Brief regering : Herstel en Perspectief voor de Jeugd
35 883 Aanpak voor herstel en perspectief voor jongeren
Nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN DE MINISTER
VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2021
In deze brief informeren wij u over de aanpak voor herstel en perspectief voor de
jeugd. Met deze aanpak, die diverse bestaande steunpakketten en een agenda voor de
toekomst omsluit, wil het kabinet de negatieve effecten van de coronacrisis voor jongeren
op korte termijn zoveel mogelijk wegnemen of verzachten en de uitgangspositie van
jongeren in de samenleving op langere termijn versterken. De nadruk ligt op de leeftijd
van 12 tot en met 27 jaar.
Jongeren zijn immers door de coronacrisis hard geraakt1. Tegelijkertijd ziet het kabinet ook veerkracht onder het merendeel van de jongeren,
met name vanaf het moment dat meer maatregelen zijn versoepeld. Maar een belangrijke
groep jongeren, vooral in kwetsbare positie, kunnen ook na de crisis nog nadeel van
ondervinden van de coronacrisis. Dit wordt breed in de samenleving erkend. In deze
brief geven we gevolg aan oproepen op dit punt aan het kabinet van de SER Jongeren
Denktank Coronacrisis2 (JDC), lokale bestuurders3
4 en professionals, de VNG5 en de Kamerleden Ploumen6, Palland en Peters7.
Met deze brief erkennen we de gevolgen van de coronacrisis op de leefwereld van jongeren,
laten we zien wat we al in gang hebben gezet om die gevolgen te beperken en geven
we een beeld van de opgaven die nog voor ons liggen, in de vorm van een agenda voor
een volgend kabinet. Deze brief gaat niet in op actueel coronabeleid op het gebied
van maatregelen, testen en vaccineren. Dat gebeurt met de periodieke coronabrieven.
Wij zenden u deze brief mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Justitie en Veiligheid, en de Minister
voor Rechtsbescherming.
1. CORONACRISIS RAAKT DE JEUGD HARD, MAAR DE JEUGD IS OOK VEERKRACHTIG.
Het JDC-rapport stelt vast dat al vóór de coronacrisis de positie van jongeren kwetsbaar
was en de route naar perspectief voor jongeren niet langer kan wachten. Wij erkennen
dat de coronacrisis die positie verder onder druk heeft gezet. In een aantal opzichten
treft de crisis jongeren harder dan oudere leeftijdsgroepen: jongeren werken bijvoorbeeld
vaker in flexibele banen en in sectoren als horeca en evenementenbranche. Ook de verschillen
tussen de jongeren onderling zijn groter geworden. Vooral waar zij opgroeien in kwetsbare
wijken heeft de crisis bestaande ongelijkheid vergroot. Door de maatregelen is bovendien
een groot deel van het sociale leven weggevallen, terwijl contacten essentieel zijn
voor de ontwikkeling van jongeren. Daardoor is de mentale belasting tijdens de crisis
toegenomen. Op de verschillende nadelige gevolgen gaan wij nader in, op basis van
de meest recente inzichten8. Hierbij stellen wij tegelijkertijd vast dat het met veel jongeren in Nederland voor
de crisis juist heel goed ging en dat ook het merendeel van hen zich in de afgelopen
periode heel veerkrachtig heeft getoond: elke jongere is anders, dé jongere bestaat
niet.
Studievoortgang. De coronacrisis heeft in school en werk veel gevolgen voor jongeren. Onder meer door
online lessen, verminderd contact met medeleerlingen en mentoren, afgelaste introductieweken,
minder begeleiding bij het leren, beperkingen rond stages en verlies van bijbanen9. Deze gevolgen hebben de kansenongelijkheid vergroot. In kwetsbare wijken vinden
we scholen met een relatief hoog aantal kinderen met achterstanden, in combinatie
met een groter lerarentekort. Er bestaan vertragingen en achterstanden doordat op
veel scholen leerlingen lang afstandsonderwijs moesten volgen. De steunmogelijkheden
thuis worden bepalender voor het schoolsucces, waardoor kwetsbaarheid en ongelijkheid
kunnen toenemen. Deze effecten worden versterkt door de verminderde beschikbaarheid
van stages10. Voor sommige studenten heeft dit gevolgen voor de studievoortgang.
Positie op de arbeidsmarkt.
Jongeren maken zich zorgen over hun kansen op de arbeidsmarkt11, 12, 13. Ze hebben vaker dan andere leeftijdsgroepen een flexibel contract. Bovendien werken
veel jongeren in sectoren die hard zijn getroffen door de crisis. Voor schoolverlaters
betekent de afnemende werkgelegenheid minder kansen op een eerste (goede) baan. Tegelijkertijd
zijn er de zogeheten kraptesectoren, zoals techniek, ict, onderwijs en zorg, die al
langer veel moeite hebben vacatures te vervullen. Daarnaast leiden maatschappelijke
uitdagingen zoals klimaatverandering en de daarvoor benodigde energietransitie tot
nieuwe banen. De verwachting is dat de vraag naar personeel in deze sectoren de komende
jaren groot blijft. Ook veranderen technologische ontwikkelingen, zoals digitalisering
en automatisering, het huidige werk. Dit biedt kansen voor jongeren.
Eerdere crises hebben overigens laten zien jongeren zich vaak weer relatief snel herstellen
als het economisch beter gaat. Aan het begin van de coronacrisis liep de jeugdwerkloosheid
op van 6.3% maart 2020 naar 11.3% in augustus 2020 en deze is vervolgens gedaald naar
8.9% in maart 2021. In bijlage 3 is een analyse van de positie van jongeren op de
arbeidsmarkt opgenomen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie van de leden
Palland en Peters over de mogelijke (litteken)effecten van de coronacrisis op jongeren14.
Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt extra onder druk.
Ongeveer 300.000 jongeren van 16–27 jaar hebben een afstand tot de arbeidsmarkt. Zij
kenden al problemen zijn structureel van aard15, 16, maar kwamen met de coronacrisis extra onder druk17. Het gaat vaak om jongeren met multi-problematiek, een migratie-achtergrond of een
ouder die afhankelijk is van bijstand. Verder hebben zij minder vaak een startkwalificatie,
vaker cognitieve of psychische problemen, vaker schulden en zijn vaker verdacht geweest
van een delict. Ook sociale factoren kunnen een rol spelen, die veelal samenhangen
met de sociale omgeving van de jongere. Hierbij is te denken aan verslaving, armoede,
misbruik, ontbreken van positieve rolmodellen en een netwerk. Tenslotte gaat het ook
om de vaardigheden en persoonlijkheidskenmerken waarover zij beschikken.
Jongeren in armoede.
Jongeren hadden in vergelijking met andere leeftijdsgroepen al een hoger risico om
in armoede te belanden. Uit onderzoek van het NIBUD uit 2016 naar schulden onder MBO’ers
komt het beeld dat 37% van de jongeren een schuld heeft en één op de vier betalingsachterstanden.
Meer dan 20.000 jongeren hebben geregistreerde problematische schulden18. Ook uit de BKR-schuldenmonitor blijkt dat er een stijgende trend in problematische
schulden onder jongeren waar te nemen is de afgelopen jaren, nog los van de coronacrisis19.
Jongeren op de woningmarkt. Voor jongeren is het huren of kopen van een huis niet gemakkelijk. In de sociale
huursector zijn er lange wachtlijsten en in de vrij huursector zijn de huurprijzen
hoog. Ook in de koopwoningmarkt zijn er weinig betaalbare woningen beschikbaar. Veel
jongeren wonen noodgedwongen nog bij hun ouders of betalen veel voor een kleine studentenkamer20. Deze problemen op de woningmarkt zijn niet ontstaan door de coronacrisis en ook
niet per se direct verergerd, maar corona heeft deze problematiek urgenter gemaakt.
Juist nu is een fijn (eigen) thuis hebben extra belangrijk voor jongeren en is er
behoefte aan perspectief op een betaalbare prettige woonplek, nu en in de toekomst.
Flinke effecten op mentale en fysieke gezondheid. Bijna de helft van de jongeren ervaart psychische gezondheidsproblemen tegenover
circa 17% van de Nederlandse bevolking21. Jongeren hebben sociale interacties met leeftijdsgenoten nodig voor hun ontwikkeling,
maar ze zagen minder mensen en het contact was vaak digitaal. De coronacrisis lijkt
grotere gevolgen te hebben voor het mentaal welzijn van jongeren dan op die van volwassenen.
Een deel van de jongeren voelt zich vaker eenzaam of somber. Voor jongeren met een
beperking, jongeren in het voortgezet speciaal onderwijs of in de jeugdhulp en thuiszitters,
is deze periode extra zwaar geweest22, 23.
In november 2020 sportte 78% van de jongeren minstens vier keer per maand en in december
was dat afgenomen tot 58%. In vergelijking met een jaar eerder (november en december
2019) was dit respectievelijk 81% en 73%. Deze daling is waarschijnlijk veroorzaakt
door de coronamaatregelen24. Een ongezonde leefstijl is een voorspeller van veel ziektelast. Ook cultuurdeelname
is ernstig beperkt door de coronacrisis, vooral aan activiteiten in groepsverband.
Zorgen over kindermishandeling en huiselijk geweld. Een veilige thuisomgeving is voor jongeren essentieel om zich te kunnen ontwikkelen.
Of kindermishandeling en huiselijk geweld tijdens de coronacrisis daadwerkelijk is
toegenomen, kunnen we niet eenduidig afleiden uit de beschikbare cijfers25, maar er zijn wel zorgen over. De meldingen bij Veilig Thuis tonen in 2020 ten opzichte van voorgaande jaren een lichte daling en tegelijkertijd
een stijging van het aantal adviesvragen. De meeste Veilig Thuis-organisaties geven aan dat meldingen waarbij direct actie nodig is vaker voorkomen
en dat de ernst van de problematiek toeneemt. In 2020 namen kinderen verder vaker
contact op met De Kindertelefoon over de onderwerpen huiselijk geweld, incest en verwaarlozing dan het jaar daarvoor.
Uit onderzoek onder gezinnen waar al geweld speelt, kwam overigens geen significante
stijging van het geweld naar voren. Wel is het beeld gedifferentieerd: in sommige
gezinnen ging het beter (minder drukte) en in sommige gezinnen ging het slechter.
Tot slot waren veel jongeren online actief, wat ook gevolgen had voor toenemend online
geweld.
Weerbaarheid onder druk.
Uit een rondgang van Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie blijkt dat jongeren letterlijk minder zichtbaar zijn voor jeugdprofessionals. Fysiek
contact is niet altijd mogelijk en de hulpverleners komen veel minder achter de voordeur.
Daarnaast zijn jongeren door de crisis minder zichtbaar voor leerkrachten en hulpverleners.
Zorgwekkende signalen worden daardoor soms gemist of later gezien. Onvoldoende weerbaarheid
en veerkracht bij de jongeren draagt eraan bij dat jongeren vatbaarder zijn voor nepnieuws, (extreemrechtse) complottheorieën en ander radicaal gedachtegoed26.
Vinger aan de pols bij jeugdcriminaliteit.
Recent onderzoek laat zien dat cijfers over jeugdcriminaliteit en recidive stabiliseren.
De recidive is echter nog steeds hoog: ruim een derde van de jeugdige daders valt
binnen twee jaar weer in herhaling. Tegelijkertijd is er sprake van een toename van
ernstige delicten die zich concentreert bij bepaalde risicojongeren en in kwetsbare
wijken27. De implicaties van de coronacrisis voor de ontwikkeling van jeugdcriminaliteit worden
nauwlettend gemonitord.
Gevolgen in kwetsbare wijken groter.
In kwetsbare wijken stapelen de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren zich op28, 29. In de 16 geb
ieden in 15 steden van het Programma Leefbaarheid en Veiligheid
30 woont 6% van de bevolking, maar 14% van de mensen met een bijstandsuitkering. De
WOZ-waardes zijn lager, waardoor particuliere verhuurders en maatschappelijke instellingen
juist daar hun vastgoed verwerven. Het lerarentekort is ongeveer twee keer zo groot
als elders, de schooladviezen zijn lager en er wordt minder om hulp gevraagd. Door
deze stapeling lopen veel bewoners vast op de arbeidsmarkt, in het onderwijs en in
de hulpverlening. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt heel recent dat vooral
in deze kwetsbare wijken loopjongens geronseld worden voor grootschalige drugscriminaliteit.
Vanwege persoonlijke kwetsbaarheid en ontoereikende sociale controle in de wijken
maken dat juist hier in deze economische niche wordt voorzien, met ernstige gevolgen
voor de betrokkenen en de samenleving31.
Caribisch Nederland.
Ook jongeren in Caribisch Nederland zijn door de coronacrisis geraakt. Medio 2020
heeft UNICEF door het online inspraaktraject #MijnNieuweWereld aan jongeren gevraagd om hun mening te geven over de gevolgen van de crisis en hoe
zij de toekomst zien32. De bijdrage van de jongeren resulteerde in adviesrapporten en een zelfgemaakt filmpje
aangeboden aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Deze bevatten verschillende adviezen om hun leefomstandigheden te verbeteren en om
de gevolgen van de coronacrisis te beperken. De Staatssecretaris van Binnenlandse
zaken en Koninkrijksrelaties heeft hierover online een dialoogsessie gehouden met
de kinderen. Op 16 juni 2021 is het rapport Als je het ons vraagt van de Kinderombudsman gepubliceerd: een onderzoek onder basisschoolleerlingen in
Caribisch Nederland naar de ervaren kwaliteit van leven, de impact van de coronamaatregelen
en hun wensen voor de toekomst33. De aanbevelingen sluiten aan bij de huidige beleidsinzet op het gebied van kinderrechten.
Jongeren willen betrokken worden. Uit verschillende onderzoeken onder jongeren34 komt naar voren dat 90% van de jongeren mee wil praten en denken over beleid, vooral
op het gebied van onderwijs, klimaat, werk en de gevolgen van de coronacrisis. Het
opzetten van (nieuwe) vormen van jongereninspraak wordt door een ruime meerderheid
van de jongeren als positief gezien. Uit het gedragsonderzoek van de RIVM en GGD’en35 komt bovendien naar voren dat jongeren een groeiende mate van onrechtvaardigheid
van het coronabeleid ervaren, zoals over de ongelijke verdeling van de lasten van
de pandemie, en dalend draagvlak voor en naleving van met name de sociaal beperkende
maatregelen.
2. ER IS VEEL IN GANG GEZET
Het kabinet wil dat alle jongeren veilig, gezond en kansrijk kunnen opgroeien. Dat
jongeren zich kunnen ontwikkelen en meedoen. De coronacrisis heeft deze ambitie aanmerkelijk
bemoeilijkt. Sinds het uitbreken van de coronacrisis is er daarom veel in gang gezet
om negatieve effecten van de coronacrisis op jongeren te beperken en jongeren te ondersteunen,
samen met gemeenten, scholen, sport, cultuur, jeugd- en jongerenwerk, ouders en vele
anderen. Het kabinet wil graag lokale en regionale partijen in staat stellen om te
doen wat voor jongeren nodig is.
Deze inspanningen hebben de vorm genomen van een breed spectrum aan programma’s en
steunpakketten. Deze veelheid brengen wij in beeld, gebruikmakend van de domeinen
van de Big Five36, 37, te weten: school en werk, inkomen, wonen, welzijn en ondersteuning. Hier voegen wij jongerenparticipatie aan toe, omdat die in elk domein van belang is. Bijlage 1 geeft het volledige overzicht,
de hoofdzaken hiervan zijn in navolgende figuur opgenomen.
Op het domein school en werk heeft het kabinet het Nationaal Programma Onderwijs in het leven geroepen om verdere school- en studievertraging te voorkomen, vertraging
te helpen inhalen, het mentaal welzijn van leerlingen en studenten te herstellen en
de onderwijskwaliteit duurzaam te verbeteren. Daarnaast werkt het kabinet met de Aanpak Jeugdwerkloosheid samen met gemeenten, scholen en andere partners aan het terugdringen en voorkomen
van jeugdwerkloosheid.
Op het domein inkomen heeft het kabinet een tijdelijke versoepeling ingevoerd voor jongeren tot 27 jaar
in de bijstand, om jongeren tegemoet te komen in de door de coronacrisis toegenomen
financiële onzekerheid en geldproblemen te voorkomen. Daarnaast zijn er extra middelen
vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden.
Op het domein wonen heeft het kabinet diverse maatregelen getroffen om te komen tot een toegankelijke
en betaalbare huur- en koopwoningmarkt voor jongeren en starters en om jeugddakloosheid
te voorkomen, waarbij veel problematiek alleen opgelost kan worden door de krapte
op de woningmarkt aan te pakken.
Op het domein welzijn zet het kabinet zich in om mentale gezondheid te verbeteren brengt daartoe samen
met gemeenten en jongeren onder meer het Jeugdpakket en het Steunpakket Welzijn Jeugd tot uitvoering. Ook investeerde het kabinet meermalen in versterking van de jeugdzorg.
Op het domein ondersteuning werken we aan het ondersteunen van jongeren in hun weg naar volwassenheid. In het
programma Zorg voor de Jeugd (Bijlage bij Kamerstuk
34 880, nr. 3
) wordt samengewerkt met informele steunfiguren. Vanuit de Expertise-unit Sociale Stabiliteit en platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP) worden gemeenschappen, gemeenten en professionals ondersteund in de verbinding
met jongeren, het vergroten van weerbaarheid en de aanpak van problemen.
Op het domein jongerenparticipatie, tenslotte, is het traject Democratie en Jongeren gestart voor duurzame vormen van jongereninspraak en biedt Maatschappelijke Diensttijd (MDT) jongeren de mogelijkheid hun vaardigheden en talenten te ontwikkelen en bij
te dragen aan de maatschappij via ontmoetingen met mensen met andere culturen en achtergronden.
Bijlage 2 laat zien dat het bestaande beleid aan vrijwel alle aanbevelingen van de
Jeugd Denktank Coronacrisis tegemoetkomt, met uitzondering van het inrichten van een
woonsubsidie omdat dit instrument volgens het kabinet niet doeltreffend is. In bijlage
3 lichten we de specifieke informatie uit waarnaar de motie van Palland en Peters
vraagt.
3. WAT STAAT ONS NOG TE DOEN?
3.1. Vijf opgaven
Het kabinet is in de afgelopen periode intensief in gesprek gegaan met jongeren, gemeenten
en professionals uit alle domeinen. Uit die gesprekken kwam veel waardering naar voren
voor de erkenning van de door de coronacrisis versterkte problemen voor jongeren.
Tegelijkertijd was er de behoefte aan een positieve benadering en bezorgdheid over
een eenzijdige focus op het wegwerken van achterstanden.
Hiermee werd duidelijk dat niet alleen de coronacrisis bestaande problemen heeft vergroot,
maar dat de crisis ook extra de verwevenheid van de leefdomeinen – vrienden, school,
werk, zorg en ondersteuning – van de jeugd heeft laten zien. De noodzaak is gebleken
om meer dan voorheen vanuit partnerschap tot een integrale aanpak komen, zowel tussen
domeinen als tussen lokale en landelijke spelers. Het kabinet vindt dat het belangrijk
is om voldoende aandacht te schenken aan domein-overstijgende opgaven voor de jeugd.
Gebaseerd op de gevoerde gesprekken ziet het kabinet daarbij vijf domein-overstijgende
opgaven: Integraal werken, Jongerenparticipatie (eigenaarschap), Bestaanszekerheid, Kansengelijkheid en Veerkracht. Graag gaan wij voor elk van deze opgaven nader in op de aard van deze opgaven en
op de agenda voor het vervolg. Het is daarbij aan het volgend kabinet om te besluiten
over de noodzaak van aanvullende stappen.
3.2. Integraal werken
Opgave
De effecten van corona op jongeren houden zich niet aan de grenzen van domeinen van
jongeren. Dat geldt in het bijzonder in kwetsbare gebieden waar sprake is van een
stapeling van problemen. Daarom is samenwerking nodig van organisaties, familie en
vrienden rondom jongeren, op verschillende terreinen. Het is verder belangrijk om
inzicht en overzicht te verschaffen, door verdere monitoring en extra aandacht voor
de governance van de diverse initiatieven voor deze doelgroep. Door dit op te bouwen rond bestaande
initiatieven kan er uiteindelijk op een slimme manier gekomen worden tot een effectievere
inzet van middelen voor onderwijs, gezondheid, opvoeding, wonen, armoede en participatie.
Er is immers vaak sprake van een samenloop van problemen. In 2016 bleek dat in ongeveer
80% van de zorgvragen die bij wijkteams binnenkomen schuldenproblematiek een rol speelt38. Er is veel onderzoek beschikbaar waarin de relatie wordt onderbouwd tussen geldproblemen
en problematiek op andere leefdomeinen zoals gezondheid, werk, opvoeding en criminaliteit.
Geldzorgen kunnen mensen mentaal volledig in beslag nemen en uitgroeien tot schulden-
en armoedeproblematiek. Geldzorgen leiden tot stress, waardoor mensen minder goed
in staat zijn om problemen op te lossen, informatie te onthouden, zich te concentreren
en om prioriteiten te stellen. Met een integrale aanpak op deze domeinen zijn in het
Nationaal Programma Rotterdam Zuid al enige jaren goede ervaringen opgedaan. De WRR
spreekt in dit kader over een lager doe-vermogen
39.
Agenda
(1)
Samenhang in aanpak voor jongeren in kwetsbare posities.
Voor jongeren in kwetsbare posities is naast «zicht op hoe het gaat» ook nodig dat
professionals goed in staat moeten zijn om gecoördineerde hulp te bieden.
Door aanpassing van de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) wil het kabinet onduidelijkheid wegnemen over de wettelijke grondslagen voor
de verwerking van persoonsgegevens, om waar nodig te komen tot een domein-overstijgende
samenwerking. Deze onduidelijkheid draagt bij aan handelingsverlegenheid bij organisaties
en professionals om informatie te delen en belemmert daarmee gemeenten om passende
ondersteuning te bieden aan inwoners. Het wetsvoorstel verankert hiertoe de wettelijke
taak voor gemeenten voor een gecoördineerde aanpak van meervoudige problematiek op
het sociaal domein en aanpalende domeinen zoals wonen, zorg en onderwijs, en de hiervoor
noodzakelijke gegevensdeling tussen partijen. Hiermee zijn ook de juridische grondslagen
en waarborgen voor de benodigde uitwisseling van persoonsgegevens vastgelegd.
In het kader van deze brief is bijvoorbeeld relevant dat onderwijs een van de aanpalende
domeinen in het wetsvoorstel is. Daarnaast is in de definitie van een cliënt in het
wetsvoorstel opgenomen dat hier ook gezinsleden onder vallen. Hierdoor kan (onder
voorwaarden) een gecoördineerde aanpak worden uitgevoerd voor meerdere cliënten binnen
een gezin conform het adagium van één gezin, één plan, één regisseur. Jongeren hebben namelijk behoefte aan één aanspreekpunt.
Ook is van belang de voorbereiding van een wetsvoorstel voor de uitbreiding van de
monitoring door Regionale Meld- en Coördinatiefunctie tot 27 jaar (RMC). Er zal een vervolgtraject worden gestart gericht op her- en erkenning
en de noodzaak van zorg en ondersteuning voor deze jongeren en hun gezinnen. Goede
monitoring is dan ook op zijn plaats, onder andere op basis van casusgericht onderzoek.
Uiteindelijk moet er met de beschikbare nieuwe inzichten en monitoring een helder
beeld ontstaan over het effect van de verschillende samenhangende maatregelen.
Momenteel wordt er via de landelijke aanpak 16–27 al veel ervaring opgedaan met hulp aan jongeren in een kwetsbare positie op weg naar
volwassenheid40. Juist in de levensfase 16–27 verandert er veel voor jongeren, risico’s op het krijgen
van schulden of dak- en thuisloosheid moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Het
kabinet roept gemeenten op om juist in tijden van corona oog te hebben voor de uitdagingen
van jongeren in een kwetsbare positie.
(2) Kennis delen. Vanuit de kennis over wat werkt bij het verbeteren van samenwerking in het jeugddomein heeft het NJi een aantal principes aangedragen41. Daarnaast kan het stappenplan Samenhangende aanpak Coronasteunpakketten voor Jeugd voor Beleidsprofessionals behulpzaam zijn42. Dit stappenplan heeft het NJi ontwikkeld samen met VNG en onderwijsbranches primair
voor gemeenten en schoolbesturen in het basis- en voortgezet onderwijs. Het stappenplan
bevat werkbladen zodat gemeenten en schoolbesturen aan de hand van diverse vragen
concreet aan de slag kunnen gaan in de regio. Ook wordt er dit jaar aandacht besteed
aan het stappenplan tijdens diverse bijeenkomsten en webinars van de VNG, de Gelijke Kansen Alliantie en bijeenkomsten van gemeenten en samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs.
Wanneer beleidsprofessionals het stappenplan benutten leidt dit tot een weloverwogen
en onderbouwde aanpak waarbij niet alleen ingezet wordt op effectieve samenwerking
maar ook tot keuzes die leiden naar een aanpak die resultaten oplevert voor jeugdigen.
Het stappenplan creëert daarmee een vliegwiel voor effectief werken in het brede jeugdveld
waarin recente kennis over wat werkt wordt benut. Daarnaast is het belangrijk om best practices te delen, zowel op landelijk als op lokaal niveau.
In de jeugdhulp is ook meer inzicht in de kwaliteit nodig (effectieve behandelingen).
Hiervoor is het nodig dat professionals en aanbieders nog meer hun kennis en ervaringen
delen over het gebruik van effectieve interventies. Om dit aan te moedigen gaan we
in het kader van de Hervormingsagenda in gesprek met gemeenten en veldpartijen om
hierover afspraken te maken. Hierbij maken we onder andere gebruik van de kennis vanuit
het NJi en Zonmw.
(3) Ontschotting van regelgeving. Voor de langere termijn kan verkend worden of het mogelijk is om de verschillende
wetten en regimes verder op elkaar aan te laten sluiten met soepele overgangen voor
ontschot werken. Het gaat hier in het bijzonder om de Participatiewet, Jeugdwet, Wet
Maatschappelijke Ondersteuning, onderwijswetgeving en de Zorgverzekeringswet. Uit
de gevoerde gesprekken en ook uit het IBO Jongeren met Afstand tot de Arbeidsmarkt
komt naar voren dat door lokale partijen schotten worden ervaren in het beleid tussen
o.a. geldstromen, wettelijke kaders (waaronder leeftijdsgrenzen), en verantwoordingssystematiek.
Hierdoor wordt bemoeilijkt de jongere zélf als vertrekpunt te nemen en echt maatwerk
te bieden.
(4) Gebiedsgericht werken. In 16 gebieden in 15 gemeenten is sprake van een cumulatie van opgaven op het terrein
van onderwijs, werk/armoede/inclusie, veiligheid en ondermijning, wonen en gezondheid43. Voor het interbestuurlijk programma Leefbaarheid en Veiligheid is een verkenning
uitgevoerd van nut, noodzaak en mogelijkheden van een meerjarige rijksinzet voor een
integrale maatwerkaanpak van deze stedelijk vernieuwingsgebieden. Op 28 mei j.l. zijn
de uitkomsten van deze verkenning naar Uw Kamer gestuurd44. Deze impactanalyse geeft inzicht in de kosten en baten van een gebiedsgerichte aanpak
van leefbaarheid en veiligheid. Het is aan een volgend kabinet om hier invulling aan
te geven. Medio juni 2020 hebben 15 burgemeesters het Manifest Kom op voor de meest kwetsbare gebieden aan het kabinet aangeboden. De afspraak in de kabinetsreactie op dit Manifest staat
onverkort overeind om bij versnellingen van relevante rijksinitiatieven bijzondere
aandacht te geven aan de 16 gebieden waar de effecten van corona groot zijn45. Dit geldt bijvoorbeeld op het terrein van de schuldenaanpak, de aanpak van onderwijsachterstanden,
de huisvesting van kwetsbare groepen, en maatregelen op het terrein van jeugdwerkloosheid.
Op dit moment wordt gewerkt aan een strategie die erop is gericht criminaliteitspreventie,
specifiek met de focus op jeugd en kwetsbare wijken en inzet van effectieve interventies,
beter en steviger te verankeren in het staand beleid en meer in samenhang te brengen
met de repressieve aanpak van criminaliteit. In de verdere uitwerking van deze wijkgerichte
preventieve aanpak van (ondermijnende) criminaliteit zal verbinding worden gezocht
met de bovenstaande aanpak46.
(5) Maatschappelijke initiatieven. Maatschappelijke initiatieven leveren een belangrijke bijdrage aan herstel en perspectief
voor jeugd. In de corona-pandemie is hun waarde ontegenzeggelijk bewezen door hun
integrale en inclusieve benadering en de gemeenschap als vertrekpunt. Publiek private
samenwerking is van groot belang om te komen tot een breed draagvlak en effectieve
en duurzame oplossingen voor de jeugd. De creativiteit en innovatiekracht vanuit het
bedrijfsleven en burgerinitiatieven, expertise van de fondsen en onderzoekkracht van
de kennisinstellingen dragen bij aan een doelmatige besteding van middelen. De Maatschappelijke
Alliantie heeft hiertoe bijvoorbeeld initiatief genomen met een Alliantie Deltaplan Jeugd, die een vijftigtal scholen (in het basis- en voortgezet onderwijs) in kwetsbare wijken
ondersteunt met een doelmatige besteding van de NP Onderwijs middelen.
(6)
Effectief werken in de hele jeugdsector.
Van veel methodes en interventies in het brede jeugdveld is onbekend wat de werkzaamheid
is. We hebben te maken met een relatief jong kennisveld waar pas enkele decennia onderzoek
naar wordt gedaan. Dit in tegenstelling tot de gezondheidszorg waar de effectiviteit
van werken al veel langer een thema is. Dat we niet weten òf iets werkt, wil niet
zeggen dàt het niet werkt. Maar dit onderstreept wel het belang om zicht te krijgen
op werkzaamheid door in samenwerking met partijen in het jeugdveld een lerende beweging
op gang te brengen en meer samenhang aan te brengen tussen de verschillende initiatieven.
Het NP Onderwijs geeft bijvoorbeeld al een impuls aan het versterken van effectief
werken in de onderwijssector, op het thema welbevinden verbonden met de databanken
effectieve interventies van het RIVM Centrum Gezond Leven, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid en het NJi.
(7)
Aandacht voor vakmanschap van de cruciale professionals in het jeugdveld.
De coronacrisis heeft krachtig aangetoond wat het belang is van een sterke institutionele
basis rondom kinderen, jongeren, jongvolwassenen en gezinnen. Sterke scholen en jeugdorganisaties
en versterking van de samenwerking tussen professionals in het jeugddomein zijn van
cruciaal belang bij het herstel. Als we willen dat de professionals in onderwijs en
jeugd uitvoering geven aan het herstel en perspectief, dan vraagt dat antwoorden op
hoe-vragen. Het bieden van concreet handelingsperspectief. Het vraagt van professionals te blijven
leren, reflecteren en zichzelf en elkaar te bevragen. Dat vraagt om facilitering (in
de zin van tijd, ruimte, effectieve leermethoden en aanmoediging vanuit de organisatie)
én om handelingsperspectief voor professionals op een aantal grote thema’s.
3.3. Jongerenparticipatie (Eigenaarschap)
Opgave
De coronacrisis benadrukt het belang om goed te begrijpen wat er écht speelt, en samen
goed zicht te krijgen op de aanpak van urgente problemen én bredere vragen die spelen
tussen de verschillende generaties. Het blijkt dat 3 op de 10 jongeren door de coronacrisis
meer behoefte hebben aan politieke invloed47. Dit bevestigt de noodzaak om jongeren te betrekken bij de sociale crisis die corona
heeft veroorzaakt. Door jongeren mede-eigenaar te maken van politieke beslissingen
wordt hun stemgeluid beter gehoord en geïntegreerd. Het faciliteren en ondersteunen
van eigen initiatieven is daarbij van primair belang. Daar is de uitdaging dat jongeren
van diverse achtergronden zich gehoord en gerepresenteerd voelen.
Agenda
(1) Continue dialoog. Om de positie van jongeren in onze democratie te versterken moeten we fundamenteel
anders denken over hun betrokkenheid. Er zijn veel te veel jongeren met ideeën die
nog niet (kunnen) meepraten. Initiatieven die jongeren zelf starten, moeten meer erkenning
krijgen en binnen bestaande structuren en besluitvormingsprocessen moet ruimte worden
gemaakt voor de eigen perspectieven en agendapunten van jongeren. Dit vraagt een cultuurverandering,
zoals genoemd in de kabinetsreactie op het rapport Bondgenoten in de Democratie
48. Veel verschillende partijen zijn daarvoor aan zet. Van jongeren zelf tot het kabinet,
en van leraren in de klas tot u als Tweede Kamer. Bij voorkeur blijven we de beweging
die nu gaande is ook in de komende jaren aanjagen vanuit het kabinet door ook zelf
in gesprek te blijven met partijen als de Generatie Y. Het Jongerenpanel Mentale Gezondheid is hiervan ook een goed voorbeeld, zie paragraaf 3.6.
(2) Lokale ruimte en podia. Jongeren kunnen en willen meepraten over hun omgeving en het lokale beleid en moeten
daarvoor ook meer mogelijkheden krijgen. Daarom stimuleren en faciliteren het Rijk
en de VNG gelijkwaardige samenwerking tussen jongeren en gemeenten. In het najaar
worden hiervoor drie regionale bijeenkomsten georganiseerd in noord, midden en zuid
Nederland. Deze bijeenkomsten zijn bedoeld voor gemeenten die in navolging van de
eerdere pilots ook een eigen experiment willen vormgeven met betrekking tot de inspraak
van jongeren in het democratisch proces, maar ook voor andere geïnteresseerde gemeenten
én jongeren. Na zes tot zeven weken wordt een digitale leer- en voortgangsdialoog
voor elk van de gebieden georganiseerd en in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen
van 2022 wordt een grote slotbijeenkomst georganiseerd. Door de betrokken jongeren
en de deelnemende gemeenten wordt daarbij steeds gewerkt met een Community of Practice om het regionale leernetwerk van de experimenten te versterken.
(3) Bundeling van kennis. Voor het versterken van de positie van jongeren in de democratie vormen de samenwerking,
kracht en kwaliteiten van bestaande jongerenorganisaties en jongereninitiatieven het
startpunt, evenals de inzet van gemeenten. De kennis van de verschillende spelers
over jongereninspraak en -participatie is momenteel nog versnipperd, waardoor het
jongeren, professionals en beleidsadviseurs onvoldoende bereikt. Bundeling van kennis,
het duiden daarvan, het vertalen naar handelingsperspectief en toegankelijk maken
voor verschillende doelgroepen is nodig. Daarbij wordt er in meer generieke zin ook
gekeken hoe de ervaringen met jongereninspraak-pilots, van het traject Democratie
en Jongeren, op zowel lokaal, landelijk als digitaal niveau beter benut kunnen worden.
Dit pakt het kabinet op met VNG, NJR, SER en NJi.
(4) Maatschappelijke Diensttijd. MDT is bijzonder geschikt om jongeren na de coronacrisis te ondersteunen en perspectief
te bieden. MDT draagt bij aan oplossingen voor verschillende vraagstukken zoals mentaal
welzijn, jeugdwerkloosheid, schulden, onderwijsachterstanden, maar ook eenzaamheid.
Daarnaast betreft MDT een domein-overstijgend programma waar zowel Rijk als gemeenten
over een breed scala aan domeinen heen samenwerken. Voor de (middel)lange termijn
is het mogelijk dat binnen de overheid (Rijk en gemeenten) de ondersteuning van jongeren
verder geïntegreerd wordt vormgegeven. Minstens zo belangrijk is om dit samen met
jongeren zelf te doen, in lijn met de werkwijze bij MDT.
3.4. Bestaanszekerheid
Opgave
Bestaanszekerheid betekent dat de basisvoorwaarden op orde zijn: de zekerheid van
voldoende en voorspelbaar inkomen, de zekerheid van werk of opleiding en van mee kunnen
doen in de samenleving. Maar ook de zekerheid van een dak boven je hoofd in een geschikte
en betaalbare woning. En in een veilige en prettige omgeving, met snelle en toegankelijke
dienstverlening in situaties die de veiligheid bedreigen.
Agenda
(1) Preventie van geldzorgen. Een thema dat meer aandacht vereist is preventie van geldzorgen. Door de coronacrisis
is de urgentie daarvan verder toegenomen. Geldzorgen staan niet op zichzelf. Ze leiden
vaak tot veel stress en daardoor ook tot problemen op het terrein van werk, opleiding,
huisvesting, gezondheid, opvoeding, ggz-problematiek, veiligheid etc. Door (eerste)
signalen van geldzorgen als aanknopingspunt te benutten om kwetsbare groepen (waaronder
kinderen en jongeren) vroegtijdig in beeld te krijgen en ondersteuning te bieden kunnen
meer hardnekkige problemen worden voorkomen of opgepakt. De (lokale) overheid, scholen,
werkgevers, vrijwilligersorganisaties, gezondheidsprofessionals en maatschappelijke
organisaties moeten hierbij meer integraal een helpende hand kunnen bieden.
(2) Gelijke Kansen Alliantie en armoede. In opdracht van onder meer de Gelijke Kansen Alliantie (GKA) hebben de Hogeschool Rotterdam en de Hanzehogeschool Groningen een handreiking
geschreven met praktische handvatten om de gevolgen van armoede voor de ontwikkeling
van kinderen aan te pakken. De handreiking is in samenwerking met scholen tot stand
gekomen en is bedoeld voor scholen binnen het primair en voortgezet onderwijs. Het
Jeugdeducatiefonds (JEF) heeft de opdracht gekregen om de ontwikkelde handreiking
op scholen te implementeren. Het JEF implementeert samen met de scholen de beproefde
werkwijzen en deelt kennis over het signaleren van armoede, het doorverwijzen van
ouders en het bieden van sociale steun aan ouders en leerlingen op school.
Daarnaast verkent de GKA de komende maanden de mogelijkheden tot het opzetten van
een landelijke thema-agenda rondom kinderarmoede, waarin de GKA samen met scholen,
gemeenten en maatschappelijke organisaties aan de slag gaat met interventies en onderzoek
in het kader van het tegengaan van kinderarmoede.
(3)
Vroegsignalering en preventie. Veel van de problematiek waarmee jongeren van 16 tot 27 jaar te maken hebben begint
niet pas bij 16 jaar. Het IBO Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt49 en de voortgangsbrief daarop50 geven aan dat het van belang is om onverminderd in te zetten op vroegsignalering
en preventie, om zoveel mogelijk te voorkomen dat kinderen en jongeren later in hun
leven vastlopen. Belangrijk in dit verband is bijvoorbeeld de aanpak van schooluitval.
Schooluitval kan uiteindelijk leiden tot langdurig thuiszitten en kan een kettingreactie
van maatschappelijke problemen oproepen.
(4)
Begeleiding van school naar werk voor kwetsbare studenten.
Door jongeren in een kwetsbare positie extra begeleiding te bieden bij de start van
hun loopbaan wordt voorkomen dat zij afstand tot de arbeidsmarkt opbouwen. De benodigde
maatregelen zijn beschreven in het IBO Jongeren met afstand tot arbeidsmarkt en onderschreven
door het kabinet51. Het gaat om meer integrale begeleiding in de overgang van onderwijs naar werk, een
wettelijke regierol voor jongeren bij gemeenten, een sluitende registratie en monitoring
voor jongeren in een kwetsbare positie en het mogelijk maken van maatwerk in wet-
en regelgeving.
Met de aanpak jeugdwerkloosheid zijn tijdelijk middelen beschikbaar gesteld aan scholen
en gemeenten om betere begeleiding te bieden van school naar werk. Het IBO adviseert
echter een structurele inzet op dit terrein. Een volgend kabinet kan, mede op basis
van de ervaringen met de tijdelijk beschikbare middelen voor de aanpak jeugdwerkloosheid,
tot een dergelijke inzet besluiten. Daarbij kan gedacht worden aan een samenhangend
pakket van maatregelen waarbij scholen laatstejaars leerlingen en studenten helpen
bij het vinden van werk of begeleiden naar een andere studie. De nadruk kan dan liggen
op kwetsbare mbo-studenten en leerlingen in het praktijk- en speciaal onderwijs. De
inzet is erop gericht de begeleiding bij het vinden en vasthouden van werk te continueren
tijdens en na de transitie van school, naar werkgever en/of gemeenten. Scholen werken
hierbij nauw samen met gemeenten en bedrijven. Gemeenten helpen jongeren die het onderwijs
verlaten bij het vinden en vasthouden van werk. Dat combineren ze eventueel met bij-
en omscholing om hun kans op een baan te vergroten. Ook bieden zij ondersteuning aan
voortijdig schoolverlaters. Om perspectief te kunnen bieden aan voortijdig schoolverlaters,
is het in beeld hebben en houden erg belangrijk. Hiervoor kan gedacht worden aan uitbreiding
van de monitoring jongeren tot 27 jaar. Tot slot kan, bij een eventuele structurele
aanpak, onderzocht worden of wettelijke verankerde nazorg door scholen en gemeenten
kan bijdragen. Met deze activiteiten wordt via de aanpak jeugdwerkloosheid ervaring
opgedaan. De resultaten hiervan kunnen worden meegenomen bij vormgeving van toekomstig
beleid. Deze mogelijke vervolgstappen worden gesteund door gemeenten, sociale partners
en de MBO-Raad. Op korte termijn wordt in het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid
door landelijke vertegenwoordigers van gemeenten, scholen en het kabinet een verklaring
ondertekend, om de samenwerking tussen onderwijs en gemeenten in de overgang van onderwijs
naar werk te versterken.
(5) Aanpak voortijdig schoolverlaten. In het studiejaar 2019–2020 waren er 22.785 jongeren die stopten met school zonder
een diploma op het niveau van een startkwalificatie te halen52, 53. In de regionale aanpak voortijdig schoolverlaters gebeurt er veel om dit aantal verder terug te brengen54. PWC benoemt in haar onderzoek dat de aanpak verder kan worden versterkt door gerichte
investeringen in preventieve begeleidingsprogramma’s. Daarbij zou met name ingezet
moeten worden op het bieden van meer ondersteuning aan jongeren met complexe multiproblematiek.
In het onderwijs hebben jongeren met multiproblematiek vier keer grotere kans op schooluitval55. Het CPB heeft laten zien dat met intensieve coaching schooluitval met 40% teruggebracht
kan worden. Deze coaching is het meest effectief bij jongeren met een hoog risico
op uitval en moet samen met andere partners plaatsvinden56. Hier zou de bestaande regionale aanpak voortijdig schoolverlaten meer op gericht
kunnen worden.
(6) Kleine klassen mbo niveau 2 De belangrijkste manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren is via het
onderwijzend personeel57. De onderwijsinspectie heeft in een onderzoek naar 30 succesvolle mbo -niveau 2 opleidingen
laten zien dat in succesvolle onderwijsteams veel contact is tussen de student en
de docent, mentor en stagebegeleider. De inspectie zegt hierover: «Studenten in niveau
2-opleidingen hebben behoefte aan een positieve benadering, een goede band met docenten/begeleiders
en aan onderwijs op maat. De docenten hebben een intensieve pedagogische en didactische
aanpak om in te spelen op deze onderwijsbehoeften. Kleine klassen en veel structuur
zijn belangrijke organisatorische voorwaarden voor hun aanpak»58. Onderwijsteams geven aan dat het resultaat van hun aanpak hoge diplomering, nauwelijks
uitval en goede uitzichten op een baan zijn59.
Klassen op mbo -niveau 2 zijn gemiddeld 25% kleiner dan gemiddeld in het mbo, blijkt
uit het onderzoek van PWC naar de toereikendheid van de bekostiging op niveau 2. Scholen
geven aan dat dit nodig is omdat op niveau 2 relatief veel studenten te maken hebben
persoonlijke of psychische problematiek en taal- en leerachterstanden. Mbo 2 heeft
ook te maken met dalende prestaties, blijkt uit de Staat van het Onderwijs 2020. Op
mbo -niveau 2 sluit de bekostiging echter niet aan op de werkelijke kosten van het
onderwijs. Nu gebruiken mbo-instellingen bekostiging van de niveaus 3 en 4 voor mbo
-niveau 2 klassen (kruisbekostiging). Op korte termijn weten mbo-instellingen dit
nog tijdelijk op te vangen binnen hun totale budget, maar voor de langere termijn
adviseert PWC een andere systematiek. PWC ziet namelijk een risico dat dat het verschuiven
van budgetten van mbo -niveau 3 en 4 naar niveau 2 op termijn ten koste van de kwaliteit
van het onderwijs op niveau 3 en 4 van gaat.
(7)
Vormgeving kostendelersnorm. Het kabinet heeft in mei 2021 een verkenning naar een andere vormgeving van de kostendelersnorm
aangeboden aan de Tweede Kamer. Vijf verschillende varianten zijn in kaart gebracht.
De verkenning is opgesteld op basis van onderliggend onderzoek en signalen van organisaties
uit het maatschappelijk middenveld, gemeenten, en uitvoeringsorganisaties zoals SVB
en UWV. De verkenning is feitelijk van aard en doet vanwege de demissionaire status
van het kabinet geen aanbevelingen. Een andere vormgeving van de kostendelersnorm
is alleen mogelijk via een wetswijziging. Dit vergt een zorgvuldige voorbereiding
op basis van een brede afweging met oog voor de uitvoerbaarheid en effecten voor de
positie van uitkeringsgerechtigden.
(8)
Maatwerk Participatiewet. Het Actieprogramma dak- en thuisloze jongeren heeft in samenwerking met Divosa,
SZW en 14 pilotgemeenten gewerkt aan een handreiking voor gemeenten die heeft geleid
tot een verbeterde toepassing van de maatwerkmogelijkheden binnen de Participatiewet
voor jongeren tot 27 jaar. Het gaat hierbij om het toepassen van de jongerennorm,
de vier weken zoektermijn en de kostendelersnorm. Er zijn landelijke kennissessies
voor gemeenten georganiseerd om tot meer en beter maatwerk voor kwetsbare jongeren
te komen. Ook is een rekentool ontwikkeld die gemeenten kunnen gebruiken om indien
nodig een aanvulling op de jongerennorm vast te stellen zodat zij niet onder een bestaansminimum
belanden als de ouders niet in beeld zijn of niet aan hun onderhoudsverplichting kunnen
voldoen.
(9) Startersmonitor. Om extra ondersteuning te bieden voor alle starters die voor het eerst een huis willen
huren of kopen wordt een startersmonitor ontwikkeld. In deze monitor wordt mede op
basis van een vragenlijst onder starters gepresenteerd wat de situatie van starters
op de woningmarkt is en hoe zij deze ervaren. Hiervoor wordt nauw samengewerkt tussen
het Rijk, betrokken partijen die in 2020 de Week van de Starter hebben georganiseerd,
en nieuwe partners.
(10) Woningvoorraad. Meer aandacht voor passende woonplekken voor jongeren is wenselijk. Het gaat dan
om het creëren van meer (tijdelijke) woonruimte, door nieuwbouw, transformatie en
het beter benutten van bestaande woningvoorraad door bijvoorbeeld woningdelen. Ook
kan het gaan om integrale woonzorgarrangementen in samenwerking met woningcorporaties,
particuliere vastgoedeigenaren en verhuurders, gemeenten en mogelijk ook het Rijksvastgoedbedrijf.
De uitdaging de komende jaren blijft om voldoende betaalbare kleinere wooneenheden
en onzelfstandige woonplekken, zowel los in de wijk als in geclusterde woonzorgvormen
met passende zorg en begeleiding te realiseren voor jongeren die extra ondersteuning
nodig hebben. Met de regeling huisvesting kwetsbare groepen is incidenteel voor 2020
en 2021 € 50 miljoen voor het versnellen van de realisatie van woonprojecten voor
aandachtgroepen beschikbaar gekomen. Om het beleid ten aanzien van de huisvesting
van de diverse aandachtgroepen op de woningmarkt (onder meer dak- en thuisloze mensen
waaronder jongeren, ouderen, statushouders, arbeidsmigranten) meer integraal te benaderen,
te versterken en te verbeteren, is een interbestuurlijke werkgroep ingesteld onder
leiding van Bernard ter Haar met als taak met aanbevelingen te komen voor nieuwe werkwijzen
en mogelijke aanpassingen in stelsels waardoor beleidsdoelen beter op elkaar kunnen
aansluiten60.
(11) Regels rond huurtoeslag. Het afschaffen van de leeftijdsgrens van de huurtoeslag vergt een fundamentele wijziging
met inhoudelijke en financiële gevolgen. De motie van de leden Lodders en Van Weyenberg61 over verbeteringen binnen het huidige toeslagenstelsel noemt ook aanpassing van de
leeftijdsgrens in de huurtoeslag. In dat kader is geconstateerd dat de leeftijdsgrens
in de huurtoeslag en het jeugdminimumloon momenteel verschillen en dat het te overwegen
is om deze gelijk te trekken. Dat zou betekenen dat de leeftijdsgrens verlaagd wordt
van 23 naar 21 jaar. Een nieuw kabinet zal hierover een integrale afweging moeten
maken.
(12) Toekomstbestendige arbeidsmarkt. Op 23 januari 2020 (Bijlage bij Kamerstuk 29 544, nr. 970) heeft de Commissie Regulering van Werk – onder leiding van Hans Borstlap – haar eindrapport gepubliceerd over de veranderingen
op de arbeidsmarkt en de mogelijke gevolgen voor de regelgeving. Daarnaast publiceerde
de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) haar advies Het betere werk. De Commissie en de WRR hebben adviezen opgeleverd die de discussie over de regels
rond werk verder helpen. Het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt, met instituties
die bijdragen aan een betere balans tussen wie werkt en wie werk geeft, is echter
een kwestie van jaren – zo wordt dit ook door de Commissie omschreven. Het kabinet
heeft de afgelopen maanden voorbereidingen getroffen die het volgende kabinet in staat
stelt om de aanbevelingen uit de rapporten verder ter hand te nemen. Verder werkt
het kabinet door op de volle breedte van het beleidsterrein van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Zo is de Tweede Kamer voorzien van een ambtelijke
technische uitwerking van de inhoudelijke maatregelen uit het rapport van de Commissie.
Zo wordt de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen uitgewerkt.
De besluitvorming is aan het volgend kabinet. Het toekomstbestendig maken van de arbeidsmarkt
en de veranderingen die daarmee gepaard gaan, hebben ook effect op jongeren. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan regelgeving rondom flexibele contracten. Ook het
onlangs verschenen middenlangetermijnadvies van de sociaaleconomische Raad kan een
belangrijke bouwsteen zijn in de formatie van het volgende kabinet.
3.5. Kansengelijkheid
Opgave
Kansengelijkheid vergroten vraagt de aanpak van structurele oorzaken. Niet iedereen
heeft ondersteuning vanuit de overheid nodig voor een goede uitgangspositie. Bij kansenongelijkheid
gaat het om inzet voor die groepen inwoners voor wie het bereiken van een goede uitgangspositie
niet vanzelfsprekend is, omdat hun kansen op het gebied van gezondheid, talentontwikkeling
of inzet op de arbeidsmarkt bedreigd worden. De overheid kan hierin een ondersteunende
rol spelen. Ook online is veel nieuw ondersteuningsaanbod ontstaan, maar dat is niet voor iedereen gemakkelijk
toegankelijk Er is behoefte is aan meer kennis en informatie om de informatievoorziening
aan laaggeletterden en anderstaligen te verbeteren. Jongeren in een kwetsbare positie
hebben meer steun en begeleiding op maat nodig dan jongeren zonder zorg of hulpvraag.
Agenda
(1) Samenwerking scholen en gemeenten. Een verdere versterking van de samenwerking tussen gemeenten en het lokale onderwijs-
en jeugdveld is noodzakelijk. De samenwerkingsverbanden passend onderwijs en alle
formele en informele partners in het jeugddomein hebben hierin een belangrijke verbindende
rol. Ook kan er bijvoorbeeld meer aan sport, cultuur en vrijetijdsinvullingen via
school en het gebouw worden aangeboden in de vorm van programmering op maat. Zo worden
jongeren ondersteund om voor henzelf de beste keuze te maken in wat hen helpt bij
hun ontwikkeling en loopbaan. Partners op lokaal niveau worden uitgenodigd om hiervoor
met concrete voorstellen/initiatieven te komen. In het kader van het NP Onderwijs
zal de Gelijke Kansen Alliantie haar inzet uitbreiden en intensiveren, dat biedt een goede basis voor lokale netwerken.
Een coalitie van partijen, betrokken bij vrijetijdsbesteding jeugd buigt zich momenteel
over de vraag hoe lokaal gemakkelijker samenhangende afspraken met gemeenten en lokale
partners gemaakt kunnen worden62.
(2)
Begeleiding vo. Voor de aanpak van de kansenongelijkheid die al bestond, bestaan ook mogelijkheden
voor structurele maatregelen. Te denken valt aan extra en verrijkt onderwijsaanbod
aan kinderen die van huis uit minder hulpbronnen hebben en om het onderwijs zo in
te richten dat belemmerende factoren in de achtergrond van leerlingen minder effect
hebben op de kansen die zij krijgen om hun capaciteiten te ontwikkelen. Daarbij valt
te denken aan een intensivering van het beleid voor onderwijsachterstanden in het
voortgezet onderwijs, o.a. door een actualisatie van de leerplusindicator of meer
beleid gericht op de uitdagingen voor de leraren op deze scholen. Op vo-scholen met
veel leerlingen met risico op achterstand komt problematiek samen en leerlingen in
de klas hebben vaker ingewikkelde thuissituaties. Dat vraagt veel van leraren in de
begeleiding van deze leerlingen en het vraagt ook om intensief contact met ouders
en samenwerking met bijvoorbeeld wijkteams, maatschappelijk werk, jongerenwerk en
jeugdzorg.
In het kader van het NP Onderwijs wordt nu veel nadruk gelegd op het belang van kansrijk
adviseren bij de overgang naar het voortgezet onderwijs. Ook worden nog subsidieregelingen
uitgewerkt die brede brugklassen en het gebruik van capaciteitentoetsen door scholen
stimuleren. Dit is bedoeld om de negatieve effecten van vroege selectie voor bepaalde
groepen leerlingen te verkleinen.
(3) Monitoring en onderzoek. Gedurende de looptijd van het Programma monitort het Rijk de implementatie op scholen
en door gemeenten in het lokale netwerk landelijk (implementatiemonitor). Deze monitor
is bedoeld om meer inzicht te krijgen in passend vervolgbeleid. Daarbij wordt in kaart
gebracht welke interventies scholen en gemeenten kiezen, met welke partners zij samenwerken
(zoals samenwerkingsverbanden passend onderwijs en andere partners in het lokale netwerk
van onderwijs en jeugd), welke uitvoeringsproblematiek zij ervaren en hoe de samenwerking
binnen dit netwerk wordt ervaren. Naast de implementatie wordt een landelijk beeld
gegeven van vertraging die een deel van de leerlingen heeft opgelopen en het inlopen
daarvan (resultatenmonitor). Daarbij wordt onder meer gekeken naar schoolloopbanen,
cognitieve opbrengsten en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen.
Scholen en gemeenten kunnen daarnaast gebruik maken van de extra data over jeugd die
beschikbaar komen via het gezondheidsonderzoek na rampen. Het Rijk zal data uit het
gezondheidsonderzoek na rampen en andere relevante monitors over de mentale gezondheid
van leerlingen, eveneens betrekken in de landelijke monitoring.
Voor het mbo en ho wordt aan de instellingen gevraagd om de studievertraging, studentenwelzijn
en -tevredenheid te monitoren. Het Rijk gaat dit faciliteren. Dit wordt afgestemd
met de sectorraden in het mbo en hoger onderwijs. Er zal zoveel mogelijk worden aangesloten
bij bestaande bronnen en instrumenten. Daarnaast is er een implementatiemonitor, die
de acties in kaart brengt die die instellingen, al dan niet gezamenlijk, opzetten.
Daarnaast komt er een maatschappelijke begeleidingscommissie: het Platform Perspectief Jongeren onder leiding van Kim Putters. Deze commissie zal kijken of de maatregelen effect
hebben op de levens en kansen van jongeren en wat er aan het einde van het NP Onderwijs
nodig is om dat duurzaam voort te zetten. Deze begeleidingscommissie geldt voor het
gehele NP Onderwijs, zowel voor funderend onderwijs als het mbo en hoger onderwijs.
(4) Gelijke Kansen Alliantie en onderwijs. Binnen het NP Onderwijs wordt gewerkt aan handvatten om de lessen van de Gelijke Kansen Alliantie te verbinden aan de beschikbare kennis over onderwijsondersteuning, ook op het domein
van welbevinden en sociaal-emotionele ontwikkeling. Deze lessen helpen de schoolpraktijk
en de samenwerking met de gemeentelijke partijen en de samenwerkingsverbanden passend
onderwijs. Er wordt daarnaast in de kennisdeling bijgedragen aan het gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid en aan de verbinding daarvan met de afspraken over de
ondersteuningsstructuur in en om school. Kennisdeling gebeurt via praktijkkaarten
bij het NP Onderwijs, via webinars en andere bijeenkomsten van onderwijspartners en
gemeenten.
(5)
Ondersteuning in en rond school.
Gemeenten hebben naast scholen, besturen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs
een actieve rol in het NP Onderwijs door scholen, jeugdgezondheidszorg, welzijn, jeugdhulp,
jongerenwerk, sport, cultuur, veiligheid en kinderopvang te verbinden. Daarom is er
binnen het NP Onderwijs voor gekozen om middelen zowel via schoolbesturen als gemeenten
te laten lopen en beide partijen via verschillende manieren te stimuleren met elkaar
samen te werken. Het NJI heeft hiervoor een stappenplan ontwikkeld, dat gemeenten
kunnen gebruiken als leidraad63. Een goede zorgstructuur op school en de verbinding daarvan met steun in wijk en
jeugdhulp is van belang om tijdig de juiste zorg te kunnen bieden en schooluitval
te voorkomen. De inzichten en opbrengsten van de aanpak Met Andere Ogen zijn hierbij
ook relevant.
Daarnaast biedt deze impuls om samen te werken tussen onderwijs en zorg ook een kans
voor leerlingen die al voor corona te maken hadden met (school) uitval. Door een gebrek
aan flexibiliteit van de zorg- en onderwijszorgstelsels, vaak in combinatie met complexe
zorg- en ondersteuningsvragen van jongeren zelf of in de thuissituatie ontbreekt het
voor deze jongeren aan de juiste combinatie van onderwijs, zorg en ondersteuning.
Daar wordt op verschillende fronten aan gewerkt.
Ook binnen het NP Onderwijs is er expliciet aandacht voor deze groep kinderen en jongeren,
zowel bij schoolbesturen als gemeenten. Tevens zijn middelen vrijgemaakt voor de groep
niet-ingeschreven kinderen en jongeren. Deze groep vraagt voortdurende aandacht en
zorg, zij mogen niet uit beeld raken en hebben een benadering op maat nodig. Momenteel
wordt gewerkt aan een plan hoe dit op de juiste plek terecht kan komen. Zodra er meer
informatie bekend is wordt dit met de Kamer gedeeld. In de afgelopen jaren is al veel
ontwikkeld om deze groep eerder en beter te ondersteunen en waar dat mogelijk is te
ondersteunen bij de opbouw naar onderwijsdeelname. In de menukaart voor scholen is
thuiszitters als thema beschreven. Een aanvullende praktijkkaart over effectieve aanpakken
voor deze groep kinderen en jongeren wordt voor de zomer door Ingrado en NJi opgeleverd.
(6) Doorlopende ontwikkellijnen. Het is belangrijk om kwetsbare overgangen te beperken via een doorlopende ontwikkellijn
tussen po, vo en vervolgonderwijs.
Dat vraagt bijvoorbeeld om doorlopende leerlijnen. De verbinding met doorlopende ondersteuning
van gezinnen en jeugd bij risicovolle overgangen vanuit het sociaal domein is hierbij
van belang.
(7) Extra inzet in de klas en ondersteuning onderwijsprofessionals. Voor sommige interventies zal het nodig zijn om personeel individueel bij te scholen
of om aan teamontwikkeling te doen. Middelen die scholen verkrijgen voor uitvoering
van het NP Onderwijs, mogen ook worden ingezet voor die professionalisering van docenten
en teams. Dit sluit aan bij de bouwstenen voor sociaal herstel van het SCP. Op deze
manier heeft het programma langduriger effect dan enkel de huidige looptijd. Daarnaast
willen we leraren en ander onderwijs(ondersteunend) personeel extra ondersteunen bij
de uitvoering van het NP Onderwijs. Daarom is een deel van de aanvullende bekostiging
voor de komende twee schooljaren specifiek bestemd om deze ondersteuning in de klas
vorm te geven.
Er zijn inmiddels diverse initiatieven ontstaan voor de inzet van studenten in het
begeleiden van scholieren. Bijvoorbeeld in het vo met het platform studenteninzetopschool.nl,
waarop verschillende landelijke en regionale initiatieven gebundeld worden. In het
po heeft een deel van de steden in de G4 en Almere in de noodplannen opgenomen dat
zij pabo-studenten tijdens de opleiding betaald inzetten in het onderwijs. Het kabinet
juicht deze initiatieven toe. Studenten kunnen meer werkervaring opdoen en kennismaken
met het lerarenberoep en de lerarenopleiding, de werkdruk van leraren verlichten en
bijdragen aan de continuïteit van onderwijs. Bij al deze initiatieven is het van belang
om aandacht te hebben voor de belasting van de studenten en te voorkomen dat zij studievertraging
oplopen.
(8) Gelijke kansen naar werk of stage. Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan
of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond (zie ook bijlage 1
Gelijke kansen naar werk of stage). Het wetsvoorstel Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie is in december 2020 naar de Kamer verstuurd. Bedrijven krijgen daarmee de wettelijke
verplichting om beleid te voeren, gericht op het bevorderen van gelijke kansen bij
werving en selectie. Dit geldt ook voor de werving en selectie van stagiaires. Na
het aftreden van het kabinet is dit wetsvoorstel controversieel verklaard. Dit wetsvoorstel
is nu aan het volgend kabinet.
(9) Gezondheidsverschillen. Een kind dat gezond opgroeit heeft betere kansen omdat het zich fysiek, mentaal en
sociaal beter ontwikkelt. Een gezonde leefomgeving is daarbij van groot belang64. De kansen op een goede gezondheid zijn ongelijk verdeeld. Mensen met een lage opleiding
leven gemiddeld 6 jaar korter en hebben een levensverwachting in goed ervaren gezondheid
die 15 jaar lager is dan mensen met een hoge opleiding. Dit is zorgwekkend. De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heeft hier recent over geadviseerd met het rapport Een eerlijke kans op gezond leven. De kosten van een ongezonde leefstijl zijn hoog. Roken, alcoholgebruik, te weinig
bewegen en ongezonde voeding, waren in 2015 verantwoordelijk voor bijna 20 procent
van de ziektelast, ruim 35 duizend doden en € 9 miljard aan zorguitgaven. Met het
Nationaal Preventieakkoord hebben meer dan 70 partijen dan ook ambities afgesproken om roken, overgewicht en
problematisch alcoholgebruik terug te dringen. Zo is het de ambitie dat roken in 2040
is afgenomen tot 5% (in 2018 23%), overgewicht tot 38% (in 2018 50%) en problematisch
alcoholgebruik tot 5% (in 2018 9%). Met name bij roken en overgewicht zijn de gezondheidsverschillen
groot. De huidige inzet bestaat uit meer dan 200 maatregelen en acties, waaronder
acties gericht op lage SES. Denk aan wetgevende maatregelen, ondersteunende programma’s
en pilots in domeinen als onderwijs, sport, wijk en zorg, en campagnes. Het RIVM heeft
berekend dat dit een flinke stap op weg is, maar niet voldoende om de gestelde ambities
te bereiken. Het RIVM heeft recent geadviseerd welke aanvullende maatregelen overwogen
kunnen worden met oog op de gestelde ambities. Het realiseren van de ambities draagt
ook bij aan het dichten van de gezondheidsverschillen. Het nieuwe kabinet dient te
bepalen of en hoe invulling wordt gegeven aan dit advies.
In de coronacrisis zijn de sociaaleconomische verschillen in sport- en beweegdeelname
vergroot. Vanuit het Nationaal Sportakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 30 234, nr. 185) zet het kabinet in op het vergroten van de (financiële) toegankelijkheid van sporten
middels het Jeugdfonds Sport en Cultuur. Daarnaast is de inzet gericht op een gezonde (sport)omgeving bij de sportverenigingen,
meer sporten en bewegen rond en in de scholen (Gezonde School) en wijken (met de buurtsportcoach en JOGG programma). Ook via de Buitenspeelcoalitie wordt het voldoende bewegen door kinderen en jongeren gestimuleerd. Vanuit het Maatschappelijk Steunpakket Jeugd wordt op sportgebied nog in 2021 ingezet op het bereik van juist de kwetsbare groepen
in onze samenleving zoals kinderen en jongeren die leven op of onder de armoedegrens,
dak- en thuislozen, schoolverlaters en jongeren met een beperking. Voorbeelden van
deze projecten zijn de activiteiten van stichting Life Goals, Fonds Gehandicaptensport en Special Olympics.
3.6. Veerkracht en mentaal welzijn
Opgave
De bij een deel van de jongeren toegenomen angst, somberheid, eenzaamheid, verminderde
schoolresultaten en sociale contacten zijn normale reacties op een uitzonderlijke
periode. Te verwachten is dat jeugdigen, gezinnen, scholen en sociale netwerken in
samenspel met elkaar de nodige veerkracht laten zien om na de crisis de draad weer
op te pakken65. In sommige gezinnen kwam er juist meer rust doordat er minder moest. Ook kregen
kinderen en jongeren meer maatwerk, bijvoorbeeld van school en van de hulpverlening.
Daar hadden ze vaak duidelijk baat bij. Tegelijkertijd is er een groep jongeren die
extra hard worden geraakt door de coronacrisis en ook op de lange termijn hiervan
de gevolgen zullen ondervinden, bijvoorbeeld jongeren met een chronische ziekte of
in een kwetsbare thuissituatie. We willen jongeren en gezinnen op tijd ondersteunen
en hulp bieden als dit nodig is. Het versterken van de veerkracht en het vergroten
van het mentaal welzijn van jongeren is nauw verbonden aan bestaanszekerheid en kansengelijkheid.
Veerkracht van jongeren wordt ook bepaald door de veerkracht van het gezin, de veerkracht
van de wijk en de maatschappij. Werken aan veerkracht van jongeren betekent dus ook
werken aan opgaven die de maatschappelijke veerkracht versterken en inclusie en kansengelijkheid
bevorderen.
Agenda
(1)
Monitoring en verdiepend onderzoek.
We weten niet goed wat de gevolgen en impact zijn van de coronacrisis op het mentaal
welzijn op de lange termijn. Daarom is het belangrijk om het mentaal welzijn van jongeren
te blijven volgen en monitoren. We zijn met verschillende partijen in gesprek om op
korte termijn de monitoring verder vorm te geven, bijvoorbeeld door de doorontwikkeling
van de vierjaarlijkse Gezondheidsmonitor Jeugd. Ook is verdiepend onderzoek nodig. Daarbij zijn de belangrijkste vragen welke groepen
achterblijven en wat nodig is om dat te verbeteren.
(2)
Jongerenpanel mentale gezondheid. Met de Nationale Jeugdraad zijn we in gesprek om samen met jongeren een Jongerenpanel Mentale Gezondheid op te zetten. Dit panel kan inhoudelijk richting geven aan kansen die zich voordoen
op het beleid rondom mentale gezondheid.
(3)
Tegengaan van kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is gewenst dat professionals elkaar snel weten te vinden bij complexe zaken
van huiselijk geweld en kindermishandeling. Hierbij is te denken aan een deskundigheidsimpuls
op het gebied van online geweld, onveiligheid en hulp, aan activiteiten om te werken
vanuit de gezamenlijke visie Gefaseerd samenwerken aan veiligheid bij de verschillende ketenpartners, aan het versterken van de lokale teams op het
thema veiligheid en aan multidisciplinair hulp te organiseren in gezinnen waar structurele
onveiligheid speelt en sprake is van complexe casuïstiek ondersteunen. Ook binnen
het NP Onderwijs is expliciet aandacht gegeven aan kindermishandeling en huiselijk
geweld66.
(4) Mentale gezondheid in het onderwijs. Sociaal en emotioneel welbevinden is een onderdeel van het NP Onderwijs. Leerlingen
hebben ook op sociaal emotioneel vlak en qua mentaal welzijn grote hinder ondervonden
van de coronacrisis en de schoolsluitingen. In de schoolscan is daarom ook aandacht
voor hoe de veerkracht te versterken en zicht te krijgen op deze achterstanden. Op
de menukaart van staan handvatten voor de aanpak van mentaal welbevinden beschreven.
Scholen krijgen geld om interventies te realiseren, o.a. in het kader van de sociaal-emotionele
ontwikkeling en het mentaal welzijn. Daarnaast is speciaal een aparte praktijkkaart
voor welbevinden ontwikkeld67. Aanvullende praktijkkaarten op dit thema zijn in voorbereiding. De handvatten voor
scholen worden door samenwerkende kennispartners68 verbonden met mogelijke gemeentelijke inzet op het versterken van mentaal welbevinden
en leefstijlinterventies. De middelen uit het NP Onderwijs kunnen ook voor de inzet
van schoolpsychologen of extra maatschappelijk werkers op scholen worden ingezet.
Aandacht voor mentale gezondheid krijgt verder vorm via het Programma Gezonde School door meer scholen te laten deelnemen aan de zogeheten whole school approach. Daarbij kunnen bijvoorbeeld leraren worden ondersteund in het aangaan van het gesprek
met kinderen en jongeren over hun welbevinden.
(5) Inzet culturele professionals en creatieve makers. Culturele professionals en creatieve makers kunnen zich ook inzetten voor aanpak
van en slimme oplossingen voor maatschappelijke kwesties, zoals het mentaal welzijn
van jeugd. Het Rijk stimuleert de sociale waarde en impact op mentaal welzijn van
cultuur door projecten van samenwerkende culturele en sociale professionals mogelijk
te maken.
Professionals kunnen verder een stimulerende rol spelen richting jongeren om weer
in groepsverband cultureel actief te worden. Ondersteuning in de vorm van advies aan
en aanbod voor jongeren is in heel het land aanwezig via bestaande lokale infrastructuren
zoals Kunstbende, de cultuurcoaches, en via docenten of coördinatoren van centra voor
de kunsten en muziekscholen. Ook jongerenwerkers kunnen hier een rol in spelen.
(6) Jonge mantelzorgers. Het is van belang dat er oog is voor jonge mantelzorgers. Zij dienen door professionals
herkend te worden als mantelzorger en goed ondersteund te worden. Op die manier kan
vroegtijdig voorkomen worden dat jongeren overbelast raken met alle gevolgen van dien
op het gebied van mentaal welzijn, schoolprestaties etc. Het kabinet subsidieert mede
daarom de Strategische Alliantie Jonge Mantelzorgers. Dit landelijke netwerk bestaat uit verschillende landelijke partijen, kennisinstituten,
lokale stichtingen en (voormalig) jonge mantelzorgers. Door deze partijen met elkaar
te verbinden, wordt kennisdeling tussen professionals en jonge mantelzorgers gestimuleerd.
Alle kennis en expertise over het signaleren en ondersteunen van jonge mantelzorgers
wordt zo op een centrale manier gebundeld en verspreid over het land. De Alliantie
heeft bijvoorbeeld een Landelijk Congres Jonge Mantelzorgers georganiseerd en de Week van de Jonge Mantelzorger om aandacht en waardering te vragen voor jonge mantelzorgers. Daarnaast organiseert
het Rijk de online campagne #Deel je zorg. Deze campagne roept jonge mantelzorgers op om hun zorg te delen. Ook de speerpunten
uit de landelijke aanpak Samen sterk voor mantelzorg (bewustwording vergroten, toegang verbeteren tot ondersteuning en de samenwerking
met professionals verbeteren) dragen bij aan het beter ondersteunen van jonge mantelzorgers.
(7) Preventieakkoord. Het kabinet is opgeroepen om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden van
een Nationaal Preventieakkoord Mentale Gezondheid
69. Binnenkort verschijnt een verkenning van de mogelijkheden tot een dergelijk akkoord
waarbij ook ingegaan zal worden op de reikwijdte en looptijd.
(8) Gezonde leefstijl. Tot slot is het mogelijk om een gezonde leefstijl en daarmee bewegen en sporten voor
jongeren aantrekkelijker te maken. Op 20 mei jongstleden is de brief Nederland Vitaal en in beweging verstuurd naar de Kamer. Het is een beleidsadvies waarin kansrijke en vernieuwende
ideeën om meer te bewegen uiteen zijn gezet om echt een verschil te kunnen maken in
én met de samenleving.
4. TOT SLOT
Nederland is een relatief welvarend land waar ook jongeren van profiteren. Toch zijn
er belangrijke vraagstukken rond de bestaanszekerheid, de kansengelijkheid en de veerkracht
van de jeugd in Nederland. Het kabinet stelt vast dat deze door de coronacrisis sterker
aan het licht zijn gekomen en ook in omvang zijn toegenomen, in het bijzonder voor
jongeren in een kwetsbare positie. Daarom roept kabinet gemeenten op om juist in tijden
van corona oog te hebben voor de uitdagingen van jongeren in een kwetsbare positie.
Tegelijkertijd ziet het kabinet ook de veerkracht van jongeren, die zich op verschillende
terreinen vaak ook weer goed herpakken nu de piek van de crisis voorbij lijkt te zijn
en de maatschappij zich weer opent. Het kabinet houdt de komende tijd de ontwikkelingen
rondom jongeren goed in de gaten, onder andere met het tweemaandelijkse dashboard sociale impact70.
Het kabinet wil lokale spelers, gemeenten voorop, beter in staat stellen om de steun
te bieden die nodig is met de bestaande corona-gerelateerde steunpakketten. De verwevenheid
van de leefdomeinen van jongeren maakt een meer integrale en opgavegerichte benadering
nodig, waarin jongeren van meet af aan betrokken zijn. Met het overzicht en de agenda
in deze brief verwachten wij dat een meer gezamenlijke, samenhangende en doelmatige
aanpak mogelijk wordt. Besluitvorming daarover is aan een volgend kabinet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
BIJLAGE 1 OVERZICHT VAN INGEZET BELEID
1.1. School en werk
School
Doel. In algemene corona-steunmaatregelen is circa 1,4 miljard aan maatregelen voor onderwijsinstellingen
uitgetrokken. Dit is ingezet op een breed scala aan maatregelen, zoals compensatie
van collegegeld voor studenten, inhaal- en ondersteuningsplannen, extra docenten,
aanpak jeugdwerkloosheid, stage-offensief (mbo), extra devices, de ventilatie van scholen en sneltesten.
Het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) is in het leven geroepen om verdere
school- en studievertraging te voorkomen, vertraging te helpen inhalen en het mentaal
welzijn van leerlingen en studenten te herstellen. Verder moet de onderwijskwaliteit
duurzaam worden verbeterd. Hiervoor komt tot en met 2023 € 8,5 miljard beschikbaar.
Daarnaast is € 645 miljoen structureel voor scholen en instellingen waar zich meer
leerlingen en studenten inschreven dan verwacht.
Aanpak. In het funderend onderwijs wordt vanuit het NP Onderwijs verschillende maatregelen genomen. Er komt de komende
twee schooljaren extra bekostiging en ondersteuning om gericht in te zetten op de
ontwikkelingsbehoeften van leerlingen op cognitief, executief en sociaal-emotioneel
vlak. Voor het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs, voor nieuwkomers en voor
de scholen en leerlingen in Caribisch Nederland worden specifieke maatregelen genomen.
Scholen krijgen naast bekostiging ondersteuning in de vorm van o.a. een menukaart
met effectieve interventies gericht op zowel cognitieve vertraging als sociaal-emotionele
ontwikkeling71, 72. Gemeenten kunnen aanvullende interventies doen voor leerlingen en een centrale rol
innemen bij het bevorderen van samenwerken of het bieden van ondersteuning op scholen.
Gemeenten ontvangen in het kader van het NP Onderwijs voor de periode 2021–2023 ca.
€ 300 miljoen. Scholen krijgen ondersteuning vanuit de Gelijke Kansen Alliantie
73, de Onderwijs Alliantie en de bestaande ondersteuningsstructuur voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.
Met inzicht in lokale data en overzicht van lopende initiatieven en programma’s (Gezonde
School, JOGG, JGZ etc.) kan de GGD bijdragen aan samenhang en de verbinding maken
met doelen op de lange termijn.
Uit het aanvullend sociaal pakket en het NP Onderwijs krijgen studenten in het mbo
en ho financiële compensatie. Het gaat om een generieke korting op het les-, cursus-,
en collegegeld (mbo/ho), een compensatie voor het uit hun studiefinancieringsrechten
lopen (mbo/ho), en om extra reisrecht (ho).
Ook zijn extra middelen vrijgemaakt voor extra begeleiding en extra handen voor de
klas (mbo en ho). Jongeren geven aan dat zij het persoonlijke contact met docenten
en begeleiders erg belangrijk vinden, zeker in deze periode. Scholen geven hier de
hoogste prioriteit aan. Specifiek is ook aandacht voor jongeren met een extra ondersteuningsbehoefte.
Voor jongeren met een beperking of een medische aandoening, kan corona namelijk extra
impact hebben. Tevens wordt extra ingezet op inhaal- en ondersteuningsprogramma’s
om de opgelopen studievertraging door Corona in te halen. Voor mbo-instellingen zijn
extra middelen voor devices zodat alle studenten online onderwijs kunnen volgen.
Ten behoeve van de aansluiting op de arbeidsmarkt en het voorkomen van studievertraging
worden de door corona ontstane stagetekorten aangepakt (mbo, hbo). Hiertoe is de subsidieregeling
praktijkleren voor twee jaar opgehoogd en heeft het kabinet middelen uitgetrokken
om de stagetekorten terug te dringen. Dit Actieplan stages en leerbanen wordt uitgevoerd door SBB dat zich samen met landelijke en regionale partners uit
het onderwijs, bedrijfsleven en overheid inzet om knelpunten weg te werken. In het
hbo worden de middelen ingezet om de stagetekorten te beperken door meer flexibiliteit
en ondersteuning te bieden aan de student.
Voortgang. Recent ontving u de nadere uitwerking van het NP Onderwijs74. Het NP Onderwijs is in het funderend onderwijs gestart met de schoolscan, menukaart
en schoolprogramma. Wij vragen scholen om in de periode tot aan de zomervakantie de
beschreven stappen te doorlopen, maar ze bepalen zelf hoe en wanneer ze welke stap
precies zetten. Aandachtscholen in kwetsbare wijken krijgen ondersteuning van de Onderwijs
Alliantie75 aangeboden.
Met de Vereniging van Universiteiten (VSNU), de Vereniging Hogescholen, de MBO Raad,
de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Nederlandse
Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU) werd afgesproken dat de middelen geïnvesteerd
kunnen worden in een zestal thema’s: soepele in- en doorstroom, welzijn van studenten,
ondersteuning en begeleiding van studenten op het gebied van stages en coschappen
in medische opleidingen, studievertraging en uitval in lerarenopleidingen en de aanpak
van jeugdwerkloosheid. Aan scholen wordt daarvoor gevraagd om voor de start van het
nieuwe schooljaar globaal aan te geven op welke terrein en bij welke leerlingen zij
de grootste problemen signaleren en welke interventies zij van plan zijn in te zetten.
Scholen in het po en vo volgen de ontwikkelingen per kind en de effectiviteit van
eigen schoolprogramma als geheel. Het Rijk zorgt daarnaast voor een landelijk beeld;
met monitoring en onderzoek is er zicht op implementatie van het plan en de omvang
en ontwikkeling van de vertragingen.
Werk
Doel. Met de Aanpak Jeugdwerkloosheid76 zetten gemeenten, scholen en andere partners zich in om jongeren te ondersteunen
naar vervolgonderwijs of werk. Het doel is om de jeugdwerkloosheid terug te dringen
en te voorkomen. De Aanpak Jeugdwerkloosheid is onderdeel van het aanvullend sociaal pakket dat het kabinet op 28 augustus 2020
heeft gepresenteerd. Het programma, dat in het NP Onderwijs wordt verlengd tot en
met 2022, richt zich op de volgende doelgroepen:
− werkloze jongeren;
− jongeren die met werkloosheid worden bedreigd en;
− schoolverlaters met een groot risico op werkloosheid; dit zijn:
• recente en aankomende schoolverlaters zonder startkwalificatie uit het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) en praktijkonderwijs (pro)
• jongeren die voortijdig school hebben verlaten (vsv)
• jongeren uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) met een moeilijke start op de arbeidsmarkt,
zoals jongeren uit de beroepsopleidende leerweg (BOL) en jongeren met een niet-westerse
migratieachtergrond.
Aanpak. De centrumgemeenten van de 35 arbeidsmarktregio’s hebben middelen gekregen voor het
coördineren van een regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De partijen in de regio
weten immers het beste wat er op de lokale en regionale arbeidsmarkt speelt. De regio’s
kunnen daarbij gebruikmaken van verschillende budgetten uit het aanvullend sociaal
pakket. Dit zijn de middelen voor de regionale crisisdienstverlening en scholing via
praktijkleren in het mbo voor de regionale mobiliteitsteams en de extra middelen voor
gemeentelijke dienstverlening. Gemeenten kunnen deze middelen ook inzetten om kwetsbare
jongeren in beeld te houden, bijvoorbeeld door middel van de tool Jongeren in Beeld77. Voor de schoolverlaters met een groot risico op werkloosheid zijn er daarnaast specifieke,
financiële middelen beschikbaar voor scholen en gemeenten om nazorg en vroegtijdige
begeleiding naar vervolgonderwijs of werk te bieden. Een volledig overzicht van de
beschikbare middelen is te zien op de website van de rijksoverheid78.
De regio’s worden ondersteund bij hun aanpak door het Rijk en de landelijke partners,
zoals de Programmaraad Regionale Arbeidsmarkt, Ingrado, de VNG, de Sectorraad Praktijkonderwijs,
de Sectorraad Gespecialiseerd Onderwijs, SBB, de MBO Raad, Divosa en het Expertisepunt
LOB. Hierbij kan gedacht worden aan het ontwikkelen van ondersteunende producten en
kennisuitwisseling.
Voortgang. De regio’s zijn aan de slag met de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De
coördinerende gemeenten van de regio’s hebben € 53 miljoen ontvangen om (voortijdig)
schoolverlaters te ondersteunen naar werk en
€ 3,5 miljoen om de regionale aanpak van jeugdwerkloosheid te coördineren. Om aankomende
schoolverlaters uit het mbo met een grote kans op werkloosheid te ondersteunen heeft
het Rijk € 24,5 miljoen subsidie verstrekt aan 54 mbo-instellingen via de subsidieregeling
Extra begeleiding en nazorg mbo. Scholen verwachten aan bijna 30.000 studenten extra begeleiding te bieden en aan
ruim 15.000 schoolverlaters nazorg te leveren. Pro- en vso-scholen hebben 1 miljoen
ontvangen voor het stimuleren van doorleren en het ombuigen van de opleidingsrichting
als mogelijk, voor het inzetten van stages met oog voor de volgende stap en om in
het kader van nazorg tijdelijke banen van net uitgestroomde pro- en vso-ers in samenwerking
met gemeenten om te helpen zetten in meer duurzaam werk. Voor doorleren, dat resulteert
in een langere verblijfsduur in het onderwijs en een extra beroep op de subsidieregeling
praktijkleren en studiefinanciering, is € 263 miljoen gereserveerd. Verder zijn voor
de doelgroep pro/vso vanaf december tot en met april in elke arbeidsmarktregio regionale
werktafels gehouden die als zeer waardevol zijn ervaren. In de maanden juli, september
en oktober vinden bestuurlijke bijeenkomsten plaats met wethouders van de centrumgemeenten
en regionale schoolbestuurders. De Aanpak Jeugdwerkloosheid is in het NP Onderwijs
verlengd tot en met 2022.
Thuiswerken. Het kabinet heeft oog voor de uitdagingen die thuiswerken, ook voor jongeren, met
zich meebrengt79. Het doel is dat de samenleving, werkgevers, werkenden, het kabinet en andere relevante
partijen beter kunnen anticiperen op de ontwikkelingen rond hybride werken na de coronacrisis.
Er is specifiek aandacht voor de effecten van thuiswerken op leerlingen, studenten
en starters op de arbeidsmarkt. Recent heeft het kabinet in aanvulling hierop een
adviesaanvraag ingediend bij de SER over hybride werken80.
Gelijke kansen naar werk of stage
Doel en aanpak. Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan
of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond. Zo is het wetsvoorstel
Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in december 2020 (Kamerstuk 35 673) naar de Kamer verstuurd, welke bij 3.5 is toegelicht. Om stagediscriminatie te bestrijden
en gelijke kansen bij stages te bevorderen, werkt het kabinet samen met partners als
VNO-NCW, MKB-NL, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs
en het College voor de Rechten van de Mens. Zo is in november 2020 de campagne #KIESMIJ
gelanceerd, waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor stagediscriminatie. Ook is in
samenwerking met de MBO Raad, het kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit en Inclusie
opgericht. Dit kennispunt helpt scholen bij het bevorderen van een effectieve aanpak
om te komen tot gelijke kansen bij de zoektocht naar werk en stage. Verder is – deels
als onderdeel van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt – het programma
Gelijke Kansen richting de toekomst opgezet. In dit onderzoekstraject wordt de komende
drie jaar ingezet op de ontwikkeling van aantoonbaar effectieve interventies die scholen
en leerbedrijven kunnen inzetten om gelijke kansen te bevorderen. Binnen de Aanpak Jeugdwerkloosheid is er specifiek aandacht voor kwetsbare schoolverlaters. Dit gaat onder andere om
kwetsbare schoolverlaters uit het mbo waarvan we weten dat zij een moeilijke start
kennen op de arbeidsmarkt, zoals de jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond.
Het tegengaan van discriminatie bij de zoektocht naar werk of stage speelt daarbij
een belangrijke rol. Het kabinet geeft hiermee invulling aan de motie van de leden
Van Baarle en Simons (Kamerstuk 35 420, nr. 300) waarin de regering wordt verzocht zich ertoe in te spannen dat de ongelijkheid tussen
Nederlanders met en zonder een migratieachtergrond niet wordt vergroot door hier specifieke
aandacht aan te geven binnen tijdelijk beleid, zoals het pakket voor de positie van
jongeren.
1.2. INKOMEN
Doel en aanpak. Om jongeren tegemoet te komen in de door de coronacrisis toegenomen financiële onzekerheid
en geldproblemen is er een tijdelijke versoepeling ingevoerd voor jongeren tot 27
jaar in de bijstand. Gemeenten mogen in de periode 1 maart 2020 tot en met 1 oktober
2021 afwijken van de regels rond de verplichte zoektermijn van vier weken voor jongeren
van 18 tot 27 jaar. Daardoor kan individueel maatwerk worden toegepast bij het hanteren
van de vier weken zoektermijn en daarmee kunnen financiële problemen bij jongeren
die plotseling zonder werk en inkomsten komen te zitten als gevolg van de coronacrisis
worden voorkomen. Daarnaast is de tijdelijke openstelling van de re-integratie-instrumenten,
zoals die gelden vanaf 27 jaar, voor jongeren tot 27 jaar ingegaan.
Het kabinet heeft € 146 miljoen aan extra middelen vrijgemaakt voor het tegengaan
van armoede en problematische schulden. Ook jongeren kunnen, als zij aan de voorwaarden
voldoen, hier gebruik van maken. Jongeren horen tot de financieel kwetsbare groepen
die door de coronacrisis (harder) geraakt worden. Het is van belang dat deze groep
vroegtijdig, snel en adequaat hulp krijgt om (een stapeling van) problemen te voorkomen.
Omdat schuldhulpverlening en het verstrekken van bijzondere bijstand gemeentelijke
taken zijn, gaat het grootste deel van het extra geld naar gemeenten toe.
Ook wordt er een waarborgfonds voor saneringskredieten ingericht. Door pilots wordt
onderzocht hoe jongeren hierbij kunnen aansluiten die zonder of met een beperkt inkomen
of vermogen niet kunnen voldoen aan de terugbetalingsvoorwaarden van het krediet.
Bij de inrichting van het Waarborgfonds voor Saneringskredieten is specifiek aandacht voor jongeren.
In 2020 en 2021 gaat er vanuit dit budget € 11,5 miljoen naar de intensivering en
versnelling van de armoede- en schuldenaanpak. Voorbeelden van initiatieven die in
dit kader zijn gestart, zijn de Nederlandse Schuldhulp Route/ Geldfit81, het toe leiden van nieuwe doelgroepen via vrijwilligersorganisaties via de Alliantie
vrijwillige schuldhulp, de inzet van ervaringsdeskundigen via Sterk uit Armoede en
de gesprekshandreiking82 voor professionals zonder achtergrond in schuldhulp die het Nibud heeft ontwikkeld.
Ook wordt er ingezet op het sneller signaleren van armoede onder kinderen (4–12).
Het kabinet heeft samen met de VNG ambities over kinderarmoede opgesteld. Sinds 2017
trekt het kabinet structureel € 100 miljoen extra per jaar uit om kinderen in armoede
mee te laten doen. Denk hierbij aan sportles, muziekles en schoolspullen. Op de website
van het CBS staat sinds 26 februari een dashboard kinderarmoede83. Dit dashboard kan behulpzaam zijn in het beter in beeld krijgen en bereiken van kinderen in armoede
binnen gemeenten
Voortgang. De Kamer is recent geïnformeerd over de stand van zaken van de armoede- en schuldenaanpak84. Verder rapporteert het kabinet binnenkort over een evaluatie van de bestuurlijke
afspraken met de VNG en over een onderzoek naar de brede kansenarmoede onder kinderen.
Later dit jaar volgt een rapportage op basis van de meest actuele informatie van CBS
en SCP uit 2020.
1.3. WONEN
Doelen. Het is spannend om voor het eerst in je leven een huis te kopen of te huren. Er zijn
veel dingen waar je vooraf over moet nadenken zoals welk bedrag je wilt en kunt betalen
en waar je zou willen wonen. Maar ook als je een huis hebt gevonden is er veel te
regelen zoals je inschrijving bij de gemeente, je huurtoeslag of je eerste hypotheek.
In de huidige woningmarkt is het voor het eerst huren of kopen van een huis nog spannender
omdat er een woningtekort is. Dat, in combinatie met de lage rente, maakt dat huizenprijzen
hoog liggen en huren ook. In de coronacrisis zijn de prijzen blijven stijgen. Het
kabinet zet zich in om zowel de huurmarkt als de koopmarkt toegankelijk en betaalbaar
te houden voor jongeren en starters op de woningmarkt.
Aanpak. Om de realisatie van meer betaalbare woningen te versnellen heeft het kabinet afgelopen
periode middelen vrijgemaakt en diverse ondersteunende maatregelen getroffen. Voorbeelden
hiervan zijn de Woondeals met regio’s waar de grootste krapte is op de woningmarkt
waarin concrete afspraken zijn gemaakt om de woningbouw te versnellen, een impuls
van € 1mld voor gemeenten om woningbouw te versnellen (de woningbouwimpuls) en een
heffingsvermindering in de verhuurderheffing waarmee de woningcorporaties de bouw
van 150.000 woningen versnellen. Ook stelt het kabinet dit jaar en volgend jaar € 50
miljoen beschikbaar voor de huisvesting van aandachtgroepen, waaronder ook voor jongeren
en studenten. Hiermee worden onder andere flexwoningen gerealiseerd.
Afgelopen periode zijn daarnaast diverse maatregelen doorgevoerd gericht op het verbeteren
van de financiële positie van jongeren op de woningmarkt. Op de koopwoningmarkt krijgen
starters meer financieringsmogelijkheden. Zo is de weging van de studieschuld in het
berekenen van de hypotheek in 2020 naar beneden bijgesteld. Ook worden per januari
2021 starters tussen de 18 en 35 jaar eenmalig vrijgesteld van overdrachtsbelasting
als zij een woning kopen onder € 400.000. Dankzij de arbeidsmarktscan krijgen mensen
met een flexibel inkomen meer mogelijkheden om een verantwoorde hypotheek af te sluiten.
Voortgang. Er zijn veel stappen gezet om in de gespannen woningmarkt zoveel mogelijk mogelijkheden
voor jongeren te bieden. Om voortgang te blijven houden is het belangrijk dat er prioriteit
wordt gegeven aan wonen in een nieuw kabinet. In de vrije huursector zijn de huurprijzen
hoog omdat de vraag hoog is en het aanbod nog relatief klein. Deze markt trekt soms
ook speculanten die vooral uit zijn op snel rendement. Het kabinet heeft ingezet op
het creëren van meer aanbod in de vrije huursector, onder andere ook met de woondeals
en de woningbouwimpuls maar ook door corporaties meer mogelijkheden te geven te bouwen
in het middensegment. Daarnaast zijn er veel maatregelen genomen om excessen in de
huursector aan te pakken en de betaalbaarheid te vergroten zoals de begrenzing aan
de jaarlijkse huurstijging. Zo geldt in de vrije sector de komende drie jaar een maximale
huurstijging van inflatie + 1%.
In de sociale huursector zijn de huren tot 1 juli 2022 bevroren en krijgen woningcorporaties
meer ruimte om sociale huurwoningen toe te wijzen aan specifieke groepen zoals jongeren
en starters.
Voor starters op de woningmarkt is met diverse partners85 de website startenopdewoningmarkt.nl gelanceerd. Op deze website komt de informatie
voor zowel huren als kopen vanuit deze verschillende partijen op één plek samen. Daarnaast
is samen met de betrokken partijen in 2020 de Week van de starter georganiseerd waarbij
de site onder de aandacht is gebracht door een startersspreekuur, een online campagne en verschillende webinars.
In 2019 is het Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren 2019–2021 (Bijlage bij Kamerstuk 29 325, nr. 97) gelanceerd. Het lukt steeds meer gemeenten om jongeren zo snel mogelijk (binnen
3 maanden) uit de opvang te krijgen en hen te begeleiden richting passende huisvesting
en ondersteuning. Een Jongerenpanel denkt actief mee in de voortgang en geeft gevraagd
en ongevraagd advies.
Om het beleid ten aanzien van de huisvesting van aandachtgroepen, zoals studenten,
jongeren dak- en thuisloze mensen, ouderen en andere groepen op de woningmarkt meer
integraal te benaderen, te versterken en te verbeteren, is een interbestuurlijke werkgroep
ingesteld die als taak heeft met aanbevelingen te komen voor nieuwe werkwijzen en
mogelijke aanpassingen in stelsels waardoor beleidsdoelen van de verschillende departementen
beter op elkaar kunnen aansluiten86.
1.4. WELZIJN
Doel. Het kabinet vindt het belangrijk om jongeren perspectief te bieden ter bestrijding
van eenzaamheid en om laagdrempelige ondersteuning te bieden aan jongeren die dat
nodig heeft.
Aanpak. Het kabinet stelde daarom eind vorig jaar het Jeugdpakket op en begin dit jaar een Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl van respectievelijk € 58,5 miljoen en € 200 miljoen waarvan € 40 miljoen voor het
welbevinden jongeren. Gebundeld in een Steunpakket Welzijn Jeugd87 steunt het Rijk hiermee tientallen landelijke initiatieven die aansluiten bij de
behoeften van jongeren (tot 27 jaar) op het gebied van hun sociaal en mentaal welzijn
in coronatijd.
Het grootste deel van dit steunpakket gaat naar gemeenten voor lokale initiatieven.
De landelijke initiatieven zijn bedoeld om de lokale aanpak te versterken. In gesprekken
met jongeren is naar voren gekomen dat er veel behoefte is om te praten over hun ervaringen
met eenzaamheid. Hiervoor is het van belang dat het taboe om over deze thema’s te
praten doorbroken wordt en dat de bekendheid en zichtbaarheid van ondersteuningsinitiatieven
wordt vergroot zoals verschillende luisterlijnen88.
Voor specifieke groepen is aanvullende ondersteuning nodig. Deze jongeren hadden ook
voor de coronacrisis al te maken met grote uitdagingen in het dagelijks leven. Deze
coronaperiode maakt het extra lastig.
○ Voor jongeren met een chronische ziekte of lichamelijke beperking worden sociale activiteiten,
workshops en masterclasses georganiseerd.
○ Voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en hun ouders wordt gewerkt aan
extra online ondersteuning. Ook wordt onderzocht waar de verdere behoeften van deze
jongeren en jongeren met gedragsproblemen liggen.
○ Voor jongeren die jeugdhulp ontvangen worden diverse bijeenkomsten en trainingen online
en live georganiseerd. Verder is capaciteit voor vertrouwenspersonen tijdelijk uitgebreid.
In de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid is mentale druk op jongeren en jongvolwassenen aangewezen als prioritair thema. Gemeenten
worden opgeroepen dit te betrekken bij hun lokale gezondheidsbeleid, dat zij vormgeven
samen met hun lokale partners zoals jeugdgezondheidszorg, onderwijs, sport- en jeugdverenigingen,
huisartsen en anderen. Er loopt onderzoek gericht op ontwikkeling van een eenduidig
begrippenkader over mentaal welbevinden van de jeugd, zodat uitgebreidere en beter
vergelijkbare gegevens beschikbaar komen. Welbevinden is verder één van de thema’s
in de Gezonde School-aanpak waarbij onderwijs, gemeenten en GGD-en preventief samenwerken aan een schoolklimaat
dat bijdraagt aan de mentale gezondheid van leerlingen89. Vanuit het Meerjarenprogramma Depressiepreventie90 wordt tenslotte ingezet op hoogrisicogroepen, waaronder jongeren. Vanuit dit programma
is een ketenaanpak Rondom Jong ontwikkeld. Daarin werken scholen samen met gezondheidsprofessionals aan concrete
acties gericht op preventie en signalering van depressieklachten bij jongeren. Deze
ketenaanpak wordt nu verder in Nederland gevolgd. Het kabinet werkt aan versterking
van zorg voor de jeugd met het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd 2018–2021. Het kabinet werkt ook aan het verbeteren van het jeugdhulpstelsel, onder andere
door het aanpassen van de Jeugdwet.
Verder is er voor sport in 2021 € 14,5 miljoen vrijgemaakt vanuit het Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl. Hiervan gaat € 10 miljoen naar de lokale sportakkoorden als extra uitvoeringsbudget.
De overige € 4,5 miljoen wordt geïnvesteerd in de projecten van de verschillende partners
van de alliantie Sport en bewegen voor iedereen.
Het kabinet investeert bovendien in programma’s die scholen, sportverenigingen en
wijken van jongeren gezonder maken. Programma’s die jongeren helpen te bewegen en
gezonder te eten. Verder zijn samen met meer dan 70 partijen van het Nationaal Preventieakkoord ambities gesteld voor 2040 op overgewicht, roken en problematisch alcoholgebruik.
De huidige inzet is een stap op weg. Het RIVM heeft onlangs geïnventariseerd welke
extra maatregelen ingezet kunnen worden91.
In het Steunpakket voor sociaal en mentaal welzijn en gezonde leefstijl heeft het kabinet tenslotte € 10 miljoen uitgetrokken om in 2021 onder andere initiatieven
te ondersteunen gericht op het welzijn van de jeugd. Deze maatregel wordt nu uitgevoerd
via het Fonds voor Cultuurparticipatie. Culturele instellingen werken in coronatijd door met een aangepast aanbod van activiteiten,
ook voor jongeren. Een goed voorbeeld hiervan vormen de instellingen voor jeugdtheater.
Zij zijn nu veel in gesprek met jongeren en werken vervolgens met hen samen aan creatieve
projecten, workshops, podcasts of documentaires.
In de aanpak van de jeugdcriminaliteit wordt de komende tijd nadrukkelijker ingezet
op een preventieve aanpak gericht op risicojongeren en kwetsbare wijken. Tevens wordt onderzocht of de beschikbare interventies en de strafmaat ook voldoen
voor de groep jeugdige justitiabelen die zware delicten pleegt. De focus is steeds:
een effectieve en passende reactie op delinquent gedrag van jongeren en een optimale
inzet voor een veilige samenleving. Uw Kamer wordt hierover separaat geïnformeerd
via de brief Ontwikkelingen Jeugdcriminaliteit.
Voortgang. Om jongeren laagdrempelige mentale ondersteuning te bieden is recent de nieuwe hulplijn
en chat Alles Oké? Supportlijn, speciaal voor jongvolwassenen, gelanceerd. Ook komt er een campagne om aandacht
te vragen voor spanningen thuis. Voor enkele initiatieven, waaronder Join Us, die zich richten op het verminderen en bespreekbaar maken van eenzaamheid onder
jongeren, worden extra middelen beschikbaar gesteld.
Voor jongeren waarvoor het niet lukt om samen met de gemeente passende hulp te vinden,
zijn in elke jeugdregio regionale expertteams jeugd opgericht. Er zijn nu nog veel regionale verschillen tussen expertteams, bijvoorbeeld
in slagkracht, samenstelling en het mandaat dat zij hebben. Regio's en expertteams
worden ondersteund door het Ondersteuningsteam ZorgvoordeJeugd om, waar nodig, deze functies te realiseren.
We zien dat er een groep jongeren overblijft waarvoor het niet lukt die passende hulp
te organiseren, bijvoorbeeld omdat het gaat om weinig voorkomende psychiatrische problematiek,
het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of schaarste van passend
aanbod. Om expertteams én zorgprofessionals daarbij te ondersteunen en zorg te organiseren,
zijn acht bovenregionale expertisecentra gerealiseerd. Op lange termijn willen we met de expertisecentra voorkomen dat zorgvragen
van jongeren complex worden. Via de reguliere voortgangsrapportage wordt over de voortgang
van Zorg voor de Jeugd en het verbeteren van het jeugdstelsel gerapporteerd.
1.5. ONDERSTEUNING
Algemeen
Doel. Volwassen worden gaat met vallen en opstaan. Jongeren ontdekken wat ze allemaal kunnen,
krijgen meer zelfvertrouwen, maar er ontstaan ook nieuwe vragen. Het kan helpen als
er iemand – zoals ouders, verzorgers maar ook leerkrachten en jeugdwerkers – met de
jongere meekijkt en denkt.
Aanpak. Onderdeel van het programma Zorg voor de Jeugd (Bijlage bij Kamerstuk 34 880, nr. 3) is om het samenwerken met informele steunfiguren voor zoveel mogelijk uithuisgeplaatste
kinderen te realiseren. Informele steunfiguren, zoals een tante, opa, leraar of coach,
maken deel uit van het gewone leven van een jongere en ouders. Het kabinet zet verder
in op het versterken van regisseursfuncties, coördinatoren of mentoren die mensen
kunnen helpen om hun weg te vinden naar de juiste voorzieningen.
Voortgang. Er zijn veel kansrijke initiatieven rond de inzet van steunfiguren en informele steun.
Om het samenwerken met informele steunfiguren verder te brengen hebben de branches
gespecialiseerde zorg voor jeugd en beroepsverenigingen een opgesteld met acties op
het terrein van bewustzijn vergroten, versterken van vakbekwaamheid en randvoorwaarden.
Deze acties worden in 2021 uitgevoerd. Het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd92 heeft eveneens een plan opgesteld. De acties in dit plan richten zich vooral op het
versterken van de sociale steun voordat jeugdhulp aanwezig is.
Weerbaarheid
Doel en aanpak. Gemeenten ervaren maatschappelijke spanningen als direct gevolg van de coronacrisis.
De Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) en het Platform Jeugd preventie Extremisme
en Polarisatie (JEP) stellen signalementen en factsheets op over wat leeft bij gemeenschappen, gemeenten en professionals. Vanuit de ESS en
platform JEP wordt er ook advies geleverd aan gemeenten, onder andere als het gaat
om de verbinding met jongeren en de aanpak van problemen.
Voortgang. Uit de rondgang van Platform JEP blijkt niet alleen dat jongeren het moeilijk hebben
door de coronamaatregelen, maar ook dat hulpverleners hen moeilijker kunnen bereiken.
Zicht op jongeren in een kwetsbare positie en het herkennen van zorgelijke signalen
is vanwege het ontbreken van fysiek contact afgenomen. Gedurende de crisis zijn online-activiteiten snel toegenomen in het jeugddomein, waardoor het ontbreken van fysiek
contact enigszins wordt ondervangen. Zorg is echter dat de meest vatbare jongeren
en hun directe omgeving hiermee mogelijk niet worden bereikt. Professionals zoeken
naar manieren om jongeren beter te kunnen ondersteunen en de weerbaarheid en veerkracht
van jongeren te vergroten. Professionals hebben hiervoor ontwikkelingsruimte nodig,
wat tijd en geld kost.
Op het gebied van radicalisering hebben scholen meer structurele ondersteuning op
maat nodig. We zagen bijvoorbeeld dat het gat dat het onderwijs noodgedwongen liet
vallen deels is opgevuld door huiswerkinstituten met een salafistische achtergrond.
Het Wijschool programma93 is een vernieuwend programma die hierin voorziet en bestaande en bewezen interventies
versterkt door een scan, structurele ondersteuning en een learning community omheen te bouwen. Ter vergroting van de weerbaarheid en het toekomstperspectief en
ter voorkoming van daderschap van risicojongeren worden op lokaal niveau zoveel mogelijk
erkende interventies ingezet. Afhankelijk van de levensfase van de jongeren bieden
deze interventies een vorm van gestructureerde vrijetijdsbesteding ter versterking
van het welzijn en begeleiding bij het ontwikkelen van de benodigde sociale vaardigheden
gericht op onderwijs, werk en bestaanszekerheid94.
1.6. JONGERENPARTICIPATIE
Doel. Het kabinet hecht er sterk aan jongeren beter te betrekken bij het vormgeven van
beleid, ook om het vertrouwen van jongeren na te crisis te helpen herstellen. Voor
het kabinet zijn de adviezen van de staatscommissie Parlementair Stelsel en van de Raad voor het Openbaar Bestuur95 hierbij van belang. Dat jongeren zelf het initiatief hebben genomen ideeën en suggesties
te verzamelen geeft bovendien blijk van een grote wil onder hen om mee te denken met
de politiek. Dit is voor het kabinet een enorme extra stimulans om met hen samen aan
de slag te gaan.
Aanpak. Het kabinet heeft met jongeren van verschillende (culturele) achtergronden het traject
Democratie en Jongeren gestart, om voor hen duurzame vormen van jongereninspraak te ontwikkelen. Belangrijke
uitgangspunten daarbij zijn dat de ideeën en behoeften van jongeren centraal staan
en dat jongereninspraak vorm krijgt op basis van gelijkwaardigheid tussen jongeren
en bestuurders. Bovendien dient het traject als katalysator voor diverse (decentrale)
initiatieven, die vanuit jongeren of vanuit overheidsorganisaties worden gestart,
om de stem van jongeren in de democratie te versterken. Lessen en aanbevelingen uit
het participatieve proces zijn verwerkt in het rapport Bondgenoten in de Democratie dat u in maart is toegezonden samen met een inhoudelijke reactie.96
Via de Maatschappelijke Diensttijd (MDT) maken jongeren zelf een verschil door maatschappelijke
problemen aan te pakken, zoals de jeugdwerkloosheid, schulden en het tekort aan stageplekken.
Tegelijkertijd ontwikkelen jongeren zo hun vaardigheden en talenten en vergroten hun
netwerk. Ook volgen zij trainingen. Het project versterkt daarnaast de sociale cohesie
via ontmoetingen met mensen met andere culturen en achtergronden97.
Voortgang. Alle leden van het kabinet hebben afgelopen maanden regelmatig ook zelf gesprekken
gevoerd met jongeren om meer gevoel te krijgen bij hun beleving en ideeën over uiteenlopende
beleidsonderwerpen. Jongeren worden daarbij gevraagd om mee te denken over onderdelen
van het coronabeleid, waarbij zichtbaar wordt gemaakt wat er met hun inbreng gebeurt.
Jongeren worden daarnaast door verschillende departementen vaker actief betrokken
bij de (reguliere) beleidsvorming.
Het traject Democratie en Jongeren, erop gericht om de positie van jongeren in de democratie te versterken, werd bovendien
naar aanleiding van het verslag van de werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis door het kabinet in 2020 bespoedigd. In de periode tot maart j.l. is dit traject
onafhankelijk begeleid door de Number 5 Foundation, die zijn bevindingen hierover recentelijk heeft gepresenteerd. Het kabinet werkt
nu samen met bestuurders en een diverse mix van jongeren aan het opzetten en versterken
van verschillende initiatieven om de opgedane inzichten en aanbevelingen in de praktijk
te brengen. Voorbeelden hiervan zijn een boost voor de gemeentelijke jongerenparticipatie, experimenten met een innovatiefonds en
het steunen van diverse landelijke jongerenparticipatie-initiatieven.
In Caribisch Nederland is een onderzoeksopdracht uitgezet bij het Talent Ontwikkelprogramma Bonaire met als opdracht: «Hoe kunnen we op Bonaire een vorm van jongerenparticipatie mogelijk
maken op een inclusieve, structurele en niet vrijblijvende manier?». De resultaten
van dit onderzoek worden in samenwerking met UNICEF verder opgepakt. Daarnaast zijn de jongeren van het #Mijnnieuwewereld traject van
Saba en Sint Eustatius betrokken bij de besteding van de coronamiddelen van het Jeugdpakket
Caribisch Nederland. Deze groep jongeren van Saba is bovendien per 1 mei j.l. geïnstalleerd
als eerste officiële Jeugdraad van het bestuurscollege.
MDT heeft in de coronatijd zijn waarde bewezen door extra projecten voor en door jongeren
op te zetten die inspelen op de ontstane crisissituatie. Ook meerdere bestaande MDT-projecten
hebben zich met hun MDT-project gericht op het ondersteunen bij de crisissituatie.
Zo is MDT ingezet bij actuele thema’s waar jongeren, ouderen en kwetsbare mensen tijdens
de coronacrisis extra mee te maken hebben, dit zijn onder andere: wordt hun netwerk
vergroot, jeugdwerkloosheid, schulden en gebrek aan stageplekken. Na een experimentperiode
doen er inmiddels circa 21.000 jongeren mee met MDT, waarvan 16.000 hun traject hebben
afgerond (stand eind 2020). Met de in 2020 gestarte projecten worden nog eens 40.000
jongeren bereikt en in 2021 wordt MDT verder opgeschaald met 60.000 MDT-trajecten.
Het opgebouwde netwerk bestaat uit 295 projecten en circa 2.000 betrokken organisaties.
BIJLAGE 2 REACTIE OP HET ADVIES VAN DE JONGEREN DENKTANK CORONACRISIS
2.1 Aanbevelingen Jongerenparticipatie
Belangrijkste boodschap van het rapport is de oproep om de denkkracht van jongeren
te betrekken bij het formuleren en uitvoeren van acties.
Het kabinet onderkent dat jongeren een van de groepen is waarvan de inspraak op dit
moment structureel achterblijft. Mede naar aanleiding van het eindrapport van de Staatscommissie
Parlementair Stelsel98 en een advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur99 zijn op dit vlak afgelopen jaren al verschillende stappen gezet. De coronacrisis
heeft de urgentie om te werken aan duurzame vormen van effectieve jongerenparticipatie
nog verder vergroot. De pandemie raakt immers niet alleen de jongere generaties bijzonder
hard, maar zet ook de intergenerationele solidariteit onderdruk.
Alle leden van het kabinet hebben afgelopen maanden regelmatig ook zelf gesprekken
gevoerd met jongeren om meer gevoel te krijgen bij hun beleving en ideeën over uiteenlopende
beleidsonderwerpen. Jongeren worden daarbij gevraagd om mee te denken over onderdelen
van het coronabeleid, waarbij zichtbaar wordt gemaakt wat er met hun inbreng gebeurt.
Jongeren worden daarnaast door verschillende departementen vaker actief betrokken
bij de (reguliere) beleidsvorming.
Het traject Democratie en Jongeren, erop gericht om de positie van jongeren in de democratie te versterken, werd bovendien
naar aanleiding van het verslag van de werkgroep Sociale Impact van de Coronacrisis door het kabinet in 2020 bespoedigd. In de periode tot maart j.l. is dit traject
onafhankelijk begeleid door de Number 5 Foundation, die zijn bevindingen hierover recentelijk heeft gepresenteerd. Het kabinet werkt
nu samen met bestuurders en een diverse mix van jongeren aan het opzetten en versterken
van verschillende initiatieven om de opgedane inzichten en aanbevelingen in de praktijk
te brengen. Voorbeelden hiervan zijn een boost voor de gemeentelijke jongerenparticipatie, experimenten met een innovatiefonds en
het steunen van diverse landelijke jongerenparticipatie-initiatieven.
In Caribisch Nederland is een onderzoeksopdracht uitgezet bij het Talent Ontwikkelprogramma Bonaire met als opdracht: «Hoe kunnen we op Bonaire een vorm van jongerenparticipatie mogelijk
maken op een inclusieve, structurele en niet vrijblijvende manier?». De resultaten
van dit onderzoek worden in samenwerking met UNICEF verder opgepakt. Daarnaast zijn de jongeren van het #Mijnnieuwewereld traject van
Saba en Sint Eustatius betrokken bij de besteding van de coronamiddelen van het Jeugdpakket
Caribisch Nederland. Deze groep jongeren van Saba is bovendien per 1 mei j.l. geïnstalleerd
als eerste officiële Jeugdraad van het bestuurscollege.
MDT heeft in de coronatijd zijn waarde bewezen door extra projecten voor en door jongeren
op te zetten die inspelen op de ontstane crisissituatie. Ook meerdere bestaande MDT-projecten
hebben zich met hun MDT-project gericht op het ondersteunen bij de crisissituatie.
Zo is MDT ingezet bij actuele thema’s waar jongeren, ouderen en kwetsbare mensen tijdens
de coronacrisis extra mee te maken hebben, dit zijn onder andere: wordt hun netwerk
vergroot, jeugdwerkloosheid, schulden en gebrek aan stageplekken. Na een experimentperiode
doen er inmiddels circa 21.000 jongeren mee met MDT, waarvan 16.000 hun traject hebben
afgerond (stand eind 2020). Met de in 2020 gestarte projecten worden nog eens 40.000
jongeren bereikt en in 2021 wordt MDT verder opgeschaald met 60.000 MDT-trajecten.
Het opgebouwde netwerk bestaat uit 295 projecten en circa 2.000 betrokken organisaties.
2.2. Aanbevelingen Onderwijs
De JDC doet 6 aanbevelingen op het gebied van onderwijs:
1. Zorg voor hybride onderwijs: een combinatie van thuisonderwijs en fysieke lessen in
kleine groepen, met voorrang voor studenten met een slechte thuissituatie.
2. Benut de ervaring met digitaal onderwijs; bijvoorbeeld met landelijke streams van
de beste online lessen in basisvakken.
3. Ga soepeler om met leningen en studieschulden, nu veel studenten studievertraging
hebben en/of hun bijbaan kwijt zijn.
4. Zorg voor meer mentale hulp, bijvoorbeeld via schoolpsychologen en laagdrempelige
online mogelijkheden.
5. Zorg als overheid, onderwijs en werkgevers voor meer stagemogelijkheden.
6. Breng in kaart wat de gevolgen van de coronacrisis zijn voor de jongeren die onderwijs
volgen.
Hybride onderwijs
Om ervoor te zorgen dat alle studenten online onderwijs kunnen volgen, wordt met het
NP Onderwijs € 10 miljoen beschikbaar gesteld aan instellingen om devices aan te schaffen
voor studenten die onvoldoende middelen hebben om zelf een laptop of computer aan
te schaffen.
Vanaf 26 april a.s. kan iedere student in het hoger onderwijs weer ongeveer een dag
per week naar de instelling. Onderdeel van het besluit van het kabinet is dat de onderwijsinstellingen
preventief testen aan studenten en medewerkers aanbieden. De aanvullende openstelling
voor een dag per week geldt dan naast de bestaande uitzonderingscategorieën, zijnde
voor het afleggen van examens en tentamens, het begeleiden van kwetsbare studenten
en het volgen van praktijkonderwijs.
Digitaal onderwijs
Specifiek voor huidige uitgevallen leerlingen (ook wel thuiszitters) maakt het Rijk de inzet van onderwijs op afstand mogelijk100.
In het mbo is de kwaliteit van het afstandsonderwijs is, na een eerste aanloopfase,
inmiddels sterk verbeterd. Afstandsonderwijs is geen vervanging van het fysieke onderwijs,
maar kan wel een goede aanvulling zijn. Bijvoorbeeld door het opnemen of streamen van lessen voor studenten die ziek zijn of studenten die de les nog eens na willen
kijken.
Onderwijsinstellingen geven ook aan dat voor bepaalde groepen studenten afstandsonderwijs
een manier is om gemakkelijker deel te kunnen nemen aan het onderwijs. Het gaat dan
bijvoorbeeld om studenten met een kind, een grote reisafstand of studenten die in
de klas zich minder comfortabel voelen om op de voorgrond te treden of vragen te stellen.
Momenteel worden de ervaringen van scholen in kaart gebracht en hoe de toegevoegde
waarde hiervan na de coronacrisis behouden blijft.
In het ho hebben onderwijsinstellingen al langer ervaring met onderwijsinnovatie.
De onderwijsinstellingen werken, samen met het Versnellingsplan Onderwijsinnovatie
met ICT, hard om van remote emergency teaching, te bewegen naar doordacht digitaal onderwijs. Hybride onderwijsvormen (deels online,
deels op de campus) zijn daarbij het uitgangspunt.
Leningen en schulden
Studenten in het mbo en ho krijgen in het studiejaar 2021–2022 een korting van 50%
op hun les-, cursus- en collegegeld. Studenten die uit het recht op basisbeurs (mbo)
en/of aanvullende beurs (mbo en ho) lopen in de studiejaren 2021/2022 en 2022/2023
krijgen het recht op compensatie. Voor mbo-studenten met een basisbeurs betreft dit
€ 800, voor mbo-studenten met alleen een aanvullende beurs € 1.200 en voor mbo-studenten
met een basis- en aanvullende beurs € 2.000. Voor ho-studenten met een aanvullende
beurs betreft het compensatiebedrag € 1.500. Voor ho-studenten wordt het studentenreisproduct
verlengd. Dit geldt voor alle ho-studenten die in de periode maart t/m december 2020
een opleiding volgden aan een hogeschool of universiteit én op dat moment minimaal
een maand recht hadden op een studentenreisproduct, lening of aanvullende beurs. Zij
krijgen er in totaal 12 maanden reisrecht bij, aansluitend op het reguliere reisrecht
van de nominale studieduur plus één jaar. Deze groep ho-studenten krijgt dus in feite
een reisrecht van de nominale studieduur plus twee jaar.
Mentale hulp
Scholen in het funderend onderwijs ontvangen de komende twee schooljaren extra bekostiging
en ondersteuning voor het in kaart brengen van de behoeften van individuele leerlingen
en het nemen van gepaste maatregelen. Het gaat om ontwikkelingsbehoeften op cognitief,
executief en sociaal-emotioneel vlak. Daarbij gaat het om de brede opdracht voor het
onderwijs namelijk de cognitieve ontwikkeling, de ontwikkeling van de executieve functies,
sociale ontwikkeling en het mentale welbevinden van alle leerlingen en in het bijzonder
van leerlingen in een kwetsbare positie.
Mbo-instellingen zetten hier reeds op in vanuit bijvoorbeeld het schoolmaatschappelijk
werk en met extra begeleiding van onderwijsteams en studentbegeleiders. Met de verlengde
maatregel Extra handen voor de klas kunnen scholen naast extra docenten ook extra begeleiding en aandacht organiseren
voor studenten.
In het hoger onderwijs wordt ingezet op extra studiebegeleiding en peer-support en activiteiten om sense of belonging te versterken. Daarnaast wordt ook ingezet op betere informatievoorziening zodat
studenten weten wat er wél kan, bijvoorbeeld weer af en toe fysiek onderwijs volgen
of studeren op de onderwijsinstelling.
Stages
In het servicedocument 5.1101 is de mogelijkheid gegeven om studenten op andere manieren dan via een formele bpv-stage
aan praktijkvorming te laten doen. Denk aan praktijkopdrachten en simulaties in de
school. Zo kunnen in elk geval zoveel mogelijk studenten het diploma halen.
Wel zijn deze alternatieven last resort en heeft het kabinet voor zowel 2020 als 2021 € 4 miljoen per jaar uitgetrokken voor
SBB om meer bpv-plaatsen te vinden bij leerbedrijven (stages en leerbanen). Vanuit
het NP Onderwijs is daar nog € 4 miljoen voor 2022 aan toegevoegd.
Door inspanningen van alle partners hebben de eerste helft van het collegejaar 265.000
mbo-studenten stage kunnen lopen/een leerbaan gevonden en bedroegen de tekorten rond
de 20.000 plaatsen. De tekorten aan stages en leerbanen nemen inmiddels af en zijn
per 3 juni 2021 rond de 11.000.
Voor het hbo geldt dat in het NP Onderwijs middelen worden vrijgemaakt om nieuwe stagemogelijkheden
te verkennen en om meer flexibiliteit en begeleiding te bieden bij het vinden van
een gepaste stage. Hiervoor wordt er in 2021 € 10 miljoen voor vrijgemaakt. Vanuit
NP Onderwijs willen we ook meer co-schappen bij de opleidingen geneeskunde en tandheelkunde
stimuleren. Door de druk op de zorg, is er in ziekenhuizen minder begeleidingscapaciteit.
Hierom wordt er in 2021 € 8 miljoen vrijgemaakt om werkgevers ook op andere manieren
te stimuleren voor het aanbieden van coschappen.
Verder worden voor zowel mbo als hbo meer middelen vrijgemaakt om leerwerkplekken
voor bbl-studenten en voor hbo deeltijd- en duale studenten te stimuleren. Hierdoor
worden werkgevers extra geprikkeld om leerwerkplekken aan te bieden en/of nieuwe leerwerkplekken
open te stellen. Door de subsidieregeling praktijkleren hopen we het tekort aan leerwerkplekken
weg te werken.
Ook binnen het Rijk daalde het aantal stageplekken in 2020, namelijk met 21%. Mede
naar aanleiding van verzoeken uit de Tweede Kamer zijn alle Ministeries verzocht om
meer stageplekken te creëren. Medeoverheden en andere overheidswerkgevers zijn daarnaast
in december 2020 in de Bestuurlijke Regiegroep (BRG) gevraagd om ook meer stageplekken
te creëren voor studenten.
Monitoring achterstanden
Van alle scholen in het funderend onderwijs wordt verwacht dat ze vóór de zomer van
2021 zo goed als mogelijk inzicht hebben in de vertraging van leerlingen op cognitief,
executief en sociaal gebied.
Om zicht te krijgen op de gevolgen van de coronamaatregelen in het mbo is een monitor
ingericht die de gevolgen kwantitatief in beeld brengt. Het Rijk, de MBO Raad, SBB
en DUO brengen de gegevens vanuit verschillende bestaande bronnen samen om zo een
cijfermatig inzicht te geven.
Er wordt hierbij ingezoomd op de verschillende doelgroepen die het mbo kent: de instroom
vanuit het voortgezet onderwijs, de mbo-studenten in het laatste jaar, de vavo, de
doorstroom naar een hoger mbo-niveau en naar het hbo, jongeren in een kwetsbare positie,
de instroom in het post-initiële onderwijs en op het onderwijspersoneel.
Door JOB en in samenwerking met de vakbonden, de beroepsvereniging en de leraren-community
is en wordt aanvullend onderzoek uitgezet om zicht te krijgen op het welzijn en de
ervaringen van de mbo-studenten en -docenten.
Voor het NP Onderwijs monitort het Rijk de komende jaren in afstemming met de sectoren
en mbo-instellingen de studievertraging die studievoortgang en welzijn van studenten
en welke interventies en maatregelenacties door mbo- en ho-instellingen worden ingezet
om de impact van de coronacrisis op de studievoortgang en brede ontwikkeling van studenten
zoveel mogelijk te beperken. Ook wordt via de data van DUO het verloop van schoolloopbanen
en de onderwijsopbrengsten van leerlingen gevolgd in de komende jaren.
2.3. Aanbevelingen werk
De JDC doet 5 aanbevelingen op het gebied van werk:
1. Benut eerdere ervaring aanpak jeugdwerkloosheid. Er is in het verleden veel kennis
opgedaan over de aanpak van de jeugdwerkloosheid in Nederland en elders in de wereld.
2. Stimuleer meer vacatures, werkplekleren en traineeships voor starters: voor bedrijven
moet het financieel aantrekkelijk(er) wordt jongeren aan te nemen; daarnaast kan de
overheid zorgen voor meer gesubsidieerde werkervaringsplaatsen.
3. Investeer in bij- en omscholing, bijvoorbeeld voor werkloze jongeren of jongeren die
zich willen laten omscholen naar een tekortsector als zorg of onderwijs.
4. Meer aandacht voor jongeren in de culturele en creatieve sector, nu de baankansen
daar zo klein zijn maar er wél talentvolle jongeren voor zijn opgeleid.
5. Betere aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt. Jongeren moeten nu nog beter worden opgeleid
voor de eisen die de arbeidsmarkt aan hen stelt zodat zij hun toekomstige arbeidsmarktpositie
kunnen versterken en werkloosheid voorkomen kan worden.
Continuïteit
De huidige aanpak borduurt voort op eerdere crisisaanpakken en de lessen die daar
geleerd zijn. Bij de vormgeving van de aanpak hebben we tevens gebruik gemaakt van
de voorstellen van de jongerenbonden.
Stimulering vacatures
Voor een groep jongeren van 18 tot 27 jaar is het lastig een stabiele startpositie
op de arbeidsmarkt en in de samenleving te verwerven. Het behalen van deelcertificaten
of het opdoen van vaardigheden bij een werkgever, kan de kans op werk en het behoud
daarvan voor deze jongeren vergroten. Dit vergt de nodige inspanningen van werkgevers.
Hiervoor wordt voor werkgevers een nieuw loonkostenvoordeel in het leven geroepen,
door het huidige lage inkomensvoordeel om te vormen tot een loonkostenvoordeel voor
jongeren met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt102. Met een gerichte lastenverlichting in de vorm van een nieuw loonkostenvoordeel worden
werkgevers gecompenseerd en gestimuleerd deze jongeren in dienst te nemen en te houden.
Momenteel wordt het onderzoek afgerond naar het bereik van dit nieuwe loonkostenvoordeel
voor de jongeren.
De rijksoverheid kijkt zelf ook naar haar bijdrage in het creëren van vacatures, leerwerkplekken
en traineeships voor starters. Naar aanleiding van de motie Bruins wordt gewerkt aan rijksbreed /beleid
voor studenten en starters. Rijksbreed zijn er drie traineeprogramma’s: het Rijkstraineeprogramma
(RTP), het Rijks I-Traineeship (RIT) en het Traineeship voor Rijksinkoop Professionals (TRIP). Een pilot voor een vierde traineeprogramma
voor hbo-afgestudeerden is in ontwikkeling. Dit traineeprogramma richt zich op het
werken aan maatschappelijke opgaven en tracht aan te sluiten bij het programma grenzeloos
samenwerken.
Bij- en omscholing
Om goed inzetbaar te blijven op de arbeidsmarkt, is het belangrijk dat mensen zich
blijven ontwikkelen. Met maatregelen, experimenten en regelingen moedigt de overheid
het ontwikkelen tijdens de loopbaan aan, ook voor de jongeren103.
Jongeren die werkloos dreigen te worden of net zijn geworden en extra ondersteuning
nodig hebben, kunnen een beroep doen op de dienstverlening van Regionale Mobiliteitsteams. Het doel van deze teams is dat mensen die door de coronacrisis hun baan dreigen
te verliezen of recent hebben verloren, zo veel mogelijk direct naar nieuw werk gaan
en dat zij daarbij waar nodig gericht worden geholpen door bijvoorbeeld omscholing.
In regionale mobiliteitsteams zitten werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten
en UWV. Zij werken nauw samen met onderwijsinstellingen en SBB. De afweging of aanvullende
dienstverlening nodig is bij het vinden van nieuw werk wordt gemaakt door de regionale
partijen door middel van een advies op basis van persoons- en situatiekenmerken, waarmee
de afstand tot de arbeidsmarkt kan worden bepaald. Leeftijd is een van de kenmerken
die meewegen in deze afweging. De aanvullende crisisdienstverlening kan onder andere
voor jongeren die weinig werkervaring hebben van meerwaarde zijn. Zij hebben weinig
WW-rechten opgebouwd, waardoor de reguliere ondersteuning die UWV kan bieden beperkt
is. Het kan ook zijn dat de dienstverlening die de gemeente kan aanbieden onvoldoende
voor de jongere is. De middelen uit het steun- en herstelpakket voor scholing via
praktijkleren in het mbo worden verstrekt aan regionale mobiliteitsteams. Bij praktijkleren
in het mbo voor werkzoekenden en werkenden wordt werken in een leerbedrijf gecombineerd
met het volgen van (een deel van) een mbo-opleiding. De opleidingen worden uitgevoerd
in de derde leerweg. Het kan daarbij gaan om een mbo-opleiding gericht op het behalen
van een praktijkverklaring, certificaat of diploma.
Verder zijn aanvullende crisismiddelen beschikbaar gesteld voor mbo-instellingen en
gemeenten voor extra begeleiding en nazorg. Dit is gericht op jongeren die zonder
startkwalificatie het onderwijs verlaten uit het praktijkonderwijs (pro), uit het
voortgezet speciaal onderwijs (vso) of door voortijdig schoolverlaten en voor jongeren
uit het mbo die een moeilijke start op de arbeidsmarkt hebben vanwege bijvoorbeeld
hun opleidingsrichting of niet-westerse migratieachtergrond. Deze extra begeleiding
en nazorg is gericht op het ondersteunen naar een andere opleiding met een grotere
kans op werk of naar een werkplek.
Om het aanbieden van bbl-werkplekken door bedrijven aantrekkelijker te maken, wordt
in het NP Onderwijs de subsidie praktijkleren generiek opgehoogd naar € 2.700 per
aangeboden plek.
Voor het kunnen omscholen van werkenden en werkzoekenden naar sectoren waar nu juist
veel vraag is naar werknemers, zoals de zorg, worden door SBB extra certificaten ontwikkeld.
Culturele en creatieve sector
Kunstvakonderwijs en creatieve opleidingen leiden studenten op voor een baan in de
creatieve sector, maar ook daarbuiten. Studenten kunnen aan de slag in het gesubsidieerde
en het niet-gesubsidieerde deel van de sector. Daarnaast zijn er indicaties dat studenten
van kunstvakonderwijs en creatieve mbo-opleidingen in toenemende mate al tijdens hun
studie starten als cultureel ondernemer.
Als het gaat om ontwikkelkansen van werkenden in de sector (ook jongeren), dan is
het beleid van het Rijk er op gericht dat werkenden een duurzaam beroepspraktijk kunnen
opbouwen en onderhouden104. Inmiddels heeft dit geleid tot het programma PPO (permanente professionele ontwikkeling)
van Platform ACCT, dat een stimulans (een bijdrage) biedt aan persoonlijke professionele
ontwikkeling, gerelateerd aan de loopbaandoelstellingen van de werkende (ook als zij
zich willen laten omscholen). Minstens zo belangrijk is dat het programma ook stimuleert
dat werkenden en werkgevers zelf in permanente professionele ontwikkeling investeren
en dat deze investering onderdeel wordt van fair practice in de sector.
Het kabinet zet op drie manieren in op wendbaarheid en weerbaarheid van de sector:
− Innovatie van verdienmodellen in relatie tot publiek en maatschappij.
− Nieuwe kansen voor startende ondernemers en ondernemers in transitie.
− Meer sociale zekerheid, vooral bij voor deze sector kenmerkende zelfstandigen en werkenden
met een hybride praktijk (combinaties zelfstandigheid en dienstverbanden).
Aansluiting onderwijs – arbeidsmarkt
Er blijft met de verlenging van de Aanpak Jeugdwerkloosheid extra begeleiding en nazorg voor jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs
verlaten uit het praktijkonderwijs (pro), uit het voortgezet speciaal onderwijs (vso)
of door voortijdig schoolverlaten. En voor jongeren uit het mbo die een moeilijke
start op de arbeidsmarkt heeft vanwege bijvoorbeeld hun opleidingsrichting of niet-westerse
migratieachtergrond.
Vanuit het kabinet wordt stevig ingezet op gelijke kansen bij de zoektocht naar baan
of stage voor bijvoorbeeld jongeren met een migratieachtergrond. Zo is het wetsvoorstel
Toezicht gelijke kansen bij werving en selectie in december 2020 naar de Kamer verstuurd. Om stagediscriminatie te bestrijden en
gelijke kansen bij stages te bevorderen, werkt het kabinet samen met partners als
VNO-NCW, MKB-NL, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen, JOB (Jongeren Organisatie
Beroepsonderwijs) en CRM (College voor de Rechten van de Mens). Zo is in november
2020 de campagne #KIESMIJ gelanceerd, waarbij meer aandacht wordt gevraagd voor stagediscriminatie.
Ook is in samenwerking met de MBO-raad het kennispunt Gelijke Kansen, Diversiteit
en Inclusie opgericht. Dit kennispunt helpt scholen bij een effectieve aanpak om te
komen tot gelijke kansen bij de zoektocht naar werk en stage. Verder is – als onderdeel
van het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt - door de NRO het programma Gelijke kansen richting de toekomst opgezet. In dit onderzoekstraject wordt de komende drie jaar ingezet op de ontwikkeling
van aantoonbaar effectieve interventies die scholen en leerbedrijven kunnen inzetten
om gelijke kansen te bevorderen.
2.4. Aanbevelingen Wonen
De JDC doet 5 aanbevelingen op het gebied van wonen:
1. Slim blijven bouwen: zorg voor betaalbare «gewone» huizen, maar ook tiny houses of
modulaire woningen – uiteraard duurzaam.
2. Pas de financiering voor koopwoningen aan, door
a) soepeler om te gaan met studieschuld,
b) door baankansen mee te wegen bij de hypotheekberekening en
c) door middel van woonsubsidie voor starters.
3. Verander de regels in de huursector, bijvoorbeeld
a) een maximale huurprijs in de vrije sector,
b) een hogere inkomensgrens voor sociale huur,
c) strenge controle van huisjesmelkers en
d) toestemming om op een vakantiepark te wonen.
4. Meer aandacht voor dakloze jongeren. Dit kan onder meer door:
a) het verbeteren van de mogelijkheid om een briefadres te krijgen en
b) meer in te zetten op hulpcentra waar daklozen begeleiding kunnen krijgen.
5. Zorg voor betere informatie voor starters op de huizenmarkt, bijvoorbeeld met
a) een keurmerk voor particuliere verhuurders,
b) een checklist voor het kopen van je eerste huis of
c) persoonlijke begeleiding bij huur en koop.
Slim bouwen
Het kabinet onderschrijft het belang van slim bouwen. Niet alleen moet er snel meer
aanbod komen, dat aanbod moet ook betaalbaar zijn. Tegelijkertijd moet het bouwen
van woningen zich verhouden tot de klimaatdoelstellingen (CO2-reductie), de ambities voor een circulaire economie (minder fossiele grondstoffen)
en de stikstofproblematiek. Gelukkig zien we veelbelovende ontwikkelingen in de bouwsector
die de woningbouw zowel betaalbaar als duurzaam kunnen versnellen. Denk aan verdere
industrialisatie van de productie (robotisering), slimme digitale ontwerpprocessen,
flexibele en demontabele woningbouwconcepten, bouwen met standaard modules en bouwen
met biobased materialen als hout. Samen met veel betrokken partijen heeft het Rijk in kaart gebracht
welke veranderingen nodig zijn en dit programma is in juni 2021 aan de Tweede Kamer
aangeboden105.
Koopwoningen
Op de koopwoningmarkt krijgen starters meer financieringsmogelijkheden. Zo is de weging
van de studieschuld in het berekenen van de hypotheek in 2020 geëvalueerd en naar
beneden bijgesteld. Bij een studieschuld van € 25.000 kunnen starters daardoor per
1 januari 2021 gemiddeld € 7.000 tot 8.000 meer lenen.
Ook is per januari 2021 eenmalig de overdrachtsbelasting afgeschaft voor starters
(18–35 jaar) die een woning kopen onder € 400.000. Hierdoor hoeven zij minder lang
te sparen voor de extra kosten die komen kijken bij het kopen van een huis (kosten
koper). Door het verhogen van de overdrachtsbelasting voor beleggers, verbetert daarnaast
de concurrentiepositie van starters ten opzichte van deze beleggers.
Verder zijn er vanuit de markt initiatieven die de baankansen voor starters meewegen
in de hypotheekberekening. Met de Arbeidsmarktscan krijgen mensen met een flexibel inkomen meer mogelijkheden om een verantwoorde hypotheek
af te sluiten. De Arbeidsmarktscan kijkt namelijk niet alleen naar het huidige arbeidscontract
en wat iemand verdient, maar ook naar het perspectief op de arbeidsmarkt.
Ook door middel van een woonsubsidie zou de financiële mogelijkheid van een starters
vergroot kunnen worden. Over het algemeen geldt dat een dergelijke maatregel een prijsopdrijvend
effect heeft. De positie van starters die gebruik kunnen maken van een dergelijke
maatregel verbetert maar voor andere woningzoekenden wordt het door de hogere prijzen
juist lastiger om een woning te vinden. Daarom is er vooralsnog niet gekozen voor
het gebruik van woonsubsidies.
Huurwoningen
In de vrije huursector zijn er geen wettelijke grenzen gesteld aan de aanvangshuurprijs.
Wel geldt er in navolging van initiatiefwetsvoorstel van de heer Nijboer106, de komende drie jaar een maximale huurstijging van inflatie plus 1% voor vrije sectorwoningen.
Daarnaast sluit de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met
sectorpartijen een convenant af over transparantie omtrent aanvangshuurprijzen in
de vrije huursector. De gesprekken hierover zijn in een vergevorderd stadium en de
verwachting is dat het convenant na de zomer gereed is. Daarmee komt er voor de huurders
aan de voorkant meer duidelijkheid over de hoogte van de huurprijs die zij betalen.
Een hogere DAEB-inkomensgrens107 zorgt niet meteen voor meer woningen, maar wel voor een grotere doelgroep. Met de
huidige wachtlijsten is het belangrijk te kijken naar de manier waarop de bestaande
woningvoorraad wordt verdeeld. Met de wet huur en inkomensgrenzen wordt onder andere
de DAEB-inkomensgrens gedifferentieerd. Hiermee wordt de beschikbaarheid en betaalbaarheid
van woningen voor meerpersoonshuishoudens met lage middeninkomens binnen de huursector
verbeterd.
Overigens kan een woningcorporatie de vrije toewijzingsruimte gebruik om mensen met
een hoger inkomen een sociale huurwoning toe te wijzen. Deze ruimte wordt per 1 januari
2022 landelijk 7,5% (nu 10%). Daarbij wordt er een mogelijkheid gecreëerd om deze
ruimte op te rekken tot 15% wanneer daar lokaal de behoefte aan is en woningcorporaties,
gemeenten en huurdersorganisaties hier prestatieafspraken over maken.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is op dit moment bezig een
wet voor te bereiden waarmee gemeenten desgewenst landelijk geüniformeerde voorschriften
kunnen instellen voor verhuurders. Daarom wordt gewerkt aan een systeem voor waarmee
gemeenten zelf kunnen beslissen tot het al dan niet invoeren van algemene regels en
in specifieke gevallen een vergunningsstelsel kunnen inrichten.
Voor permanente bewoning van recreatiewoningen geldt dat het aan gemeenten is om de
afweging te maken of permanente bewoning wordt toegestaan. Gemeenten hebben namelijk
het beste zicht op wat mogelijk en wenselijk is, in de specifieke context van een
park. Wanneer kwetsbare mensen al in recreatiewoningen wonen, en een gemeente wil
handhaven op permanente bewoning, vraagt de Minister van BZK om met de menselijke
maat te handhaven. De Minister vraagt daarmee aan de gemeente om aandacht te hebben
voor de perspectieven op vervolghuisvesting, juist van kwetsbare mensen.
Dakloze jongeren
In Nederland zijn ongeveer 8.500 jongeren tussen de 18 en 27 jaar dak- en thuisloos.
Om deze jongeren te helpen is het
Actieprogramma Dak- en Thuisloze Jongeren108 gelanceerd. De coronacrisis heeft op het leven van (dreigend) dak- en thuisloze jongeren
een enorme impact. De urgentie van de acties en prioriteiten in het Actieprogramma
is actueler dan ooit. Het realiseren van financiële bestaanszekerheid, persoonlijke
ontwikkeling, scholing en onderdak zijn verder onder druk komen te staan.
Met het actieprogramma wordt samen met 14 pilotgemeenten gewerkt aan een forse vermindering
van het aantal dakloze jongeren en zo kort mogelijke duur in de maatschappelijke opvang.
Hierbij is integrale dienstverlening op alle leefgebieden essentieel om enerzijds
dak- en thuisloosheid te voorkomen, en anderzijds jongeren die dakloos raakt zo snel
als mogelijk uit de opvang te krijgen. Zo heeft de jongerenregisseur in de 14 pilotgemeenten geleid tot betere toeleiding, blijft deze naast de jongere
staan, en is integrale ondersteuning vanuit de verschillende domeinen mogelijk gemaakt.
Om in aanmerking te komen voor bepaalde voorzieningen is een inschrijving in de Basis
Registratie Personen (BRP) noodzakelijk. Er wordt daarom gewerkt aan een wetswijziging
van de Wet BRP die gemeenten verplicht om mensen te registreren in de BRP, op een
woonadres en bij het ontbreken daarvan op een briefadres. Een verplichting tot inschrijving
door gemeenten bestaat al, maar dit zal met de wijziging nog duidelijker worden gemaakt.
Samen met Divosa is gewerkt aan verbetering van de uitvoering van het bieden van maatwerk
aan (dreigend) dak- en thuisloze jongeren binnen de Participatiewet. Hiertoe is een
handreiking voor uitvoerenden en beleidsmakers ontwikkeld en vinden kennissessies in het hele
land plaats.
Starters
Als starters op de koop- of huurwoningmarkt krijg je met veel verschillende organisaties
te maken. Het initiatief startenopdewoningmarkt.nl brengt de informatie vanuit deze
verschillende partijen samen op één plek voor zowel huren als kopen. Startenopdewoningmarkt.nl
helpt op die manier starters op weg in de zoektocht naar een huur- of een koopwoning.
Deze site is een initiatief van het Rijk, Aedes, Vereniging Eigen Huis, de Nederlandse
Vereniging van Banken (NVB), De Hypotheekshop, Nationale Hypotheekgarantie (NHG),
Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), Het Verbond van Verzekeraars, NVM, VBO en
VastgoedPro.
Daarnaast is samen met de betrokken partijen in 2020 de Week van de starter georganiseerd waarbij de site onder de aandacht is gebracht door een startersspreekuur,
een online campagne en verschillende webinars.
2.5. Aanbevelingen Klimaat
Het JDC-rapport stelt dat jongeren hebben op het terrein van klimaat twee zorgen hebben:
ze zijn bezorgd dat de coronacrisis het klimaatbeleid onder druk zet en dichter bij
huis denken jongeren dat toenemende financiële problemen zich beperkt in het maken
van groene keuzes. Daaruit komen 4 aanbevelingen voort:
1. Voer consistent langetermijnbeleid door vaart te maken met de generatietoets en die
te gebruiken bij de keuzes die gemaakt worden voor het Nationaal Groeifonds.
2. Koppel herstelbeleid sterker aan de duurzaamheidsagenda.
3. Stimuleer duurzame consumptiepatronen.
4. Bereik een rechtvaardige transitie door jongeren actief te betrekken.
Consistent langetermijnbeleid
Nederland heeft zich in Europa gecommitteerd aan klimaatneutraliteit in 2050, en in
lijn daarmee, een opgehoogd 2030-doel van tenminste 55% reductie ten opzichte van
1990. Dit is verankerd in de EU Klimaatwet. In het kader van de motie van de leden
Sienot en Dik-Faber109, die de regering oproept om nog aanvullende maatregelen op het studiegroep-rapport
Bestemming Parijs op te halen bij de brede samenleving, is er onder andere met de jeugd gesproken. De
jeugd heeft een aantal fiches ingediend, onder anderen over een generatietoets bij
klimaatbeleid en het nationale groeifonds. Over de opgehaalde maatregelen is uw Kamer
per brief geïnformeerd110.
Duurzaam herstelbeleid
Het kabinet heeft zich bij de start van de coronacrisis in eerste instantie gericht
op crisis- en steunbeleid aan ondernemers waarbij geen specifieke middelen zijn vrijgemaakt
onder de noemer herstelbeleid en dus ook niet voor groen herstel. Het klimaatakkoord
(Kamerstuk 32 813, nr. 193) is een pakket van investeringen, hiermee doorgaan is een basis voor groen herstel,
en dat is wat het kabinet afgelopen jaar volop gedaan heeft. Daarnaast komen middelen
beschikbaar uit het Europees Herstelfonds (RRF) en het Just Transition Fund (JTF). Het RRF is de faciliteit die investeringen in een groen herstel mogelijk maakt.
Alleen voor RRF gaat dit naar verwachting om € 2 miljard voor klimaatprojecten in
Nederland. Verder staat ook het groeifonds open voor investeringsvoorstellen in de
energietransitie, er is bij het groeifonds een duurzaamheidstoets ingebouwd voor projectvoorstellen.
Stimulering duurzame consumptiepatronen
In het kader van de motie van de leden Sienot en Dik-Faber111 is er door de jongeren een fiche ingediend om mogelijke gedragsinterventies structureel
mee te wegen bij het ontwerpen en uitvoeren van klimaatmaatregelen, waaronder duurzame
consumptiepatronen. Jongeren zijn gevraagd om mee te denken over het creëren van aandacht
breder in de samenleving voor het aanpassen van gedrag. Tevens zijn de jongeren in
gesprek met het Rijk over de betrokkenheid van jongeren bij de campagnes en de Nationale Klimaatweek.
Structureel betrekken van jongeren bij het klimaatbeleid
Er vindt halfjaarlijks overleg plaats tussen de jongeren en de verantwoordelijk bewindspersoon
van Economische Zaken en Klimaat. Tevens is er ook veelvuldig contact op ambtelijk
niveau, en dragen de jongeren bij aan de nationale klimaatcampagne Iedereen doet Wat, het ontwerp en de uitvoering van de Regionale Energiestrategieën en bij het verder
vorm geven van de burgerparticipatie, in lijn met het advies van de Commissie Brenninkmeijer112. Tevens zaten jongeren aan tafels bij de totstandkoming van het Klimaatakkoord.
BIJLAGE 3 REACTIE MOTIE PALLAND EN PETERS ANALYSE JONGEREN OP DE ARBEIDSMARKT
Algemeen beeld van jongeren op de arbeidsmarkt tijdens de coronacrisis
Jongeren (15–25) worden door de coronacrisis hard geraakt. Schoolverlaters vinden
moeilijker dan voor de crisis een baan en jongeren lopen een groter risico dan andere
groepen op het verliezen van werk. Kinderen zien door leerachterstanden hun toekomstige
arbeidsperspectief verslechteren. Ook zien we dat jongeren in veel grotere mate ontmoedigd
zijn geraakt dan oudere leeftijdsgroepen op de arbeidsmarkt. Bovendien geeft het tekort
aan stages problemen in afronding van opleidingen met studievertraging of uitval tot
gevolg. De instroom in de WW en bijstand van jongeren is het hoogst van alle leeftijdsgroepen.
Ook dit laat zien dat ze hard geraakt worden. De risico’s zitten zowel op korte termijn
als op langere termijn vooral bij kwetsbare groepen (lage SES, zonder startkwalificatie,
met een niet-westerse migratie-achtergrond, met een arbeidsbeperking).
Jongeren lijken, naast het feit dat ze hard geraakt worden, echter ook weer een van
de eerste groepen te zijn die herstel laten zien en profiteren van economische verbetering.
We zien bijvoorbeeld dat jongeren weer relatief snel uit de bijstand komen ten opzichte
van andere groepen. Ze vinden over het algemeen snel weer een nieuwe baan.
Als we kijken naar de ontwikkeling van de werkloosheidscijfers en netto participatiegraad113 van jongeren laten die ten opzichte van augustus 2020 (besluitvorming over aanvullend
sociaal pakket) voor de hele groep weer wat herstel zien. Dit herstel is sneller ingezet
dan op dat moment werd verwacht. De niet-beroepsbevolking onder jongeren stijgt meer
dan de werkloosheid, dit betekent dat een deel van de jongeren zich terugtrekt van
de arbeidsmarkt. Bijna de helft van de jongeren die zich in 2020 terugtrok van de
arbeidsmarkt, deed dit vanwege ontmoediging. Het andere deel deed dit om door te studeren.
De literatuur114 over de gevolgen van de crisis voor jongeren laat eigenlijk eenzelfde beeld als hiervoor
beschreven zien. Jongeren worden relatief hard geraakt door crises (in inkomen en
baankansen), maar herstellen zich over het algemeen na een periode weer. Alleen voor
bepaalde groepen die langdurig naast de arbeidsmarkt komen te staan, is de schade
mogelijk blijvend. Zie de het tekstblok hieronder voor de wetenschappelijke inzichten
hierover.
Wetenschappelijke inzichten over het risico op littekeneffecten
Het CPB wijst erop dat werkloosheid op individueel niveau kan leiden tot een lager
inkomen en verlies van menselijk kapitaal. Met name voor langdurig werklozen kan dit
effect op het inkomen blijvend zijn. Het grootste risico op scarring lijkt te zitten bij de groep jongeren in een kwetsbare positie. Als zij nu geen baan
vinden, wordt de afstand tot de arbeidsmarkt vermoedelijk groter en bestaat het risico
dat zij langdurig naast de arbeidsmarkt komen te staan. Volgens het CPB zijn deze
littekeneffecten op baankansen en inkomen tot zo’n vijf jaar later nog merkbaar115.
Hoger en lager opgeleiden lopen in verschillende mate risico op littekeneffecten.
Na de vorige economische crisis bleek dat hoger-opgeleiden na afstuderen lagere inkomsten
(-2,3%) hadden in het eerste jaar werk en dat dit effect wegebde na circa 4 jaar116. Baankansen waren voor die groep nauwelijks beïnvloed. Naar wat de precieze gevolgen
voor lager opgeleiden zijn is in Nederland geen en internationaal weinig onderzoek
naar gedaan. Uit de schaarse internationale studies die hoger opgeleiden met lager
opgeleiden vergelijken, blijkt dat lager opgeleiden vooral lagere baankansen hebben
dan hoger opgeleiden als gevolg van een crisis en de effecten op hun inkomen minder
groot zijn.
Aanknopingspunt beleid
De motie Palland/Peters vraagt om te bezien of aanvullende maatregelen voor de positie
van jongeren op de arbeidsmarkt nodig zijn. In augustus 2020 is besloten om te komen
tot een aanvullend sociaal pakket bij het economische steunpakket, waar de maatregelen
gericht op bestrijding van jeugdwerkloosheid een onderdeel van zijn. Door de Aanpak
Jeugdwerkloosheid wordt ingezet op scholing en de ondersteuning richting werk van
jongeren. De effectiviteit van deze aanpak zal gedeeltelijk nog moeten gaan blijken.
Als we kijken naar de arbeidsmarktcijfers (werkloosheid en participatie) zijn deze
minder somber dan destijds verwacht. Een deel van de jongeren heeft bijvoorbeeld besloten
om door te studeren omdat zij het moment van uitstroom niet kansrijk inschatten. Dit
kan een positief effect hebben op de arbeidsmarktperspectieven van jongeren en op
het bbp per hoofd van de bevolking, als de economie weer aantrekt117.
Omdat de verwachting is dat de gevolgen van de coronacrisis voor de arbeidsmarktpositie
van jongeren ook volgend jaar nog voelbaar zullen zijn, blijft ook noodzaak om jongeren
te begeleiden naar vervolgonderwijs of werk de komende tijd bestaan. Het kabinet heeft
daarom door het Nationaal Programma Onderwijs de Aanpak Jeugdwerkloosheid verlengd tot en met 2022. Het kabinet houdt een vinger aan de pols of het ingezette
beleid voldoet en blijft voldoen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap