Brief regering : Thuiswerken
25 295 Infectieziektenbestrijding
25 883
Arbeidsomstandigheden
Nr. 1172
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2021
Om de verspreiding van het coronavirus af te remmen, is het belangrijk dat iedereen
die kan thuiswerken dat ook doet. Thuiswerken vermindert namelijk de reisbewegingen
en contactmomenten. Een aanzienlijk deel van de werknemers die thuis kunnen werken,
werkt dan ook al lange tijd thuis. Recente cijfers van zowel RIVM als TNO bevestigen
dat beeld wederom. Dat is te waarderen, temeer omdat thuiswerken in deze mate lang
niet altijd makkelijk is.
Hoewel er een aantal versoepelingen wordt doorgevoerd, blijft de situatie rondom het
coronavirus zorgelijk. Daarom is het belangrijk dat iedereen die dat kan de komende
periode nog zoveel mogelijk blijft thuiswerken, en daarbij zo vitaal mogelijk blijft
zodat we het ook kunnen volhouden. Om deze reden richt ik mijn aandacht op het ondersteunen
en stimuleren van vitaal thuiswerken.
Met het oog op mogelijke versoepelingen van de coronamaatregelen zal op termijn ook
het (gedeeltelijk) op locatie werken weer mogelijk worden, en gaan we, zo is de verwachting,
naar een hybride werkvorm van thuiswerken en werken op locatie. Om deze reden verken
ik momenteel hoe we de positieve zaken van thuiswerken kunnen behouden en wat een
goede balans is van hybride werken in de toekomst.
In deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken rond thuiswerken. Ik ga
hierbij in op een aantal onderwerpen. Zo zijn de recent beschikbaar gekomen cijfers
over thuiswerken opgenomen. Daarnaast ga ik in op de activiteiten die het kabinet
onderneemt om vitaal thuiswerken te bevorderen, o.a. in het kader van de motie van
de leden Van Weyenberg (D66) en Smeulders (GroenLinks)1. Ook licht ik de SER-adviesaanvraag toe in het kader van de «Agenda voor de toekomst
van hybride werken».
Recente cijfers: groot deel werkenden werkt nog steeds thuis
Op verschillende manieren houden de betrokken onderzoeksinstanties het thuiswerken
tijdens de coronacrisis bij. Zo monitort het RIVM structureel de mate van thuiswerken.
De laatste trendpeiling (29 maart – 4 april 2021) laat zien dat van de werkenden die
aangeven thuis te kunnen werken, 68% volledig thuiswerkt.2 Dit cijfer is in lijn met de vorige meting (67%). Uit het RIVM gedragsonderzoek3 blijkt dat 72% van de werkenden aangeeft thuis te kunnen werken. Hier is sprake van
een toename ten opzichte van de vorige keer dat ik uw Kamer hierover informeerde,
toen gaf namelijk 66% van de werkenden aan thuis te kunnen werken.4 De overige werkenden geven aan een beroep of functie te hebben waarbij thuiswerken
niet tot de mogelijkheden behoort.
Ook TNO doet metingen op het gebied van thuiswerken. De derde meting van het TNO NEA
Covid-19 onderzoek5 laat zien dat in maart 49% van alle werknemers deels of volledig thuis werkte. Dit
is redelijk stabiel gebleven in vergelijking met de vorige TNO-meting (48%). Daarnaast
blijkt uit deze meting dat 53% van alle werknemers thuis kon werken, een percentage
dat exact gelijk is aan de vorige meting. Het aandeel van de werktijd dat de (gedeeltelijk)
thuiswerkers daadwerkelijk vanuit huis werken, bedraagt volgens de TNO-meting 80%.
Ook dit percentage is gelijk aan de vorige meting.
Het verschil in de percentages tussen RIVM en TNO zit vooral in verschillen in de
vraagstelling en de onderzoekspopulatie: het RIVM kijkt naar alle werkenden inclusief
zelfstandigen, terwijl de TNO-meting enkel focust op werknemers. Zelfstandigen werkten
voor de coronacrisis al vaker thuis dan werknemers in loondienst.
Welbevinden van thuiswerkers t/m maart 2021 stabiel
Het dringend advies van het kabinet is om zoveel mogelijk thuis te blijven werken
om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Tegelijk realiseer ik me dat
dit heel moeilijk is. Het missen van sociale contacten en het combineren van werk
en privé is en blijft zwaar. Het is daarom van belang om het welbevinden van de thuiswerkers
te blijven meten. Daarom is in de derde meting van het TNO NEA Covid-19 onderzoek,
over de gehele maand maart, wederom aandacht besteed aan het welbevinden van de groep
thuiswerkers.
De werkomstandigheden van de thuiswerkers zijn veranderd ten opzichte van 2019, voorafgaand
aan de COVID-19 pandemie, maar vergelijkbaar met de situatie in 2020: meer overwerk
en meer zittend werk en een daling in extern en intern ongewenst gedrag.
De volgende bevindingen komen op het punt van welbevinden uit de derde TNO-meting:
– Het welbevinden van thuiswerkers laat een stabiel beeld zien in vergelijking met de
vorige meting. Een grote meerderheid van de thuiswerkers had een goede gezondheid
(85%) en was tevreden met het leven (72%).
– 18% van de thuiswerkers geeft aan burn-out klachten te hebben. Hier is sprake van
een lichte stijging, zowel ten opzichte van de vorige meting (17%) als ten opzichte
van de periode voor de coronacrisis (16% in 2019).
– In maart 2021 was 15% van de werknemers die thuiswerkten sterk eenzaam. Dit is een
lichte stijging ten opzichte van de 14% bij de vorige meting in november 2020. Jongeren
t/m 25 jaar die thuiswerkten, gaven ten opzichte van de overige thuiswerkers aan vaker
emotioneel eenzaam te zijn (22%);
– 39% van de werknemers gaf aan klachten aan nek, armen en schouders te hebben. Dit
is meer dan in de vorige metingen, maar nog altijd minder dan de 43% van voor de COVID-19
pandemie;
– Van de thuiswerkers zat 89% meer dan 6 uur per dag achter een beeldscherm, dit is
ongeveer gelijk aan het beeld van thuiswerkers in 2020;
– Voor werknemers die thuis werkten was er geen significant verschil in werk-privé-disbalans
ten opzichte van een jaar eerder (9%);
– Thuiswerkers gaven iets vaker dan in de vorige metingen aan moeite te hebben met concentreren
(stijging van 12% naar 15%) en de aandacht er bij te kunnen houden (stijging van 14%
naar 17%).
De stabiliteit in het welbevinden van de thuiswerkers is bemoedigend en duidt op een
hoge mate van veerkracht. Het aandeel thuiswerkers met burn-outklachten, klachten
aan de arm, nek of schouder (KANS-klachten) en eenzaamheid blijft echter onverminderd
hoog. Het is belangrijk voor werkgevers, sociale partners en het kabinet om hier specifiek
aandacht aan te blijven besteden.
Besmettingen op de werkvloer
Op basis van de derde COVID peiling heeft TNO ook meer zicht gekregen op de besmettingen
op de werkvloer. Hieruit blijkt dat 20% van alle werknemers thuis of op locatie denkt
de afgelopen 12 maanden besmet (geweest) te zijn met corona. Ongeveer de helft hiervan
(9%) zegt dat de besmetting is bevestigd met een test. Bij de andere helft is niet
zeker of zij besmet zijn geraakt. Van werknemers die op locatie werken denkt 22% de
afgelopen 12 maanden besmet (geweest) te zijn met corona (11% getest, 11% niet getest).
TNO wil gaan bekijken of door nadere analyse duidelijk kan worden om welke sectoren
het hier vooral gaat.
Voorts is bekeken of de cijfers te relateren zijn aan de besmettingscijfers van RIVM.
Zowel TNO als RIVM geven echter aan dat deze niet te vergelijken zijn. Uit het epidemiologisch
rapport van het RIVM van 20 april bleek dat bij gemiddeld 15,2% van alle positief
geteste mensen bij wie de besmettingsbron kan worden achterhaald, er een relatie is
met de werkomgeving. Dat het percentage van het RIVM op het eerste gezicht lager lijkt
te liggen dan het percentage van TNO is verklaarbaar. Zo rapporteert het RIVM in het
epidemiologisch onderzoek tevens over zelfstandigen en de bevolking zonder werk, zoals
gepensioneerden, jongeren en werklozen, die logischerwijze niet op het werk besmet
kunnen worden, terwijl TNO zich alleen richt op werknemers. Verder verschillen de
TNO en RIVM cijfers mogelijk omdat TNO zich baseert op zelf-rapportage, waar RIVM
zich baseert op gegevens van de GGD-en uit testen en bron- en contactonderzoek.
TNO heeft voorts onderzocht of werknemers bang zijn om besmet te kunnen raken op de
werkvloer. Van alle mensen die op locatie werken is 16% vaak of altijd bang voor besmetting
en 66% van hen is soms bang voor besmetting. Dit signaal komt deels overeen met de
signalen uit de onderzoeken van FNV en CNV onder werkenden die niet thuiswerken. Uit
het onderzoek van CNV6 onder werkenden met een vitaal beroep bleek dat 71% van de ondervraagden zich onveilig
voelde wat betreft een mogelijke coronabesmetting. Uit het onderzoek van de FNV7 onder hun leden blijkt dat 65% van de mensen die hun werk alleen op de werkvloer
kunnen uitoefenen, bang is om daar corona op te lopen. De TNO-meting geeft ook een
beeld van de naleving op de werkvloer volgens werknemers. Hygiënemaatregelen lijken
over het algemeen zeer goed genomen te worden. Sociale partners geven aan dat binnen
een groot aantal sectoren coronaprotocollen ontwikkeld zijn om besmettingen zoveel
als mogelijk te voorkomen. Afstand houden blijkt in de praktijk echter lastig. Uit
de TNO-meting blijkt dat 92% van de werknemers op locatie zich vaak of altijd aan
de hygiënemaatregelen kan houden, 67% kan vaak of altijd afstand houden van klanten/leerlingen/cliënten,
en 52% kan vaak of altijd afstand houden van collega’s. Uit de rapportage van Inspectie
SZW «Het werk in coronatijd» van 14 januari 2021 (Bijlage bij Kamerstukken 29 861 en 25 295, nr. 54) bleek ook dat het niet afstand kunnen houden op de werkvloer de meest genoemde melding
was. Afstand houden is daarmee nog steeds het belangrijkste aandachtpunt van de maatregelen
om besmetting met het coronavirus te voorkomen.
Toezicht Inspectie SZW
Sinds eind januari t/m 9 april 2021 heeft de Inspectie SZW 746 meldingen over thuiswerken
ontvangen. Hiervan zijn er 627 in onderzoek genomen. In totaal hebben 545 meldingen
enkel betrekking op het niet mogen thuiswerken. Zoals vermeld aan uw Kamer in mijn
brief van 24 februari jl.8 heeft het kabinet samen met sociale partners gewerkt aan algemene criteria voor thuiswerken9. De criteria helpen individuele werkgevers en werknemers bij het maken van afwegingen
of een werknemer thuis of op locatie kan werken en kunnen onduidelijkheden wegnemen.
Sinds de criteria voor thuiswerken bekend zijn, belt de Inspectie SZW bij een onderzoekswaardige
melding met de werkgever. In dit gesprek met de werkgever wijst de Inspectie SZW op
de noodzaak van thuiswerken en de criteria. Vervolgens maakt de Inspectie afspraken
met de werkgever over thuiswerken en bevestigt die daarna in een brief. Deze aanpak
maakt dat er meer maatwerk mogelijk is en vergroot de kans op effect. Een deel van
de werkgevers zegt zich niet te herkennen in de melding die is gedaan bij de Inspectie
SZW. Maar in vrijwel alle gevallen zijn de werkgevers transparant en bereidwillig
om te laten zien welke maatregelen zij hebben getroffen om thuiswerken mogelijk te
maken.
Bevorderen van vitaal thuiswerken
Het bevorderen van vitaal thuiswerken is nog steeds een urgente opgave voor werkgevers
en werkenden. Thuiswerken levert een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van
besmettingen met het coronavirus, ook in de komende periode. Bij het werken vanuit
huis moeten werknemers dat gezond en veilig kunnen doen en vitaliteit is daarbij belangrijk.
Uw Kamer heeft met de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders het kabinet verzocht
om initiatieven om vitaal thuis te werken in overleg met sociale partners te stimuleren
en te ondersteunen en hiervoor € 5 miljoen vrij te maken.
Zoals vermeld aan uw Kamer in mijn brief van 24 februari jl. heeft het kabinet deze
middelen vrijgemaakt en wordt overleg gevoerd met sociale partners in de Stichting
van de Arbeid over te nemen initiatieven om werkenden te verleiden een (groter) deel
van hun tijd thuis te (blijven) werken en zo besmettingsrisico’s tegen te gaan en
werkgevers tevens te helpen dit op een verantwoorde manier te doen. Zo wordt er op
korte termijn gestart met een brede campagne, wordt de ondersteuning van Vitaal Bedrijf
op vitaal thuiswerken verder uitgebreid, en wordt met de sociale partners het versterken
van een aantal andere initiatieven verkend. Bij de verdere invulling van de motie
zal er nadrukkelijk aandacht zijn voor de zaken die door de sociale partners als belangrijk
zijn aangemerkt. Bijvoorbeeld het bij de bron aanpakken van problemen rondom thuiswerken
en het opnemen van thuiswerken in de RI&E van werkgevers.
In de gesprekken met de sociale partners wordt tevens de relatie gelegd met het steunpakket
voor sociaal en mentaal welzijn en leefstijl – voor alle werkenden die het in deze
crisis mentaal zwaar hebben – ook aan de orde. Over dit steunpakket is uw Kamer op
12 februari jl. geïnformeerd10. Hieronder licht ik de activiteiten toe die ik in het kader van vitaal thuiswerken
ontplooi. Deze zijn gericht op ondersteuning, kennisdeling en inspiratie, en voorlichting.
Ondersteuning
Om werkgevers en werkenden te ondersteunen bij vitaal thuiswerken en te stimuleren
dat zoveel mogelijk mensen thuis blijven werken, ben ik voornemens om de al bestaande
ondersteuning van Vitaal Bedrijf aan werkgevers en werknemers op vitaliteit uit te
breiden met dienstverlening gericht op vitaal thuiswerken. De verwachting is dat zij
in het tweede kwartaal hun dienstverlening kunnen uitbreiden.
Vitaal Bedrijf is een initiatief van VNO-NCW en MKB-Nederland en is voortgekomen uit
het Nationaal Preventieakkoord en wordt reeds financieel ondersteund door de Ministeries
van VWS en SZW. Vitaal Bedrijf is erop gericht om werkgevers te helpen bewust en doeltreffend
te investeren in de vitaliteit van werknemers. Het traject dat werkgevers doorlopen
start met gerichte scans onder medewerkers die in kaart brengen wat de behoeften zijn
op het gebied van vitaliteit en hoe hun beoordeling is van wat reeds wordt gedaan
binnen het bedrijf. Het resultaat van die scan wordt via een dashboard inzichtelijk
gemaakt voor de werkgever en werknemers. Daarna vinden één of meerdere adviesgesprekken
plaats met een adviseur van Vitaal Bedrijf om het bedrijf handvatten te geven om op
de korte termijn de vitaliteit van werknemers te verbeteren. Ook wordt er in overleg
met de werkgever een gericht vitaliteitsprogramma opgesteld met dienstverlening van
geselecteerde partners van Vitaal Bedrijf.
Als uitbreiding op de al bestaande dienstverlening stelt Vitaal Bedrijf voor om in
de scans het onderdeel thuiswerken en de relatie met de RI&E uit te breiden en meer
centraal te stellen. Daarnaast kan Vitaal Bedrijf de capaciteit verhogen om meer scans
en adviesgesprekken uit te voeren, en de dienstverlening aanscherpen om goed aan te
sluiten op de problematiek en behoeften van thuiswerkende werknemers binnen specifieke
sectoren en branches. Om dit te realiseren zal Vitaal Bedrijf in overleg treden met
brancheorganisaties en werknemersorganisaties, en hier een overlegstructuur voor inrichten.
Het doel hierbij is om dienstverlening voor vitaal thuiswerken per branche te ontwikkelen,
zodat er een gericht en specifiek aanbod voor de leden en hun medewerkers ontstaat.
Op korte termijn is het conform de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders van
groot belang om het aandeel werkenden die thuis kunnen werken te vergroten. Aangezien
het voor sommige werkgevers een uitdaging kan zijn om werknemers op een juiste en
verantwoorde manier thuis te laten werken, is het zaak om vitaal thuiswerken te stimuleren
en te ondersteunen. Met de vergroting van het bereik van de scans en de adviesgesprekken
en het leveren van meer maatwerk kan dit snel geleverd worden.
Werknemersorganisaties vinden het van groot belang dat Vitaal Bedrijf zich in haar
dienstverlening meer richt op de bron van problemen rond thuiswerken en hieraan gerelateerde
vraagstukken op het terrein van arbeidsomstandigheden. De eisen die de regelgeving
hier stelt zijn er immers om werknemers in de basis te beschermen: zonder een goede
inventarisatie van de risico’s in een bedrijf voor de vitaliteit van werknemers en
het nemen van structurele maatregelen die dit risico aanpakken of beperken zullen
andere maatregelen niet afdoende kunnen zijn omdat de oorzaak niet wordt aangepakt.
Deze inbreng van de bonden neem ik ter harte. Ik zal bespreken met sociale partners,
VWS, Inspectie SZW en Vitaal Bedrijf hoe er binnen Vitaal Bedrijf nog meer aandacht
hiervoor kan zijn. Een eerste stap in deze richting wordt gezet door bij de uitbreiding
van de dienstverlening ten behoeve van thuiswerken de relatie met RI&E uit te breiden
en meer centraal te stellen.
Kennisdeling en inspiratie
Met het oog op het delen van kennis en inspireren organiseert het interdepartementale
programmadirectoraat-generaal Samenleving en COVID-19 in samenwerking met mijn ministerie
op 29 april de «Conferentie Thuiswerken nu en straks». De conferentie is gericht op
het uitwisselen van ervaringen over leidinggeven in deze periode van grootschalig
thuiswerken. Centrale vragen die tijdens de conferentie aan bod komen zijn: hoe ondersteun
je als werkgever jouw werknemers om effectief thuis te blijven werken? Waar hebben
werknemers behoefte aan? Welke kansen en uitdagingen brengt dit met zich mee en hoe
kan je hier als werkgever het beste mee omgaan? Hoe zou dat in de toekomst eruit kunnen
zien? In de werkconferentie delen werkgevers, OR-leden en vertegenwoordigers van werknemers-
en werkgeversorganisaties ideeën met elkaar en komen praktische thuiswerkinformatie,
moeilijkheden en oplossingen aan bod. Doel van de inspiratiesessie is om de deelnemers
handelingsperspectieven te bieden voor thuiswerken in de coronacrisis en voor de periode
daarna.
Voorlichting
Via bestaande (sociale media) kanalen en campagnes vragen we aandacht voor het thema
vitaal thuiswerken. Zo besteedt mijn ministerie in de campagne »Elk half uur even
bewegen. Zet ook de stap»11 aandacht aan het belang van bewegen om klachten en ziekten door te veel zittend werk
te voorkomen. Nederland is Europees kampioen zitten en dat is niet iets om trots op
te zijn. In geen enkel ander EU-land zit zo’n groot gedeelte van de bevolking meer
dan 8,5 uur per dag, en tijdens de coronapandemie is het aantal zituren toegenomen,
niet in de laatste plaats door het thuiswerken. Langdurig zitten kan ernstige gevolgen
hebben voor de gezondheid, zoals hart- en vaatziekten, diabetes type II en vroegtijdig
overlijden. Voldoende bewegen, ook tijdens het werk, zorgt ervoor dat mensen vitaler
en zowel fysiek als mentaal gezonder zijn. Om de bewustwording te vergroten en hen
van concrete oplossingen te voorzien startte het Ministerie van SZW op 8 april jl.
de campagne »Elk half uur even bewegen. Zet ook de stap». Deze campagne maakt onderdeel
uit van het SZW-programma Preventie beroepsziekten.
Ook is er een aantal initiatieven specifiek gericht op thuiswerken. Om zowel de werkgevers
als de werknemers goed op weg te helpen met thuiswerken, zijn daartoe de websites
slimwerkgeven.nl en hoewerknederland.nl ingericht. Daarop staan actuele informatie
en tools. Ook is er een link gemaakt met de criteria voor thuiswerken die mijn ministerie
samen met werkgevers- en werknemersorganisaties heeft opgesteld. Die criteria bieden
werknemers en werkgevers handvatten om met elkaar in gesprek te gaan over thuiswerken.
Vanaf 1 mei ondersteun ik deze initiatieven voor vitaal thuiswerken met een brede
campagne als onderdeel van de «Alleen samen»-campagne. De focus van de campagne ligt
vooral op het belang om hier en nu te blijven thuiswerken gedurende de corona-pandemie.
Doelgroep zijn werkgevers én werkenden, omdat het creëren van voldoende steun onder
beide doelgroepen elkaar kan versterken.
Uitgangspunt is dat de thuiswerker onderdeel is van de oplossing om het coronavirus
in te dammen, zodat de oproep blijft: werk zoveel mogelijk vanuit huis. De campagne
moet werkenden en werkgevers helpen om vitaal thuiswerken samen goed te organiseren
en hun daarbij handelingsperspectief te bieden. Daarbij zal de nadruk liggen op het
nemen van maatregelen bij de bron (goede werkbalans, werkdruk, goed management, ondersteun
behoefte aan sociale contacten, etc.). Ook zal er doorverwezen worden naar websites
met maatregelen en tips rondom thuiswerken (hoewerktnederland.nl, slimwerkgeven.nl
en arboportaal.nl) en de algemene criteria voor thuiswerken.
Om zowel de doelgroep werkgevers als werkenden goed te bereiken zal de aangeboden
informatie laagdrempelig en toegankelijk zijn voor iedereen. De informatie zal via
verschillende communicatiekanalen worden aangeboden, zoals dagbladen, radio, video
en social media. De ervaringen die zijn opgedaan met vitaal thuiswerken zullen ook
in de nabije toekomst relevant blijven als hybride vormen van werken op kantoor en
thuis of op andere locaties vaker zullen voorkomen. De uitingen in de campagne worden
daarop afgestemd.
Agenda voor de toekomst van hybride werken
In de brief van 16 november jl.12 over gezond en veilig thuiswerken is aangegeven dat het kabinet niet alleen aandacht
heeft voor het ondersteunen en faciliteren van werkend Nederland tijdens de coronacrisis,
maar dat het ook vooruitkijkt naar de toekomst. Voorlopig is het dringende advies
van de overheid om thuis te blijven werken waar dat kan, om het coronavirus eronder
te krijgen. Maar er komt een moment dat we weer een keuze hebben om (deels) thuis,
op kantoor of een andere locatie te gaan werken (hybride werken). Daarom is het goed
om zoveel mogelijk te leren van deze periode van grootschalig en langdurig thuiswerken
zodat we hier na de coronacrisis ons voordeel mee kunnen doen.
Op 30 maart jl. heeft het kabinet de SER om breed advies gevraagd over de toekomst
van hybride werken (zie bijlage bij deze brief)13. Met het advies van de SER in de hand kan het kabinet een Agenda voor de toekomst
van hybride werken vormgeven, zoals is aangekondigd in de brief van 16 november jl.
Het doel van deze agenda is dat de samenleving, werkgevers, werkenden, het kabinet
en andere relevantie partijen beter kunnen anticiperen op de ontwikkelingen rond hybride
werken na corona. Kernvragen die aan de SER zijn voorgelegd zijn onder andere: «Hoe
ziet de balans van hybride werken er naar verwachting uit in de periode na corona?
Welke uitdagingen liggen er voor het bereiken van deze balans? En wat kunnen het kabinet,
werkgevers, werknemers en andere partijen doen om hier goed op in te spelen (welke
stappen en randvoorwaarden zijn er nodig om tot een gezonde balans te komen)?»
De SER is gevraagd in zijn advies ten minste aandacht te besteden aan de gevolgen
van hybride werken voor de (mentale) gezondheid van werkenden, voor de organisatiecultuur,
kantoorinrichting en arbeidsplekken, voor mobiliteit en milieu, voor benodigde wet-
en regelgeving, voor de economie en voor specifieke groepen (zoals zzp’ers, starters
op de arbeidsmarkt, ouderen, mensen met minder digitale vaardigheden, etc.). Ook is
de SER gevraagd wat de toekomst van hybride werken betekent voor scholing van toekomstige
en huidige werkenden. En wat hybride werken voor sociaal-maatschappelijke gevolgen
kan hebben, zoals bijvoorbeeld voor de combinatie tussen werk, privé en mantelzorg.
Het kabinet heeft de SER verzocht om vóór 1 augustus a.s. zijn advies op te leveren.
Met het indienen van de SER-adviesaanvraag geef ik invulling aan twee moties over
de inhoud van de SER-adviesaanvraag: de motie van de leden Van Weyenberg en Smeulders14 over expliciete aandacht voor mentale gezondheid van werknemers, en de motie van
de leden Van Nijkerken – De Haan en Tielen15 over het in ogenschouw nemen van het moderniseren van wet- en regelgeving. Tevens
geef ik invulling aan de toezegging tijdens de begrotingsbehandeling SZW op 19 november
2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 27, items 3 en 6), over de expliciete aandacht voor
wet- en regelgeving in de SER-adviesaanvraag en de toezegging over het indienen van
een adviesaanvraag aan de SER in de kamerbrief «Gezond en veilig thuiswerken» van
16 november 202016. Ik beschouw de benoemde moties en toezeggingen hiermee als afgedaan.
Tot slot is het belangrijk om te benoemen dat het onder normale omstandigheden (dat
wil zeggen: voor en na corona) natuurlijk aan werkgevers is om, in afstemming met
werknemers, te bepalen of en hoe hybride werken past bij hun organisatie.17 In enkele cao's zijn hier bijvoorbeeld ook al afspraken over gemaakt.18 Het SER advies treedt dan ook niet in deze dialoog tussen werkgevers en werknemers.
Tot slot
Mijn collega’s in het kabinet en ik blijven ons – in overleg en met werkgevers, werknemers,
deskundigen – inzetten voor het stimuleren van vitaal thuiswerken op de korte termijn
en ons voorbereiden op een toekomst na corona waarin thuiswerken ongetwijfeld een
belangrijke plaats blijft behouden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid