Brief regering : Ondersteuning van de zorg tijdens de Covid-crisis, herstel van zorgprofessionals en het inhalen van reguliere zorg
31 765 Kwaliteit van zorg
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 566 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 mei 2021
Al meer dan een jaar werken we met elkaar aan het opvangen van een groot aantal Covid-patiënten,
terwijl tegelijkertijd getracht is om de reguliere zorg voor de patiënt zoveel mogelijk
door te laten gaan. Dit was een grote opgave voor de patiënt en voor de zorgverleners
en dat is het op dit moment nog steeds. Het dilemma tussen de maatschappelijk zo gewenste
versoepelingen aan de ene kant en de grote druk op de gezondheidszorg aan de andere
kant, zorgt ervoor dat er moeilijke keuzes gemaakt moesten en moeten worden die ingrijpend
zijn geweest voor veel patiënten en zorgverleners.
De zorgprofessionals werken al meer dan een jaar op de toppen van hun kunnen en soms
ook daaroverheen. Ik kan mijn waardering voor hun tomeloze inzet niet vaak genoeg
uitspreken. Iedere dag zetten zij zich met hart en ziel in voor het herstel van hun
patiënten. Soms moeten zij pijnlijke keuzes maken, bijvoorbeeld een patiënt overplaatsen
naar een ander ziekenhuis of een behandeling voor een patiënt uitstellen. Vaak druist
dit lijnrecht in tegen hun gevoel van verantwoordelijkheid voor goede zorgverlening
en hun beroepsethiek, juist daarom heb ik zoveel bewondering voor de professionele
manier waarop deze afwegingen worden gemaakt. Ik zie ook dat dit alles zijn weerslag
heeft op zorgprofessionals en dat er al langere tijd een groot beroep gedaan wordt
op de mentale veerkracht van zorgprofessionals.
Door de hoge aantallen Covid-patiënten staat ook de reguliere zorg onder druk. In
heel Nederland kon de acute zorg altijd worden verleend, maar het is wel nodig geweest
om een deel van de behandelingen in de (kritiek) planbare zorg af te schalen en uit
te stellen. Dit heeft een grote impact op de patiënten voor wie de zorg is uitgesteld
of een operatie niet is doorgegaan of die aarzelden om naar een zorgverlener te gaan.
Met het raamwerk van de Federatie Medisch Specialisten (FMS) uit het tijdelijk beleidskader
waarborgen acute zorg1, in combinatie met hun professionele expertise, kunnen de artsen de juiste afwegingen
maken over welke zorg al dan niet kan worden uitgesteld. Door de genomen maatregelen,
goede voorbereiding, grote inzet en goede samenwerking in de zorg, hebben we tot dusver
weten te voorkomen dat de toegankelijkheid van de (semi-)acute zorg in gevaar was
en fase 3 afgekondigd moest worden. Door de recente daling van het aantal Covid-patiënten
heb ik inmiddels, op verzoek van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ), fase 2D
conform het opschalingsplan COVID-19 van het LNAZ ingetrokken en zitten we in fase
2B. Hierover heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd2.
Het afgelopen jaar heeft laten zien dat alles wat tot nu toe is bereikt en wat er
nog moet gebeuren, niet kan zonder de steeds van elkaar lerende en samenwerkende partijen
in verschillende zorgsectoren en regio’s. Er is gebouwd aan vertrouwen en samenwerking,
men heeft elkaar geholpen waar het kon. Dat tekent en siert de sector, die altijd
gericht is op leren en verder ontwikkelen. Dit zullen we vast moeten houden, nu en
in de toekomst.
Opzet brief
In deze brief ga ik in paragraaf 1 in op de groep patiënten die te maken hadden de
met gevolgen van de Covid-pandemie, hoe we daarmee omgaan en wat zij kunnen verwachten.
In paragraaf 2 ga ik in op hoe we de zorgsector faciliteren om zoveel mogelijk zorg
en ondersteuning van goede kwaliteit te kunnen blijven bieden aan iedereen die dat
nodig heeft en zorgprofessionals hier maximaal bij ondersteun. Ik kijk in paragraaf
3 vooruit, naar het werken aan het herstel van zorgprofessionals en het opschalen
en inhalen van reguliere zorg. In paragraaf 4 beschrijf ik de eerste gedachten over
hoe de zorg toekomstbestendig en beter voorbereid op crisissituaties ingericht kan
worden.
Hierbij is het goed om aan te geven dat de pandemische druk met name heeft geleid
tot uitstel van behandelingen in de medisch-specialistische zorg en daar is momenteel
het inhaalzorgvraagstuk dan ook het grootst. Daarom richt het plan voor de inhaalzorg
in deze brief zich primair op de zorg voor patiënten in de ziekenhuizen en de ketens
waar ziekenhuizen een onderdeel van uitmaken, zoals de verwijzingen en begeleiding
van patiënten door de huisartsen en de vervolgzorg die patiënten nodig hebben na een
behandeling in het ziekenhuis.
De onderdelen uit deze brief over de zorgprofessional hebben in het algemeen een bredere
scope dan alleen de medewerkers in de medisch-specialistische zorg. Ook in de huisartsenzorg,
paramedische zorg, ambulancezorg, wijkverpleging, gehandicaptenzorg, ouderenzorg,
jeugdzorg, Wmo ondersteuning en geestelijke gezondheidszorg (ggz) heeft de zorg immers
het hoofd geboden aan de enorme druk door en gevolgen van COVID-19. Dit werkt specifiek
door in de verschillende sectoren. In de langdurige zorg is er nadrukkelijk aandacht
voor herstel van zorgprofessionals. Voor de ggz geldt dat het aantal verwijzingen
weer toeneemt, na een aanvankelijke terugloop gedurende de eerste periode van de Covid-crisis.
We houden de ontwikkelingen op dit gebied in de gaten, en hebben hierover contact
met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de betrokken veldpartijen. Op dit moment
is er geen specifieke aanleiding om bovenop de aanpak van de wachttijden in de volwassen
ggz aanvullende acties te ondernemen met betrekking tot het inhalen van reguliere
zorg in de ggz. Voor de jeugdzorg zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de
uitbreiding van crisiscapaciteit jeugd ggz en de aanpak van wachtlijsten van (regionaal)
ingekochte specialistische jeugdzorg.
Voordat ik in ga op de verschillende onderdelen van de brief, heb ik hieronder samengevat
wat patiënten en zorgprofessionals kunnen verwachten. Ook heb ik samengevat wat ik
verwacht van toezichthouders en de veldpartijen. Deze punten worden verderop in de
brief verder toegelicht.
Wat kan de patiënt verwachten?
– Uitgestelde klasse 3 zorg wordt binnen 6 weken ingehaald.
– Het streven is om uitgestelde klasse 4 en 5 zorg zoveel mogelijk in 2021 in te halen
met een mogelijke uitloop in de eerste maanden van 2022; de invulling van elk individueel
behandeltraject is uiteraard patiënt-specifiek en altijd onderdeel van het gesprek
tussen patiënt en behandelaar.
– De patiënt kan in overleg treden met zijn of haar arts over de invulling en planning
van het (eerder uitgestelde) behandeltraject.
– De patiënt kan de zorgverzekeraar benaderen voor zorgbemiddeling.
– De patiënt kan desgewenst soms sneller behandeld worden als hij of zij zich elders
(bij een andere arts, in een ander ziekenhuis of kliniek) laat behandelen.
Wat kunnen zorgprofessionals verwachten?
– In de komende periode moeten fysiek en mentaal herstel van zorgprofessionals en het
opschalen van zorg hand in hand gaan.
– Er is expliciet aandacht voor de zeggenschap en betrokkenheid van zorgprofessionals
bij de plannen van inhaalzorg en herstel, waardoor de plannen realistisch zijn en
gedragen worden.
– Er is ruimte voor herstel, aandacht voor het werkklimaat en werkplezier, voor het
behoud van zorgprofessionals die we zo hard nodig hebben de komende jaren gezien de
al jaren oplopende tekorten.
– We zetten in op flexibeler opleiden, meer begeleidingscapaciteit en het aanbieden
van meer stageplaatsen, zodat er sneller meer extra personeel beschikbaar komt en
de druk op de huidige zorgprofessionals eerder kan afnemen.
– We bereiden ons voor op eventuele nieuwe crises, onder andere door te verkennen hoe
een nationale reserve zorgverleners vorm kan krijgen.
Wat verwacht ik van de toezichthouders?
– De NZa monitort de toegankelijkheid van de zorg en het verloop van de opschaling van
de zorg in de ziekenhuizen en klinieken, met oog voor de gevolgen van die opschaling
voor de vervolgzorg. De NZa rapporteert hierover maandelijks.
– De NZa spreekt periodiek de betrokken partijen over de uitvoering van het Kader passende
inhaalzorg.
– De NZa ontwikkelt samen met de Patiëntenfederatie, ZN, VWS en de LHV communicatie
over het goede gesprek in de behandelkamer en de mogelijkheden voor patiënten om zo
snel mogelijk de zorg te kunnen ontvangen.
– De NZa houdt toezicht op zorgverzekeraars en de wijze waarop zij invulling geven aan
hun zorgplicht.
– De IGJ houdt toezicht op zorgaanbieders. Bij haar toezicht op inhaalzorg richt de
IGJ zich op goede, veilige en menslievende zorg voor de patiënt. Daarnaast heeft de
IGJ aandacht voor voldoende herstel van zorgverleners en ketenbrede samenwerking.
– De IGJ en NZa werken waar nodig samen om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg
te bevorderen.
Wat verwacht ik van de veldpartijen?
– De zorgorganisaties benutten hun capaciteit optimaal en werken samen, zodat patiënten
zo snel mogelijk geholpen worden.
– De zorgorganisaties blijven Covid-patiënten spreiden, zodat reguliere zorg overal
in gelijke mate opgeschaald kan worden.
– De zorgorganisaties en zorgverzekeraars brengen in kaart wat de verwachte omvang van
uitgestelde zorg is en maken (per ziekenhuis) plannen om dat weer in te halen.
– De zorgorganisaties informeren patiënten actief over wachttijden en over de mogelijkheid
van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar.
– De zorgverzekeraars zetten zich maximaal in voor zorgbemiddeling als dat voor een
patiënt nodig of wenselijk is en nemen regie bij te lange wachttijden.
– De zorgorganisaties nemen de geleerde lessen uit de crisis mee, bijvoorbeeld rond
de inzet van digitale of hybride zorg en de juiste zorg op de juiste plaats.
– De zorgorganisaties stemmen het kader passende inhaalzorg en herstelplan zorgprofessionals
goed op elkaar af.
– De zorgorganisaties en zorgverzekeraars blijven samenwerken in de hele keten en benutten
daarvoor bijvoorbeeld het ROAZ en zorgnetwerken
1. Wat kan de patiënt verwachten
We hebben aandacht voor de gedifferentieerde groep patiënten, die tijdens of vanwege
de Covid-pandemie te maken hebben gehad met lastige of zware omstandigheden. Dat betreft
in de eerste plaats de groep patiënten die zelf corona hebben gehad. Een aantal van
hen wordt nu nog geconfronteerd worden met de gevolgen en de lange nasleep van de
ziekte.
In de tweede plaats hebben we te maken met mensen die vanwege de omstandigheden zich
niet wilden of konden melden bij hun huisarts met hun klachten. Met name in de eerste
golf hebben we gezien dat daardoor het aantal verwijzingen vanuit de huisarts naar
de medisch-specialistische zorg lager was dan men normaliter zou verwachten.
Ten derde hebben we te maken met een groep patiënten van wie de behandeling werd uitgesteld
omdat er in de ziekenhuizen – vanwege de druk op de Covid-afdelingen – geen capaciteit
beschikbaar was voor een deel van de reguliere behandelingen. Ik ga hieronder in op
de verschillende groepen mensen en wat ze kunnen verwachten.
Ex-Covid patiënten
Voor patiënten die zelf Covid hebben gehad is de zorg het afgelopen jaar goed ingericht
zodat zij snel en optimaal behandeld konden worden. Daar ga ik in paragraaf 2 uitgebreid
op in. Helaas zijn er ook patiënten met aanhoudende klachten na een Covid-besmetting.
Deze groep zal ook in de toekomst mijn aandacht blijven houden. Om de zorgpartijen
en patiënten te ondersteunen is C-support vanaf oktober 2020 gestart met haar werkzaamheden
voor patiënten die langer dan drie maanden klachten houden. C-Support heeft een vraaggestuurde
werkwijze en biedt patiënten advies en ondersteuning. Via ZonMw kunnen FMS, NHG en
LAN in samenwerking met relevante (para)medische beroepsgroepen en patiëntenvertegenwoordiging
werken aan het verder ontwikkelen van een multidisciplinaire integrale richtlijn COVID-19
nazorg en het inrichten van een proces om de richtlijn actueel te houden en toegankelijk
voor professionals en patiënten. Ik bekijk met ZonMw of er aanvullend onderzoek gestart
moet worden. Vooruitlopend daarop inventariseert ZonMw de aard, omvang en onderliggende
pathofysiologie van aanhoudende klachten na COVID-19.
Op 17 juli 2020 heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd dat de vergoeding voor paramedische
herstelzorg voor patiënten die ernstige COVID-19 hebben doorgemaakt – tijdelijk en
onder voorwaarden – wordt uitgebreid (Kamerstukken 29 689 en 25 295, nr. 1074). Recent heb ik u ook geïnformeerd over de uitvoering van de motie van het lid Marijnissen
c.s. die mij verzoekt de regeling voor paramedische herstelzorg op twee punten te
wijzigen (Kamerstuk 25 295, nr. 1132).
Minder verwezen patiënten
Een groep patiënten heeft zich met hun klachten niet gemeld bij de huisarts en konden
daarom niet doorverwezen worden naar een medisch specialist. De NZa heeft aangegeven
dat het om 1,4 miljoen gemiste verwijzingen gaat. Het overgrote deel is niet verwezen
in de eerste golf. Mensen waren toen voorzichtig en aarzelend, ondanks alle oproepen
om bij klachten of zorgen altijd contact op te nemen met de huisarts of behandelend
arts. Het is lastig om te traceren wat er exact met deze groep is gebeurd, omdat niet
goed achterhaald kan worden wie zich niet gemeld heeft. De verwachting is dat een
deel van deze mensen op een later moment of op een andere manier alsnog geholpen is
of dat de zorgvraag niet meer bestaat. In de tweede en derde golf zijn de verwijzingen
gelukkig op peil gebleven. Uiteraard volgen verschillende partijen de gevolgen van
de Covid-pandemie voor de volksgezondheid. Op 15 december 2020 heeft het RIVM een
rapport3 uitgebracht over de impact van de eerste COVID-19 golf op de reguliere zorg en de
gezondheid. Ook de verschillende medisch-wetenschappelijke verenigingen houden hier
voortdurend zicht op.
Patiënten met uitgestelde behandeling
Het is voor patiënten die te maken kregen met uitstel van hun behandeling geen makkelijke
tijd geweest. Hoewel het uitstel medisch gezien verantwoord is geweest en goed werd
afgewogen door de behandelaars, ondervinden patiënten daar wel merkbare gevolgen van.
Mensen hebben pijn of ongemak, zijn tijdelijk niet mobiel, zijn onzeker over de gevolgen
van het uitstel of kunnen tijdelijk niet werken. Dat heeft gevolgen voor de kwaliteit
van leven die we met elkaar zo snel en zo veel mogelijk weer op het oude niveau moeten
brengen.
Om de juiste afwegingen te kunnen maken over welke zorg al dan niet uitgesteld kan
worden, heeft de Federatie Medische Specialisten een raamwerk gemaakt waarin de zorg
in verschillende klassen naar zwaarte is ingedeeld. Dit raamwerk wordt ook gebruikt
bij het plannen van de inhaalzorg.
– Patiënten die acute of semi-acute zorg nodig hebben (klasse 1 en 2 uit het raamwerk
van de FMS) zullen, net als altijd, direct worden behandeld.
– De zorg voor patiënten waarvan de kritiek planbare zorg (klasse 3 van het raamwerk
van de FMS) is uitgesteld zal binnen 6 weken gegeven moeten worden. Patiënten die
wachten op een behandeling van planbare zorg (klasse 4 en 5 uit het raamwerk van de
FMS) moeten soms al lang wachten. Ziekenhuizen en zorgverzekeraars hebben afgesproken
dat deze patiënten door hun arts duidelijk worden geïnformeerd over wachttijden en
worden gewezen op de mogelijkheid van zorgbemiddeling door de zorgverzekeraar. Zorgverzekeraars
kunnen patiënten helpen zodat zij op een andere plek wellicht sneller zorg kunnen
behandeld. Alle partijen werken zo goed mogelijk samen en verlenen passende zorg,
zodat ook deze planbare zorg zo snel mogelijk kan worden ingehaald. Het streven is
dat deze zorg in 2021 vrijwel volledig ingehaald kan worden met een mogelijke uitloop
in de eerste maanden van 2022.
Om dit voor elkaar te krijgen is inzicht, regie en coördinatie van belang. We zullen
het met elkaar moeten doen. In paragraaf 3 ga ik uitgebreider in op de plannen voor
het inhalen van de uitgestelde medisch specialistisch zorg. Daarbij is het goed om
te benoemen dat we geen zekerheid hebben over de ontwikkeling van de COVID-19 pandemie.
Mocht het aantal Covid-patiënten dit najaar toch weer grote druk op de zorg opleveren,
dan zal dit uiteraard invloed hebben op de planning en uitvoering van de gemaakte
afspraken.
Ik vraag daarnaast om begrip en flexibiliteit van patiënten, dat wanneer we de druk
van COVID-19 op de zorg langzaam achter ons laten, zij zich realiseren dat hersteltijd
nodig is bij hun zorgprofessionals en niet alle zorg meteen ingehaald kan worden.
Behandeling kan soms sneller gaan als zij zich in een ander ziekenhuis of kliniek
laten behandelen. Peilingen van de Patientenfederatie geven aan dat een deel van de
patiënten graag sneller wordt geholpen op een andere plek. Natuurlijk zijn er ook
patiënten, vaak mensen die al langer te maken hebben met zorg, die daar minder enthousiast
over zijn, omdat ze vertrouwd zijn met hun eigen zorgverlener of een andere locatie
minder goed kunnen bereiken. Dat is begrijpelijk en vraagt om maatwerk. Het is belangrijk
dat in alle situaties de patiënt en de behandelaar in gezamenlijk overleg specifieke
aanvullende afspraken kunnen maken over de verdere invulling en planning van het behandeltraject.
De Patientenfederatie adviseert zorgprofessionals om regelmatig contact te hebben
met mensen die al langer te maken hebben met uitgestelde zorg, goed naar de alternatieven
voor zorg op afstand te kijken en rekening te houden met de achtergronden van de patiënt
en de vraag en capaciteit in beeld te hebben4. Ik onderschrijf dit.
2. Ondersteuning van zorgprofessionals en ziekenhuizen
Al een lange tijd zien we een groot aantal Covid-patiënten in de ziekenhuizen waardoor
de druk op de zorg en de druk voor de zorgprofessionals flink is opgelopen. Daar waar
de eerste golf zich kenmerkte door een enorme piek die ook weer snel afnam, kenmerkt
de derde golf zich door een hoog, breed plateau.
Figuur 1: COVID-19 bezetting in de ziekenhuizen van 27 februari 2020 tot en met 25 mei
2021
Dit vroeg en vraagt nog steeds heel veel van zorgprofessionals, terwijl ook voor de
crisis er al een groot tekort aan zorgprofessionals bestond. In 2019 bedroeg het personeelstekort
in zorg en welzijn (excl. kinderopvang) 40.500 professionals, waarvan 12.800 in de
ziekenhuizen. Het tekort is het grootst voor mbo-verpleegkundigen, hbo-verpleegkundigen
en gespecialiseerd verpleegkundigen.
Tijdens de crisis is dit tekort nog nijpender geworden. Dat heeft ook zijn weerslag
op het personeel, zoals we zien in de ziekteverzuimcijfers. De gevolgen voor de patiënt
zijn ook niet makkelijk. Om de benodigde handen voor de Covid-zorg vrij te spelen
waren de ziekenhuizen genoodzaakt om steeds grotere delen van de klinische zorg af
te schalen. In de Covid-Kamerbrief van 11 mei5 beschrijf ik uitgebreider de bijbehorende cijfers over de druk op de ziekenhuizen
in de verschillende golven, het ziekteverzuim onder zorgprofessionals en het uitstellen
van de reguliere zorg.
Dat we de situatie met elkaar onder controle hebben en houden gaat niet vanzelf. Door
het creëren van de juiste randvoorwaarden probeer ook ik hierbij zoveel mogelijk te
ondersteunen. Ik faciliteer zorgorganisaties en zorgprofessionals op verschillende
manieren, met als doel de kwaliteit van zorg én de kwaliteit van het werken in de
zorg zo goed als mogelijk te borgen. Dat doe ik langs vier lijnen:
1) De druk op de zorg en zorgprofessionals zo goed mogelijk beheersen.
2) Creëren van financiële en juridische ruimte voor (het opleiden van) meer zorgprofessionals.
3) Maatschappelijke initiatieven voor (het opleiden van) tijdelijk extra ondersteunend
personeel faciliteren.
4) De (mentale) gezondheid van zorgprofessionals bevorderen.
Deze lijnen zijn zorgbreed ingezet. Gelet op het onderwerp van deze brief ligt de
focus hier verder op de ziekenhuiszorg.
Lijn 1: De druk op de zorg en zorgprofessionals zo goed mogelijk beheersen
In verschillende stadia van de crisis zijn er spreidings- en opschalingsplannen gemaakt,
telkens met als doel te anticiperen op een mogelijke volgende fase en de continuïteit
en kwaliteit van de zorgverlening te borgen:
− In maart 2020 is het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS) opgericht
door het LNAZ in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS). Het LCPS is verantwoordelijk voor het evenredig verdelen van de werklast van
de Covid-zorg over de verschillende regio’s, zodat overal in Nederland de acute zorg
en de kritiek planbare zorg in gelijke mate zoveel mogelijk overeind gehouden kon
en kan worden. De ambulancesector heeft het spreiden van patiënten flexibel en pragmatisch
mogelijk gemaakt. Ook zorgt het LCPS voor inzicht in de actuele bezetting en beschikbare
capaciteit in de ziekenhuizen.
− Na de eerste golf heeft de toenmalige Minister van Medische Zorg en Sport aan het
LNAZ gevraagd een opschalingsplan voor COVID-19 op te stellen6. Dit opschalingsplan is uitgevoerd en regelt dat de IC- en de klinische capaciteit
stapsgewijs zijn opgeschaald en dat er veel meer wordt samenwerkt tussen alle partijen
in de zorg. Hiervoor is in totaal ongeveer een half miljard euro beschikbaar gesteld.
− In oktober 2020 heb ik samen met partijen een tijdelijk beleidskader gemaakt voor
het waarborgen van de acute zorg in de COVID-19 pandemie7 met als doel het creëren van een gelijk speelveld voor zorgorganisaties, zorgprofessionals
en patiënten en het voorkomen van willekeur. Een belangrijk element uit het beleidskader
is het raamwerk dat door de FMS is opgesteld. Dit raamwerk helpt artsen in het maken
van de juiste afwegingen over welke zorg al dan niet uitgesteld kan worden. In het
beleidskader zijn ook afspraken gemaakt over patiënten spreiding, het verbeteren van
de samenwerking in de hele keten en beter inzicht in de toegankelijkheid van de zorg.
De ziekenhuizen gebruiken dit beleidskader nog steeds om verantwoorde afwegingen te
maken over de zorg die wordt uitgesteld, om het risico op aanvullende of blijvende
gezondheidsschade zoveel mogelijk te voorkomen.
− Begin dit jaar zijn de plannen ter voorbereiding op een fase 3 opgesteld, de fase
waarin de druk op de zorg zo groot is dat we maatregelen moeten nemen om ervoor te
zorgen dat de meest noodzakelijke acute zorg en ondersteuning gegeven kan blijven
worden. In elke zorgsector en in elke regio zijn veilige en verantwoorde afspraken
gemaakt over hoe de zorg op een aanvaardbaar niveau gewaarborgd kan worden. Vervolgens
heb ik het beleidskader «continuïteit en kwaliteit van zorg in fase 3 van de COVID-19
pandemie» naar uw Kamer gestuurd8. De afspraken zijn tot stand gekomen met vertegenwoordiging van zorgprofessionals,
het LNAZ en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Op deze manier weet iedereen
van tevoren wat het betekent als de zorg verder moet worden afgeschaald en is het
voor zowel de zorgprofessionals, als voor patiënten, cliënten en hun verwanten helder
welke zorg minder wordt gegeven of tijdelijk wordt gestopt en waarom. Gelukkig is
de pandemische druk tot nu toe nooit zo hoog geworden dat fase 3 daadwerkelijk van
kracht moest worden.
− In steeds meer regio’s zijn initiatieven opgezet waarbij huisartsen samenwerken met
ziekenhuizen. Hierbij konden Covid-patiënten met ondersteunende instrumenten onder
regie van de huisarts thuis behandeld worden of herstellen na een opname in plaats
van in het ziekenhuis. In november 2020 heeft de Landelijke Huisartsen Vereniging
(LHV) randvoorwaarden opgesteld om huisartsen houvast te bieden in het vormgeven van
hun samenwerking met het ziekenhuis9. Ook de samenwerking met de VVT-sector is, mede met ondersteuning door de GGD-GHOR,
verbeterd, zodat de keten van instroom, doorstroom en uitstroom is geoptimaliseerd.
− Samenwerking tussen ziekenhuizen en zelfstandige klinieken is ontstaan of geïntensiveerd,
bijvoorbeeld door het overnemen van patiënten door klinieken of het beschikbaar stellen
van faciliteiten door klinieken aan ziekenhuizen.
− In januari 2021 is besloten om de zorgmedewerkers die essentieel zijn voor het bemensen
van de Covid-bedden (klinisch en IC), de spoedeisende hulp en de ambulances voor de
Covid-zorg, geprioriteerd te vaccineren. Deze 40.000 zorgmedewerkers zijn met een
snelle vaccinatie-aanpak via het LNAZ in korte tijd gevaccineerd. In april is besloten
om de overige zorgmedewerkers met direct patiëntencontact in de ziekenhuizen en zelfstandige
klinieken versneld te vaccineren, hiervoor zijn voor 212.000 personen vaccins beschikbaar
gesteld.
Lijn 2: Creëren van financiële en juridische ruimte voor (het opleiden van) meer zorgprofessionals.
Meer financiële ruimte voor aantrekken en opleiden van zorgprofessionals in de zorgketen
De tekorten aan zorgprofessionals waren al groot en dit is nog duidelijker geworden
door de coronacrisis. Ik bied structureel een stevige impuls voor het opleiden van
met name meer gespecialiseerde zorgprofessionals door ziekenhuizen. Op basis van de
ramingen van het Capaciteitsorgaan is via beschikbaarheidsbijdragen kostendekkende
financiering beschikbaar voor onder andere de opleiding van medisch specialisten,
gespecialiseerd verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel (in totaal € 1,3
mld. per jaar). De subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Personeel Ziekenhuiszorg (€ 200
mln. per jaar) biedt zorginstellingen de ruimte voor aanvullende scholing. Ziekenhuizen
kunnen ook een beroep doen op het zorgbrede stagefonds (€ 112 mln. per jaar) en SectorplanPlus
(€ 420 mln. voor 2017–2021). Aanvullend hierop heb ik afgelopen zomer, gekoppeld aan
het IC-opschalingsplan, een nieuwe, aanvullende subsidieregeling voor ziekenhuizen
beschikbaar gesteld, de Subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19. Hiermee
kunnen ziekenhuizen onder andere meer professionals voor de opschaling van de IC’s
opleiden. Ziekenhuizen krijgen per extra IC-bed een budget van € 60.000 voor opleidingen
per heel jaar.
Met deze impulsen zijn we er echter nog niet, er liggen nog grote uitdagingen. Zo
heeft het kostendekkend financieren van de voornoemde opleidingen er de afgelopen
jaren niet toe geleid dat er daadwerkelijk voldoende professionals werden opgeleid.
Er ligt daarmee nog steeds een opgave om meer op te leiden, om dit ook op flexibele
wijze te doen en daarbij barrières (zoals een tekort aan stageplaatsen) weg te nemen.
Belangrijke randvoorwaarde is dat er voldoende aandacht en tijd is voor begeleiding.
Voorkomen moet worden dat door de druk op de zorg stagiaires en coassistenten al worden
ingezet als volwaardige arbeidskrachten: leren moet voor hen voorop blijven staan.
Meer juridische ruimte voor inzetten voormalig zorgprofessionals in de zorgketen
Met de maatregelen in het kader van de Wet BIG is per 17 maart 2020 de herregistratie-verplichting
voor alle zorgprofessionals in het BIG-register tot nader order opgeschort. Daarnaast
is eveneens sinds 17 maart 2020 het kader «aanvullende maatregelen inzet voormalig
zorgprofessionals», opgesteld in samenwerking met de IGJ, V&VN en de Koninklijke Nederlandsche
Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), van kracht. Ook dit kader geldt
tot nader order10. Zo is voorkomen dat deze zorgprofessionals zouden worden belast met uitstelbare
administratieve taken én bleven oud-professionals onder voorwaarden goed inzetbaar
binnen de zorg. Ik streef ernaar voor de zomer te bezien wanneer de herregistratieplicht
weer van kracht wordt. Er zal zorgprofessionals in ieder geval een periode van minimaal
zes maanden worden geboden om hun herregistratie in orde te maken. Hierover zullen
zij te zijner tijd persoonlijk worden geïnformeerd. Overigens zijn de specialistenregisters
al weer gestart met de herregistratie per 1 januari 2021. Dit verloopt goed.
Lijn 3: Tijdelijk extra (ondersteunend) personeel beschikbaar en inzetbaar maken.
Extra Handen voor de Zorg
Ik faciliteer het maatschappelijk initiatief Extra Handen voor de Zorg (EHvdZ) om
via werving en matching zorgorganisaties met een hulpvraag in contact te brengen met
zorgvrijwilligers en -professionals die bereid zijn tijdelijk bij te springen bij
zorgorganisaties in nood. EHvdZ werkt vraaggericht, de hulpvraag van organisaties
is leidend en komt niet altijd overeen met het aanbod. In de eerste golf hebben zo’n
18.500 mensen zich aangemeld. Daarvan zijn er 8000 voorgesteld (43,2%) aan zorginstellingen,
waarvan 2800 zijn ingezet (35%). Sinds 1 september hebben zich in totaal 10.500 mensen
aangemeld bij Extra handen voor de zorg. Daarvan zijn er 6823 voorgesteld aan zorgorganisaties
(64,9%). Van die 6823 zijn er 2898 mensen geaccepteerd (42,4%). De weergegeven cijfers
betreffen peildatum 24 mei. Bij EHvdZ is continu gekeken – mede op basis van de adviezen
van de Commissie Werken in de Zorg – hoe het matchingsproces kan worden geoptimaliseerd.
Dit lijkt zich uit te betalen in hogere matchingscijfers.
Tabel 1: Matching EHvdZ in unieke personen
Periode
Aanmeldingen
Voorgesteld
Ratio
Geaccepteerd
Ratio
Maart – Aug
18.500
8.000
43,2%
2.800
35%
Sept – Heden
10.500
6.823
64,9%
2.898
42,4%
De Nationale Zorgklas
Ook faciliteer ik het initiatief De Nationale Zorgklas (NZK), dat tot doel heeft om
herintreders en mensen zonder of weinig zorgervaring in een korte periode op te leiden
zodat zij opnieuw of breder kunnen worden ingezet in de zorg. De NZK verzorgt een
korte cursus (helpen in de zorgorganisatie) en een training (ondersteunend zorgverlener)
voor mensen met een zorgwerkgever of mensen die zicht hebben op een arbeidsrelatie
in de zorg. In totaal zijn 3217 mensen opgeleid via de Nationale Zorgklas. Daarnaast
kunnen mensen die duurzaam willen instromen, via de NZK erkende mbo-deelcertificaten
halen. 1172 mensen volgen momenteel zo’n opleiding. Deze mbo-certificaten dragen bij
aan de behoefte van zorgorganisaties om te voorzien in gekwalificeerd personeel.
Subsidieregeling coronabanen in de zorg
Ziekenhuizen kunnen – net als zorgorganisaties uit andere branches – gebruik maken
van de subsidieregeling coronabanen. Coronabanen zijn banen waar geen of beperkte
scholing voor nodig is, maar die wel belangrijke verlichting kunnen bieden voor de
werkdruk van zorgprofessionals. Ook bieden deze banen kansen voor mensen uit andere
sectoren waar momenteel minder werk is. Zorgorganisaties konden van 1 tot en met 31 maart
2021 subsidie aanvragen voor deze coronabanen. Dit heeft ertoe geleid dat 3740 mensen
aan de slag gaan in de zorg, waarvan 462 dat doen in ziekenhuizen zoals het Universitair
Medisch Centrum Utrecht (UMCU), het Zuyderland Medisch Centrum, de Noordwest Ziekenhuisgroep
en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Zorgaanbieders hebben voor bijna
€ 38 miljoen aangevraagd, het beschikbare budget was € 80 miljoen. Omdat naar verwachting
de druk op de zorg in het najaar hoog blijft, is besloten om de regeling opnieuw open
te stellen. Voor een tweede tijdvak is € 40 mln. beschikbaar, het subsidieloket gaat
open op zo kort mogelijke termijn. Subsidie is mogelijk voor een periode van maximaal
6 maanden, binnen de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2021. De voorwaarden
van de regeling veranderen niet.
Inzet Defensie
Tot slot heeft Defensie vanaf het begin van de pandemie een bijdrage geleverd aan
de ziekenhuiszorg en de zorg in de VVT. In dit kader heb ik u geïnformeerd over de
afspraken die ik in januari heb gemaakt over de procedure voor de aanvraag van bijstand
door Defensie11. Op dit moment is Defensie actief in het UMCU. In het UMCU is ervoor gekozen om met
militaire ondersteuning extra bovenregionale ziekenhuiscapaciteit te faciliteren.
Deze (extra) capaciteit wordt landelijk ingezet waarbij het LCPS de regie voert over
de spreiding van patiënten. Een aantal aanvragen van individuele zorginstellingen
voor extra personeel kon worden opgelost door inzet van zorgprofessionals van andere
zorgorganisaties uit de regio, het Rode Kruis en Extra Handen voor de Zorg.
Lijn 4: Mentale en financiële ondersteuning van zorgprofessionals bevorderen.
Zorgprofessionals kunnen voor mentale ondersteuning en voorkoming van verzuim in de
meeste gevallen een beroep doen op voorzieningen binnen hun eigen organisatie. Voor
professionals die in mindere mate een beroep kunnen of willen doen op voorzieningen
binnen de eigen organisatie, faciliteert VWS sinds de eerste golf verschillende initiatieven:
– Het contactpunt «Psychosociale ondersteuning voor zorgprofessionals» van ARQ IVP (Instituut
voor Psychotrauma). Het contactpunt bestaat uit een telefoonlijn die bemenst wordt
door gespecialiseerde psychologen. Daarnaast zijn er informatiebladen, screeningsinstrumenten
en adviesmogelijkheden op aanvraag voor verschillende groepen professionals en werkgevers.
– «Extra coaching voor de zorg» van Regioplus en CNV Zorg & Welzijn. Een grote groep
beschikbare coaches helpt op vrijwillige basis zorgprofessionals op zoek naar een
luisterend oor en mentale coaching. Per 4 januari 2021 is dit initiatief ondergebracht
bij CNV onder de nieuwe naam «Samen sta je sterker». De werkwijze is identiek en de
ondersteuning is beschikbaar voor alle professionals in de zorg, ongeacht lidmaatschap
van de vakbond.
– Bij het «Steunpunt Coronazorgen» van ARQ IVP in samenwerking met het RIVM, GGD GHOR
en Nivel en in opdracht van VWS, kunnen zorgprofessionals en hun leidinggevenden terecht
voor informatie en tips over zelfzorg, omgaan met agressie, stress, angst en eenzaamheid.
– In vervolg op een motie12 van de Kamerleden Van Weyenberg (D66) en Van Dijk (SP) hebben de Stichting Centrum
Werk Gezondheid en C-support op verzoek van het Ministerie van SZW het programma COVID-19 en werk opgesteld. Doel van dit programma is dat mensen met langdurige coronaklachten aan
het werk kunnen blijven, nu en in de toekomst. Net als C-support richten de activiteiten
in dit programma zich niet specifiek op zorgprofessionals, maar op COVID-19 patiënten
in brede zin.
Daarnaast worden zorgprofessionals die uitvallen als gevolg van een Covid-besmetting
op verschillende manieren ondersteund, ook financieel:
− De stichting Zorg na Werken in Coronazorg (ZWIC) keert financiële bijdragen uit aan
zorgverleners die door een coronabesmetting op de IC opgenomen zijn (geweest) en aan
de nabestaanden van aan COVID-19 overleden zorgverleners en die daar financiële gevolgen
van ondervinden. Ook ontwikkelt ZWIC een richtlijn voor psychosociale ondersteuning
voor zorgprofessionals. De particuliere donaties aan het fonds worden door VWS verdubbeld
tot een maximumbedrag van € 10 miljoen;
− Daarnaast biedt C-support nazorg aan COVID-19 patiënten die langdurig klachten ondervinden
van een coronabesmetting. Ook zorgprofessionals kunnen hier beroep op doen.
− Mede op verzoek van de bonden wordt verkend wat we kunnen doen voor de zorgprofessionals
die in de eerste golf Covid-zorg hebben verleend en in die periode zelf door een Covid-besmetting
langdurig ziek zijn geworden.
3. Een toekomstbestendig herstel van de zorg
In de afgelopen periode zijn de nodige voorbereidingen getroffen voor de volgende
fase waarin het aantal Covid-patiënten flink is gedaald. Het is van groot belang om
goed te kijken wat er nodig is voor het weer opschalen van de planbare zorg en het
inhalen van uitgestelde zorg. De NZa heeft op mijn verzoek, samen met de V&VN, FMS,
Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ), Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU), Zelfstandige Klinieken Nederland (ZKN), LHV, Patiëntenfederatie,
en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) het Kader Passende Inhaalzorg opgesteld. Daarin
zijn acties, rollen en verantwoordelijkheden en randvoorwaarden beschreven die ervoor
moeten zorgen dat patiënten zo snel als mogelijk geholpen worden, en waarbij de regionale
verschillen in de toegankelijkheid van zorg zoveel mogelijk worden beperkt. Het Kader
passende inhaalzorg vindt u bijgevoegd bij deze brief13. Om dit te realiseren werken partijen intensief samen in de bestaande netwerken,
die tijdens de Corona-pandemie zijn geïntensiveerd.
Het is van belang om een goed beeld te krijgen van de omvang van de uitgestelde zorg.
Om die reden hebben NFU, NVZ en ZN afgesproken dat elk ziekenhuis in kaart brengt
wat de verwachte omvang van de uitgestelde zorg is en op basis hiervan voor de tweede
helft van het jaar een plan maakt hoe capaciteit vrijgespeeld en waar nodig uitgebreid
wordt om deze uitgestelde zorg te leveren. De zorgverzekeraars gebruiken informatie
om invulling te geven aan hun zorgplicht en samen met de NZa creëren zij overzicht
over de omvang en voortgang van de zorg die moet worden ingehaald. Ik verwacht van
ziekenhuizen en andere werkgevers dat zorgprofessionals worden betrokken bij het opstellen
van de Plannen Inhaalzorg. Het is van belang dat de beschikbare zorgcapaciteit optimaal
wordt benut, zowel die van ziekenhuizen als van de klinieken en vervolgzorg in bijvoorbeeld
de wijkverpleging.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen opschalen van de planbare zorg en het
inhalen van die uitgestelde zorg is dat zorgprofessionals mentaal en fysiek goed zijn
uitgerust om deze zorg te kunnen geven. Patiënten zijn erbij gebaat – vanuit het perspectief
van kwaliteit en toegankelijkheid van zorg – dat zowel op korte als op middellange
termijn een duurzame inzetbaarheid van zorgprofessionals geborgd is. Om die reden
hebben de FMS en V&VN met betrokkenheid van VWS en de NZa het initiatief genomen om
in kaart te brengen wat nodig is om de zorgprofessionals die de afgelopen tijd onder
zware druk hebben moeten werken, te laten herstellen en hiertoe een herstelplan te
maken. Aandachtspunt hierbij is bijvoorbeeld het voldoende ruimte bieden voor het
opnemen van verlof wat noodzakelijk is voor het herstel. Fysiek en mentaal herstel
van zorgprofessionals en het opschalen van de planbare zorg moeten namelijk hand in
hand gaan. Het belang hiervan wordt ook beschreven in het Kader Passende inhaalzorg.
Door de NZa, samen met V&VN, FMS, NVZ, NFU, ZKN en ZN, wordt geborgd dat de inhaalzorgplannen
en het herstelplan goed op elkaar worden afgestemd. Hierin worden de belangen van
de patiënt, de zorgprofessional en het ketenperspectief meegenomen. Alle partijen
zullen vanuit ieders verantwoordelijkheid bijdragen aan het realiseren van de plannen.
Kern van het «kader passende inhaalzorg»
Het doel van het kader is dat patiënten zo snel mogelijk de passende zorg gaan krijgen
die uitgesteld is door de Covid-pandemie en daar goed over worden geïnformeerd. Alle
betrokken partijen hebben met elkaar afgesproken dat er nauw wordt samengewerkt om
dit gemeenschappelijke doel te bereiken. Iedere partij vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid
in het zorgstelsel. De partijen die betrokken zijn geweest bij het opstellen van het
kader hebben zich gecommitteerd aan de randvoorwaarden en acties in het kader die
hiervoor moeten zorgen. Deze worden hieronder kort uitgewerkt. Ook zijn er afspraken
gemaakt om de patiënt goed te informeren.
Een belangrijk randvoorwaarde in de samenwerking is dat alle regio’s een gelijke inspanning
blijven leveren bij het leveren van de zorg aan Covid-patiënten, zodat ze ook in gelijke
mate de reguliere zorg kunnen opschalen. Iemand die op een knieoperatie wacht in Zeeland,
zou op een vergelijkbare termijn geholpen moeten worden als iemand in Groningen of
Utrecht. Hiertoe behoudt het LCPS zijn functie om Covid-patiënten over het land te
verspreiden. Uitvoering van hun beoogde activiteiten zouden als een dienst van algemeen
economisch belang aangewezen kunnen worden, omdat zonder compensatie van de overheid
opschalen van de reguliere zorg onvoldoende gegarandeerd kan worden.
In de regio’s werken ziekenhuizen bij het opschalen nauw samen met zorgaanbieders
uit de overige sectoren van de keten, zoals de huisartsen, de verpleeghuis- en revalidatiezorg
en wijkverpleging. In de hele keten zullen voldoende zorgprofessionals beschikbaar
moeten zijn om de vervolgzorg te kunnen leveren wanneer de ziekenhuizen de zorg weer
gaan opschalen. Het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) dient in deze fase, indien
nodig, als breed overlegorgaan om knelpunten te zien en te bespreken en oplossingen
te genereren, zodat de beschikbare zorgcapaciteit in de hele keten zo effectief en
efficiënt mogelijk wordt ingezet.
Ziekenhuizen zetten in op passende zorg: zorg die echt bijdraagt aan het functioneren
van mensen en hun kwaliteit van leven. Ze nemen daarbij de geleerde lessen uit de
crisis mee, bijvoorbeeld rond de inzet van digitale of hybride zorg en over de samenwerking
met bijvoorbeeld huisartsen, zelfstandige klinieken en de VVT-sector. Samen met de
verzekeraars komen de ziekenhuizen tot adequate afspraken over het inhalen van zorg.
Inzicht in en transparantie over de toegankelijkheid van zorg is ook onderdeel van
het kader. Op basis van plannen over inhaalzorg die ziekenhuizen maken, krijgen de
zorgverzekeraars meer inzicht in de concrete omvang van uitgestelde zorg, de capaciteit
van een ziekenhuis en wat de verwachtingen van ziekenhuizen zijn om dit in te kunnen
halen in 2021. Dit gaat om de behandelingen van patiënten die in beeld zijn en waarvan
we weten dat deze moeten worden ingehaald. De NZa wordt hier door de zorgverzekeraars
over geïnformeerd en monitort op basis van die gegevens hoe het gaat met het inhalen
van zorg. Daarnaast geeft de NZa inzicht in wachttijden via het Zorgbeeldportaal en
blijven de NZa, LCPS en GGD-GHOR samenwerken om de druk in de gehele keten van Covid-zorg
en inhaalzorg te blijven monitoren. Inzicht in de actuele zorgvraag, de beschikbare
capaciteit en de wachttijden, is immers een belangrijke randvoorwaarde voor goede
samenwerking en accurate informatie richting patiënten. Ook is het belangrijk dat
de NZa zicht houdt op de ontwikkelingen die zij zien naar aanleiding van de ruim 1,4
miljoen gemiste verwijzingen. De verwachting is dat hier nog zorgvragen uit voortkomen,
maar welke vraag, hoeveel en wanneer is niet duidelijk.
Zorgverzekeraars hebben een belangrijke rol in het borgen van de toegankelijkheid
van (inhaal)zorg. Als er te lange wachttijden zijn, dan moeten zorgverzekeraars in
het kader van hun zorgplicht en hun bemiddelingsfunctie de regie nemen en patiënten
die te lang wachten op een behandeling in de (kritiek) planbare zorg naar andere plekken
verwijzen. De Treeknormen zijn hierbij een referentiepunt. De NZa zal blijven monitoren
hoe de toegankelijkheid van zorg zich de komende tijd ontwikkelt. De NZa houdt toezicht
op zorgverzekeraars op de wijze waarop zij invulling geven aan hun zorgplicht. In
dat verband stuur ik uw Kamer tegelijk met deze brief een NZa-rapport over de inspanningen
van zorgverzekeraars om wachttijden in onder meer de medisch specialistische zorg
en wijkverpleging te reduceren. Uit dit rapport volgt dat de verzekeraars verdere
verbeteringen hebben geboekt en dat zorgbemiddeling nu over het algemeen op orde is.
Het kader is van kracht tot het einde van de periode waarin fase 2 van het Opschalingsplan
van het Landelijk Netwerk Acute Zorgketen (LNAZ) van kracht is en tot uiterlijk 31 december
2021. Op dat moment wordt vastgesteld of er een nieuw kader nodig is.
Financiële afspraken 2021
Financiële afspraken zijn nodig om de ziekenhuizen dit jaar voldoende zekerheid te
geven in hun zorgverlening en daarmee de continuïteit van zorg te borgen. Zorgverzekeraars
hebben, net als in 2020, afspraken met ziekenhuizen gemaakt om passende vergoeding
te bieden voor uitval van zorg en de meerkosten die de COVID-19 pandemie met zich
meebrengt. Daarnaast heb ik in december 2020 uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende
afspraken die VWS met de NVZ, NFU en ZN heeft gemaakt betreffende de financiële gevolgen
van COVID-19 in 2021 in de medisch-specialistische zorg14. Hierbij zijn ook afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de uitgaven met betrekking
tot inhaalzorg die in 2021 zal worden verleend. Gezien de looptijd van het kader (tot
uiterlijk 31 december 2021) zijn deze financiële afspraken dus hierop van kracht.
Met de financiële afspraken is er ruimte voor het geven van passende inhaalzorg. Deze
afspraken zijn eind vorig jaar gemaakt vanuit het idee dat COVID-19 in de eerste helft
van dit jaar minder druk zou leggen op de zorg. We ervaren dat ziekenhuizen de eerste
helft van 2021 nog voornamelijk bezig zijn met het verlenen van Covid-zorg en het
zo goed mogelijk in stand houden van de reguliere zorg. Dit legt extra druk op de
omvang van noodzakelijke inhaalzorg en de mogelijkheden om deze zo spoedig mogelijk
in 2021 en een deel van 2022 te verlenen. NVZ en NFU hebben in dat kader inmiddels
aanvullende afspraken gemaakt met ZN over de vergoeding van inhaalzorg in de tweede
helft van dit jaar. Daarnaast hebben ZN en ZKN begin 2021 met elkaar afgesproken dat,
indien de individuele afspraken tussen zorgverzekeraar(s) en zelfstandig behandelklinieken
niet toereikend zijn als gevolg van de Covid-pandemie, er vroegtijdig bilaterale,
lokale gesprekken starten met als mogelijk resultaat een aanvulling op de huidige
contractuele afspraken 2021.
Herstel van zorgprofessionals
Het opschalen van de zorg naar het normale niveau en het daarbovenop verlenen van
zorg die moet worden ingehaald, vraagt opnieuw veel van zorgprofessionals in de gehele
zorgketen en is alleen mogelijk met voldoende zorgprofessionals. We kunnen echter
niet verwachten dat zorgprofessionals direct na de top van de derde golf met dezelfde
intensiteit aan de inhaalzorg en aan het inhalen van stages die niet doorgingen gaan
werken. Dit vraagt van ziekenhuizen een zorgvuldige afweging bij de opschaling, waarin
de professionals zeggenschap hebben en hun herstelbehoefte wordt meegenomen. Daarnaast
is het nodig dat mensen die dat nodig hebben ook begeleiding kunnen krijgen. Dat betreft
niet alleen mentale ondersteuning maar kan ook bestaan uit goede re-integratie naar
het werk. Het is van groot belang dat partijen hierin samen optrekken. Ik waardeer
dan ook het initiatief van de FMS en de V&VN, om met betrokkenheid van VWS en de NZa
een herstelplan voor zorgprofessionals op te stellen, waarin ik zaken als hersteltijd,
behoud van zorgprofessionals, flexibel en versneld opleiden, zeggenschap, de inzet
en begeleiding van stagiairs en aandacht voor mentale ondersteuning verwacht terug
te zien.
Het is heel belangrijk dat zorgprofessionals zeggenschap hebben in de plannen voor
de volgende fase. Dat FMS en V&VN hierin samen optrekken vind ik daarvan een mooi
voorbeeld. Zij doen dit in nauwe afstemming met artsen, verpleegkundigen, verzorgenden,
verpleegkundig specialisten, paramedici en ok-medewerkers. Hun betrokkenheid bij de
plannen voor de volgende fase is van groot belang. Niet alleen op het landelijke niveau
via koepels, maar vooral ook bij de zorgorganisaties zelf. Ik zal daar expliciet aandacht
voor vragen in het herstelplan. De focus van het herstelplan is zorgbreed en is niet
alleen gericht op de ziekenhuizen. Ik zie naast de reeds bestaande medezeggenschapsorganen
nog meer initiatieven om zeggenschap te bevorderen. Denk aan de intrede van steeds
meer CNO’s, Verpleegkundige Advies Raden en Verpleegkundige Stafbesturen in zorginstellingen.
Daarbij komt dat reeds bestaande platforms op dit vlak steeds professioneler worden
en ook beter betrokken worden door raden van bestuur. In de komende periode waarin
herstel van de reguliere zorg hand in hand moet gaan met herstel van zorgprofessionals,
moet de betrokkenheid van zorgprofessionals het vertrekpunt worden bij deze processen
binnen organisaties. Er zijn al verschillende initiatieven om zeggenschap te bevorderen.
In de ene sector meer/anders vormgegeven dan in de andere, maar er is brede aandacht
voor:
– Tweejaarlijkse enquêtes over hoe zorgprofessionals hun autonomie ervaren als onderdeel
van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn, waarmee (bij)gestuurd kan
worden op de initiatieven.
– V&VN verzorgt leiderschapstrainingen die er mede op zijn gericht om niet alleen de
focus te leggen op méér zeggenschap, maar bijvoorbeeld ook op hoe je effectief kan
opereren binnen de informele structuren van besturen.
– Mogelijkheden om inspraak van zorgprofessionals een plaats te geven binnen cao-kaders.
In de VVT is afgesproken om adviesraden in te stellen die betrokken worden bij het
beleid van de instelling. In de GGZ wordt inspraak van zorgprofessionalsgeregeld via
een medische staf.
− Kennisdeling over zeggenschap wordt bevorderd via het platform professionele zeggenschap.
− De IGJ heeft binnen haar toezicht aandacht voor het bevorderen van inspraak, samenspraak
en tegenspraak in zorginstellingen. Zo blijkt uit de sectorrapportage toezicht op
de medisch specialistische zorg van september 2020, waarin is gereflecteerd op de
COVID-zorg tijdens de eerste golf, dat de betrokkenheid van verpleegkundigen in het
algemeen bij de besturing van het ziekenhuis en in het bijzonder in de crisisorganisatie
als een belangrijke les moet worden gezien15.
− Ook spreekt de IGJ tijdens inspectiebezoeken regelmatig met de VAR, het VSB of een
andere vertegenwoordiging van verpleegkundigen en stimuleert de IGJ het betrekken
en vergroten van de rol van verpleegkundigen bij de organisatie van de zorg.
Ik ben blij dat de veldpartijen het initiatief hebben genomen om met een voorstel
te komen hoe opvolging te geven aan het advies van de CNO «Niets over ons, zonder
ons»16 en de daaropvolgende verkenning van prof. dr. N.M. van Gestel. Daarover zijn de afgelopen
maanden gesprekken met de partijen gevoerd resulterend in een gezamenlijk plan van
werkgevers- en werknemersorganisaties en de beroepsverenigingen V&VN en NU»91 hoe
zij branche specifiek invulling willen geven aan het thema professionele zeggenschap
voor verpleegkundigen, verzorgenden en verpleegkundig specialisten. Dit plan stuur
ik u mee als bijlage17 bij deze brief. Kort samengevat bestaan de vijf vervolgstappen uit de volgende onderdelen:
1. Kwaliteit van zorg als uitgangspunt voor professionele zeggenschap
2. Opleiden en ontwikkelen om professionele zeggenschap uit te oefenen;
3. Loopbaanpaden met passend functiehuis;
4. Vernieuwing in professionele zeggenschap;
5. Monitoring van de ontwikkeling van professionele zeggenschap op landelijk niveau.
Een vervolgstap is een nadere uitwerking van het plan. Aangezien het kabinet demissionair
is, laat ik de besluitvorming hierover aan een volgend kabinet. Desalniettemin ben
ik verheugd dat het thema zeggenschap door eerdergenoemde partijen voortvarend en
in gezamenlijkheid wordt opgepakt.
4. Hoe komt de zorg beter uit deze crisis?
Nu het aantal patiënten met COVID-19 in de ziekenhuizen daalt, gaan we langzaam naar
een situatie waarin nog steeds Covid-zorg wordt verleend, maar dat deze zorg niet
meer de heersende druk op de zorgketen veroorzaakt. Het «kader passende inhaalzorg»
en het herstelplan voor zorgprofessionals zijn eerste stappen terug naar de situatie
voor COVID-19, maar ook een stap vooruit naar een toekomstbestendigere organisatie
van zorg. Samen met veldpartijen en toezichthouders denk ik na over de manier waarop
we in de toekomst beter voorbereid kunnen zijn op crisissituaties, hoe we meer en
flexibeler opleiden kunnen stimuleren en hoe we ervoor zorgen dat zorgprofessionals
hun werk zo goed mogelijk willen en kunnen blijven doen.
Beter voorbereid op toekomstige crisissituaties
De uitbraak van de coronapandemie heeft een zeer grote impact op het Nederlands zorgstelsel
en op de maatschappij als geheel. Er liggen grote structurele vraagstukken voor ons
over de manier waarop ons zorglandschap is voorbereid op de toekomst. Het moet robuuster,
stootvaster en flexibeler zodat we niet alleen de crisis van gisteren en vandaag aankunnen
maar vooral ook mogelijke crisissituaties die we nu niet kennen of kunnen bedenken.
Hierbij denk ik aan:
– Het behouden en uitbouwen van een vorm van zorgcoördinatie
– Het behouden van de versterkte samenwerking binnen en tussen de zorgsectoren en tussen
regio’s
– Het versnellen en verdiepen van de digitalisering en hybride ontwikkelingen
– De inrichting van ons zorglandschap
– Regie en aansturing in tijden van crisis
– Optimale data-uitwisseling
– Voldoende persoonlijke beschermings- en geneesmiddelen
– Goede richtlijnen voor hygiëne en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
– Een flexibele capaciteit van materiaal
– Een flexibele capaciteit van medisch geschoolde zorgprofessionals (incl. de benodigde
opleidingsinspanningen).
We zullen op dit vlak nog de nodige geleerde lessen moeten ophalen en vervolgens deze
en andere vraagstukken uitwerken samen met alle betrokken partijen. Dit moeten we
niet overhaast doen. Besluitvorming over de crisisbestendigheid van de zorg in de
toekomst laat ik over aan het nieuwe kabinet. Wel zorgen we ervoor dat de bouwstenen
voor deze discussie klaarstaan.
Ik voer in dit kader tevens een verkenning uit in lijn met de motie van de leden Pieter
Heerma en Wilders18 die verzocht onderzoek te doen naar een Nationale Zorgreserve die kan worden ingezet
tijdens een pandemie, ramp of terreuraanslag. Ik zal u voor de zomer informeren over
de voortgang van deze verkenning. Ondertussen trachten de initiatieven Extra Handen
voor de Zorg en Extra Zorg Samen zoveel mogelijk mensen met een zorgachtergrond te
werven en te behouden voor de zorg. Deze ervaringen worden betrokken in de verkenning
die thans wordt uitgevoerd naar een Nationale Zorgreserve, waarbij in ieder geval
het bestand aan vrijwilligers beschikbaar blijft.
Meer en flexibel opleiden
De huidige crisis heeft ons eens te meer laten zien dat het van belang is dat ziekenhuizen
voldoende gekwalificeerde zorgprofessionals opleiden. Er is al jaren sprake van een
tekort aan (gespecialiseerde) verpleegkundigen. Het kostendekkend financieren van
deze opleidingen heeft er de afgelopen jaren niet toe geleid dat voldoende professionals
werden opgeleid. Ook was er reeds voor de huidige pandemie sprake van onvoldoende
begeleidingscapaciteit voor stagiairs in zorgopleidingen. Door de pandemie is de begeleidingscapaciteit
nog minder geworden, omdat alle capaciteit nodig was om zorg te verlenen.
Om sterker uit deze crisis te komen zal dan ook meer moeten worden ingezet op flexibeler
en – waar mogelijk – verkort opleiden. Ook is het van belang dat zorgprofessionals
zich gedurende hun loopbaan kunnen blijven ontwikkelen doordat de mogelijkheden tot
bij- en nascholing goed op orde zijn en scholing door de werkgever ook worden aangemoedigd
en gestimuleerd. Op deze manier kan adequater worden ingesprongen op situaties als
de huidige; opleiden draagt bij aan een wendbaarder arbeidsmarkt. Sinds 2018 stimuleer
ik met dit doel voor ogen het programma CZO Flex Level om de verpleegkundige vervolgopleidingen
(specialisaties) te flexibiliseren door ze uit modules op te bouwen. Tevens bezie
ik met partijen op welke wijze de medisch ondersteunende opleidingen (o.a. de opleiding
tot operatieassistent en anesthesiemedewerker) flexibeler vormgegeven kunnen worden.
Het belang hiervan is door de pandemie nogmaals benadrukt. Om die reden is in 2020
versneld gestart met de Basis Acute Zorg (BAZ)-opleiding. Met de BAZ-opleiding worden
verpleegkundigen opgeleid om in de acute zorg te werken (Spoedeisende hulp, Intensive
Care, Ambulance en hartbewaking). Zij kunnen met deze opleiding snel aan de slag op
deze afdelingen en zijn flexibel inzetbaar in de acute zorg. Na deze opleiding kunnen
zij doorstromen in een opleiding tot gespecialiseerd verpleegkundige in het acute
cluster, zoals IC-verpleegkundige.
Een andere belangrijke voorwaarde voor het creëren van meer opgeleide zorgprofessionals
is het kunnen aanbieden van voldoende stageplaatsen met bijbehorende begeleidingscapaciteit
voor de initiële opleidingen in het MBO en het HBO. Zoals eerder gezegd was het tekort
aan stagebegeleiding reeds voor de pandemie een probleem, maar het nam verder toe
door de pandemie. Door dit tekort worden minder mensen voor de zorg opgeleid dan nodig,
of lopen studenten vertraging van hun opleiding op waardoor ze minder snel beschikbaar
komen voor de zorg. Het is noodzakelijk om meer stageplaatsen aan te gaan
bieden en de begeleidingscapaciteit op een slimme wijze vrij te maken. Hierdoor wordt
de huidige capaciteit zo min mogelijk belast, maar wordt de capaciteit van de zorg
als geheel voor de (nabije) toekomst wel versterkt met afgestudeerden die een volwaardige
en kwalitatief goede stage hebben doorlopen. Het aanbieden van stageplekken en het
begeleiden van stagiaires moet daartoe binnen zorginstellingen prioriteit hebben en
onderdeel worden van de reguliere werkzaamheden, zodat de tekorten kunnen worden teruggebracht
en de inhaalzorg wordt gefaciliteerd. Dit is geen gemakkelijke opgave. Daarom verken
ik op dit moment samen met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en in
nauwe samenwerking met betrokken partijen welke mogelijkheden er zijn om stagebegeleiding
in het MBO en HBO op zo efficiënt mogelijke wijze vorm te geven met behoud van kwaliteit.
De resultaten van deze verkenning verwachten wij vlak na het zomerreces aan uw Kamer
te zenden, zodat de resultaten daarvan al kunnen worden benut voor het aankomende
studiejaar. De stagetekorten terugdringen lukt ons alleen als het aanbieden van stages
en het begeleiden van stagiairs binnen zorginstellingen prioriteit heeft en onderdeel
is van de reguliere werkzaamheden, waar zorgprofessionals dan ook meer tijd en ruimte
voor krijgen.
Zorgprofessionals ondersteunen zodat zij hun werk zo goed mogelijk kunnen en willen
blijven doen.
Het herstel van de zorg vindt plaats in de context waarin schaarste aan personeel
een dagelijkse realiteit is, en zal blijven. Het is daarom nodig er blijvend in te
zetten dat zorgprofessionals hun werk zo goed mogelijk willen en kunnen blijven doen.
Op Prinsjesdag heb ik daarom een breed pakket aan maatregelen aangekondigd dat erop
gericht is om het werken in de zorg aantrekkelijker te maken. Het kabinet heeft structureel
hiervoor extra middelen vrij gemaakt, oplopend tot € 130 miljoen per jaar vanaf 2023.
Ik ga in de komende periode samen met de verschillende betrokken partijen kijken hoe
vervolg kan worden gegeven aan het SER-advies «Aan de slag voor de zorg»19. Ik ben erg blij met dit brede en integrale advies dat de zorgprofessional centraal
stelt. Het geeft duidelijke handvatten aan de verschillende betrokken partijen om
de aantrekkelijkheid van de zorg via allerlei facetten te vergroten. Ik wil dan ook
graag samen met partijen nagaan hoe het advies in concrete opties kan worden vervat
ten behoeve van een nieuw kabinet. Na de zomer zal ik uw kamer hierover informeren.
Tot slot
Door de dalende aantallen Covid-patiënten in de ziekenhuizen, kunnen de komende maanden
meer in het teken gaan staan van het herstel van zorgprofessionals en het inhalen
van de zorg waar patiënten op hebben moeten wachten. Ik vind het heel belangrijk dat
er voor zowel de patiënten als de zorgprofessionals duidelijkheid is over wat zij
kunnen verwachten. Dat vraagt van de sector om inzicht te creëren, goed samen te werken,
de zorgprofessional te betrekken en goed te communiceren, De plannen in deze brief
bieden daarvoor de basis.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Indieners
-
Indiener
T. van Ark, minister voor Medische Zorg