Brief regering : Stand van zaken ontmantelen olieplatforms op de Noordzee
33 450 Mariene Strategie voor het Nederlandse deel van de Noordzee
Nr. 114
BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2021
Naar aanleiding van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om delen van de uit
productie genomen olie- en gasplatforms van Shell in het Brentveld op het Britse deel
van de Noordzee te laten staan, heb ik u in mijn brieven op 8 oktober1 en 8 november 20192 geïnformeerd over het Nederlandse standpunt ten aanzien van dit voornemen en de uitkomsten
van het raadgevend overleg op basis van OSPAR Besluit 98/3. Met deze brief wil ik
u informeren over:
• De stand van zaken omtrent de ontmanteling van het Brentveld;
• Een nieuw voornemen van het Verenigd Koninkrijk om een stalen jacket van het platform
Brae Bravo te laten staan;
• De stand van zaken omtrent overige ontmantelingen op de Noordzee, waaronder op het
Nederlands Continentaal Plat.
Ontmanteling Brent veld
Begin 2019 heeft het Verenigd Koninkrijk haar plannen gedeeld om de niet meer in gebruik
zijnde offshore installaties van Shell in het Brentveld af te breken en een vergunning
te verlenen voor het gedeeltelijk laten staan van deze installaties, als een uitzondering
op de opruimplicht volgens het besluit 98/3 van het OSPAR Verdrag. In het Brent veld
staan vier installaties: Brent Alpha (steel jacket), Bravo, Charlie en Delta (Gravity
Based betonnen constructies). Deze installaties staan op de zeebodem die daar ter
plaatse 140 meter diep is. De gravity based installaties bevatten in totaal 26 betonnen
opslagtanks die gevuld zijn met oliehoudend sediment en verontreinigd zeewater.
Op 8 oktober 2019 bent u geïnformeerd over het Nederlandse standpunt dat is ingebracht
tijdens het raadgevend overleg van OSPAR op 18 oktober 2019, met als doel het Verenigd
Koninkrijk te adviseren in haar besluit. Dit standpunt houdt in dat alle mijnbouwplatforms
na (her-)gebruik volledig moeten worden opgeruimd. Nederland kan instemmen met het
niet volledig opruimen, wanneer dit technisch niet mogelijk is, wanneer de arbeidsomstandigheden
te hoge veiligheidsrisico’s met zich meebrengen, of wanneer de milieurisico’s van
het opruimen groter zijn dan van het laten staan. In de vergunningaanvraag van de
Brentinstallaties in het Verenigd Koninkrijk en de onderliggende documenten ziet Nederland
onvoldoende onderbouwd dat het achterlaten van een deel van de funderingen met opslagcellen
met daarin verontreinigd materiaal milieuhygiënisch en veiligheidstechnisch de beste
optie is, en dat de betonnen poten niet deels kunnen worden verwijderd.
Op 9 november 2019 bent u geïnformeerd over de uitkomsten van het raadgevend overleg
van OSPAR. Alle OSPAR verdragspartijen, uitgezonderd Noorwegen, stonden kritisch tegenover
het voornemen van het Verenigd Koninkrijk. Shell stelde dat het verantwoord is om
delen van de installaties inclusief de opslagcellen met verontreinigd materiaal op
de zeebodem achter te laten. De meeste verdragspartijen waren echter van mening dat
de samenstelling van de inhoud van de opslagcellen onvoldoende was vastgesteld waardoor
een dergelijke uitspraak niet kon worden gedaan. Het Verenigd Koninkrijk is toen aangespoord
om verder te onderzoeken of het toch mogelijk is om de betonnen poten tot 55 meter
onder het wateroppervlak te verwijderen.
Op 26 februari 2020 heeft een overleg met een Britse delegatie plaatsgevonden om het
Nederlandse commentaar te bespreken. Op 26 juni 2020 is een schriftelijke reactie
ontvangen van het Verenigd Koninkrijk waarin zij aangaf dat de door Nederland geopperde
opties technisch niet haalbaar zijn. In januari 2021 zijn de concept voorwaarden voor
een derogatie vergunning voor de gravity-based structures met de OSPAR verdragspartijen
gedeeld. In de voorwaarden staat in het kort:
• De betonnen installaties en opslagcellen met verontreinigd materiaal blijven staan;
• Mitigerende maatregelen worden getroffen om nadelige gevolgen hiervan te voorkomen:
– Zoveel mogelijk extern staalwerk verwijderen;
– Jaarlijks onderzoek naar de mogelijkheden voor in situ sanering van de inhoud van
de opslagcellen;
– Vijfjaarlijks onderzoek naar opties voor het beheer van de celinhoud;
– Uitvoering puinruimoperatie na voltooiing van de ontmanteling;
• Navigatieveiligheid wordt gewaarborgd;
• Na voltooiing van de ontmanteling wordt milieu en bouwkundig onderzoek uitgevoerd.
Na een analyse van de voorwaarden en afstemming met Duitsland zal Nederland het volgende
bezwaar maken tegen deze vergunning:
1. In de voorwaarden dienen wettelijk afdwingbare vereisten vastgelegd te worden met
het perspectief de celinhoud te verwijderen, door gedurende een periode van bijvoorbeeld
5 jaar proactief methoden voor het verwijderen van de celinhoud te ontwikkelen. Pas
wanneer dergelijke methoden niet haalbaar blijken te zijn, dan zou de door het Verenigd
Koninkrijk voorgestelde voorwaarde voor het nemen van mitigerende maatregelen van
kracht moeten zijn;
2. De formulering van de voorwaarde dat zoveel mogelijk extern staalwerk verwijderd wordt,
is onvoldoende concreet. Het voorstel is om te specificeren welke componenten in welk
tijdsbestek worden verwijderd;
3. Ten aanzien van de bouwkundige- en milieuonderzoeken dient een monitoringprogramma
voor de lange termijn opgesteld te worden met daarin de omvang, duur, aantal en frequentie
van onderzoek;
4. De voorwaarden zijn onvoldoende concreet. Informatie ontbreekt over de betrokken partijen,
de tijdspaden en de bijdrage van maatregelen aan het voorkomen of beperken van de
nadelige gevolgen van het niet opruimen van de installatie op zee.
Naast Nederland hebben ook Duitsland, België, Zweden en Spanje bezwaar ingediend tegen
de voorwaarden. Het is nu aan het Verenigd Koninkrijk hoe zij naar aanleiding van
dit bezwaar besluit. OSPAR heeft daarin verder geen bevoegdheid. Ook daarbuiten zijn
geen juridische stappen door andere landen mogelijk.
Ontmanteling Brae Bravo
Nederland heeft onlangs, conform de consultatieregeling die is vastgelegd in het OSPAR
besluit 98/3, een voornemen ontvangen van het Verenigd Koninkrijk dat betrekking heeft
op het deels laten staan van een stalen jacket van het platform Brae Bravo. Concreet
houdt dit in dat vier stalen poten enkele meters boven de zeebodem blijven staan.
Nederland zal net als Duitsland en Spanje het volgende bezwaar maken:
• De conclusie dat het verantwoord is om delen van de stalen jackets te laten staan,
is gebaseerd op de door RockRose en TAQA uitgevoerde vergelijkende toets. OSPAR Contracting
Parties hebben tijdens een informeel OSPAR OIC overleg3 geconcludeerd dat de opzet van deze toets niet geschikt is en de uitkomst te snel het achterlaten van de installaties is;
• Het voornemen is gebaseerd op het argument dat technologie niet beschikbaar is. Het
Verenigd Koninkrijk heeft onlangs aan OSPAR OIC gemeld deel te nemen aan een joint
industry project, gericht op ontwikkeling van decommissioning technologie. Nederland
stelt voor de vergunningverlening uit te stellen in afwachting van mogelijke nieuwe
technieken komend uit dit project waarbij de ontmanteling van Brae Bravo als case
beschouwd kan worden;
• Van enkele installatieonderdelen is het onduidelijk of zij onder het voornemen vallen
om te laten staan. Daarnaast is het onduidelijk hoe mogelijke verstoring van oliehoudend
boorgruis wordt tegengegaan en wat eventuele milieueffecten zijn van een verstoring.
Nederland vraagt het Verenigd Koninkrijk een overleg in te plannen waarin de verschillende
verdragspartijen hun bezwaar kunnen toelichten.
Overige ontmanteling, waaronder het Nederlands Continentaal Plat
Uit een door de internationale organisatie van de offshore industrie opgestelde rapportage4 volgt dat in 2020 op het Nederlandse deel van de Noordzee 3 topsites (platform met
de feitelijke installaties) en hun jackets (funderingen) volledig verwijderd zijn.
In de gehele Noordzee zijn in totaal 32 topsites en daarvan 20 jackets verwijderd.
Het is de bedoeling dat de overige 12 jackets ook verwijderd worden, tenzij een vergunning
wordt afgegeven om een deel te laten staan.
Vervolg
Nederland zal in OSPAR het Verenigd Koninkrijk actief bevragen over de vervolgstappen.
Zo nodig zal Nederland zich beraden op politieke of diplomatieke actie, in overleg
met andere partijen die bezwaar hebben gemaakt tegen het voornemen van het Verenigd
Koninkrijk.
Ik zal uw Kamer blijven informeren over de voortgang.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat