Brief regering : Reactie op verzoek commissie over de arbeidsmarkteffecten van de verlaging van de premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf)
35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Nr. 96 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 juni 2021
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 22 juni 2021 in
haar procedurevergadering de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht
om een toelichting op de arbeidsmarkteffecten van de verlaging van de premie voor
het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf).
Tijdens het wetgevingsoverleg op 24 juni 2021 Jaarverslag/Slotwet Financiën en Nationale
Schuld IX 2020, is een motie ingediend door de leden Snels en Maatoug (beiden GroenLinks)
(Kamerstuk 35 830 IX, nr. 9), om de door het kabinet voorziene verlaging van de AWf-premies aan te passen. Ik
heb een brief toegezegd waarin wordt aangegeven waarom inwilliging van de motie niet
mogelijk is.
Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kom ik in deze brief
tegemoet aan het hiervoor genoemde verzoek en geef ik invulling aan de toezegging
tijdens het wetgevingsoverleg.
Arbeidsmarkteffecten verlaging AWf-premies
Bij mijn brief over de aanvullende nota’s naar aanleiding van het verslag betreffende
de wetsvoorstellen Belastingplan 2021 heb ik u een notitie van het Centraal Planbureau
toegestuurd.1 In deze notitie analyseert het CPB de economische effecten van de Baangerelateerde
investeringskorting zoals destijds voorzien en van enkele alternatieven, waaronder
een verlaging van de sociale premies voor werkgevers. Het CPB maakt hierbij geen onderscheid
tussen het effect van de verschillende sociale premies (waaronder die van het AWf),
omdat deze effecten grofweg vergelijkbaar zijn. Wel is een belangrijk verschil van
de AWf-premie ten opzichte van overige sociale premies dat deze niet betaald wordt
door overheidswerkgevers. Het voordeel van de premieverlaging slaat dus in grotere
mate neer bij bedrijven.
Het CPB rekent in deze notitie een structurele verlaging van de sociale premies door,
en leidt hiervan kwalitatief de effecten van een tijdelijke verlaging af. Een structurele verlaging van de werkgeverslasten werkt met enige vertraging via loononderhandelingen
door in de contractlonen. Dit leidt volgens het CPB tot een toename van het arbeidsaanbod.
CPB rekent bij een verlaging met 2 miljard euro op een afname van de werkloze beroepsbevolking
met 0,2 procentpunt, en daarnaast op een iets hogere groei van het bbp en de investeringen
van bedrijven. De effecten van een tijdelijke verlaging van werkgeverslasten zijn volgens het CPB minder goed te schatten. Bij
een tijdelijke verlaging van sociale premies is de impact waarschijnlijk beperkter,
omdat het effect van lagere loonkosten voor werkgevers minder zal doorwerken in hogere
lonen voor werknemers. Daarnaast wordt het creëren van banen vooral gestimuleerd voor
tijdelijke werkzaamheden. Het CPB concludeert daarom dat het effect van een tijdelijke
verlaging van de sociale premies een onzekere, kleine tijdelijke afname van de werkloosheid
is. Dit is dus inherent aan de macro-economisch bescheiden impuls en aan de tijdelijkheid
daarvan maar geen gevolg van de vormgeving via de AWf-premie.
Naar de mening van het kabinet is de grootste meerwaarde van een verlaging van de
AWf-premie dat dit, beter dan de andere in het kader van de afschaffing van de BIK
overwogen alternatieven, bijdraagt aan het op korte termijn verbeteren van de liquiditeit
en solvabiliteit van bedrijven. Daarmee vergroot het onder meer de ruimte voor bedrijven
om te investeren en/of externe financiering daarvoor te vinden.
Belemmeringen die in de weg staan aan het (tijdelijk) vergroten van het verschil van
5 procentpunt tussen de hoge en de lage AWf-premie
De door de leden Snels en Maatoug ingediende motie beoogt het lage percentage dat
van toepassing is op vaste arbeidscontracten te verlagen van 0,34% zoals voorgesteld
door het kabinet naar 0% en de hoge AWf-premie die van toepassing is op andere arbeidscontracten
te verhogen van 5,34% naar 6,64%. Het kabinet heeft deze motie om onder meer (uitvoerings-)
technische en juridische redenen moeten ontraden. Ik licht dat hierna toe.
In artikel 4 van de Regeling tot vaststelling premiepercentages werknemers- en volksverzekeringen,
maximumpremieloon werknemersverzekeringen en opslag kinderopvangtoeslag 2021 zijn
de percentages van de hoge en van de lage premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds
(AWf) vastgesteld met een verschil van 5 procentpunt. In de ministeriële regeling
tot wijziging van de AWf-premies worden de percentages vastgesteld die gelden met
ingang van 1 augustus 2021 tot het einde van het jaar, waarbij wordt vastgehouden
aan het verschil van 5 procentpunt tussen beide premiepercentages.
Een afwijking van dit verschil is niet mogelijk gelet op de Wet financiering sociale
verzekeringen (Wfsv) en het op artikel 27 daarvan gebaseerde Besluit Wfsv (artikel 2.2):
«Het hoge percentage van de AWf-premie wordt vijf procentpunten hoger vastgesteld
dan het lage percentage.»
Het is niet mogelijk om op zeer korte termijn deze bepaling in het Besluit Wfsv voor
de periode van 1 augustus 2021 tot en met 31 december 2021 buiten toepassing te verklaren
en langs die weg tijdelijk een groter verschil dan 5 procentpunt tussen beide premiepercentages
mogelijk te maken. Voor een dergelijke wijziging van het Besluit Wfsv geldt een doorlooptijd
(onder andere ministerraad en Raad van State) die tot gevolg heeft dat de verlaging
van de AWf-premies niet op het gewenste tijdstip van 1 augustus 2021 in werking kan
treden, ook niet als waar mogelijk de grootst mogelijke spoed wordt betracht. Zowel
de uitvoeringsinstanties zoals het UWV en de Belastingdienst als de softwareontwikkelaars
en de werkgevers hebben minimaal vijf weken nodig voor de implementatie van de maatregel
respectievelijk de aanpassing en verwerking van de software voor de loonaangiften.
Naar aanleiding van de motie van GroenLinks is ook gekeken of er mogelijkheden zijn
om de verlaging van de AWf-premies later in te laten gaan dan 1 augustus 2021. Uitgangspunt
daarbij is een percentage van 0% voor de lage premie en de wens om nog in 2021 de
door de intrekking van de BIK vrijgekomen gelden ad € 2 miljard ten goede te laten
komen van het bedrijfsleven. Zonder uitspraken te willen doen over de praktische haalbaarheid
van een latere inwerkingtreding leidt dat ertoe dat het percentage van de hoge AWf-premie
voor andere dan vaste contracten dusdanig daalt dat het verschil tussen de hoge en
de lage AWf-premie lager wordt dan de huidige 5 procentpunt. Bij een ingangsdatum
van 1 september komt het percentage voor de hoge premie op ongeveer 4% uit en bij
een inwerkingtreding per 1 oktober daalt het percentage voor de hoge premie zelfs
tot ongeveer 0,1%.
Tot slot is nog gekeken naar de optie om per 1 augustus de premies te wijzigen overeenkomstig
het voorstel van het kabinet en op een later tijdstip, bijvoorbeeld 1 september of
1 oktober als dat mogelijk zou zijn, de premies nogmaals te wijzigen in lijn met de
motie van GroenLinks. Echter, binnen zeer korte tijd in het kalenderjaar 2021 de AWf-premies
twee keer wijzigen is dermate complex voor de uitvoeringsinstanties, de softwareontwikkelaars
en de werkgevers, dat deze feitelijk onuitvoerbaar is.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën