Brief regering : Stand van zaken SARS-CoV-2 bij dieren
28 286 Dierenwelzijn
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 1194 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN LANDBOUW, NATUUR
EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2021
Met deze brief informeren wij uw Kamer over het onderzoek naar de verspreiding van
SARS-CoV-2 bij nertsenbedrijven1. Tevens informeren wij u over de maatregelen die we hebben opgelegd aan nertsenhouders.
Ten slotte geven wij u de stand van zaken wat betreft SARS-Cov-2 besmettingen bij
katten en honden, die bij de NVWA worden gemeld.
Het onderzoek naar de verspreiding van SARS-CoV-2 bij nertsen
In juli 2020 is gestart met een onderzoek naar mogelijke besmettingsroutes van SARS-CoV-2
op nertsenbedrijven. Dit onderzoek was een vervolg op het onderzoek dat is uitgevoerd
op de eerste vijf besmette bedrijven, waar wij uw Kamer over hebben geïnformeerd (Kamerstukken
28 286 en 25 295, nr. 1124). Het consortium bestond uit onderzoekers en medewerkers van de Faculteit Diergeneeskunde,
Royal GD, Erasmus MC, Wageningen Bioveterinary Research en de NVWA en is uitgevoerd
vanuit de One-Health benadering. Er is uitgebreid tracerings- en risicofactorenonderzoek
gedaan aan de hand van informatie verzameld door NVWA, en interviews met en enquêtes
onder nertsenhouders. Daarnaast zijn virusisolaten geanalyseerd en zijn genetische
codes van SARS-CoV-2 van nertsen en mensen vergeleken. In samenwerking met de Zoogdiervereniging
en Sovon Vogelonderzoek Nederland is een risicobeoordeling uitgevoerd naar de rol
van vrij-levende diersoorten in de verspreiding van SARS-CoV-2 tussen nertsenbedrijven.
Tevens zijn de resultaten uit het eerdere onderzoek, o.a. naar besmettingen bij katten
en voorkomen van het virus in omgevingsmonsters (Kamerstukken 28 286 en 25 295, nr. 1124), meegenomen bij dit onderzoek.
Enkele conclusies uit het rapport
Bevindingen van de onderzoekers
Er zijn vijf aparte virusintroducties geweest vanuit mensen naar nertsen. Drie ervan
hebben geleid tot verdere verspreiding tussen nertsenbedrijven. Bij 42 van de 69 besmette
bedrijven zijn bij mensen, die verbonden waren aan nertsenbedrijven, zoals werknemers,
SARS-CoV-2 infecties vastgesteld. Bij 28 van deze bedrijven is nader onderzoek van
het virus gedaan. Hieruit bleek dat de mensen op deze bedrijven besmet waren met dezelfde
virusvariant als gevonden bij nertsen. Deze virusvarianten zijn ook aangetroffen bij
drie mensen buiten de nertsenbedrijven. Bij bron- en contactonderzoek werd geen direct
contact met de nertsenhouderij vastgesteld. Het is niet duidelijk hoe deze mensen
besmet zijn geraakt. Vanaf november zijn geen gevallen meer vastgesteld. Daarom nemen
de onderzoekers aan dat verspreiding naar mensen met de nertsenvariant buiten de nertsenhouderij
beperkt is gebleven en wordt niet verwacht dat deze virusvarianten nog worden aangetroffen
in de Nederlandse bevolking.
Bij enkele virusvarianten zijn veranderingen gevonden in de eiwitten waarmee het virus
aan de gastheercel hecht. Dergelijke veranderingen worden wereldwijd gemonitord, aangezien
ze zouden kunnen leiden tot verminderde bescherming door antistoffen van vaccinatie
of een eerder doorgemaakte infectie bij mensen. De mutaties bij nertsenvirussen lijken
te wijzen op aanpassing van het virus aan nertsen, aangezien deze mutaties vrijwel
uitsluitend bij nertsen of mensen gerelateerd aan nertsen zijn gevonden.
De infecties op de eerste bedrijven waren al enkele weken aanwezig voordat ze werden
gedetecteerd. In het verloop van de epidemie werd het percentage nertsen met een positieve
PCR groter. Dit kan wijzen op een vroegere detectie. Een tweede mogelijkheid is dat
door mutaties in het virus de spreiding is beïnvloed, maar de onderzoekers konden
dit niet aantonen. De besmetting ging niet altijd gepaard met duidelijke verschijnselen.
Ongeveer de helft van de bedrijven is opgespoord vanuit de early warning of serologische
monitoring, waarbij klinische verschijnselen pas gezien werden bij de officiële monstername.
Dit beeld zou kunnen passen bij het opsporen van infecties in de acute fase van de
uitbraak, maar de onderzoekers kunnen ook niet uitsluiten dat een infectie bij een
beperkt aantal dieren, ondanks de intensieve monitoring en de klinische meldplicht,
enige tijd onopgemerkt is gebleven.
Het virus is waarschijnlijk deels via mensen verspreid tussen nertsenbedrijven, met
name in het begin van de epidemie. Vanuit de traceringsactiviteiten en risicofactorenanalyses
zijn echter geen eenduidige contacten of een gemeenschappelijke bron, zoals voer,
als verklaring voor de besmettingen gevonden. Veel van de besmette nertsenbedrijven
lagen binnen enkele kilometers afstand van elkaar. Met name voor het grootste viruscluster
(cluster A) lijkt er een grotere kans op infectie te zijn geweest, wanneer een ander
besmet bedrijf in de buurt lag. Er is geen verklaring gevonden voor dit mogelijke
verband.
Bij het onderzoek van de eerste vijf bedrijven is gekeken of genetisch materiaal van
SARS-CoV-2 (virus RNA) kon worden aangetroffen in lucht- en omgevingsmonsters (Kamerstukken
28 286 en 25 295, nr. 1124). Bij de metingen op de twee eerste bedrijven werd geen virus aangetoond buiten de
stal. Bij metingen op het vierde besmette bedrijf werd virus RNA op het erf aangetroffen,
maar niet buiten het erf. Bij één bedrijf is twee weken na ruimen virus RNA in strooisel
gevonden maar infectieus virus kon in het laboratorium niet worden aangetoond. Bij
laboratoriumtesten, waarbij SARS-CoV-2 was toegevoegd aan droge mest en giertankinhoud,
was het virus RNA na meerdere weken nog aan te tonen, hoewel de celkweek al snel negatief
was.
Allerlei vrij-levende dieren kunnen de nertsenstallen binnenkomen, zoals verschillende
soorten roofdieren, vleermuizen en vogels. SARS-CoV-2 infectie is aangetoond bij enkele
verwilderde katten en bij twee ontsnapte nertsen. In monsters van uitwerpselen en
karkassen van andere vrij-levende roofdieren en van vleermuizen is geen virus gevonden.
Op de poten van twee huismussen is virus RNA gevonden, waarschijnlijk door contaminatie
uit de omgeving. Behalve een mogelijke kleine rol voor ontsnapte nertsen en verwilderde
katten achten de onderzoekers het onwaarschijnlijk, dat vrij-levende diersoorten van
de onderzochte soorten een relevante rol hebben gespeeld in de verspreiding van SARS-CoV-2
tussen nertsenbedrijven.
Conclusies
De onderzoekers concluderen dat een bestrijdingsprogramma met een combinatie van het
melden van klinische symptomen en intensieve monitoring van bedrijven heeft geleid
tot opsporing van een groot aantal positieve bedrijven. Het is onduidelijk gebleven
hoe de verspreiding tussen de bedrijven vanaf de zomer heeft plaatsgevonden. De genomen
maatregelen hebben er waarschijnlijk wel aan bijgedragen dat het virus niet naar nertsenbedrijven
in andere delen van Nederland is verspreid. De transmissie naar mensen buiten de nertsenhouderij
lijkt beperkt te zijn gebleven.
Aanbevelingen
De onderzoekers constateren, dat er een continue dreiging is van ziekteverwekkers
die tussen mens, dier en de omgeving kunnen verspreiden en die enorme gevolgen kunnen
hebben voor de volksgezondheid, de gezondheid van gehouden en vrij-levende dieren
en de economie. De bestrijding van dergelijke infectieziekten vraagt om een nauwe
samenwerking tussen humane en veterinaire instanties onderling en met andere relevante
instanties, bijvoorbeeld op gebieden van milieu en ecologie. Om snel in te kunnen
grijpen is een gestroomlijnde en goed gecoördineerde preventie, surveillance en bestrijding
nodig.
Eén van de uitdagingen bij de integratie van informatie is de informatie-uitwisseling
tussen alle verschillende instanties, die o.a. bemoeilijkt kan worden door de privacywetgeving.
Bovendien werd het vervolgonderzoek bemoeilijkt door de beperkingen ten gevolge van
de pandemie en de hoge werkdruk bij o.a. de GGD-en en laboratoria. Een andere uitdaging
is om de rol van de verspreiding via de omgeving in kaart te brengen en aan te kunnen
pakken.
Het evalueren van de aanpak van de bestrijding van SARS-CoV-2 bij de nertsen en die
van andere infectieziekten, biedt kansen om draaiboeken te optimaliseren voor de bestrijding
en het onderzoeken van toekomstige vergelijkbare uitbraken die een «One Health» benadering
vragen.
Het eindrapport van het onderzoeksconsortium is bij deze brief bijgevoegd.
Reactie
Wij hebben kennisgenomen van het eindrapport van dit onderzoek. Lopende het onderzoek
hebben wij uw Kamer in 2020 over de tussentijdse resultaten regelmatig in brieven
geïnformeerd.
Ondanks uitgebreid onderzoek hebben de onderzoekers geen eenduidige transmissieroute
of aanwijsbare gemeenschappelijke bron gevonden.
Er is beperkte verspreiding naar mensen opgetreden. De meeste besmettingen deden zich
voor bij mensen met een link met de nertsenhouderij. De rapportage van drie personen,
die besmet zijn met een zogenaamde nertsenvariant bij wie geen link met een nertsenhouderij
is vastgesteld, is bekend geworden bij oplevering van het eindrapport, in maart dit
jaar. De analyses zijn in de laatste maanden van 2020 uitgevoerd. De onderzoekers
hebben geconcludeerd dat de verspreiding van een nertsenvariant naar mensen buiten
de nertsenhouderij beperkt lijkt te zijn gebleven en dat na november geen nertsenvarianten
bij mensen zijn vastgesteld.
Wij hebben kennisgenomen van de conclusies en aanbevelingen van het consortium. Op
dit moment werkt een expertgroep zoönosen onder leiding van de heer Bekedam in opdracht
van het kabinet aan het opstellen van aanbevelingen om het zoönosenbeleid in de toekomst
te verbeteren. Het onderzoeksrapport van het consortium zal met deze expertgroep worden
gedeeld, zodat zij de inhoud ervan kunnen meenemen bij hun aanpak. Daarnaast zullen
we de aanpak van de uitbraak van SARS-CoV-2 bij nertsen laten evalueren. Over de resultaten
van de evaluatie zullen wij uw Kamer informeren.
Aanpassing van maatregelen op nertsenhouderijen
Er zijn sinds april dit jaar veel maatregelen aan de sector opgelegd om verspreiding
van het virus te voorkomen en besmettingen bij nertsen snel op te sporen. Nu bedrijven
leeg zijn, is er geen risico meer van besmetting van nertsen en zijn veel maatregelen
van toepassing op niet besmette bedrijven ingetrokken. Een aantal maatregelen is echter
nog van toepassing. Om een weloverwogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet
verder opheffen van maatregelen en voorwaarden hebben wij deskundigen uit het consortium
en van het RIVM gevraagd een risicoanalyse te doen voor afvoer van mest van besmette
bedrijven en het transport van nertsen, kadavers en producten van nertsen in Nederland.
Afvoer mest
De voorwaarden, waaronder het aanwenden van drijfmest van besmet-verklaarde nertsenbedrijven
wordt toegestaan, zijn aangepast. Nertsenhouders van besmette bedrijven mochten drijfmest
afvoeren naar een vergister waar de mest zou worden verhit tot een temperatuur van
minimaal 70°C. We hebben gevraagd een inschatting te geven van mogelijke risico’s
van het regulier aanwenden van mest van besmette nertsenbedrijven voor de volks- en
diergezondheid.
De deskundigen hebben het risico voor de dier- en volksgezondheid van het regulier
(emissiearm) aanwenden van drijfmest als klein geschat. De kans dat wilde dieren worden
besmet wordt eveneens ingeschat als klein.
Op basis van hun risicoanalyse hebben we besloten, dat de houders de drijfmest regulier
kunnen aanwenden, met inachtneming van de daarbij behorende hygiënemaatregelen. De
NVWA zal op verzoek van de houders een ontheffing verlenen aan houders van besmette
nertsenbedrijven voor het regulier aanwenden van de mest, volgens de gangbare mestregelgeving.
Aan de voorwaarden van de ontheffing wordt, op advies van de deskundigen, toegevoegd
dat drijfmest niet mag worden aangewend in een periode van langdurige droogte.
De voorwaarden, die we hebben gesteld aan de afvoer van droge mest blijven hetzelfde.
Transport nertsen, kadavers en producten
Op dit moment is transport van nertsen of producten niet of onder voorwaarden toegestaan.
Aangezien er geen nertsen meer in Nederland zijn, hebben we dezelfde deskundigen gevraagd
naar de risico’s van deze activiteiten voor de volksgezondheid. Zij achten het vervoer
van levende nertsen een klein risico, maar het advies is dit niet toe te staan, tenzij
de exporteur aan de voorwaarden voldoet die ook in Nederland golden ten tijde van
het pelzen. Zij raden af om kadavers en natte vellen in Nederland te verwerken. Het
rapport van de deskundigen is bij deze brief bijgevoegd2. Wij volgen dit advies van de deskundigen op.
Aanpassing van de ministeriële regeling met maatregelen Sars-CoV-2 bij nertsen
Omdat de in 2020 vastgestelde nertsenregeling was gebaseerd op de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, die per 21–04 is vervangen door de Wet dieren (vanwege de
nieuwe Europese diergezondheidsverordening), zijn de algemene regels opnieuw vastgesteld
(hoofdstuk 4 van de Regeling veterinaire maatregelen specifieke dierziekten of zoönosen).
In de nieuwe regeling is tevens rekening gehouden met de situatie in Nederland zonder
nertsenhouderijen.
SARS-CoV-2 infecties bij honden en katten, gemeld bij de NVWA
Er zijn in 2021 tot nu toe tien honden bij de NVWA gemeld met een verdenking van een
besmetting met SARS-CoV-2. Van die tien testten er zeven honden negatief en drie positief.
Alle drie kwamen uit een COVID-19 positief huishouden, twee uit Zeeland en een uit
Overijssel. Aangenomen wordt dat deze positieve honden door mensen zijn besmet. Een
van de positieve honden was besmet met de Britse variant. Van de andere twee is niet
bekend met welk virustype de besmetting is geweest. De NVWA heeft de bevindingen bij
het LCI RIVM gemeld. Daarnaast zijn er in 2021 tot nu toe ook acht katten gemeld die
werden verdacht van infectie, maar deze testten alle negatief. Totaal zijn vanaf maart
2020 bij de NVWA 26 verdachte honden gemeld met dus als uitslag drie positieve honden;
er zijn 35 verdachte katten gemeld en deze testten allemaal negatief voor SARS-CoV-2.
Over de resultaten van het onderzoek naar het voorkomen van SARS-CoV-2 infecties bij
katten en honden, dat in juli 2020 is gestart, hebben wij u op 31 december jl. geïnformeerd
(Kamerstukken 28 286 en 25 295, nr. 1166). Het onderzoek loopt nog en over nieuwe resultaten zullen wij u informeren.
Inzet in Europa
De Europese Commissie werkt op dit moment aan een geharmoniseerde monitoring van SARS-CoV-2
bij nertsen, andere marterachtigen en wasbeerhonden. Zoals eerder aangegeven pleiten
wij in Europa voor een geharmoniseerde monitoring en bestrijding van SARS-CoV-2 bij
deze diersoorten en zetten wij ons daarnaast in voor een verbod op de pelsdierhouderij
in de EU. Momenteel zoeken we draagvlak bij andere lidstaten van de Europese Unie
voor onze inzet. Dit draagvlak is een voorwaarde om agendering van een verbod in EU-verband
een vervolg te geven en op termijn daadwerkelijk effect te sorteren.
Wij zullen uw Kamer informeren over vervolgstappen in dit traject.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit