Brief regering : Voortgang forensische zorg
33 628 Forensische zorg
Nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 mei 2021
Op 3 december 2020 informeerde ik uw Kamer over de voortgang van de maatregelen die
zijn genomen ter verbetering van het stelsel forensische zorg. In deze brief zet ik
de stappen uiteen die sindsdien zijn gezet. Allereerst ga ik daarbij in op de eindevaluatie
van de verbetermaatregelen die zijn ingevoerd naar aanleiding van de rapporten van
de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna:
inspecties) en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna: OVV) over het detentieverloop
van Michael P. Vervolgens ga ik in op de voortgang van het brede pakket van maatregelen
en acties die de afgelopen jaren zijn ingezet om de forensische zorg te versterken.
Dit doe ik aan de hand van de thema’s in de bestuurlijke agenda forensische zorg die
ik dit najaar samen met de sector heb vastgesteld en aan uw Kamer heb aangeboden.
1. Implementatie maatregelen detentieverloop Michael P.
Eindevaluatie maatregelen
In 2019 en 2020 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van de
maatregelen die ik heb genomen na de kritische onderzoeken van de inspecties en de
OVV naar het detentieverloop van Michael P. De door mij aangekondigde onafhankelijke
toets op de implementatie is inmiddels door Significant Public afgerond. Bij deze
brief bied ik u het rapport «Onafhankelijke toets op de implementatie van de verbetermaatregelen. Een onderzoek
naar de implementatie en effecten van de verbetermaatregelen naar aanleiding van de
casus Michael P.» aan1. Hieronder ga ik in op de belangrijkste bevindingen en geef ik mijn reactie.
Bevindingen onafhankelijke toets
Significant concludeert dat de maatregelen zijn geïmplementeerd, op het vastleggen
van enkele (reeds geïmplementeerde) afspraken in onderliggende regelgeving na. De
aanpassingen in regelgeving – te weten de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
van gedetineerden (Spog) en de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Tvi)
– liggen thans voor advies bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming
(RSJ). Na ontvangst van de adviezen verwacht ik dat de wijzigingen op korte termijn
in werking kunnen treden.
De onderzoekers concluderen dat sinds de invoering van de maatregelen meer zicht is
op risico’s bij de uitplaatsing van de doelgroep veroordeelden voor een ernstig gewelds-
of zedendelict, dat risico’s zwaarder worden meegewogen in het proces van uitplaatsing
en dat de waarborgen voor het toekennen van vrijheden zijn verbeterd. Dat blijkt mede
uit een daling van het aantal uitplaatsingen in 2020 ten opzichte van 2018 op grond
van artikel 15, vijfde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) en artikel
43, derde lid, van de Pbw.
De onderzoekers wijzen erop dat minder uitplaatsingen in zekere zin een gewenst neveneffect
kan zijn, daar waar een grotere focus op maatschappelijke veiligheid en risico’s ertoe
leidt dat bepaalde gedetineerden niet worden uitgeplaatst. Significant wijst er echter
ook op dat ook sprake kan zijn van (deels) ongewenste neveneffecten, daar waar knelpunten
in het nieuwe werkproces tot gevolg kunnen hebben dat gedetineerden die daar wel voor
in aanmerking zouden kunnen komen niet of later worden uitgeplaatst. De onderzoekers
bevelen aan het gebruik van de delictanalyse als voorwaarde voor uitplaatsing te heroverwegen.
Weliswaar staat de waarde van de delictanalyse voor een behandeling buiten kijf, maar
zijn er twijfels over de toegevoegde waarde van dit instrument ten behoeve van het
besluit om iemand wel of niet uit te plaatsen.
Beleidsreactie
Ik ben blij dat het rapport bevestigt dat met de invoering van de maatregelen het
risicobewustzijn rond de uitplaatsing van de doelgroep veroordeelden voor een ernstig
gewelds- of zedendelict is toegenomen, dat risico’s goed in beeld zijn en ook daadwerkelijk
worden meegewogen, en dat vrijheden alleen onder goede waarborgen worden toegekend.
Wel vind ik dat voor een goede werking van de forensische zorg er voldoende oog moet
blijven voor het belang van een goede behandeling en re-integratie van deze doelgroep.
Detentie is immers eindig en een veilige en verantwoorde terugkeer naar de samenleving
is van groot belang. Uiteraard betekent het feit dat een gedetineerde niet wordt uitgeplaatst
niet dat diegene verstoken blijft van behandeling. Behandeling kan ook plaatsvinden
in een penitentiair psychiatrisch centrum of gedurende een voorwaardelijk deel van
de straf. Ik wil echter dat behandeling in een forensische kliniek een realistische
mogelijkheid blijft in die gevallen waarin dat ook echt nodig is en veilig kan. In
dat kader neem ik een aantal aanbevelingen over.
Allereerst neem ik de aanbeveling over om gericht een aantal casussen te volgen van
zowel uitgeplaatste gedetineerden als van gedetineerden waarbij het traject van uitplaatsing
is stopgezet. Hiermee kan voor beide groepen de aard en het verloop van de behandeling
en van de voorbereiding op terugkeer inzichtelijk worden gemaakt. Zo krijgen we voor
beide groepen nog beter in beeld hoe behandeling en re-integratie vorm krijgen. Ik
zal dan ook op dit punt nader onderzoek initiëren.
Ten tweede wordt een aantal aanbevelingen gedaan om het werkproces dat is ingericht
ten behoeve van het besluit tot uitplaatsing te verbeteren. Ik herken dat deze werkprocessen
complex zijn en tijd vergen. Ik pak de aanbevelingen van Significant over de complexe
procedures in samenwerking met de ketenpartners op bij het verdere stroomlijnen van
de werkprocessen. Uiteraard mag dit niet ten koste gaan van zorgvuldigheid en de nadruk
op het wegen van risico’s en maatschappelijke veiligheid.
Ten derde wordt aanbevolen om het gebruik van de delictanalyse als voorwaarde voor
uitplaatsing te heroverwegen. Hier wil ik echter zorgvuldig naar kijken. De belangrijkste
reden voor mij om een delictanalyse verplicht te stellen was immers dat daarmee geborgd
is dat het oorspronkelijke gewelds- en/of zedendelict scherp in beeld is op het moment
dat over uitplaatsing wordt besloten. De onderzoekers concluderen echter dat de delictanalyse
als doel heeft inzicht te krijgen in de factoren die hebben bijgedragen aan het plegen
van een delict, waardoor mede richting gegeven kan worden aan de behandeling. Onderzoekers
stellen vraagtekens bij de geschiktheid van de delictanalyse als instrument om antwoord
te geven op de vraag of iemand mag worden uitgeplaatst. Daarbij is de toepassing van
de delictanalyse in het uitplaatsingsproces zeer tijds- en arbeidsintensief. Om die
reden adviseren zij dit te heroverwegen. Ik heb een aantal experts op dit gebied gevraagd
samen met DJI, zorgaanbieders en reclassering in beeld te brengen of de delictanalyse
op een zinvolle wijze bijdraagt aan het besluit om wel of niet uit te plaatsen naar
een forensische zorginstelling. Als blijkt dat het oorspronkelijke delict ook reeds
via andere waarborgen (bijvoorbeeld via de verplichte risicotaxatie) consequent in
beeld is, kan mogelijk worden afgezien van een delictanalyse als verplichting voorafgaand
aan uitplaatsing. Ik informeer uw Kamer in een volgende voortgangsbrief over de uitkomsten.
Evaluatie aanpak weigerende observandi
Ook wil ik kort stilstaan bij de aanpak weigerende observandi, die onderdeel uitmaakte
van de maatregelen. Sinds eind 2019 is de regeling weigerende observandi in de Wet
forensische zorg van kracht, waarmee het als ultimum remedium mogelijk is geworden
dat de Adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi (hierna: de commissie)
op last van het openbaar ministerie medische gegevens opvraagt over een weigerende
observandus. Deze gegevens kunnen vervolgens worden betrokken bij het opstellen van
een gedragsdeskundige rapportage. De regeling is een belangrijk instrument om de problematiek
van weigerende observandi aan te pakken, naast overige maatregelen zoals de methodiek
die wordt gehanteerd bij moeilijk onderzoekbare observandi in het Pieter Baan Centrum
en de aandacht voor kennisopbouw bij rechtspraak en openbaar ministerie over de tbs-oplegging
en weigerende observandi. Sinds de start van de commissie heeft het openbaar ministerie
nog geen last verstrekt aan de adviescommissie. Wel lijkt uit analyses van rechtspraak
en uit gesprekken tussen de commissie, het openbaar ministerie en het Pieter Baan
Centrum naar voren te komen dat rechters de afgelopen jaren meer aanknopingspunten
hebben om te kunnen komen tot oplegging van de tbs-maatregel.
Zoals ik uw Kamer eerder heb toegezegd, onder meer tijdens de plenaire behandeling
van de Wet forensische zorg, wordt de aanpak weigerende observandi door het WODC geëvalueerd.
Gelet op het feit dat de regeling weigerende observandi tot op heden nog niet is ingezet,
zal ik meer tijd nemen voor deze evaluatie. Ik hoop in het voorjaar van 2023 de resultaten
aan uw Kamer te kunnen sturen.
2. Voortgang acties uit de bestuurlijke agenda
Hieronder schets ik de voortgang op het brede pakket aan maatregelen en acties op
het terrein van forensische zorg aan de hand van de thema’s zoals benoemd in de bestuurlijke
agenda forensische zorg die ik dit najaar met de sector heb vastgesteld. In de bestuurlijke
agenda zijn gemeenschappelijke uitgangspunten vastgelegd die helpen bij het versterken
van de forensische zorg. Sindsdien is een aantal belangrijke stappen gezet op het
gebied van kwaliteit en effectiviteit.
a. Doelmatigheid en doeltreffendheid forensische zorg
Samen met de sector streef ik naar een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke forensische
zorg. Ik wil beter kunnen sturen op de capaciteit, waarbij het uitgangspunt is dat
de juiste patiënt op de juiste plek zit. Om dit te bewerkstelligen is meer inzicht
nodig in de doorstroom en uitstroom van forensische cliënten. Daarom werk ik aan een
nieuwe inkoopsystematiek en aan het verbeteren van ICT-systemen en dataverzameling.
Nieuwe inkoopstrategie
In de bestuurlijke agenda heb ik met de sector vastgelegd dat een nieuwe inkoopstrategie
zal worden ontwikkeld die beter aansluit bij de doelen, zowel die van DJI als die
van zorgaanbieders. De huidige manier van inkopen levert in de praktijk namelijk voor
zowel DJI als zorgaanbieders knelpunten op. Zo ervaart DJI beperkte mogelijkheden
tot sturing op kwaliteit en capaciteit. Zorgaanbieders zijn op hun beurt op zoek naar
het meer gezamenlijk met DJI aanpakken van knelpunten in de keten.
Uw Kamer heeft zorgen omtrent de huidige manier van inkopen, zo blijkt uit de motie
van de leden Van Nispen (SP) en Van Toorenburg (CDA) die mij oproept scenario’s voor
het terugdringen van de marktwerking te onderzoeken.2 Waar uw Kamer de oplossing lijkt te zoeken in het terugdringen van marktwerking,
zie ik in het huidige stelsel voldoende mogelijkheden om genoemde knelpunten aan te
pakken. Ik heb daarom onderzoek uitgezet naar de mogelijkheden om de forensische zorg
beter in te kopen. Het rapport bied ik met deze brief aan uw Kamer aan3.
Het rapport bevestigt dat DJI in het huidige stelsel wettelijk verplicht is forensische
zorg in te kopen middels een Europese aanbesteding. Aan de voorwaarden voor de uitzondering
op de aanbestedingsplicht, de zogeheten «quasi-inbesteding», wordt bij de inkoop van
forensische zorg niet voldaan. Uit het adviesrapport blijkt ook dat er in het huidige
stelsel en onder de geldende wet- en regelgeving mogelijkheden zijn om kwaliteit en
inhoud meer dan nu het geval is leidend te laten zijn bij de inkoop van forensische
zorg. Deze mogelijkheden benut ik graag. Een andere manier van inkopen biedt DJI de
mogelijkheid om betere afspraken met zorgaanbieders te kunnen maken zodat beter op
kwaliteit en capaciteit gestuurd kan worden.
Ik licht de belangrijkste elementen van het advies toe. Ten eerste wordt geadviseerd
niet langer met een open house-procedure de forensische zorg in te kopen. Door een
andere procedure te hanteren (het rapport adviseert een zogeheten SAS-procedure met
een dialoogfase) ontstaan meer mogelijkheden om eisen te stellen aan kwaliteit en
om op basis hiervan te gunnen aan zorgaanbieders die aantoonbaar de gewenste kwaliteit
kunnen leveren.4 In tegenstelling tot de open house-procedure zouden dan ook afspraken gemaakt kunnen
worden over de hoeveelheid in te kopen zorg.
Ten tweede wordt geadviseerd om landschapsgericht aan te besteden. Dit houdt in dat
er aparte aanbestedingen worden gehouden, gericht op verschillende segmenten zorgaanbieders.
Het onderscheid tussen deze segmenten wordt niet gemaakt op basis van het type zorg
dat wordt geleverd, maar op basis van kenmerken van de zorgaanbieder. Voorbeelden
zijn het hebben van een landelijk of juist regionaal aanbod of de mate van specialisatie.
Door de aanbesteding per segment te organiseren kunnen gerichtere afspraken worden
gemaakt die passend zijn voor dat type zorgaanbieder.
Het laatste belangrijke onderdeel van het advies is het aangaan van langere raamovereenkomsten.
Op dit moment sluit DJI overeenkomsten af die twee jaar gelden, met de mogelijkheid
tot verlenging. DJI en zorgaanbieders zijn samen voor dezelfde maatschappelijke opgave
verantwoordelijk, namelijk goede en betaalbare forensische zorg. Vanwege deze gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor veilige en kwalitatief goede forensische zorg bestaat de
wens voor een meer duurzame samenwerkingsrelatie. Vanuit deze gedachte wordt geadviseerd
om langere overeenkomsten aan te gaan.
DJI start nu met het voorbereiden en vormgeven van de komende aanbesteding van forensische
zorg en maakt daarbij gebruik van het adviesrapport. Om dit zorgvuldig te doen is
tijd nodig. Zo moet onder andere worden uitgewerkt hoe het kwaliteitskader forensische
zorg gebruikt kan worden bij de inkoop. Dit komt bovenop de invoering van een nieuwe
bekostigingsmethodiek per 1 januari 2022. Ook dat vraagt van zowel DJI als de zorgaanbieders
een forse inspanning. Daarom heb ik na overleg met de zorgaanbieders besloten de huidige
contracten, die 31 december van dit jaar zouden aflopen, met één jaar te verlengen,
zodat DJI en zorgaanbieders zich eerst kunnen richten op het invoeren van de nieuwe
bekostigingssystematiek en zodoende voldoende tijd hebben om de nieuwe inkoopprocedure
zorgvuldig voor te bereiden en vervolgens uit te voeren. Ik verwacht dat de (raam)overeenkomsten
met zorgaanbieders vanaf 2023 volgens de nieuwe aanbestedingsprocedure afgesloten
zullen worden. In de volgende voortgangsbrief informeer ik uw kamer over de stand
van zaken.
Verbetering ICT-systemen DJI
In mijn brief van 14 oktober 2020 over de rapporten van de inspecties over de tenuitvoerlegging
van de tbs-maatregel, heb ik aangekondigd dat ik laat onderzoeken hoe de ICT-systemen
van DJI verbeterd kunnen worden en effectiever kunnen worden ingericht.5 De benodigde verbeteringen zijn inmiddels in kaart gebracht. Deze verbeteringen moeten
ervoor zorgen dat er een beter en concreter inzicht ontstaat in de door- en uitstroom
van forensische patiënten. Met dit inzicht kan beter en effectiever worden gestuurd
op de bezetting en kunnen wachttijden worden verminderd. Ook wil ik met deze aanpassingen
onder andere de informatie-uitwisseling optimaliseren en verwacht ik dat hiermee onnodige
administratieve lasten worden teruggebracht.
Het traject is opgedeeld in verschillende fases. Inmiddels is de eerste fase van start
gegaan. Tijdens deze eerste fase worden door DJI de aanpassingen doorgevoerd die nodig
zijn voor trajectindicaties (die het gehele forensische traject tijdens de strafrechtelijke
titel omvatten) en het nieuwe bekostigingsmodel voor de ggz en forensische zorg.
Capaciteit forensisch beschermd wonen
In bovengenoemde brief van 14 oktober 2020 heb ik ook aangegeven aanleiding te zien
om extra capaciteit voor forensisch beschermd wonen te realiseren.6 Met deze extra plekken verwacht ik de doorstroom vanuit de FPC’s te verbeteren en
de druk op de gehele keten te verminderen. DJI heeft het afgelopen jaar 183 extra
plekken gerealiseerd. Voor 2021 is de verwachting dat nog circa honderd extra plekken
kunnen worden gerealiseerd. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende commitment
is van gemeenten om de forensische doelgroep op te vangen aan het einde van hun strafrechtelijke
titel. Conform de bestuurlijke agenda ben ik samen met zorgaanbieders met gemeenten
in gesprek om de samenwerking tussen de forensische zorg en gemeenten te verbeteren
en de dilemma’s die partijen ervaren in de resocialisatie van cliënten aan te pakken.
b. Kwaliteit en professionaliteit forensische zorg verder versterken
Van psychiaters in een tbs-kliniek, tot groepsbegeleiders in het forensisch beschermd
wonen: met hoogwaardige behandeling, begeleiding en beveiliging draagt de forensische
zorg bij aan een veilig Nederland. Aan het waarborgen van de kwaliteit van forensische
zorg blijf ik, samen met de sector, prioriteit geven.
Kwaliteitskader forensische zorg
Eerder kondigde ik aan dat ik de kwaliteit van de forensische zorg beter wil verankeren
door de ontwikkeling van een kwaliteitskader.7 Hierin wordt door de sector gezamenlijk vastgelegd wat onder goede forensische zorg
wordt verstaan. Dat biedt transparantie en houvast voor professionals en andere bij
de forensische zorg betrokken partijen. Een uitgewerkt kwaliteitskader draagt er ook
aan bij dat DJI bij de inkoop scherper kan stellen aan welke kwaliteitseisen een zorgaanbieder
moet voldoen. Hiermee zorgen we ervoor dat alleen zorgaanbieders worden gecontracteerd
die goede kwaliteit kunnen leveren.
De ontwikkeling van het kwaliteitskader verloopt voorspoedig. Het kwaliteitskader
is in concept gereed. Op dit moment voert de Nederlandse Zorgautoriteit op mijn verzoek
een financiële toets uit op het kwaliteitskader. Aan de hand van de resultaten hiervan,
die in juni van dit jaar worden verwacht, ga ik in overleg met de branches en beroepsgroepen
om te kijken of het conceptkwaliteitskader kan worden vastgesteld of aanpassing behoeft.
Na vaststelling van het (aangepaste) kwaliteitskader wordt het aan het Zorginstituut
aangeboden ter opname in het Register van het Zorginstituut. Naar verwachting zal
dat dit najaar plaatsvinden. Op dit moment bekijkt DJI hoe het kwaliteitskader forensische
zorg gebruikt kan worden bij de inkoop, zodat aan de voorkant beter op kwaliteit ingekocht
kan worden en zodat tijdens de contractperiode in contractmanagementgesprekken met
zorgaanbieders gesproken kan worden over kwaliteit en wat DJI en zorgaanbieders daarin
van elkaar mogen verwachten. Ik streef ernaar dat het kwaliteitskader per 1 januari
2022 in werking kan treden. Daarbij zal vervolgens sprake zijn van een overgangsfase,
zodat de sector voldoende tijd krijgt het kwaliteitskader zorgvuldig te implementeren.
Vanaf 2024 dienen alle zorgaanbieders te voldoen aan het kwaliteitskader.
Kwaliteit en veiligheid penitentiair psychiatrische centra
Eerder liet ik u weten dat de bevindingen van het onderzoek naar de randvoorwaarden
voor goede zorg en veiligheid in de penitentiair psychiatrische centra (PPC’s) aanleiding
vormden om helder in kaart te brengen welke plaats de PPC’s innemen in het forensische
zorgstelsel.8 Daarvoor is recent een vervolgonderzoek gestart. De resultaten van dit onderzoek
worden na de zomer verwacht. Dit onderzoek zal de basis vormen voor een herijkte visie
op de PPC’s zodat beter gestuurd kan worden op de benodigde capaciteit, de middelen
en het behandelaanbod.9 In het najaar bericht ik uw Kamer over de resultaten van het onderzoek.
Voortgang Taskforce forensische zorg
De Taskforce forensische zorg is in oktober 2018 opgericht om de afspraken uit de
Meerjarenovereenkomst 2018–2021 te realiseren.10 Daarbij richt zij zich op drie hoofdthema’s: vermindering van administratieve lasten,
arbeidsmarktaanpak en kwaliteit van zorg. Dit jaar is het laatste jaar van de Taskforce.
Om die reden staan de werkzaamheden van de Taskforce in 2021 in het teken van het
implementeren en borgen van de verschillende thema’s. Daarbij vergen sommige projecten
die zijn opgepakt door de Taskforce of andere partijen naar verwachting nog inspanningen
na 1 januari 2022. Op dit moment werkt de Taskforce naar een afronding en overdracht
toe en wordt tegelijkertijd nog volop ingezet op de drie thema’s. In december 2021
verwacht ik het afrondende rapport, wat ik dan ook aan uw Kamer zal sturen.
c. Versterken ketensamenwerking en continuïteit van zorg
In de verbetering van de forensische zorg zijn ketensamenwerking en continuïteit van
(forensische) zorg belangrijke speerpunten. Onder dat thema is de afgelopen periode
voortgang geboekt op een aantal onderwerpen, waar ik in deze paragraaf kort bij stil
sta.
Aanpak knelpunten gemaximeerde tbs-maatregel
In mijn voortgangsbrief van 3 december 2020 heb ik toegelicht op welke wijze ik de
knelpunten rondom gemaximeerde tbs aan wil pakken.11 Het voornaamste knelpunt is dat tbs-gestelden aan wie gemaximeerde tbs is opgelegd
vaak niet goed meewerken aan de behandeling, omdat de maatregel hoe dan ook na uiterlijk
vier jaar eindigt. Hierdoor bestaat het risico dat deze doelgroep na afloop van de
maatregel nog steeds een gevaar voor de samenleving vormt. Ik vind het belangrijk
dat bij aanvang van de tbs-maatregel de loop van het gehele behandeltraject in kaart
wordt gebracht. Bij gemaximeerde tbs is sprake van een ander en korter traject dan
bij niet-gemaximeerde tbs. Daarom zijn maatwerk, efficiënte aansluiting op vervolgzorg
en tijdige (bij)sturing in het bijzonder van belang. In mei wordt in samenwerking
met de sector voor de gemaximeerde tbs gestart met een landelijke pilot met trajectindicaties.
Deze trajectindicaties worden momenteel voor de overige forensische zorg al ontwikkeld.
In het kader van de pilot wordt voor alle justitiabelen die vanaf dat moment gemaximeerde
tbs wordt opgelegd, een trajectindicatie afgegeven. Hierin wordt zo concreet mogelijk
het (behandel)traject van de maatregel omschreven en (indien mogelijk) een inschatting
van het perspectief na de tbs-maatregel. Daarmee krijgen tbs-gestelden meer inzicht
in hun behandeltraject en worden ze aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid,
ook voor wat na hun tbs-maatregel volgt. Na een jaar wordt deze pilot geëvalueerd
en wordt bezien of en zo ja, op welke manier, deze werkwijze kan worden bestendigd.
Ik houd uw Kamer op de hoogte over de voortgang.
Onderzoek verbeteringen forensisch psychiatrisch toezicht
In mijn reactie van 14 oktober 2020 op de inspectierapporten over de tenuitvoerlegging
van de tbs-maatregel heb ik aangekondigd te laten onderzoeken hoe het forensisch psychiatrisch
toezicht (het samenwerkingsverband tussen FPC, reclassering en eventueel vervolgvoorziening
gedurende de resocialisatie van een tbs-gestelde, hierna: FPT) kan worden aangescherpt
(Kamerstuk 29 452, nr. 239). Hierin zijn de knelpunten meegenomen die de inspectie naar voren heeft gebracht.
Uit het onderzoek, dat ik met deze brief aan uw Kamer aanbied12, blijkt onder andere dat de informatie-uitwisseling tussen FPC en reclassering tijdens
de fase van voorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel in de praktijk beter
kan. Het is onduidelijk wat FPC en reclassering, in de verschillende fases van de
resocialisatie, precies van elkaar kunnen verwachten. Mede hierdoor kunnen verschillen
ontstaan in de uitvoering van taken binnen de resocialisatie tussen de reclassering
en de FPC’s. Het rapport bevat een aantal aanbevelingen om de taken en verantwoordelijkheden
van de vervolgvoorziening, FPC en reclassering beter te verankeren. De komende tijd
zal het beleidskader FPT, samen met DJI, de reclassering en TBS Nederland, worden
aangepast om de knelpunten in de praktijk adequaat te adresseren. De gedane aanbevelingen
worden hierin meegenomen. Naar verwachting zal het aangepaste beleidskader dit najaar
gereed zijn. Ook bevat het rapport enkele additionele aanbevelingen die niet zozeer
zien op het FPT, maar wel een bijdrage leveren aan de resocialisatie van tbs-patiënten.
Deze aanbevelingen sluiten goed aan bij het door mij ingezette beleid, in het bijzonder
bij de ontwikkeling van trajectindicaties en het project ketenveldnorm waarmee continuïteit
van zorg na afloop van de strafrechtelijke titel geborgd wordt.
Tot slot
Vorig jaar stuurde ik uw Kamer mijn visie en de bestuurlijke agenda forensische zorg
toe, waarin samen met professionals uit de sector de gezamenlijke uitgangspunten en
opvattingen zijn uiteengezet die het fundament vormen voor een sterke forensische
zorg. Deze heroriëntatie achtte ik van belang om duurzame en gerichte verbeteringen
aan het stelsel van forensische zorg door te voeren.13 Ik ben tevreden over de vorderingen die we samen met de sector hebben kunnen boeken.
Ik spreek dan ook, zeker in de toch lastige coronatijd, mijn waardering uit voor de
professionals in de sector die zich dagelijks inzetten om justitiabelen de zorg te
geven die zij nodig hebben, zodat zij veilig en verantwoord terug kunnen keren in
de maatschappij en de maatschappij beschermd is.
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming