Brief regering : De rol van Energie Beheer Nederland (EBN) in de energietransitie
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
31 239 Stimulering duurzame energieproductie
Nr. 687 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 mei 2021
Met de motie van het lid Beckerman c.s. (Kamerstuk 30 175, nr. 285), verzocht uw Kamer mij met een toekomstvisie op de rol van Energie Beheer Nederland
(EBN) te komen, waarbij de verduurzaming van Nederland het uitgangspunt vormt. Met
deze brief geef ik invulling aan deze motie.
De energietransitie vraagt om een fundamentele aanpassing van het bestaande energiesysteem
en vergaande samenwerking door betrokken partijen uit het private en het publieke
domein en met op een aantal thema’s regie vanuit de overheid. Enerzijds zal het totale
energiegebruik moeten worden teruggebracht, anderzijds zal elektriciteit een veel
belangrijkere rol gaan vervullen. Daarnaast zal de inzet van CO2-vrije gassen en de inzet van duurzame warmte gaan bijdragen aan het verduurzamen
van de huidige gaswaardeketen, die nu nog door fossiele bronnen wordt gedomineerd.
Om dit mogelijk te maken, zullen er nieuwe duurzame energieketens moeten worden gerealiseerd.
Alleen dan kunnen de plannen uit het Klimaatakkoord samensmelten tot een geïntegreerd
en toekomstbestendig energiesysteem. De overheid wil daarom de middelen die tot haar
beschikking staan, inzetten om uitvoering aan haar regierol te geven. De gas- en elektriciteitsnetwerkbedrijven
nemen het voortouw in de aanpassing van de infrastructuur. De rijksoverheid motiveert
marktpartijen door middel van financiële instrumenten en regelgeving om te investeren
in duurzame projecten. Deelnemingen kunnen een belangrijke rol spelen om de transitie
te versnellen, te versterken en te verbeteren. Tijdens en na de aanpassing van het
energiesysteem zal de energievoorziening betaalbaar, duurzaam en betrouwbaar moeten
blijven.
Het tot stand komen van nieuwe energieketens vergt in de beginfase vaak een grote
mate van afstemming tussen vraag, aanbod en benodigde infrastructuur. Om voortvarend
stappen voorwaarts te kunnen maken in de energietransitie, zie ik daarbij een noodzaak
voor overheidsbemoeienis. Marktpartijen zijn vanwege de grote risico’s, die niet altijd
volledig zijn te voorzien en te overzien in deze vroege fase van ontwikkeling van
nieuwe technieken vaak terughoudend om te investeren in (pilot)projecten. Ook in deze
situaties kan overheidsinzet gewenst zijn. Het is aan de overheid om de randvoorwaarden
te scheppen voor de (door)ontwikkeling van de nieuwe technieken en, waar nodig, de
marktontwikkeling een duwtje in de rug te geven. Overheidsdeelnemingen als EBN, Gasunie
en TenneT vervullen allen op hun eigen manier een sleutelrol in de huidige Nederlandse
energievoorziening. Zij kunnen bijdragen aan de benodigde investeringen in een duurzaam,
betrouwbaar, betaalbaar en ruimtelijk inpasbaar energiesysteem. EBN is een beleidsdeelneming
met ruime ervaring met publiek-private samenwerkingen in de gehele gaswaardeketen.
EBN is partner in ongeveer 200 joint ventures op het gebied van opsporing, winning,
opslag en transport van aardolie en aardgas, en heeft in dit kader ervaring met grootschalige
investeringsprojecten. Door het (mede-)aandeelhouderschap in GasTerra heeft EBN bovendien
ervaring in de groothandelsmarkt voor gas. Vanuit de ervaring die zij heeft opgebouwd
in de publiek-private samenwerking met de olie- en gasindustrie, zou EBN samen met
marktpartijen een bijdrage kunnen leveren aan het realiseren van de stappen die gezet
moeten worden in de aanpassing van het bestaande energiesysteem.
Allereerst beschrijft deze brief de huidige positie van EBN ten behoeve van de opsporing
en winning van aardolie en aardgas in de Nederlandse bodem, als ook de ontmanteling,
verwijdering en eventueel hergebruik van de olie-en gasinfrastructuur. Vervolgens
zal ik voor belangrijke ontwikkelingen in de energietransitie, zoals de doorontwikkeling
van geothermie, CO2-opslag, groen gas, waterstof en energieopslag, uiteenzetten wat de meerwaarde en
mogelijk nieuwe rollen van EBN kunnen zijn vanuit haar kennis en ervaring in de ondergrond,
de daar aanwezige infrastructuur en als partner in publiek-private samenwerking. Tot
slot volgt een aantal voornemens.
Positie en rol EBN
EBN is een zelfstandige vennootschap, waarvan alle aandelen in handen zijn van de
Staat. Deze aandelen worden beheerd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK). EBN beschikt over kennisspecialisatie in de opsporing en winning van koolwaterstoffen
(aardolie en aardgas) en advisering over de ondergrond.
Na de vondst van het Groningenveld heeft de Staat in de jaren zestig van de vorige
eeuw de regierol genomen bij de transitie van kolen naar aardgas. De Gasunie is opgericht
voor de snelle uitrol van de gasinfrastructuur. Staatsmijnen, de voorloper van EBN,
werd aangewezen om het belang van de Staat in de winning van aardgas te behartigen.
Aanvankelijk betrof dit de gaswinning uit het Groningenveld, later is daar de gaswinning
uit de kleine velden bijgekomen, zowel onshore als offshore. Destijds kreeg Staatsmijnen
de verantwoordelijkheid om samen met de NAM in de Maatschap Groningen te zorgen dat
het gas op een rendabele wijze kon worden gewonnen, opdat de Nederlandse samenleving
daar optimaal van kon profiteren. Het doel van de Maatschap Groningen is om samen
met Gasunie in het zogenoemde gasgebouw, de coördinatie van winning, transport en
de afzet van aardgas te borgen. De naam van Staatsmijnen werd in 1975 gewijzigd in
DSM. Bij de beursintroductie van DSM in 1989 nam de Staat alle aandelen van de dochtervennootschap
van DSM (DSM Aardgas B.V. waarin DSM haar gasbelangen had ondergebracht), over. Tegelijkertijd
werd de naam van DSM Aardgas gewijzigd in Energie Beheer Nederland B.V.
EBN heeft op grond van artikel 82, eerste lid, van de Mijnbouwwet vier taken: het
deelnemen in de opsporing van koolwaterstoffen op het continentaal plat (onderdeel
a), het deelnemen, in de winning van koolwaterstoffen, waaronder behandeling, transport
en verkoop van de gewonnen koolwaterstoffen, zowel op het continentaal plat, als op
het territoir (onderdeel b), het vervullen van een rol in het gasgebouw (onderdeel
c) en het verschaffen van inlichtingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat
over het energiebeleid, in het bijzonder over opsporing, winning, beheer en afzet
van koolwaterstoffen (onderdeel d). EBN oefent deze taken uit in het in belang van
een doelmatige opsporing en winning, een planmatig beheer en een optimale afzet van
koolwaterstoffen. Daarnaast kan ik in het algemeen belang van het energiebeleid bij
algemene maatregel van bestuur andere taken opdragen aan EBN (artikel 82, tweede lid,
van de Mijnbouwwet). EBN mag, tenzij ik hier instemming voor verleen, geen andere
activiteiten uitvoeren dan activiteiten ter uitvoering van deze taken. Ik kan aan
EBN op diens verzoek instemming verlenen om andere activiteiten te verrichten dan
activiteiten ter uitvoering van zijn wettelijke taken, indien de activiteiten nauw
verwant zijn aan de wettelijke taken, de activiteiten een goede uitvoering van de
wettelijke taken niet belemmeren of bemoeilijken en de activiteiten mede het algemeen
belang van het energiebeleid dienen (artikel 82, derde lid, van de Mijnbouwwet). Met
het voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met aanpassing van het vergunningsstelsel
voor opsporen en winnen van aardwarmte (Kamerstuk 35 531, nr. 7) wordt voorgesteld om in artikel 82 het deelnemen in opsporings- en winningswerkzaamheden
van aardwarmte toe te voegen als taak voor EBN en «energiebeleid» in het huidige artikel 82,
lid 3, te vervangen door «klimaat- en energiebeleid». Met dit laatste wordt verduidelijkt
dat het klimaat- en energiebeleid in toenemende mate samenhangen en ook met betrekking
tot technieken of activiteiten zoals het afvangen en permanent opslaan van CO2 (CCS) instemming kan worden verleend. Dit omdat deze een bijdrage leveren aan de
transitie naar kostenefficiënte productietechnologieën en zodoende aan de energietransitie
en verduurzaming van de industrie.
In het kader van de wettelijke taken participeert EBN voor 40% in de volledige gaswaardeketen;
van opsporing, ontwikkeling, productie, transport, opslag en verkoop van aardgas tot
en met de laatste fase van het ontmantelen en verwijderen van de olie- en gasinfrastructuur.
Voor het planmatig beheer en de doelmatige winning van de Nederlandse olie- en gasvoorraden
is EBN als non-operating partner bij nagenoeg alle olie- en gasprojecten betrokken
met een belang van 40%. EBN is ook voor 40% eigenaar van de infrastructuur. Het gaat
hierbij om reservoirs, putten, pijpleidingen, compressorstations en productie- en
injectielocaties, platforms en mijnbouwlocaties. Tot 2006 was EBN ook voor 40% eigenaar
van de Gasunie. Na de splitsing van Gasunie in een gereguleerd netwerkbedrijf en een
commerciële gasgroothandel heeft EBN een belang van 40% behouden in de handelspoot
GasTerra. EBN heeft tientallen miljarden geïnvesteerd in de ontwikkeling van gasvelden
en de bijbehorende infrastructuur. EBN heeft daarmee grote kennis en ervaring opgebouwd
in de diepte, zoals kennis van de ondergrond, en in de breedte, zoals het managen
van participaties in kapitaalintensieve en complexe energieprojecten, en heeft onder
andere via de deelneming in GasTerra een grote kennis van de gasmarkt ontwikkeld.
Aardgas
In de brief van 30 maart 2020 (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 486) over de rol van gas in het energiesysteem nu en in de toekomst, heeft mijn ambtsvoorganger
u geïnformeerd over de rol die gasvormige energiedragers tot 2050 zullen hebben in
het Nederlandse energiesysteem. Gasvormige energiedragers hebben een onvervangbare
functie binnen het energiesysteem, met name waar het gaat om hoge temperatuur warmte
en het leveren van flexibel vermogen voor elektriciteits- en warmtenetten. Naast de
ontwikkeling van CO2-vrije gasvormige energiedragers als groen gas en waterstof, zal aardgas voorlopig
als transitiebrandstof nog noodzakelijk zijn ten behoeve van de levering van warmte
aan zowel de industrie als de gebouwde omgeving, alsmede in de productie van elektriciteit.
Daarnaast wordt aardgas gebruikt als grondstof in bijvoorbeeld de chemie. Volgens
het Planbureau voor de Leefomgeving zal de binnenlandse vraag naar aardgas in het
komende decennium nagenoeg gelijk blijven. EBN zal de komende jaren dan ook een belangrijke
rol blijven spelen in de exploratie en de exploitatie van het Nederlands aardgas.
Het kabinet geeft de voorkeur aan gaswinning uit Nederlandse kleine velden boven import,
omdat dit beter is voor het klimaat, werkgelegenheid, behoud van kennis van de diepe
ondergrond, behoud van aanwezige gasinfrastructuur en voor de energievoorzieningszekerheid.
EBN zet zich tevens in om de resterende gasvoorraden optimaal te blijven benutten.
Hiertoe wordt via het Inspire project ingezet op kostenreductie van de bestaande productieactiviteiten
zodat die langer rendabel kunnen blijven produceren. Daarnaast wordt intensief met
bestaande operators samengewerkt om er voor te zorgen dat ook nieuwe velden kunnen
worden aangeboord. Bij alle activiteiten richt EBN zich verder op het vergaand terugdringen
van CO2-emissies die het gevolg zijn van de gaswinning.
Ontmanteling en hergebruik van olie- en gasinfrastructuur
Zoals eerder aangegeven in deze brief, is EBN voor 40% eigenaar van de olie- en gasinfrastructuur.
EBN zet zich daarom samen met de mijnbouwondernemingen ook actief in op het terrein
van hergebruik en, als hergebruik niet mogelijk is, verantwoorde ontmanteling en verwijdering
van in onbruik geraakte olie- en gasinfrastructuur tegen zo laag mogelijke maatschappelijke
kosten. Ontmanteling van de Nederlandse olie- en gasinfrastructuur (platforms, putten,
pijpleidingen en kabels), met name offshore, speelt in de komende decennia een belangrijke
rol, aangezien in deze periode een aanzienlijk deel van de nu nog producerende olie-
en gasvelden en de bijbehorende infrastructuur het einde van de economische levensduur
zal bereiken. Voor het aandeel dat EBN heeft in de ontmanteling, heeft EBN voorzieningen
getroffen.
EBN zet zich actief in om de olie- en gasinfrastructuur zo effectief mogelijk te hergebruiken
ten behoeve van transport en opslag van CO2, groen gas, waterstof, duurzame energie en warmte. Hergebruik voor dergelijke toepassingen
kan maatschappelijk gezien de beste keuze zijn met het oog op de impact voor het milieu
en de kosten die met het ontmantelen van bestaande infrastructuur en het aanleggen
van nieuwe infrastructuur gepaard gaan. EBN draagt 40% van de kosten voor ontmanteling.
Bij hergebruik van mijnbouwlocaties kan bijvoorbeeld gedacht worden aan opslag van
CO2 en de productie van onder andere waterstof of groen gas. Via het samenwerkingsverband
«Nexstep» met Nogepa, de vertegenwoordiging van olie- en gas producenten, draagt EBN
op actieve wijze bij aan de dialoog over en de uitvoering van verantwoorde ontmanteling
of effectief hergebruik van deze infrastructuur.
Geothermie
In het klimaatakkoord zijn ambitieuze doelen geformuleerd voor productie en levering
van geothermie om daarmee bij te dragen aan het creëren van duurzame warmteketens.
Momenteel wordt er via geothermie ongeveer 5,6 PJ aan warmte geproduceerd, de ambitie
is om in 2030 15 PJ en in 2050 minimaal 110 PJ aan warmte te produceren via geothermie.
Een grote uitdaging is het koppelen van geothermie aan warmtenetten in de gebouwde
omgeving en de ontwikkeling van nieuwe warmtenetten. Hiervoor is het noodzakelijk
dat de geothermiesector zich de komende jaren kan ontwikkelen tot een volwassen sector.
Gezien de uitdagingen op het gebied van kennis en innovatie en het maatschappelijke
belang van een snelle en zorgvuldige ontwikkeling van geothermie binnen de gebouwde
omgeving, glastuinbouw en industrie, heeft het kabinet − mede op basis van observaties
van SodM en EZK − geoordeeld dat hier een publieke taak ligt. Om deze reden heeft
het kabinet in het voorjaar van 2019 besloten dat het voor aardwarmtebedrijven verplicht
wordt om EBN risicodragend te laten deelnemen in geothermieprojecten vanaf de inwerkingtreding
van de daartoe gewijzigde Mijnbouwwet (Kamerstuk 35 531, nr. 2). De deelname van EBN zal in eerste instantie voor 5 jaar worden toegestaan en daarna
worden geëvalueerd. De financiering van deze activiteit is eind 2019 geregeld.
Door EBN te betrekken bij nieuwe geothermieprojecten wordt EBN in staat gesteld om
een breed portfolio op te bouwen op grond waarvan kennis en ervaring wordt gedeeld
met marktpartijen. Ook kan EBN meebeslissen over keuzes die de duurzaamheid en kwaliteit
raken. EBN haalt kennis op die ten gunste komt van andere projecten in de portfolio
en EBN kan ervaringen uit deze projecten aggregeren ten gunste van kostenreductie,
innovatie, publieke kennis van de ondergrond, advisering over beleidsontwikkeling
en aanscherping van stimuleringsmaatregelen.
Tot inwerkingtreding van de gewijzigde Mijnbouwwet kan EBN, als aardwarmtebedrijven
dit wenselijk vinden, deelnemen aan geothermieprojecten. Daarvoor is mijn instemming
nodig op grond van artikel 82 lid 3 van de Mijnbouwwet. Op het terrein van geothermie
heeft EBN momenteel al een rol bij het beschikbaar maken van non-discriminatoire en
daarmee publieke kennis ten behoeve van alle (toekomstige) spelers (bedrijven, consultants,
overheden) in de geothermiemarkt. Het gaat hier onder andere om opgedane kennis uit
onderzoeken en specifieke opdrachten vanuit EZK, zoals SCAN (het in kaart brengen
van de ondergrond in Nederland op geschiktheid voor geothermie), de Green deals en
de Kennis en Innovatie Roadmap Aardwarmte (KIRA).
CCS
De afvang en opslag van CO2 (Carbon Capture and Storage – CCS) is met name voor de Nederlandse industrie een
belangrijke maatregel om de benodigde CO2-emissiereducties conform de ambities in het nationaal Klimaatakkoord te kunnen realiseren.
In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt over de inzet van offshore gasvelden
voor CCS. Voor een veilige en snelle realisatie van CO2-opslag voorzie ik om meerdere redenen een rol voor EBN.
In 2020 heeft mijn ambtsvoorganger EBN, op basis van Artikel 82 lid 3 van de Mijnbouwwet,
instemming verleend om deel te nemen in de transport- en opslagactiviteiten van het
Porthos-1-project gedurende de gehele looptijd van dit project, inclusief de mogelijkheid
voor EBN om als (mede)vergunninghouder te opereren. Het kabinet heeft voor de investeringen
door EBN middelen beschikbaar gesteld in de vorm van een lening. Deelname van EBN
in de ontwikkeling van dit eerste grootschalige CO2-infrastructuur en -opslagproject heeft als doel de totstandkoming van volgende CCS-projecten
te versnellen en de kosten hiervan te verlagen. Met de verbreding van de SDE+ en de
invoering van de nationale CO2-heffing komt er, naast het al bestaande instrument ETS, een financiële prikkel voor
bedrijven om CO2-reducerende maatregelen te nemen. Hiermee wordt de drempel verlaagd voor marktpartijen
om CCS-activiteiten te ontplooien. De inzet van EBN heeft al effect, er zijn verschillende
marktpartijen die onderzoeken welke rol zij in toekomstige CCS-projecten willen en
kunnen spelen. EBN heeft vanuit de deelneming in het opsporen en winnen van koolwaterstoffen
een grote kennis opgebouwd in het efficiënt en verantwoord ondernemen in de ondergrond.
Dit geldt meer specifiek ook voor de opslagvoorkomens waarin het Porthos-1-project
opslag van CO2 beoogt.
Parallel aan deze instemming, is de mogelijke rol van marktpartijen in zowel het transport
als de opslag van CO2 onderzocht en daarmee wat de rol van EBN op lange termijn kan zijn. Vanuit verschillende
marktpartijen wordt er interesse getoond in het ontwikkelen van (een deel van) de
CO2-transport en -opslagactiviteiten.
Zoals aangekondigd in het Klimaatakkoord heeft EBN de opdracht om de geschiktheid
van offshore gasvelden voor CCS in kaart te brengen en de studie die hier al voor
verricht is up-to-date te houden. Coördinatie rondom het vrijkomen van gasvelden,
waarvan EBN in de regel voor 40% mede-eigenaar is, kan er toe bijdragen dat de bestaande
infrastructuur op zee en de beschikbare reservoirs optimaal ingezet kunnen worden
voor toekomstige opslag van CO2. Daardoor kunnen de kosten zo veel mogelijk worden beperkt.
In de Rijksvisie voor de marktontwikkeling voor de energietransitie, die in het voorjaar
van 2020 naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstukken 32 813 en 31 239, nr. 536), is aangegeven dat deelname van EBN in toekomstige CO2-opslagactiviteiten voor de hand ligt. Ik acht betrokkenheid van EBN bij de locaties
die door marktpartijen ontwikkeld en gebruikt worden voor de opslag van CO2 vooralsnog wenselijk, omdat op grond van de Mijnbouwwet uiteindelijk het beheer van
de opslaglocaties, nadat deze permanent zijn afgesloten en is aangetoond dat de opgeslagen
CO2 permanent ingesloten zal blijven, na een periode van in principe 20 jaar, overgaat
naar de Staat en deze nog voor een periode van minimaal 30 jaar moeten worden gemonitord.
Zo wordt het publieke belang van een veilige opslag geborgd. Of deelname of betrokkenheid
inderdaad nodig is en zo ja, in welke vorm, wordt nog onderzocht en is mede afhankelijk
van in hoeverre dit belang met bestaand toezicht geborgd kan worden. In de brief over
de rol van staatsdeelnemingen in CCS, welke later dit voorjaar naar uw Kamer gestuurd
zal worden, zal hier nader op worden ingegaan.
Groen gas
Groen gas is een belangrijke energiedrager voor de verduurzaming van het Nederlandse
energiesysteem. Groen gas speelt een rol als chemiegrondstof, vervoersbrandstof en
warmtebrandstof in de gebouwde omgeving en industrie. Op dit moment is de productie
van CO2-vrije gassen, zoals groen gas verkregen uit de vergisting of vergassing van biogene
reststromen, echter nog beperkt. Om deze reden heeft mijn ambtsvoorganger in de Routekaart
Groen Gas (Kamerstuk 32 813, nr. 487) een beleidsagenda geschetst om de productie van groen gas te vergroten. Deze beleidsagenda
sluit aan bij de ambities van de groen gas sector uit het Klimaatakkoord om in 2030
70 PJ groen gas te produceren. Het behalen van dit doel vraagt inzet van zowel de
rijksoverheid als de groen gas sector. De rol die ik voor EBN zie in het opschalen
van de groen gas productie is op dit moment primair gelegen in het faciliteren van
hergebruik van mijnbouwlocaties.
Eén van de barrières in de opschaling van de productie van groen gas in Nederland
is het vinden van geschikte locaties voor vergistings- of vergassingsinstallaties.
Een mogelijke oplossing voor deze barrière kan gelegen zijn in hergebruik en herontwikkeling
van mijnbouwlocaties en het bijbehorende gasleidingnet ten behoeve van de groen gas
productie. Doordat deze locaties reeds beschikken over een aansluiting op het gasnet
en ruimtelijk ingericht zijn op grootschalige energieproductie- en conversieactiviteiten,
kunnen zij goed geschikt zijn voor hergebruik als groen gas productie locaties.
EBN is door haar expertise ten aanzien van mijnbouwlocaties en gasinfrastructuur en
doordat zij mede-eigenaar is, in een goede positie om mee te denken over het toekomstige
gebruik van deze locaties en het bijbehorende gasleidingnet. In de hierboven genoemde
beleidsagenda heeft mijn ambtsvoorganger EBN opdracht gegeven nader in kaart te brengen
wat de potentie is van het hergebruiken van gaswinnings-, gasreinigings- en gasmenglocaties
voor groen gas productie. Als eerste aanzet hiertoe heeft EBN op nationale schaal
een analyse gemaakt van de potentie tot hergebruik op hoofdlijnen en de randvoorwaarden
die hiervoor noodzakelijk zijn. Als tweede fase van deze opdracht is EBN gevraagd
om deze techno-economische potentie op hoofdlijnen verder te verrijken met lokale
data, om nader onderzoek te doen naar hergebruik aan de hand van concrete locaties
en om zo te bezien hoe hergebruik het best gerealiseerd en ondersteund kan worden.
Eén van de concrete locaties waar EBN nader onderzoek zal doen naar de haalbaarheid
van hergebruik van voormalige mijnbouwlocaties betreft de voormalige Gaszuivering
Installatie (GZI) in Emmen. Aan de hand van de uitkomsten van deze tweede fase, kan
verder bezien worden of en hoe hergebruik van mijnbouwlocaties structureel opgepakt
en gefaciliteerd kan worden en welke rol is weggelegd voor EBN.
Waterstof
In de Kabinetsvisie waterstof (Kamerstukken 32 813 en 29 696, nr. 485) is aangegeven dat de ontwikkeling van waterstof van belang is, gezien de onmisbare
rol van gasvormige energiedragers voor het realiseren van een energiesysteem dat betrouwbaar,
schoon, betaalbaar, veilig en ruimtelijk inpasbaar is. Dit werd eerder al in het Klimaatakkoord
vastgesteld, waarin voor waterstof een stevige ambitie is opgenomen, gedragen door
een grote en brede groep stakeholders. De ontwikkeling van CO2-vrije waterstof is van belang voor Nederland vanwege de economische noodzaak om sectoren
te verduurzamen die anders moeilijk te decarboniseren zijn, zoals de chemie, industrie,
mobiliteit en de gebouwde omgeving. Hierbij gaat het om zowel het bevorderen van de
waterstofproductie als infrastructurele projecten die samen tot een verbetering van
de economische (hoofd)structuur van ons land moeten leiden. Veel Europese landen,
het IEA en de Europese Commissie erkennen ook het belang van waterstof.
Voor waterstof als energiedrager moet een nieuwe waardeketen worden ontwikkeld. We
staan nu aan het begin van een gezamenlijke opgave van zowel overheden als bedrijven
en industrie. In de Kabinetsvisie wordt benadrukt dat er een regie- en coördinerende
rol van de overheid nodig zal zijn om de ontwikkeling van de hele waterstof waardeketen
mogelijk te maken. Vraag, aanbod, opslag en infrastructuur moeten zich ontwikkelen
en hier zijn grote afhankelijkheden tussen. Ook de integratie van verschillende energiesystemen
(offshore wind, elektrificatie van eindverbruikers, hergebruik van gasinfrastructuur,
power-to-gas, CCS) is een belangrijk punt van aandacht. Deelnemingen als Gasunie,
Tennet en EBN kunnen hier mogelijk een rol in vervullen. Zoals aangegeven in de Kabinetsvisie
waterstof, zal het kabinet de ordening van de toekomstige waterstofmarkt onderzoeken.
Vanuit haar huidige rol in het energiesysteem draagt EBN reeds bij aan de ontwikkeling
van waterstof. Zo participeert EBN nu al in het CCS project Porthos dat een belangrijke
impuls aan de ontwikkeling van blauwe waterstof zal geven. De ontwikkeling van blauwe
waterstof is belangrijk voor het behalen van de CO2-reductie doelen van het Nederlandse Klimaatakkoord. Ook is EBN door haar expertise
ten aanzien van mijnbouwlocaties en gasinfrastructuur, en doordat zij mede-eigenaar
is, in een goede positie om mee te denken over het toekomstige gebruik van deze locaties
en het hergebruiken van het bijbehorende gasleidingnet voor de productie, het transport
en de opslag van waterstof.
Eén van de knelpunten in de ontwikkeling van de nieuwe waardeketen ligt momenteel
in de opschaling van (CO2-vrije) waterstofproductie uit elektriciteit. Er zijn concrete projecten van verschillende
partijen aangekondigd, maar deze bevinden zich nog in de onderzoeksfase. Deze projecten
gaan gepaard met bijzondere risico’s in verband met de grote investeringen en innovaties
die nodig zijn. EBN zou kunnen worden ingezet in strategische pilotprojecten om de
barrières voor de realisatie van dergelijke projecten te identificeren en te adresseren
en om kennis op te bouwen over het hergebruik van bestaande mijnbouwlocaties en -infrastructuur.
Een concrete casus waar groene waterstofproductie, en tegelijkertijd hergebruik van
een mijnbouwlocatie nu al wordt onderzocht, betreft de voormalige Gaszuivering Installatie
(GZI) in Emmen. Deze ervaring op land kan van groot belang zijn voor de volgende fase
in de opschaling van waterstof waarbij systeemintegratie door middel van offshore
waterstofproductie centraal zal staan. De operationele expertise van EBN door haar
participaties in offshore gas-en olieproductie kan hierbij goed van pas komen.
Concluderend zou EBN in deze beginfase van de ontwikkeling van de waardeketen voor
waterstof een faciliterende en versnellende rol kunnen spelen door het hergebruik
van bestaande assets (zoals mijnbouwlocaties en on- en offshore gasinfrastructuur
voor groene waterstofproductie en -transport). Door betrokkenheid van EBN bij pilotprojecten
op dit gebied kan ervaring worden opgedaan, op basis waarvan kan worden bezien of
en in welke vorm een structurelere rol voor EBN bij waterstofactiviteiten nodig zal
zijn op de lange termijn.
Energieopslag
In het toekomstige energiesysteem zullen zowel het aanbod van energie als de vraag
naar energie sterk kunnen variëren, onder andere onder invloed van weersomstandigheden.
De opslag van energie in de ondergrond kan een belangrijke rol spelen bij het balanceren
van vraag en aanbod van energie. Opslag is nodig voor de stabiliteit van het energiesysteem
en het matchen van vraag en aanbod. Met ondergrondse opslag van energie kan de leveringszekerheid
en betaalbaarheid van het energiesysteem gewaarborgd blijven.
Ondergrondse opslag wordt al vele decennia toegepast, zoals bijvoorbeeld de opslag
van aardgas en warm/koud water. In Nederland wordt sinds 1997 aardgas opgeslagen in
gasvelden en recentelijk ook in zoutcavernes. Daarnaast is er in Nederland sprake
van de opslag van stikstof, gasolie, formatiewater, CO2 uit geproduceerd aardgas en zoutfiltraat. In de toekomst zal het nodig zijn ook waterstof
en hoge temperatuur warmte op te slaan.
Opslag van energie onder de grond wordt steeds belangrijker. Ik monitor de ontwikkelingen
en indien nodig onderzoek ik of een rol van EBN nodig is.
Financiële consequenties
Uit het bovenstaande blijkt dat ik diverse taken of activiteiten voor EBN zie vanwege
de kennis en kunde die EBN heeft op het gebied van de diepe ondergrond en grootschalige
energieprojecten en mede-eigenaarschap van olie- en gasinfrastructuur. Het gaat daarbij
enerzijds om het voortzetten of verder ontplooien van bestaande activiteiten of voornemens,
zoals kostenbesparing en CO2-reductie bij opsporing en winning van aardgas, het hergebruiken van olie- en gasinfrastructuur
en deelname van EBN in geothermieprojecten en in het CCS-project Porthos. Anderzijds
betreft het mogelijke nieuwe taken waar EBN vanuit haar expertise en kennis over de
gaswaardeketen ontwikkelingen kan faciliteren of versnellen, zoals mogelijke betrokkenheid
van EBN bij waterstof of energieopslag.
Voor de bestaande taken en het voornemen om EBN deel te laten nemen in geothermieprojecten
is er door of aan EBN reeds budget toegewezen. Voor mogelijke nieuwe taken en bijbehorende
nieuwe activiteiten is er nog geen financiering. Op dit moment onderzoek ik of op
grond van artikel 82, tweede lid, van de Mijnbouwwet bij algemene maatregel van bestuur
het kader kan worden beschreven op basis waarvan er nieuwe publieke taken kunnen worden
opgedragen aan EBN, als nadere uitwerking van de rol die beschreven is in deze brief.
Het is aan het volgende kabinet om hierover en de financiering daarvan een besluit
te nemen.
Vermogensversterking en dividendbeleid
In de Voorjaarsnota 2021 worden geactualiseerde ramingen voor schade en versterken
opgenomen. In de Kamerbrief «NAM op afstand» d.d. 31 maart 2021 (Kamerstuk 33 529, nr. 866), is uw Kamer reeds geïnformeerd over deze geactualiseerde ramingen. De raming betreft
een inschatting van de totale te verwachten kosten van de versterkingsoperatie en
de kosten voor de schadeafhandeling van 2021 tot en met 2027. Voor deze te verwachten
kosten geldt nadrukkelijk dat dit ramingen zijn en daarom met een grote mate van onzekerheid
omgeven zijn.
Conform de afspraken hierover in het Akkoord op Hoofdlijnen uit 2018, draagt EBN de
verantwoordelijkheid voor 40% van de aardbevingskosten. Op dit moment laten de exploitatieresultaten
van EBN het niet toe om zelfstandig de hiervoor benodigde voorzieningen te treffen.
De Staat zal er voor zorg dragen dat EBN haar verplichtingen ten aanzien van de betalingen
voor schadeafhandeling en de versterkingsopgave in het aardbevingsgebied zal betalen.
Tot slot
Zoals aangekondigd in deze brief zal ik onderzoeken of bij algemene maatregel van
bestuur het kader kan worden omschreven op basis waarvan nieuwe publieke taken kunnen
worden opdragen aan EBN. De besluitvorming hierover en de financiering daarvan laat
ik aan het volgend kabinet.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout
Indieners
-
Indiener
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat