Brief regering : Informatie over procedures Wet verbod op kolen
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
35 167
Regels voor het produceren van elektriciteit met behulp van kolen (Wet verbod op
kolen bij elektriciteitsproductie)
Nr. 681
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 april 2021
Met deze brief informeer ik u over de nationale en internationale procedures die door
eigenaren van elektriciteitscentrales tegen de Nederlandse Staat zijn gestart met
betrekking tot de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie (hierna: de Wet
verbod op kolen).
Deze week werd bekend dat Uniper een dagvaarding wegens onrechtmatige daad heeft betekend
bij de Hoge Raad, waarmee officieel een procedure bij de nationale rechter wordt ingeluid.
Ik kan niet vooruitlopen op de inhoud van de dagvaarding. Ook heeft Uniper SE aangegeven
voornemens te zijn een verzoek tot arbitrage tegen het Koninkrijk der Nederlanden
in te dienen bij het International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID). Zodra het verzoek geregistreerd is, zal ik beschikking krijgen
over de stukken die inzicht geven in de onderbouwing van de claim.
De start van deze juridische procedures door Uniper komt niet als een verrassing.
Het verzoek tot arbitrage is ingeluid met een zogenaamde trigger letter, die op 18 december 2019 door mijn ministerie is ontvangen. In deze brief gaf Uniper
aan bereid te zijn om een internationale arbitrageprocedure te starten vanwege schade
die zij meent te lijden door de inwerkingtreding van de Wet verbod op kolen 2030 (zie
de beantwoording Kamervragen met het kenmerk Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr.
1526). Een dergelijke procedure dient ingevolge artikel 26 (1) van het Energiehandvestverdrag
(hierna: ECT) te worden ingeluid met een zogenaamde «afkoelingsperiode» van ten minste
drie maanden. In deze periode moeten een investeerder en een staat, bij een beweerde
niet-nakoming van een verplichting door een staat, een poging doen om het geschil
over de beweerde niet nakoming van een verplichting van de staat in onderling overleg
op te lossen. Deze gesprekken hebben geen resultaat opgeleverd.
In deze gesprekken is door mijn ministerie aangegeven dat de Wet verbod op kolen bij
elektriciteitsproductie zorgvuldig tot stand is gekomen en het resultaat is van gedegen
democratische besluitvorming, waarbij alle belangen zorgvuldig zijn afgewogen. Bij
de totstandkoming van de Wet verbod op kolen is rekening gehouden met relevante bepalingen
uit internationaal en Europees recht.
Gegeven langjarige ontwikkelingen konden eigenaren van kolengestookte productie-installaties
er niet van uitgaan dat op termijn geen overheidsmaatregelen zouden worden genomen
die beogen de CO2-emissies van Nederland vergaand te reduceren. Daar komt bij dat de Wet alleen het
gebruik van kolen als brandstof bij productie-installaties die elektriciteit opwekken verbiedt en een andere aanwending van de productie-installaties onverlet
laat.
De Wet biedt een ruime overgangstermijn van tien jaar vanaf de inwerkingtreding in
december 2019. In die periode kunnen exploitanten hun investeringen (deels) terugverdienen
en deze termijn biedt hen de mogelijkheid om hun centrale om te bouwen voor voortzetting
als elektriciteitscentrale op andere brandstoffen. Zoals aangegeven in de memorie
van toelichting bij de Wet is het aan de exploitanten zelf om op basis van hun eigen
bedrijfseconomische inschatting een keuze te maken over hoe zij verder willen met
de exploitatie van hun centrale (Kamerstuk 35 167, nr. 3). Tot slot bevat artikel 4 van de Wet expliciet de bevoegdheid om aanvullende compensatie
te bieden, indien één van de exploitanten ten opzichte van andere exploitanten van
een kolencentrale onevenredig zwaar wordt geraakt als gevolg van het geïntroduceerde
verbod.
Voor de toekomst heeft Uniper aangegeven een rol te willen spelen bij de energietransitie
in Nederland en dat zij daarom mogelijkheden onderzoekt om te investeren in een duurzame
businesscase op de Maasvlakte. Dit initiatief verwelkom ik. De vraag welke alternatieve
businesscase Uniper voor zich ziet ná 2030 staat echter los van de procedures en de
vraag of de Wet verbod op kolen rechtmatig is. Op basis van artikel 4 van de wet kan
alleen compensatie worden toegekend als de exploitant hier een beroep op doet, waarbij
wordt aangetoond dat de exploitant ten gevolge van het verbod ten opzichte van andere
exploitanten van een kolengestookte productie-installatie onevenredig zwaar wordt
geraakt. Tot op heden heeft Uniper geen beroep gedaan op artikel 4 van de Wet.
De aangekondigde procedures van Uniper volgen op de eerder aanhangig gemaakte procedures
door RWE. Los van het verzoek tot arbitrage tegen het Koninkrijk der Nederlanden,
dat 20 januari 2021 door RWE AG en RWE Eemshaven Holding II B.V. bij ICSID is ingediend,
heeft RWE op 26 februari jl. ook twee dagvaardingen betekend. In deze dagvaardingen
wordt schadevergoeding gevorderd op grond van onrechtmatigheid van de Wet voor respectievelijk
Amer-9-centrale en de Eemshavencentrale.
De Nederlandse Staat bereidt zich voor op het voeren van parallelle procedures. Ik
zal uw Kamer op vergelijkbare wijze informeren als bij de procedures die door RWE
zijn ingesteld. U ontvangt binnenkort nadere informatie over de stand van zaken omtrent
de selectie en benoeming van arbiters in de ISDS-procedure van RWE en verdere informatie
omtrent de procesvoorbereiding. Daarbij bied ik aan om, mocht hieraan behoefte bestaan,
hier door middel van vertrouwelijke technische briefings verder op in te gaan.
Bij de behandeling van de internationale procedure zullen vanzelfsprekend ook de Minister
van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
worden betrokken.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ’t Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat