Brief regering : Normering eindtoetsen en referentieniveaus primair onderwijs in 2019 en 2021
31 293 Primair Onderwijs
Nr. 581 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 juni 2021
Nadat we in 2020 hebben moeten besluiten de eindtoets niet door te laten gaan door
de omstandigheden rondom corona, hebben alle leerlingen in groep 8 afgelopen mei gelukkig
weer een eindtoets kunnen maken.1 Daar ben ik blij om, want de eindtoets is een belangrijk instrument voor kansengelijkheid
in de overgang van het po naar het vo. Door strakke kwaliteitsbewaking en werkafspraken,
die sinds het normeringsincident van 2019 zijn ingeregeld in het proces, is een betrouwbare
normering over de toetsadviezen voor de leerlingen tot stand gekomen.2
De ingebouwde controlemechanismen in dit proces hebben echter ook een aantal andere
zaken aan het licht gebracht. Deze hebben geen betrekking op de toetsadviezen die
leerlingen hebben ontvangen, maar wel invloed op de rapportage van de referentieniveaus
in 2019 en in 2021.
Door het hybride karakter van het toetsstelsel – met enerzijds de Centrale Eindtoets
en daarnaast eindtoetsen van private aanbieders – komen de normeringen formeel gezien
gescheiden van elkaar tot stand. De nu toegepaste controlemechanismen hebben aan het
licht gebracht dat de uitgangspunten voor de normering van de referentieniveaus voor
de Centrale Eindtoets enerzijds, en de andere eindtoetsen anderzijds, uiteenlopen.
Met de kennis van nu hebben de procedures en werkafspraken dit nog niet goed genoeg
kunnen ondervangen.
De onderwijskundige en psychometrische experts van de Expertgroep Toetsen PO, Stichting
Cito en de verschillende toetsaanbieders brengen momenteel de exacte situatie in kaart.
De eerste analyses waar wij nu over beschikken, beschrijven dat er in de rapportages
over de referentieniveaus in 2019 en 2021 zowel sprake is van overschattingen als
onderschattingen. In de praktijk zou het gaan om leerlingen die door kleine correcties
hoger of lager scoren op een schaal. Door het dichotome karakter van de referentieniveaus
zouden sommige leerlingen een referentieniveau net wel of net niet hebben gehaald.
Op school- en macroniveau tellen dit type correcties op tot grotere verschuivingen
in de percentages van enkele procentpunten.
Zoals gezegd zijn de analyses nog niet definitief en worden die de komende tijd nader
vastgesteld. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan is een correctie van de referentieniveaus
van 2019 en 2021 mogelijk wenselijk. Correcte data over de leerresultaten zijn in
het belang van de kwaliteitszorg van de school en het schoolbestuur, voor het toezicht
door de Inspectie en in het belang van onderzoeken naar de kwaliteit van het onderwijs.
Ik ben daarom in nauw overleg met de toetsaanbieders, de Inspectie, Stichting Cito,
de Expertgroep Toetsen PO en DUO over hoe we in de komende tijd de analyses voltooien
en eventuele correcties doorvoeren. Ik streef ernaar dit najaar uw Kamer te informeren
over de uitkomsten van dit proces.
Ik hecht eraan te benadrukken dat er voor de toetsadviezen aan de leerlingen geen
gevolgen zijn. De systemen voor de normering van de toetsadviezen staan los van de
normering voor de referentieniveaus, en de modellen die daaraan ten grondslag liggen
zijn eenduidig. De Expertgroep Toetsen PO en Stichting Cito bevestigen dat de adviezen
die in 2019 zijn uitgegeven (en gecorrigeerd na eerdere fouten) met de kennis van
nu iets nauwkeuriger gerapporteerd hadden kunnen worden, maar niettemin betrouwbaar
blijven. Leerlingen die in 2019 de eindtoets maakten zijn dan ook met een betrouwbaar
advies ingestroomd in het vo, en de leerlingen die nu in groep 8 zitten kunnen dat
komend schooljaar gaan doen.
Ook heb ik de Expertgroep Toetsen PO en Stichting Cito gevraagd wat deze situatie
betekent voor de vergelijkbaarheid van de verschillende eindtoetsen, aangezien dit
een elementair onderdeel is van het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po, dat Uw Kamer
op korte termijn behandelt. De experts hebben mij verzekerd dat de vergelijkbaarheid
tussen de verschillende toetsen blijft gewaarborgd door het gezamenlijk anker (een
set vragen die in alle toetsen wordt gebruikt).
Fundamentele oplossingen voor deze problemen liggen in het wetsvoorstel doorstroomtoetsen
po, waarmee het College voor Toetsen en Examens (CvTE) de centrale kwaliteitsbewaker
wordt over alle eindtoetsen. In het nieuwe toetsstelsel dat het wetsvoorstel schetst,
ligt de normering bij een en dezelfde partij, met het benodigde volume en de expertise
om deze in korte tijd nauwkeurig tot stand te brengen. Bovendien behoudt het wetsvoorstel
de keuzevrijheid van scholen voor een bepaalde eindtoets die past bij hun leerlingenpopulatie
en onderwijsvisie. In het nieuwe toetsstelsel organiseren we de benodigde expertise
duurzamer, eenduidiger en slagvaardiger. Ik heb er daarom vertrouwen in dat we met
dit wetsvoorstel in de toekomst een solide toetsstelsel realiseren.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media