema 1 (de varkenshouderij) is de hygiënescan, gericht op het verbeteren van de
bioveiligheid op varkenshouderijen, opgesteld en wordt deze geïmplementeerd. Ook zijn
de bioveiligheidsvoorschriften in het private kwaliteitssysteem IKB (Integrale Keten
Beheersing) aangescherpt. Daarnaast zijn in samenwerking met de hobbyvarkensvereniging
de hobbyvarkenshouders op verschillende manieren benaderd over het registreren van
hun dieren en over verbeteren van de voorlichting over de risico’s van AVP.
In thema 2 (het beheer van wilde zwijnen) zijn de provincies gestart met de risicoanalyse
en het ontwikkelen van maatwerk van de verschillende gebieden met wilde zwijnen en
de daaraan gekoppelde gebiedsgerichte aanpak. Tevens melden de betrokken provincies
dat het gebruik van nachtkijkers in het kader van de beheermethoden is geoptimaliseerd.
In thema 3 (menselijk handelen) is een aantal workshops over communicatie georganiseerd
om verdere informatievoorziening over de risico’s van verspreiding van AVP te ontwikkelen
en te verbeteren. Tijdens het AO over dieren in de veehouderij van 29 oktober 2020
9Kamerstukken 28 286 en 28 973, nr. 1136) heb ik toegezegd om met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat te bekijken
hoe meer voorlichting kan worden gegeven aan Oost-Europese chauffeurs ter voorkoming
van verspreiding van de Afrikaanse varkenspest. Deze toezegging heb ik binnen dit
thema opgepakt. Ik heb met Rijkswaterstaat een aantal opties besproken, onder andere
suggesties uit een van de workshops. Er is afgesproken dat het zogenoemde preventieteam
samen met RWS kijkt op welke parkeerplaatsen nog informatieborden geplaatst moeten
worden en of de teksten geactualiseerd moeten worden. Aangezien het van belang is
hier aandacht voor te houden blijf ik hierover met RWS contact houden.
In het kader van thema 4 (bestrijden aan de bron) heeft mijn ministerie op ambtelijk
niveau contact gezocht met collega’s in aan Nederland grenzende Duitse deelstaten
om informatie uit te wisselen. Er is afgesproken om dit contact te continueren om
zo van elkaar te kunnen blijven leren en elkaar snel te kunnen benaderen in geval
van grensoverschrijdende besmettingen.
Via internationale overlegstructuren zoals het Standing Committee on Plants, Animals,
Food and Feed (SCOPAFF) en het overleg van de Chief Veterinary Officers (CVO) wordt
regelmatig aandacht besteed aan de situatie in Europese lidstaten en de bestrijding
van de ziekte. De reguliere overleggen van LNV met het preventieteam en met de provincies
blijft voorlopig in stand. De acties uit de roadmap worden de komende maanden met
betrokken partijen verder uitgewerkt en uitgevoerd. Tevens houd ik de actuele veterinaire
situatie met betrekking tot AVP nauwlettend in de gaten.
Audit Wageningen Bioveterinary Research
Tijdens het AO over dieren in de veehouderij van 29 oktober 2020 heb ik toegezegd
uw Kamer te informeren over uitkomsten van de onafhankelijke audit van het laboratorium
Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Deze audit wordt uitgevoerd naar aanleiding
van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 7 januari
2020 over mond- en klauwzeer in Kootwijkerbroek. In mijn brief aan uw Kamer terzake
van 7 januari 2020 (Kamerstuk 27 622, nr. 148) heb ik aangegeven dat het laboratorium WBVR geaccrediteerd is en continu werkt aan
het verbeteren van de werkprocessen en methoden, maar dat ik het belangrijk vind dat
hun werkwijze daarnaast nogmaals onafhankelijk in een audit wordt beoordeeld. Ik heb
drie experts bereid gevonden deze audit uit te voeren. De uitvoering van de audit
is door corona vertraagd, en zal kort na de zomer worden gepland. Over de resultaten
van de audit zal ik u daarna informeren.
Preventieve vaccinatie tegen dierziekten
In de motie van de leden Tjeerd de Groot en Van Campen (Kamerstuk, 35 398, nr. 14) wordt de regering verzocht zich samen met de sector in te zetten voor preventieve
vaccinatie als onderdeel van het diergezondheidsinstrumentarium, inclusief de handelsaspecten
daarvan. Ter uitvoering van deze motie is als start deze zomer een gesprek gepland
met de pluimveesectoren om hun visie op en standpunten ten aanzien van preventieve
vaccinatie tegen aviaire influenza te horen en hier het gesprek met hen over te voeren.
Enkele farmaceutische bedrijven hebben aangegeven de ontwikkeling van een vogelgriepvaccin
op te willen pakken. De situatie met betrekking tot vogelgriep in Europa maakt dat
ook op Europees niveau vaccinatie tegen vogelgriep op de agenda staat. Onder andere
in de vergadering van de CVO’s is hier recent over gesproken. De Europese Commissie
heeft de CVO’s geïnformeerd over de juridische mogelijkheden die er momenteel zijn
voor de inzet van preventieve vaccinatie tegen vogelgriep. Er gelden diverse regels
en randvoorwaarden voor de inzet van preventieve vaccinatie. De Europese Commissie
heeft aangegeven te onderzoeken welke aanpassingen van het juridisch kader er mogelijk
zijn. Tevens zal de Europese Commissie een wetenschappelijke analyse over vaccinatie
vragen aan de European Food Safety Authority (EFSA) om de technische mogelijkheden
van vaccinatie te kunnen beoordelen. Voor andere dierziekten zal ik – ter uitvoering
van de motie – met sectorpartijen het gesprek voeren over hun standpunten met betrekking
tot preventieve vaccinatie. Ik zal uw Kamer, zodra er op dit gebied nieuwe ontwikkelingen
zijn, weer informeren.
Europees monitoringsprogramma SARS-CoV-2 bij enkele specifieke diersoorten
Op 12 mei 2021 is uitvoeringsbesluit (EU) nr. 2021/788 vastgesteld. Dit besluit regelt
dat lidstaten moeten monitoren en rapporteren over besmetting met Sars-CoV-2 bij gehouden
en in het wild levende nertsen, andere marterachtigen en wasbeerhonden. Het besluit
is onder andere van toepassing op locaties waar meer dan 500 volwassen dieren van
deze soorten gehouden worden. Hier hoeft Nederland geen uitvoering aan te geven gezien
het verbod op de pelsdierhouderij. Het besluit ziet ook in bredere zin rapportage
over Sars-CoV-2 bij deze diersoorten. Sars-CoV-2 is daarom voor deze diersoorten in
de Regeling diergezondheid aangewezen. Daarmee moeten houders, dierenartsen en laboratoria
verdenkingen van besmetting melden. Voor in het wild leven dieren geldt daarnaast
dat het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) signalen over ziekten onder in het wild
levende dieren onderzoekt. Eventuele besmettingen kunnen ook op die manier ontdekt
worden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit