Brief regering : Inventarisatie nationaliteit Sociale Zekerheid
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 653 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2021
Inleiding
In de stand van de uitvoering van 26 juni 2020 (Kamerstuk 26 448, nr. 634) heeft de Minister van SZW de Kamer toegezegd een inventarisatie uit te voeren naar
het gebruik van nationaliteit in de sociale zekerheid1. Directe aanleiding hiervoor was het gebruik van nationaliteit als risico-indicator
in een risicomodel van UWV en vragen over het gebruik van (tweede) nationaliteit bij
de Belastingdienst aan de Staatssecretaris van Financiën. Om geen enkele twijfel te
laten ontstaan over het rechtmatig gebruik van nationaliteit in de sociale zekerheid
hebben het Ministerie van SZW, UWV en de SVB het gebruik van nationaliteit en andere
afkomstgerelateerde indicatoren, zoals geboorteland, in wetten, regels, procedures
en risicomodellen in kaart gebracht2. Tevens is met behulp van de VNG het gebruik van nationaliteit door gemeenten bij
de uitvoering van de sociale zekerheid nagegaan, rekening houdend met het decentrale
karakter van de Participatiewet3. Ten slotte heeft de Inspectie SZW (ISZW) ook een inventarisatie naar nationaliteit
verricht4, waarover zij de Kamer in haar jaarverslag over 2020 heeft geïnformeerd (Kamerstuk
35 570 XV, nr. 84).
Conclusie
In de sociale zekerheid spelen nationaliteit, woonland, geboorteland/ land van herkomst
en de registratie als niet-ingezetenen (rni5) een rol in het bepalen van de rechten en plichten die een persoon heeft en deze
gegevens moeten daarom vaak door UWV, de SVB en gemeenten verwerkt worden. Daarbij
is het van groot belang dat deze verwerkingen voldoen aan de eisen6 die daaraan gesteld worden, zoals een duidelijke wettelijke grondslag, noodzakelijkheid
en niet discrimineren7. Het is derhalve positief dat er geen grote omissies zijn aangetroffen. Wel zijn
er diverse punten ter verbetering gesignaleerd waarbij wetgeving, registratie, dienstverlening
of handhaving tot enige vorm van discriminatie hebben geleid dan wel tot onnodige
gegevensverwerking. Op deze verbeterpunten zijn direct herstelacties ingezet.
Afbakening
Voor de inventarisatie wordt uitgegaan van een brede opvatting van het begrip nationaliteit
waarbij zowel directe verwijzingen als indirecte verwijzingen, zoals diverse afkomstgerelateerde
gegevens, worden meegenomen:
• Nationaliteit
• Etniciteit8
• Geboorteland
• Land van herkomst
• Geboorteland ouders
• Woonland
• Registratie als niet-ingezetene (rni)
De rni is ook in de inventarisatie betrokken. Hoewel niet-ingezetenschap geen afkomst
gerelateerd gegeven is, ook Nederlanders die niet in Nederland wonen staan immers
in de BRP geregistreerd als niet-ingezetenen, staan voornamelijk niet-Nederlanders
die tijdelijk in Nederland verblijven als niet-ingezetene geregistreerd. Daarom is
gekeken of het gebruik van de rni discriminatie kan opleveren.
Wet- en regelgeving, registraties, procedures en risicomodellen zijn doorzocht op
het gebruik van bovenstaande begrippen en verwijzingen. Tevens is vastgelegd wat het
doel en de grondslag is voor het gebruik. Het Ministerie van SZW heeft de socialezekerheidswetten
en arbeidswetten geïnventariseerd. UWV en de SVB hebben de inventarisatie binnen de
eigen organisatie vormgegeven. De SVB heeft daarbij ook de volksverzekeringswetten
en regelgeving betreffende het persoonsgebonden budget (PGB) geanalyseerd. De VNG
heeft voorts een korte inventarisatie bij enkele gemeenten uitgevoerd. In deze inventarisatie
is uitsluitend naar wet- en regelgeving van het Ministerie van SZW gekeken, zo maken
de Algemene Wet Inkomensregelingen (AWIR) en de Wet Basisregistratiepersonen (Wet
BRP) geen onderdeel uit van deze inventarisatie. Ook verdragen en EU-verordeningen
zijn niet op zichzelf beoordeeld maar komen aan de orde in de inventarisatie van UWV
en de SVB. Ten slotte organiseert de Inspectie SZW haar eigen inventarisatie en zal
hierover zelfstandig aan uw Kamer rapporteren. De inventarisaties van UWV, de SVB
en de VNG zijn als bijlage bij deze brief opgenomen.
Proportionaliteit en subsidiariteit worden bij de totstandkoming van alle nieuwe wet-
en regelgeving en verwerking van gegevens beoordeeld, inclusief de uitvoering en de
handhaving. Proportionaliteit vergt een afweging tussen bijvoorbeeld het belang van
de privacy van de burger en de noodzaak tot verwerking van bepaalde gegevens. Bij
de uitvoeringsorganisaties spitst deze afweging zich vooral toe op de vraag of gegevens
nodig zijn voor de uitvoering van wet- en regelgeving. Of wet- en regelgeving proportioneel
is, is vooral een afweging bij de totstandkoming ervan. Subsidiariteit betreft het
op de minst ingrijpende wijze verkrijgen van informatie. Een leidend principe hierbij
is dat de burger maar één keer zijn gegevens hoeft te verstrekken. Een voorbeeld hiervan
is het doorgeven van een verhuizing aan de gemeente. Deze verhuizing wordt in de BRP
verwerkt, waarna andere uitvoeringsorganisaties deze adreswijziging automatisch overnemen.
Disclaimer
Deze inventarisatie naar nationaliteit is zonder meer grondig en integer uitgevoerd.
Toch kan ik niet garanderen dat deze 100% volledig is. De oorzaak hiervan is gelegen
in de complexiteit en omvang van het geheel aan wetten, ministeriële regelingen, beleidsregels
en systemen dat in de loop van jaren is ontstaan door de introductie van nieuwe wetten,
wetswijzigingen, vernieuwing van systemen en dergelijke. Tijdens de inventarisatie
is er bijvoorbeeld een omissie in de Algemene Ouderdomswet (AOW) uit 1957 aangetroffen.
Hoewel veel geïnventariseerd is, is niet helemaal uit te sluiten dat bijvoorbeeld
beleidsregels, registraties in oude systemen of zeldzame uitzonderingssituaties buiten
het zicht van deze inventarisatie zijn gebleven. Ook is het niet mogelijk om een volledig
sluitend beeld over de uitvoering door alle 352 gemeenten te hebben. Ten slotte heeft
UWV de inventarisatie naar nationaliteit en afkomstgerelateerde indicatoren in registraties
nog niet volledig afgerond.
Desalniettemin durf ik te stellen dat alle wetten, regels, procedures en risicomodellen
die actief in de dagelijkse uitvoeringspraktijk gebruikt worden zoals de gangbare
wetgeving, systemen die bevraagd worden en risicomodellen die toegepast worden, met
deze inventarisatie gedekt zijn.
In systemen met open invulvelden en individuele dossiers kunnen ook onterecht gegevens
over (tweede) nationaliteit worden verwerkt. Zodoende zal voor werknemers van UWV
en de SVB een instructie opgesteld worden hoe om te gaan met dergelijke informatie,
indien zij deze aantreffen. Werknemers worden geïnstrueerd dit te melden, waarna deze
informatie uit het dossier verwijderd wordt.
Inventarisatie nationaliteit sociale zekerheid
Wetgeving
Binnen de sociale zekerheid zijn nationaliteit, woonland en registratie als niet-ingezetene
gegevens die met regelmaat gebruikt worden en van invloed zijn op de rechten die mensen
aan Nederlandse en Europese regelgeving kunnen ontlenen. Ook geboorteland, land van
herkomst en geboorteland ouders worden, zij het in minder mate verwerkt. Tevens speelt
een tweede of dubbele nationaliteit in sommige gevallen nog een rol. Het gaat daarbij
voornamelijk om tweede nationaliteiten waarop rechten uit Europese regelgeving ontleend
kunnen worden, naast een niet EU-nationaliteit zoals een Australiër met de Oostenrijkse
nationaliteit. Tweede nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit wordt in principe
niet meer geregistreerd. Echter, in twee gevallen speelt ook de tweede nationaliteit
naast de Nederlandse nationaliteit nog een rol. Het betreft in Turkije of in Nieuw-Zeeland
wonende Nederlanders met tevens de Turkse respectievelijk de Nieuw-Zeelandse nationaliteit.
Deze gegevens zijn nodig voor uitvoering van internationale verdragen. Ten slotte
kan het ook noodzakelijk zijn om de historische nationaliteit9 te verwerken om de rechten in de periode voor het verkrijgen van het Nederlanderschap
te kunnen vaststellen.
De inventarisatie van de socialezekerheidswetgeving maakt inzichtelijk dat het gebruik
van nationaliteit en afkomstgerelateerde gegevens in bepaalde regelingen noodzakelijk
is en hoewel er onderscheid gemaakt wordt10, dit onderscheid gerechtvaardigd is. Echter, op twee punten zijn discriminerende
elementen in wetgeving vastgesteld. Het betreft de overgangsregeling in de AOW uit
1957 en het besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen
1999. In het eerste geval worden niet-Nederlanders uitgesloten van een virtuele AOW-opbouw
met terugwerkende kracht vanaf 1957 bij invoering van de AOW. Via de Verzamelwet SZW
2022 wordt dit gecorrigeerd. Door deze wijziging krijgen circa 550 mensen recht op
AOW, nu en in de nabije toekomst. Het tweede geval betreft de uitsluiting van Nederlanders
uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die alleen voor studie naar Nederland komen
en worden uitgesloten van de volksverzekeringen. De Centrale Raad van Beroep had daarover
reeds geoordeeld dat slechts zeer gewichtige redenen dit onderscheid naar (plaats
van) afkomst kunnen rechtvaardigen11. Het Besluit uitbreiding en beperking kring van verzekerden werknemersverzekeringen
(BUB WV 1990) zal op dit punt worden gewijzigd. De beoogde ingangsdatum van de wijziging
is 1 juli 2022.
Tot slot wordt onderscheid naar woonland gemaakt in de Wet beperking export uitkeringen
(wet BEU) en de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid en de bijbehorende Regeling
woonlandbeginsel in de sociale zekerheid 2021. Op grond van de Wet BEU kunnen socialezekerheidsuitkeringen12 alleen naar landen buiten de EU en IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
worden geëxporteerd als Nederland een verdrag heeft afgesloten met het woonland waarin
handhavingsafspraken zijn opgenomen. Op grond van het woonlandbeginsel wordt het bedrag
van de uitkering13 afgestemd op het prijspeil in het woonland.
Bij de Wet BEU is de rechtvaardiging van onderscheid naar woonland gebaseerd op het
feit dat zonder handhavingsafspraken niet kan worden ingestaan voor de rechtmatigheid
van geëxporteerde uitkeringen. Bij het woonlandbeginsel gaat het om uitkeringen die
ofwel gekoppeld zijn aan het minimumniveau in Nederland ofwel bedoeld als een tegemoetkoming
in de kosten van kinderen. Indexering van deze uitkeringen naar het prijspeil in het
woonland zorgt ervoor dat ook bij geëxporteerde uitkeringen recht wordt gedaan aan
het doel van deze regelingen.
Registratie
Aangezien nationaliteit van belang is voor het bepalen van rechten op basis van de
socialezekerheidswetgeving, worden gegevens over nationaliteit daartoe vastgelegd
en verwerkt. De primaire bron voor deze gegevens is de Basisregistratie Personen.
Deze gegevens worden vervolgens ook in de systemen van de uitvoeringsorganisaties
verwerkt. Voorts worden deze gegevens gebruikt voor identificatie en het vaststellen
van de rechten die men op grond van de socialezekerheidswetgeving en arbeidswetten
heeft. Door UWV en de SVB wordt zorgvuldig omgegaan met nationaliteit en andere afkomstgerelateerde
gegevens. Desalniettemin heeft de SVB verzuimd de registratie van tweede nationaliteit
aan te passen toen besloten is vanaf eind 2015 geen tweede nationaliteit naast de
Nederlandse nationaliteit meer te registeren. Het betrof 1,4 mln. mensen. Tweede nationaliteit
werd tot eind 2014 standaard meegeleverd bij een bevraging van de BRP en zodoende
verwerkt in de systemen van de SVB. Sinds 2015 is levering van de tweede nationaliteit
vanuit de BRP stopgezet en heeft de SVB geen actuele gegevens over tweede nationaliteit
naast de Nederlandse nationaliteit meer ontvangen. De SVB had vanaf dat moment ook
de gegevens over tweede nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit in haar systemen
moeten aanpassen door ze aan te merken als historische gegevens en aan deze gegevens
een einddatum te koppelen. Deze gegevens worden namelijk niet uit de systemen verwijderd.
Zodoende heeft de SVB aan het gegeven over de tweede nationaliteit een correcte einddatum
verbonden van 31 december 2015, dezelfde einddatum als de gegevens over tweede nationaliteit
in de BRP. Deze omissie heeft geen nadelige gevolgen gehad voor de burger. Deze gegevens
zijn nooit in risicomodellen gebruikt, maar alleen waar deze noodzakelijk waren voor
de uitvoering van wet- en regelgeving. Ook als historische gegevens blijven deze gegevens
over tweede nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit soms van belang voor
de uitvoering van wet- en regelgeving, zoals bijv. bij de Remigratiewet waarbij de
Nederlandse nationaliteit moet worden opgegeven om in aanmerking te komen voor de
regeling of voor het vaststellen van de verzekeringsperiode voor de AOW. Op circa
10.000 gevallen na is deze operatie inmiddels afgerond. De SVB verwacht in het najaar
van 2021 deze operatie af te wikkelen. Daarnaast bleek er op diverse plekken nationaliteit
geregistreerd te worden waar dat niet nodig was voor de uitvoering. De SVB heeft dit
opgeschoond. Overbodige registraties van nationaliteit zijn verwijderd. Voor zowel
UWV als de SVB geldt dat tweede nationaliteit in specifieke gevallen, genoemd in de
paragraaf wetgeving nog geregistreerd wordt.
UWV heeft de inventarisatie naar de aanwezigheid van nationaliteit en andere afkomst
gerelateerde indicatoren in registraties nog niet volledig afgerond. De oorzaak hiervan
is veelal gelegen in het uitgebreide systemencomplex dat na de fusies in 2002 en 2009
met het CWI is ontstaan. Wel heeft UWV reeds aangegeven geen registratie van tweede
nationaliteit naast de Nederlandse nationaliteit meer te voeren. Dit is conform beleid
eind 2015 beëindigd.
Bij gemeenten wordt nationaliteit op vergelijkbare wijze voor de uitvoering van relevante
wet- en regelgeving geregistreerd. In welke mate dit gebeurt en in welke systemen
registratie plaatsvindt is niet nader onderzocht. Gemeenten geven aan geen gegevens
aangaande tweede nationaliteit meer te registeren sinds de beëindiging van de registratie
in de BRP.
Kwetsbare systemen en datalekken kunnen in principe ook tot ongewenst inzicht in iemands
nationaliteit of andere afkomstgerelateerde indicatoren leiden. Dit kan tot ongewenste
consequenties, zoals discriminatie leiden. Het risico hierop lijkt beperkt. Desalniettemin
is dit des te meer reden om kwetsbare systemen te verbeteren en datalekken te voorkomen.
Risicomodellen
Een belangrijke conclusie is dat een directe verwijzing naar nationaliteit niet in
risicomodellen gebruikt wordt. Wel wordt er gebruikt gemaakt van de registratie van
niet-ingezetenen en kan geboorteland een rol spelen bij efficiencyoverwegingen bij
het uitvoeren van onderzoek.
Controle verblijf in Nederland in het kader van de Werkloosheidswet
Bij het bepalen van risico’s in relatie tot verblijf in Nederland speelt de registratie
als niet-ingezetene (rni) een rol. Het betreft controle op ongeoorloofd verblijf buiten
Nederland door middel van het risicomodel verblijf buiten Nederland, controle op verblijfadres
en het onderzoek naar meerdere uitkeringen op één adres. Gebruik van rni op deze wijze
is toegestaan als er een objectieve rechtvaardiging bestaat. Omdat inschrijving als
niet-ingezetene bedoeld is voor mensen die ten hoogste vier maanden in Nederland (wensen
te) verblijven, geeft dit een sterke indicatie dat iemand voornemens is om op afzienbare
termijn naar het buitenland te vertrekken. Het risico op een overtreding van de verblijfeis
is dan ook groter. Vanwege de noodzaak om een correcte naleving van regelgeving, in
dit geval verblijf in Nederland, vast te kunnen stellen is een intensievere controle
geoorloofd.
Onderzoek naar verzwegen vermogen in het buitenland
Het is voor SVB en gemeenten niet eenvoudig om handhavingsonderzoek te doen naar vermogen
in het buitenland in het kader van de Participatiewet (Pw). Onderzoek ter plaatse
vraagt planning en voldoende onderzoekscapaciteit. Het is simpelweg onmogelijk om
de ene dag onderzoek te doen in Thailand en de volgende dag in Portugal. Vanuit efficiencyoverwegingen
wordt bij (grootschalige) onderzoeken een indeling naar geboorteland gemaakt, zodat
deze groepen tegelijkertijd onderzocht kunnen worden. Ook signalen betreffende dezelfde
landen worden tegelijkertijd onderzocht.
Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat deze werkwijze om onderzoek efficiënter
te kunnen uitvoeren, niet leidt tot een discriminatoir onderscheid naar geboorteland.
Zodoende moet wel aangetoond kunnen worden dat er een redelijke verscheidenheid aan
landen onderzocht wordt, inclusief Nederland14. Dit uitgangspunt is onderdeel van een set uitgangspunten die de Centrale Raad van
Beroep (CRvB) heeft opgesteld naar aanleiding van tientallen rechtszaken over onderzoek
naar vermogen in het buitenland15 in het kader van de Pw. De CRvB onderschrijft het belang van handhaving en onderkent
de kosten die hiermee gemoeid zijn. Preventief (thematisch) handhavingsonderzoek hoeft
daarom niet op alle bijstandsgerechtigden te worden toegepast. Het gebruik van risicoprofielen
is toegestaan met inachtneming van het non-discriminatiebeginsel16. In de uitgangspunten is ook bepaald dat een risicoprofiel gebaseerd mag zijn op
het criterium «een ander land van herkomst dan Nederland». Conform de jurisprudentie
van de CRvB leg ik dit uitgangspunt zo uit dat als er een vermoeden is van verzwegen vermogen, dat er dan een risico kan bestaan dat
dit vermogen zich in het buitenland bevindt17. Herkomst buiten Nederland kan dan een rol spelen, omdat er een band kan bestaan
met het land van herkomst, waardoor er bijvoorbeeld sprake kan zijn van erfenissen
of eerder opgebouwd vermogen. Het land van herkomst mag echter geen rol spelen bij
het bepalen van de kans dat er verzwegen vermogen is. Als iemand een land van herkomst
buiten Nederland heeft, vormt dat immers als zodanig geen groter risico om vermogen
te verzwijgen.
De SVB heeft tussen 2013–2019 een integraal onderzoek uitgevoerd naar eventueel vermogen
in het buitenland van alle ontvangers van een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
(AIO). Een ander land van herkomst heeft daarbij geen rol gespeeld in het risicoprofiel,
ook niet in het bepalen van het risico dat het vermogen zich in een ander land zou
bevinden. Het vakantiegedrag was de bepalende indicator op basis waarvan het risico
is bepaald. Vervolgens heeft het geboorteland een rol gespeeld bij de volgordelijkheid
van het onderzoek. Daarbij zijn eerst alle mensen geboren in Suriname en vervolgens
Marokko, Turkije, de rest van de wereld op alfabetische volgorde en Nederland onderzocht18. De CRvB heeft meermaals geoordeeld dat deze aanpak rechtmatig is19. Enkele gemeenten zijn bij dergelijke onderzoeken in het verleden door de rechter
gewezen op het feit dat hun onderzoek zich ten onrechte concentreerde op specifieke
landen20, maar het algemene beeld is dat met name vakantiegedrag een indicator is voor handhavingsonderzoek
naar vermogen in het buitenland en niet nationaliteit of geboorteland. Mijn ministerie
werkt ook samen met gemeenten en betrokken uitvoeringsorganisaties aan een set van
maatregelen om de handhaving op vermogen buiten Nederland te intensiveren en te optimaliseren.
Zo is in 2019 het samenwerkingsverband Onderzoek Vermogen Buitenland (OVB) opgericht.21 Het OVB biedt gemeenten een eigen kennisplatform, informatieve bijeenkomsten en een
geactualiseerde handreiking die beschrijft hoe gemeenten vermogensonderzoek kunnen
opstarten, waar ze terechtkunnen voor de uitvoering van dit onderzoek en wat de gevolgen
zijn bij geconstateerd vermogen.
Verleden
Zowel de SVB als UWV hebben in het (recente) verleden risicomodellen ontwikkeld en
getest waarbij nationaliteit of een andere afkomst gerelateerde indicator gebruikt
is. Een directe aanleiding voor deze inventarisatie is immers het risicomodel van
UWV waarbij onder andere een Midden- of Oost-Europese nationaliteit als kenmerk gebruikt
werd naar aanleiding van de WW-fraude waarbij mensen ten onrechte in het buitenland
verbleven. Dit model is in 2019 slechts op zeer beperkte schaal toegepast, heeft geen
rechtsgevolgen voor betrokkenen gehad en is direct aan de Kamer gemeld22. De SVB heeft naar aanleiding van interne signalen, een kleine steekproef gedaan
om te verkennen of er sprake zou zijn van een fraudefenomeen waarbij burgers van buiten
de EU doorreizen binnen de EU en gebruikmaken van voorzieningen van verschillende
landen. De signalen betroffen mensen geboren in Somalië of Afghanistan met de Nederlandse
nationaliteit, die vermoedelijk ook in Engeland stonden ingeschreven. Uit deze steekproef
is gebleken dat van een fraudefenomeen geen sprake was. Daarom heeft de SVB de steekproef
niet uitgebreid naar burgers met andere geboortelanden.
Tevens heeft de SVB middels een kleine (steek)proef in 2017 en 2018 gekeken naar mensen
van boven de 85 jaar die in het buitenland geboren zijn en ingeschreven staan op het
woonadres van derden in Nederland. Het risico is dat deze klanten teruggaan naar hun
geboorteland en ingeschreven blijven staan in Nederland. De (steek)proef heeft echter
uitgewezen dat ouderen die bij een derde ingeschreven staan een hoog risico op overlijdensfraude
opleveren. De component geboorteland is daarom geen onderdeel meer van dit risicogerichte
onderzoek
Ten slotte heeft UWV in de periode 2016–2019 op twee regiokantoren een pilot export
WW uitgevoerd. In die pilot is ingezet op intensieve dienstverlening en voorlichting
aan een doelgroep die geselecteerd is op basis van inschrijving als niet-ingezetene
en indiening van een papieren WW-aanvraag. Zoals eerder beschreven is selectie op
basis van een inschrijving als niet-ingezetene alleen mogelijk als daarvoor een objectieve
rechtvaardiging bestaat. De werkwijze wordt gerechtvaardigd vanuit de doelstellingen
van de pilot om vast te stellen of intensieve dienstverlening ertoe leidt dat WW-gerechtigden
die hun uitkering mogelijk willen exporteren de voorwaarden voor export beter naleven.
Dat wil zeggen: verblijven de betrokken WW-gerechtigden de eerste vier weken daadwerkelijk
in Nederland en ondernemen ze in deze vier weken voldoende activiteiten om weer aan
het werk te komen. Omdat de meeste WW-export plaatsvindt naar een land buiten Nederland
waar de WW-ontvanger zijn woonplaats gehandhaafd heeft, is selectie op ingeschreven
staan als niet-ingezetene noodzakelijk en legitiem. De Kamer is geïnformeerd over
de pilot export WW in de Stand van de Uitvoering van juni en december 2020.
Dienstverlening en overige gevallen
De SVB informeert cliënten die de Turkse nationaliteit hebben, in Turkije geboren
zijn of in Turkije gewoond of gewerkt hebben via informatiebijeenkomsten over socialezekerheidswetgeving
in Nederland en Turkije. Daarbij wordt samengewerkt met Turkse overheidsorganisaties.
Er worden geen gegevens gedeeld met de Turkse organisaties, maar de SVB realiseert
zich dat dit mogelijk in individuele gevallen toch onwenselijk kan zijn. SVB gaat
deze aanpak heroverwegen.
Het kan voorkomen dat mensen een ander paspoort tonen dan het Nederlandse, indien
naar verblijf in het buitenland gevraagd wordt. Indien men immers over een paspoort
van een specifiek land beschikt, is toegang tot dat land vaak eenvoudiger23. Zodoende kan vastlegging van het bezit van dat paspoort en daarmee een tweede nationaliteit
van betrokkene in dossiers voorkomen. Dit is onvermijdelijk.
Bij het doorgeven van levensbewijzen uit het buitenland, wordt de tweede nationaliteit
meegeleverd. Hiertoe bestaat geen noodzaak, het gegeven tweede nationaliteit wordt
bij dit proces niet gebruikt. De leveringen zullen worden aangepast.
Naast nationaliteit, woonland, geboorteland, enz. zijn er ook gegevens die een indirecte
verwijzing naar nationaliteit, afkomst of woonland zijn. Denk daarbij aan namen24, bankrekening en telefoonnummers. Deze gegevens zijn nodig voor de reguliere uitvoering.
Er is zijn geen aanwijzingen dat mensen op basis van hun achternaam of buitenlandse
bankrekening worden gediscrimineerd.
Ter afsluiting
Begrippen als nationaliteit, woonland, geboorteland en anderen zullen altijd tot een
verdeling leiden waarbij er mensen zijn die tot de doelgroep behoren en zij die daar
niet onder vallen. Ik heb beoordeeld of een bepaald onderscheid rechtmatig, noodzakelijk
en gerechtvaardigd is op grond van de wet, jurisprudentie en internationale verdragen.
Het beoordelen van de vraag of de wetten (nog) aansluiten op hoe wij in Nederland
willen omgaan met dergelijke zaken, is nadrukkelijk een taak van de wetgever.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid