Brief regering : Literatuuronderzoek van het IRAS omtrent blootstelling aan emissie van burn pits onder militairen en 'Beschouwing aanvullende meldingen – meldpunt burnpit' van het CEAG
35 570 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021
Nr. 103 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2021
In 2018 ontving ik meerdere signalen dat (oud-)werknemers mogelijk gezondheidsklachten
hebben gekregen door de uitstoot van burn pits in missiegebieden. Defensie opende daarom een onafhankelijk meldpunt voor (oud-)werknemers
die ziek denken te zijn geworden door blootstelling aan de uitstoot van burn pits (Kamerstuk 35 000 X, nr. 99). Dit meldpunt is gevestigd en ingericht bij het CAOP, een onafhankelijk kennis-
en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken. Sinds de openstelling van het meldpunt
hebben 366 (ex-)militairen een melding ingediend. Hiervan heeft 30% zich gemeld omdat
zij gezondheidsklachten hebben. 35% meldde zich vanwege de aandacht omtrent het onderwerp
burn pits. De andere redenen om zich te melden lopen uiteen van op uitzending zijn geweest,
in aanraking zijn gekomen met burn pits, zorgen hebben over de toekomst en overig.
Het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid (CEAG) voerde
begin 2019 een eerste beschouwing uit, waarin een overzicht werd gegeven van de binnengekomen
meldingen en 46 publicaties betreffende de uitstoot van burn pits werden bestudeerd (Kamerstuk 35 000 X, nr. 133). Het CEAG concludeerde dat de publicaties geen eenduidig beeld geven over de mogelijke
relatie tussen gezondheidsklachten en de uitstoot van burn pits. Ook op basis van de meldingen waren geen conclusies te trekken over een mogelijke
relatie. Het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht1, dat op verzoek van Defensie een validatie van de CEAG-beschouwing uitvoerde, bevestigde
de uitkomsten van de beschouwing (Kamerstuk 35 300 X, nr. 59).
Om meer duidelijkheid te krijgen over een mogelijke relatie tussen gezondheidsklachten
en de uitstoot van burn pits heb ik het IRAS verzocht een aanvullende literatuurstudie te verrichten. Conform mijn
toezegging in mijn brief van 18 april 2019 ontvangt u hierbij de resultaten van deze
literatuurstudie (Kamerstuk 35 000 X, nr. 133).
Nadat nieuwe meldingen binnenkwamen bij het onafhankelijk meldpunt bij het CAOP heb
ik het CEAG gevraagd een tweede, aanvullende beschouwing uit te voeren. Hierbij ontvangt
u van mij tevens deze beschouwing2.
Hieronder ga ik in op de uitkomsten van zowel de literatuurstudie van IRAS als de
beschouwing van de aanvullende meldingen van het CEAG. Daarnaast ga ik in op de door
Defensie reeds ingezette maatregelen betreffende blootstellingsmetingen en vervolgstappen
omtrent de meldingen van (oud-)werknemers rondom burn pits.
Uitkomsten literatuurstudie IRAS
Het verzoek aan het IRAS was een literatuurstudie uit te voeren naar de gezondheidsklachten
die mogelijk kunnen ontstaan tijdens en na uitzending en mogelijk veroorzaakt zijn
door blootstelling aan stoffen en milieu-invloeden tijdens missies en meer specifiek
burn pits. Naast blootstelling in de militaire setting, is het IRAS ook gevraagd te kijken
naar andere branches (zoals brandweer) en naar de civiele setting waar mogelijk meer
bekend is over de gevolgen van blootstelling aan specifieke stoffen die tijdens verbrandingsprocessen
vrijkomen (Kamerstuk 35 300 X, nr. 57).
In het eerder verschenen validatierapport van het IRAS werd de conclusie bevestigd
die het CEAG al had getrokken na het verkennende literatuuronderzoek: de literatuur
bleek niet toereikend genoeg om conclusies te trekken over de relatie tussen burn pit-emissie blootstelling en gezondheidsrisico’s onder militairen. Hierbij werd opgemerkt
dat een potentieel gezondheidsrisico evident is, aangezien er in de wetenschappelijke
literatuur consensus bestaat dat blootstellingen aan mengsels van deeltjes en gassen
afkomstig van verbrandingsprocessen kunnen leiden tot gezondheidseffecten.
Het IRAS concludeert na evaluatie van de literatuur over burn pits dat bovenstaande conclusies onveranderd blijven en versterkt worden. Volgens de onderzoekers
is de huidige literatuur niet toereikend om een onderbouwd antwoord te geven op de
vraag welke negatieve gezondheidseffecten in militairen uitgezonden naar Zuidwest
Azië veroorzaakt zouden kunnen zijn door burn pit-emissie. Er is namelijk een gebrek aan relevante epidemiologische studies en, voor
de interpretatie van deze studies, relevante en valide burn pit-emissiemetingen of modelleringsstudies. Daarnaast is ook beperkte informatie beschikbaar
over de gezondheid van militairen. Door bovenstaande gegevens is het volgens het IRAS
onmogelijk om specifieke gezondheidsrisico’s in te schatten aan de hand van burn pit-emissie blootstelling onder militairen.
Tegelijkertijd stellen de onderzoekers dat er weinig reden is om te twijfelen aan
de aanname dat burn pit-emissies gezondheidseffecten tot gevolg zullen hebben. De beschikbare emissiestudies
geven namelijk indicaties van mogelijke risicovolle blootstellingen in de nabijheid
van de burn pits. In hoeverre militairen ook daadwerkelijk zijn blootgesteld aan de uitstoot van burn pits kan zoals gezegd niet worden bepaald. Bij de aard en de mate van blootstelling spelen
namelijk verschillende factoren een rol, zoals:
• iemands afstand tot een burn pit;
• meteorologische factoren waaronder de windrichting;
• het soort en de hoeveelheid afval dat verbrand werd;
• hoe lang en hoe vaak iemand aan de uitstoot van burn pits is blootgesteld.
Over bovenstaande factoren is met betrekking tot militairen die betrokken waren bij
de afvalverwerking en militairen die op grotere afstand van burn pits werkzaam waren te weinig informatie beschikbaar. Mede hierdoor kan niet bepaald worden
of er een relatie is tussen burn pit-emissie blootstelling en gezondheidsrisico’s onder militairen.
Uitkomsten aanvullende beschouwing meldingen CEAG
In de «Beschouwing aanvullende meldingen – meldpunt burnpit» heeft het CEAG alle meldingen
beschouwd die tussen 4 februari 2019 en 26 juni 2020 zijn binnengekomen bij het onafhankelijk
meldpunt dat gevestigd is bij het CAOP. Sinds de eerste beschouwing uw Kamer toekwam
op 8 april 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 133) waren in juni 2020 88 nieuwe meldingen bij het meldpunt binnengekomen, waarna de
beschouwing is uitgevoerd. Het totaal aantal meldingen kwam hiermee op 366, waarvan
er 305 door het CEAG gebruikt konden worden voor analyse doordat de melders hier toestemming
voor hebben gegeven.
Het CEAG concludeert in de aanvullende beschouwing dat het toevoegen van de meldingen
die zijn gedaan tussen 1 april 2019 en 26 juni 2020 aan de reeds beschouwde meldingen,
niet tot grote verschuivingen leidt in de resultaten naar aanleiding van de beschouwing
van 2019.
Sinds het CEAG de tweede beschouwing uitvoerde, zijn er drie nieuwe meldingen bij
het meldpunt gedaan. Indien de hernieuwde aandacht voor burn pits leidt tot een significant aantal aanvullende meldingen zal het CEAG een derde beschouwing
uitvoeren.
Vervolgstappen meldingen
Defensie zal de (oud-)werknemers die een melding hebben gedaan informeren over de
uitkomsten van de literatuurstudie van het IRAS en de beschouwing van de aanvullende
meldingen van het CEAG.
De literatuurstudie van het IRAS en de beschouwing van de aanvullende meldingen van
het CEAG bevestigen dat er niet genoeg informatie beschikbaar is om conclusies te
trekken omtrent de relatie tussen blootstelling aan emissie van burn pits en gezondheidsklachten onder (ex-)militairen. De literatuurstudie van het IRAS geeft
aan dat het niet volledig uit te sluiten is dat (oud-)werknemers te maken hebben gehad
met risicovolle blootstellingen en dat deze mogelijk een rol spelen in de klachten
die zij momenteel ondervinden.
Ik begrijp dat deze wetenschappelijke conclusie de melders weinig duidelijkheid biedt.
De onderzoekers stellen dat – in algemene zin – bij blootstelling aan de uitstoot
van burn pits het optreden van gezondheidsrisico’s waarschijnlijk is. Of sprake is van een mogelijke
relatie kan alleen op individuele basis worden bezien. Defensie wijst de (oud-)werknemers
erop dat hiervoor de reguliere procedures van Defensie gevolgd kunnen worden. Op individueel
niveau kan dan onderzocht worden of hun klachten een eventueel waarschijnlijke relatie
hebben tot blootstelling aan emissies van burn pits.
Om de resultaten van de literatuurstudie van het IRAS en de beschouwing van de aanvullende
meldingen van het CEAG nader toe te lichten en de vragen die hieruit voortkomen te
beantwoorden, bied ik de (oud-)werknemers die een melding hebben ingediend aan met
Defensie in gesprek te gaan. Daar waar het gaat om de literatuurstudie zal het IRAS
assisteren. Ik inventariseer bij de melders of daar inderdaad behoefte aan is, en
zo ja in welke vorm: een (online) informatiebijeenkomst of liever een individueel
gesprek (of meerdere).
Verder hoop ik dat de (oud-)werknemers tijdens de bijeenkomst of individuele gesprekken
aan willen geven waar zij op dit moment of in de toekomst behoefte aan hebben. Ik
vind het namelijk belangrijk als werkgever op een passende wijze recht te doen aan
de zorgen van mijn (voormalig) personeel. Indien uit de gesprekken vervolgstappen
voortkomen zal ik uw Kamer daarover waar relevant informeren.
Defensie stelt het overig personeel op de hoogte van de resultaten van het IRAS en
het CEAG via een communicatiebericht op intranet. Ik benadruk hierbij dat iedereen
die zorgen heeft over zijn of haar eventuele blootstelling aan emissies van burn pits, maar hiervan geen melding heeft gemaakt, zich alsnog kan wenden tot het meldpunt
of de reguliere militaire (gezondheids-)zorg.
Reeds ingezette maatregelen
Daarnaast informeer ik uw Kamer over de door Defensie reeds ingezette maatregelen
om blootstellingen aan burn pits zo veel als mogelijk te voorkomen. Hiermee bericht ik u tevens over de uitvoer van
de motie van het lid Belhaj over maatregelen om gezondheidsschade door uitstootgassen
van burn pits te voorkomen (Kamerstuk 35 000 X, nr. 113). Verder ga ik in op de initiatieven van Defensie om in de toekomst over meer data
te kunnen beschikken betreffende blootstellingen in het algemeen tijdens missies.
In de door het IRAS aangeleverde literatuurstudie geven de onderzoekers Defensie tevens
een advies over een te voeren preventiestrategie3. Dit advies is in lijn met deze maatregelen die reeds door Defensie zijn ingezet.
Nederlands defensiepersoneel maakt tijdens haar inzet in het buitenland al jaren geen
gebruik meer van burn pits. Desalniettemin kan niet worden uitgesloten dat Nederlandse militairen op missie
incidenteel in aanraking komen met emissie van burn pits. In sommige inzetgebieden kan het namelijk voorkomen dat de lokale bevolking, en
incidenteel een coalitiepartner, burn pits gebruikt om afval te verbranden. Om negatieve gezondheidseffecten op ons personeel
zoveel als mogelijk te voorkomen zijn er in het inzetgebied mondneusmaskers voor hen
beschikbaar en zijn de werk- en verblijfsruimtes waar mogelijk voorzien van airconditioning
met filters.
Ik acht het verder van belang dat Defensie in de toekomst over meer data kan beschikken
over blootstellingen tijdens missies en deze meer kan relateren aan mogelijke gezondheidsrisico’s
en eventuele gezondheidsklachten. Zo neemt Defensie nog dit jaar apparatuur in gebruik
waarmee continu de luchtkwaliteit kan worden gemonitord in missiegebieden.
Tevens is Defensie in november 2020 gestart met het uitwerken van het rekenmodel Military Exposure Assessment Tool (MEAT). Momenteel moeten de risico’s van aan werk en milieu gerelateerde blootstelling
afzonderlijk beoordeeld worden. MEAT brengt meetgegevens en modelschattingen over
aan werk en milieu gerelateerde blootstelling in een (mogelijk) missiegebied samen.
Met het rekenmodel wordt overzicht gegenereerd in de beschikbare data over luchtkwaliteit
en kan voor een missiegebied de totale blootstelling, bijvoorbeeld aan fijnstof, per
vergelijkbare blootstellingsgroep voorspeld worden. Dit vereenvoudigt en verbetert
in de toekomst de nu tijdrovende inschatting van de blootstellingsrisico’s. MEAT wordt
op dit moment verder doorontwikkeld en is eind 2021 inzetbaar.
Tot slot
Ik blijf de gezondheidsklachten en de zorgen van (ex-)militairen zeer serieus nemen.
Zoals hierboven aangegeven bieden we (oud-)werknemers die een melding hebben ingediend
aan met Defensie in gesprek te gaan en waar gewenst gebruik te maken van een individueel
begeleidingstraject bij bedrijfsmaatschappelijk werk. Defensie blijft de wetenschappelijke
ontwikkelingen en literatuur betreffende burn pits nauwlettend volgen. Daarnaast volg ik ook de ontwikkelingen bij onze internationale
partners. Mocht er in de toekomst meer duidelijkheid ontstaan over de relatie van
gezondheidsklachten van veteranen en missies, dan zal Defensie haar verantwoordelijkheid
als werkgever blijven nemen.
De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie