Brief regering : Bestuurlijke afspraken Wonen en Zorg
31 765 Kwaliteit van zorg
34 104 Langdurige zorg
Nr. 568 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2021
In deze brief brengen we graag drie zaken over de ouderenzorg onder uw aandacht:
• Bestuurlijke afspraken wonen en zorg waarin ambities over ouderenhuisvesting voor
de komende jaren zijn geformuleerd en wat van de verschillende partijen wordt gevraagd
om deze ambitie te realiseren.
• Monitor Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) regionale verschillen ouderenzorg: de NZa
geeft aan dat er regionale verschillen zijn en doet op basis daarvan een drietal aanbevelingen
voor partijen, waarbij geldt dat een aantal partijen al aan de slag is hieraan een
vervolg te geven.
• Evaluatie pilots logeerzorg: Mantelzorgers voelen zich ontlast en het effect van logeerzorg
op hun welbevinden is groot wanneer zij gebruik maken van de voorziening.
Bestuurlijke afspraken wonen en zorg
Ouderenhuisvesting is een van de meest urgente vraagstukken op dit moment. Die urgentie
wordt ingegeven door de demografische ontwikkeling tot, in ieder geval, 2050. Het
aantal 75-plussers zal toenemen van 1,4 mln in 2020, naar 2,6 mln in 2040 en verder
stijgen naar 2,9 mln in 2050. Dat stelt ons maatschappelijk voor een grote uitdaging.
Om deze uitdaging aan te pakken hebben ActiZ, Aedes, VNG en de Ministeries van BZK
en VWS in 2019 de Taskforce Wonen en Zorg opgericht met de ambitie dat in elke gemeente
een woonzorgvisie wordt opgesteld en dat de opgave die hierin staat beschreven als
basis dient voor de prestatieafspraken over wonen en zorg. In de langdurige zorg is
het actieprogramma «capaciteit en wachtlijsten verpleeghuizen» gestart. Belangrijk
onderdeel van deze activiteiten betreft de door de zorgkantoren opgestelde regioplannen.
Een volgende stap is een nauwere verbinding te leggen tussen de regioplannen van de
zorgkantoren en de lokale woonzorgvisies. Daarnaast hebben ActiZ, Aedes, Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) verschillende knelpunten
en randvoorwaarden geformuleerd die volgens hen moeten worden ingevuld om de uitdaging
aan te kunnen pakken.
Om de onderlinge samenwerking te bekrachtigen zijn in het bestuurlijk overleg tussen
ActiZ, Aedes, VNG, ZN en de Ministeries van BZK en VWS op 8 april 2021 gezamenlijke
ambities uitgesproken het aantal woningen voor ouderen, in de komende 10 jaar te vergroten
en daarmee te voldoen aan de groeiende vraag.1 Hiermee is een belangrijke mijlpaal bereikt en geven de betrokken organisaties een
signaal af dat nu actie is vereist om aan de toekomstige vraag naar ouderenhuisvesting
te kunnen voldoen. In het afgelopen jaar heeft de samenwerking binnen de Taskforce
Wonen en Zorg en tussen de Taskforce en Zorgverzekeraars Nederland er toe geleid dat
partijen elkaar beter weten te vinden. Hierdoor is het ook mogelijk geworden om deze
bestuurlijke afspraken met elkaar te maken.
De afspraken zien toe op wat er nodig is aan capaciteit verpleegzorgplekken, geclusterde
woningen en nultredenwoningen, wat er voor nodig is om dit te bereiken en hoe hierbij
zorg te dragen voor adequate monitoring en sturing. De realisatie van de opgave is
mede afhankelijk van de invulling van de randvoorwaarden door een volgend kabinet.
Met de afspraken in deze werkagenda wordt een volgend kabinet in positie gebracht
hier beter geïnformeerd en sneller een besluit over te kunnen nemen. Het is aan een
nieuw kabinet om eigen keuzes te maken omtrent de wijze van invulling van de geformuleerde
randvoorwaarden. De volledige set aan afspraken kunt u terugvinden in de bijlage2.
NZa-monitor Ouderenzorg (deel 1) Regionale Verschillen
Als bijlage bij deze brief heeft de Minister van VWS de NZa-monitor Ouderenzorg (deel
1) Regionale Verschillen bijgevoegd3. In deze monitor heeft de NZa onderzocht of er regionale verschillen in het zorggebruik
van ouderen met een Wlz-indicatie zijn. De NZa heeft zich daarbij gericht op vier
gebieden waarbij mogelijk regionale verschillen kunnen optreden. Dat zijn: 1) de indicaties
voor zorg; 2) verzilvering van de indicaties; 3) gemiddeld zorggebruik; en 4) toegankelijkheid
(wachtenden). De NZa geeft aan niet te pretenderen causale verbanden te leggen, maar
wel inzicht te geven in het gemiddelde zorggebruik binnen de regio’s (gecorrigeerd
voor verschillen in bevolkingssamenstelling). De Minister van VWS is van mening dat
de monitor interessante (achtergrond-)informatie biedt voor vele bij de ouderenzorg
betrokken partijen.
In de samenvatting van de monitor beschrijft de NZa dat er regionale verschillen zijn
en doet op basis daarvan een drietal aanbevelingen voor partijen, waarbij geldt dat
een aantal partijen al aan de slag is hieraan een vervolg te geven. Dit zijn:
• De NZa adviseert zorgkantoren met de uitkomsten van deze monitor gezamenlijk te bekijken
of zij van elkaar kunnen leren. De monitor geeft verschillende aangrijpingspunten
het gesprek over de verschillen te voeren. Onderdelen waar een zorgkantoor bijvoorbeeld
invloed op kan uitoefenen zijn de leveringsvormen van zorg. De NZa geeft aan dat de
analyses in deze monitor kunnen helpen bij het nader invullen van de regioplannen
verpleegzorgcapaciteit 2020–2025 die zorgkantoren in december 2020 gepubliceerd hebben.
De Minister van VWS onderschrijft deze aanbeveling en zal in de werkgroep «wonen voor
ouderen», die het vraagstuk van uitbreiding van verpleegzorgcapaciteit aanpakt, aandacht
vragen voor deze monitor.
• De NZa ziet mogelijkheden voor vervolgonderzoek naar onder andere de zorgpaden van
cliënten. Verhuizen mensen naar een andere regio omdat zij een bepaalde indicatie
krijgen? Bijvoorbeeld omdat bepaalde zorg exclusief in de regio beschikbaar is. Maakt
het voor de zorgbehoefte van cliënten verschil of zij zorg thuis krijgen of zorg in
een instelling? De NZa geeft aan dat het Zorginstituut onderzoek doet naar cliëntenpaden
in de ouderenzorg en die vraag zal meenemen in het onderzoek. De Minister van VWS
wacht de uitkomsten van het aanvullende onderzoek door het Zorginstituut met interesse
af.
De NZa geeft aan dat de regionale verschillen laten zien dat het organiseren van doorzettingsmacht
in de regio’s van meerwaarde kan zijn. Zo kunnen initiatieven, passend in die omgeving,
van de grond komen. De NZa geeft aan dat zij in een vervolg monitor (waarvan de verwachtte
opleveringsdatum in het vierde kwartaal van 2021 ligt) hier meer inzicht in zal geven.
In de vervolgmonitor zal ook worden gekeken naar de ontwikkelingen en veranderingen
van het zorggebruik van ouderen (65plussers). Hierin wordt over de domeinen heen gekeken
en ligt de focus dus niet alleen op Wlz-zorg. De Minister van VWS wacht ook deze monitor
met interesse af en zal de resultaten daarvan te zijner tijd met uw Kamer delen.
Afronding pilots structurele logeerzorg en terugkoppeling onderzoeksuitkomsten
Daarnaast brengt de Minister van VWS u graag op de hoogte van de afronding van de
pilots structurele logeerzorg. Deze pilots zijn uitgevoerd n.a.v. het initiatiefvoorstel
«Langer Thuis dankzij het Parttime verpleeghuis» (mei 2018) van de Kamerleden Hermans
(VVD) en Bergkamp (D66). Bij structurele logeerzorg kan een oudere met geplande regelmaat
tijdelijk verblijven in een logeerhuis, zodat de mantelzorger op adem kan komen en
de zorg thuis langer vol wordt gehouden.
De pilots structurele logeerzorg kennen 2 doelen:
1. Onderzoeken welke ouderen structurele logeerzorg willen gebruiken en wat dit oplevert,
in die zin dat overbelasting van de mantelzorger wordt voorkomen en dat de oudere
en mantelzorger kunnen wennen aan het ontvangen van zorg en ondersteuning op een andere
locatie dan thuis4.
2. Onderzoeken of bij de ouderen en bijbehorende mantelzorgers die deelnemen aan de pilots
de inzet van logeerzorg effect heeft op de inzet van de niet planbare vormen van tijdelijk
verblijf en andere vormen van zorg en ondersteuning5.
In de periode april–december 2019 is geëxperimenteerd met 10 pilots incidentele logeerzorg,
wat een vervolg heeft gekregen met een pilot in de periode februari 2020–maart 2021
in drie regio’s (Hoeksche Waard, De Peelregio en Zuid-Oost Utrecht) om te bezien hoe
structurele logeerzorg vorm kan krijgen. Uitkomsten uit beide pilots zijn meegenomen
in het onderzoek.
De resultaten van deze pilots zijn zeer positief. Mantelzorgers voelen zich ontlast
en het effect van logeerzorg op hun welbevinden is groot wanneer zij gebruik maken
van de voorziening. Kanttekening hierbij is wel dat de bekendheid onder mantelzorgers
en cliënten niet groot is. Hier zal blijvende aandacht aan moeten worden geschonken
door gemeenten en zorgprofessionals. Daarnaast blijkt uit de aan de pilots gekoppelde
maatschappelijke kosten batenanalyse dat structurele logeerzorg een besparing aan
zorgkosten kan opleveren. Volgens professionals die hebben deelgenomen aan de expertsessie
wordt bij een deel van gebruikers van (structurele) logeerzorg de opname in het verpleeghuis
met een half jaar uitgesteld. Dit maakt het grootste deel van de baten uit. Deze baten
zijn dus groter dan de kosten die gepaard gaan met het verlenen van logeerzorg en
het extra beroep dat wordt gedaan op de thuiszorg. De rapportages met de onderzoeksuitkomsten
zijn bijgesloten bij deze brief. Op dit moment vinden gesprekken plaats met de VNG
en de zorgverzekeraars om te verkennen hoe gemeenten in samenwerking met verzekeraars
en zorgkantoren structurele logeerzorg op kunnen schalen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Medeindiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.