Brief regering : Fiche: Mededeling Actieplan Sociale Pijler
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3085 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Verordening met wijzigingen Ecris-TCN en interoperabiliteit t.b.v. voorgestelde
vreemdelingenscreening (Kamerstuk 22 112, nr. 3084)
Fiche: Mededeling Actieplan Sociale Pijler
Fiche: Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning
mannen en vrouwen (Kamerstuk 22 112, nr. 3086)
Fiche: Mededeling Europese strategie rechten van personen met een handicap 2021–2030
(Kamerstuk 22 112, nr. 3087)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Mededeling Actieplan Sociale Pijler
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Het Actieplan voor de Europese pijler
van sociale rechten
b) Datum ontvangst Commissiedocument
4 maart 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2021) 102
d) EUR-lex
https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52021DC0102
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken.
g) Eerstverantwoordelijke ministerie
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
2. Essentie voorstel
In november 2017 is door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie de Europese
Pijler van Sociale Rechten (hierna: sociale pijler) afgekondigd1. De sociale pijler bestaat uit 20 fundamentele principes en rechten, die bij moeten
dragen aan goed functionerende, eerlijke en toekomstbestendige arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels.
Het voorliggende Actieplan heeft niet als doel om deze principes te wijzigen, maar
om een politieke impuls en verdere inhoudelijke concretisering te geven aan de implementatie
ervan. De Commissie stelt in het Actieplan dat effectieve implementatie nu, gezien
uitdagingen zoals de COVID-19 pandemie, klimaatverandering, digitalisering en demografische
veranderingen, belangrijker is dan ooit en met name afhangt van de inspanningen van
lidstaten, die de primaire bevoegdheid op dit terrein hebben. Het Actieplan betreft
tevens de bijdrage van de Commissie voor de informele Sociale Top van regeringsleiders
in Porto op 7 en 8 mei, georganiseerd door het Portugees voorzitterschap.
Het Actieplan kan worden opgedeeld in twee onderdelen. Het eerste deel bevat nieuwe
kerndoelen voor 2030, en in het tweede deel wordt aangegeven welke initiatieven hebben
bijgedragen aan de implementatie van de pijler en welke aankomende initiatieven daaraan
nog zullen bijdragen.
De drie voorgestelde nieuwe kerndoelen voor 2030 zien op de terreinen werkgelegenheid,
vaardigheden en sociale inclusie. Het gaat hierbij niet om nationale doelen, maar
om streefdoelen die gelden voor de Unie als geheel. In het Actieplan staat dat lidstaten
worden aangemoedigd om zelf nationale doelen te formuleren. Het is nog niet bekend
hoe dit proces er uit zal zien. De mogelijkheid bestaat dat lidstaten die relatief
goed presteren, hogere nationale doelen zullen moeten formuleren.
Werkgelegenheid
Tenminste 78% van de bevolking tussen de 20 en 64 jaar oud zou een baan moeten hebben
in 2030. Daarnaast geeft de Commissie aan dat de EU om dit kerndoel te realiseren,
moet streven naar het halveren van de werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen,
het aanbod van voorschools onderwijs en kinderopvang dient te vergroten en het percentage
jongeren tussen de 15 en 29 jaar oud in de EU dat geen onderwijs of training volgt
en geen baan heeft (NEET’s; not in education, employment or training) dient te verlagen van 12,6% naar 9%.
Vaardigheden
Tenminste 60% van alle volwassenen zou elk jaar aan een opleiding moeten deelnemen
in 2030. Daarnaast geeft de Commissie aan dat om dit kerndoel te bereiken ten minste
80% van de bevolking tussen de 16 en 74 jaar oud digitale basisvaardigheden zou moeten
hebben, dat voortijdig schoolverlaten gereduceerd dient te worden en dat deelname
in hoger secundair onderwijs verhoogd dient te worden.
Sociale inclusie
Het derde kerndoel gaat over armoede en sociale uitsluiting. De Commissie stelt dat
het aantal mensen met risico op armoede of sociale uitsluiting met ten minste 15 miljoen
gereduceerd moet zijn in 2030. Van deze 15 miljoen mensen, moeten er ten minste 5 miljoen
kinderen zijn.
De Commissie nodigt de Europese Raad uit om deze drie doelen te onderschrijven en
roept lidstaten op om hun eigen nationale doelen te stellen die bijdragen aan deze
gemeenschappelijke ambitie. De nieuwe doelen worden verwerkt in een herziening van
het sociale scoreboard die als bijlage bij het Actieplan is gevoegd. Hiermee kunnen
de trends en prestaties van lidstaten worden gevolgd, ook in de context van het Europees
Semester.
In het tweede gedeelte van het Actieplan zet de Commissie verschillende EU-initiatieven
uiteen die hebben bijgedragen aan de implementatie van de sociale pijler, aan de hand
van bovengenoemde drie thema’s van de nieuwe doelen voor 2030. Tevens geeft de Commissie
aan welke aankomende initiatieven zullen bijdragen aan de implementatie van de pijler.
Dit is grotendeels conform de plannen uiteengezet in het Commissie-werkprogramma2, maar het Actieplan bevat ook nieuwe elementen. Zo heeft de Commissie bijvoorbeeld
tegelijkertijd met het Actieplan een Commissie-aanbeveling over effectieve en actieve
ondersteuning van de werkgelegenheid na de COVID-19 crisis uitgebracht. Andere aankondigingen
zijn onder andere een Raadsaanbeveling over minimuminkomen (bijstand) in 2022 en een
voorstel voor een proefproject ten aanzien van een Europese socialezekerheidskaart.
Deze kaart zout als digitale oplossing functioneren om de interactie tussen mobiele
burgers en nationale autoriteiten te vergemakkelijken en de overdraagbaarheid van
socialezekerheidsrechten over de grenzen heen te verbeteren.
De Commissie besteedt in de sociale pijler ook aandacht aan hervormingen en investeringen
in gezondheids- en langdurige zorgsystemen om de weerbaarheid, betaalbaarheid, en
toegankelijkheid te verbeteren. Hiertoe komt de Commissie in 2022 met een voorstel
voor de langdurige zorg dat een raamwerk moet bieden voor beleidsherzieningen die
bijdragen aan duurzame, toegankelijke en kwalitatieve langdurige zorg. Daarnaast kondigt
de Commissie een Europees Platform ter Bestrijding van Dakloosheid aan om lidstaten
en stakeholders te ondersteunen bij het uitwisselen van goede voorbeelden en het identificeren
van effectieve en innovatieve initiatieven.
In het Actieplan wordt aangegeven dat de lidstaten ten volle gebruik zouden moeten
maken van de beschikbare EU-middelen om hervormingen en investeringen te ondersteunen,
zoals onder meer de middelen uit NextGenerationEU, waaronder het Faciliteit voor herstel
en veerkracht (RRF), en het ESF+. Ook wordt het belang van het Europees Semester als
kader voor de coördinatie van economische, werkgelegenheids- en sociale hervormingen
en investeringen benadrukt in het Actieplan. Om de uitvoering van dit Actieplan te
ondersteunen, roept de Commissie de Europese instellingen, de nationale parlementen,
de sociale partners en het maatschappelijk middenveld op om regelmatig gezamenlijke
politieke debatten te organiseren om de balans op te maken van de vorderingen op weg
naar een sterk sociaal Europa tegen 2030. Ook wordt verbetering van de betrouwbaarheid
en tijdigheid van sociale statistieken aangekondigd.
De Commissie zal het Actieplan in 2025 evalueren. De evaluatie zal de basis vormen
voor verdere maatregelen op EU-niveau met het oog op de verwezenlijking van de EU-doelstellingen
voor 2030.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Nederland heeft de Europese pijler van sociale rechten verwelkomd. De pijler kan een
leidraad vormen voor effectief sociaal en arbeidsmarktbeleid en de uitwisseling van
«goede praktijken» tussen lidstaten op dit terrein bevorderen. Zo kan de pijler bijdragen
aan noodzakelijke hervormingen in de lidstaten en een proces van opwaartse sociaaleconomische
convergentie stimuleren.3
Het kabinet hanteert bij de beoordeling van Commissievoorstellen binnen het sociaal
domein het kader met horizontale uitgangspunten uit de Kamerbrief over de toekomst
van de sociale dimensie4. Het is allereerst van belang dat vastgehouden wordt aan de bestaande bevoegdheidsverdeling.
Voor thema’s waar Europees optreden wenselijk is zal regelgeving niet in alle gevallen
de eerste keuze moeten zijn. Waar nieuwe regelgeving nodig is, geeft het kabinet de
voorkeur aan doelregelgeving boven middelregelgeving. Tevens zal er meer aandacht
moeten zijn voor handhaving van het EU-acquis. Ten slotte dient sociaal beleid meer
dan nu verbonden te worden met ander beleid.
In het algemeen zijn de principes van de pijler reeds verankerd in nationaal beleid.
Nederland heeft reeds verschillende maatregelen genomen op het gebied van onder meer
toegang tot de arbeidsmarkt, digitale vaardigheden, kansengelijkheid in het onderwijs,
leven lang leren en de werkprivébalans die bijdragen aan de invulling van de sociale
pijler en meer in het bijzonder op het terrein van de nu voorgestelde kerndoelen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
In het algemeen steunt het kabinet het feit dat de Commissie, een aantal jaar na afkondiging
van de sociale pijler, kijkt hoe het de verdere implementatie van de pijler kan ondersteunen.
De uitdagingen waar de EU voor staat, de COVID-19 pandemie, klimaatverandering, digitalisering
en demografische veranderingen, onderstrepen het belang van duurzaam en inclusief
herstel. Effectieve implementatie van de sociale pijler kan hieraan bijdragen. Het
kabinet benadrukt wel het belang dat wordt vastgehouden aan de bestaande bevoegdheidsverdeling.
Om te komen tot duurzaam en inclusief herstel dienen er hoogwaardige banen gecreëerd
te worden en moet ernaar gestreefd worden om mensen de nodige vaardigheden en kwalificaties
voor deze banen te bieden. Meer en kwalitatief betere banen in heel Europa zal het
risico op armoede en sociale uitsluiting verminderen. Het kabinet is daarom van mening
dat werkgelegenheid, vaardigheden, armoede en sociale uitsluiting goed gekozen thema's
zijn voor de nieuwe kerndoelen voor 2030.
Daarnaast is het kabinet van mening dat het stellen van kwantitatieve streefdoelen
voor het jaar 2030 stimulerend kan werken. Het is tevens positief dat de doelen op
EU-niveau worden vastgesteld en lidstaten de ruimte hebben om met nationaal of lokaal
beleid invulling te geven aan deze doelstellingen. Het is ook positief dat de Commissie
het belang van het respecteren van de bestaande competentieverdeling benadrukt in
het Actieplan. Hieronder volgt een beoordeling van de afzonderlijke kerndoelen.
Werkgelegenheid
De COVID-19-pandemie heeft grote effecten op de economie en de werkgelegenheid. Hoewel
een oplopende werkloosheid onvermijdelijk is, dient voorkomen te worden dat tijdelijke
werkloosheid structureel wordt. Het creëren van werkgelegenheid is bovendien van essentieel
belang voor het structurele groeipotentieel van de EU. Het kabinet steunt daarom het
nieuwe kerndoel dat 78% van de bevolking tussen de 20 en 64 jaar oud een baan zou
moeten hebben in 2030. Het EU-gemiddelde was in 2019 73,1%. In 2019 had in Nederland
80,1% van de bevolking tussen de 20 en 64 jaar oud een baan5.
Om deze doelstelling te bereiken stelt de Commissie nog enkele subdoelen. Zo dient
de werkgelegenheidskloof tussen mannen en vrouwen gehalveerd te worden. Nederland
steunt deze doelstelling. De werkgelegenheidskloof in Nederland in personen zat in
2019 onder het EU gemiddelde6, tegelijk werken er nergens in de EU zoveel vrouwen in deeltijd én zo weinig uren.
Het Nederlandse beleid is daarom gericht op een gelijke arbeidsdeelname van vrouwen,
zowel in personen als uren.
De Commissie stelt onder deze doelstelling ook voor dat de EU streeft naar het vergroten
van het aanbod van voorschoolse educatie en kinderopvang, zonder daarbij een kwantitatief
doel te noemen. Nederland onderschrijft het belang van voorschoolse educatie en kinderopvang.
Hierbij wordt wel opgemerkt dat Nederland geen verplichting tot deelname aan voorschoolse
educatie en/of kinderopvang kent en niet zozeer stuurt op het aanbod, maar op het
bereik van voorschoolse educatie en/of kinderopvang. In Nederland zijn afspraken gemaakt
met gemeenten om zoveel mogelijk peuters te bereiken, met specifieke aandacht voor
kinderen met een risico op achterstand en peuters van niet-werkende ouders. Daarnaast
is er beleid dat kinderopvang financieel toegankelijk maakt voor (kinderen van) werkende
ouders. Over het bereik is op EU-niveau recent een afspraak gemaakt in het kader van
het monitoringskader voor de Europese onderwijsruimte, met als streven het bereiken
van 96% van de 3-jarigen tot leerplichtige leeftijd in 2030. Nederland kon instemmen
met deze doelstelling7.
Tot slot stelt de Commissie onder deze doelstelling dat het percentage jongeren in
de EU dat geen onderwijs of training volgt en geen baan heeft, verlaagd dient te worden
van 12,6% naar 9%. Het kabinet erkent het belang van het bestrijden van jeugdwerkloosheid
en steunt deze doelstelling. Nederland scoort relatief goed op dit thema, in 2019
was dit percentage in Nederland 5,7%8.
Vaardigheden
Het kabinet onderstreept, in lijn met de beoordeling van de Europese Vaardighedenagenda,
het belang van vaardigheden en scholing voor de verschillende transities, zoals de
Commissie dat ook beschrijft in het Actieplan. De groene, digitale en demografische
transities zullen arbeidsmarkten aanzienlijk veranderen en zowel kansen als uitdagingen
creëren. Deze ontwikkelingen onderstrepen het belang van het zorgen voor aanpassingsvermogen,
flexibiliteit en veerkracht van werknemers en werkzoekenden. Voortdurende investeringen
in basisvaardigheden, zoals lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden, zijn
essentieel voor mensen om deel te nemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt. Eenmaal
op de arbeidsmarkt zijn investeringen in levenslang leren essentieel voor werknemers
om te anticiperen op veranderingen.
Het kabinet steunt dan ook de doelstelling dat in 2030 60% van de volwassenen elk
jaar moet deelnemen aan een opleiding. Dit grijpt terug op de ambitie van de Commissie
om ambitieuze doelstellingen te stellen op het gebied van vaardigheden, zoals geformuleerd
in de Europese Vaardighedenagenda. Het kabinet heeft eerder opgemerkt hier positief
tegenover te staan gezien de stimulerende werking, maar benadrukte het belang van
verheldering ten aanzien van de voorgestelde indicatoren, statistieken en benchmarks9. Daarnaast merkt het kabinet op dat recentelijk in de Resolutie over de Europese
onderwijsruimte op dit gebied als streefdoel 47% in 2025 is afgesproken, met in 2023
een ijkpunt gezien een geplande wijziging van de meetmethode. Het kabinet zal daarom
vragen hoe deze twee doelstellingen zich tot elkaar verhouden. Daarnaast stelt het
kabinet vragen bij de voorgestelde methodologie van de Commissie om deze doelstelling
te meten. Op dit moment bestaan hiervoor twee enquêtes, en beide enquêtes leveren
niet-vergelijkbare gegevens op om deelname aan volwasseneneducatie (%) te meten.
Wat betreft de overige doelstellingen onder dit thema kan het kabinet de doelstelling
ondersteunen dat minimaal 80% van de EU-bevolking tussen 16 en 74 jaar oud in 2030
over digitale basisvaardigheden zou moeten beschikken, zoals in 2020 al voorgesteld
in de Europese Vaardighedenagenda10. De doelstelling werd ook gepresenteerd in de recent aangekondigde mededeling over
het digitaal kompas voor Europa11, waarover uw Kamer binnenkort geïnformeerd wordt middels een separaat BNC-fiche.
In 2019 had in Nederland 79% van de bevolking digitale basisvaardigheden12, maar ook in Nederland is nog verbetering mogelijk. Zo bestaan er tussen leeftijdsgroepen
en opleidingsniveaus grote verschillen. Naast aandacht voor ouderen is het ook nodig
dat lager opgeleiden hun vaardigheden verbeteren. Via de programma’s Tel mee met Taal
en de nationale digitaliseringsagenda wordt getracht de digitale en leesvaardigheden
van de Nederlandse bevolking te verbeteren. Wat betreft het reduceren van voortijdig
schoolverlaten en het verhogen van deelname in hoger secundair onderwijs, waarvoor
in dit Actieplan geen kwantitatieve doelen zijn geformuleerd maar waarvan de voortgang
wel via indicatoren gevolgd zal gaan worden, kan worden aangesloten bij de recent
vastgestelde streefdoelen in de Resolutie over de Europese onderwijsruimte. Hierover
bestaan ook betrouwbare gegevens13.
Armoede/sociale uitsluiting
Het kabinet steunt de doelstelling om het aantal mensen met risico op armoede of sociale
uitsluiting op EU-niveau met 15 miljoen te verminderen in 2030. Ook de aandacht voor
kinderen binnen deze groep wordt door het kabinet gesteund. Deze problematiek vraagt
om geïntegreerd lokaal beleid en op maat gemaakte oplossingen. Net als bij de overige
doelstellingen acht het kabinet het daarom positief dat deze doelstelling op EU-niveau
is gemaakt, zodat ruimte wordt geboden voor maatwerk op het nationale en lokale niveau.
Nederland zit onder het EU-gemiddelde als het gaat om mensen en kinderen met een risico
op armoede of sociale uitsluiting14. Lidstaten boven het EU-gemiddelde worden via verplichte inzet van ESF+ middelen
op deze problematiek extra gestimuleerd om dit percentage naar beneden te brengen.
Ten aanzien van de herziening van het sociale scoreboard constateert het kabinet dat
deze herziening grotendeels aansluit bij andere recent geactualiseerde monitoringskaders15. Positief is ook dat aansluiting wordt gezocht bij de Sustainable Development Goals.
Voor de voorgestelde indicatoren lijken de benodigde data al grotendeels beschikbaar
en van voldoende kwaliteit voor internationale vergelijkingen. Wel heeft het kabinet
vragen over de interpreteerbaarheid van sommige indicatoren. Hierover, over de balans
tussen de verschillende indicatoren en de relatie met andere monitoringkaders, zal
opheldering worden gevraagd. In de comités die de Raad ondersteunen zullen de sociale
scoreboard indicatoren verder worden besproken en uitgewerkt, waarbij bruikbaarheid
en toegevoegde waarde van de indicatoren voorop staat.
In het overzicht van bestaande initiatieven is te zien dat de afgelopen periode goede
stappen zijn gezet bij het versterken van de sociale dimensie en de implementatie
van de pijler. Het kabinet is echter van mening dat blijvende inzet van de lidstaten
nodig is om de veerkracht van economieën te vergroten, de sociaaleconomische prestaties
te vergroten en om in economisch opzicht voor opwaartse sociaaleconomische convergentie
te zorgen.
Bij de beoordeling van nieuwe voorstellen op sociaal terrein zal het kabinet, zoals
aangegeven, het kader met horizontale uitgangspunten uit de Kamerbrief over de toekomst
van de sociale dimensie16 hanteren.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In het algemeen is er veel steun voor het Actieplan onder de lidstaten, waarbij sommige
lidstaten expliciet hebben benadrukt dat de bestaande bevoegdheidsverdeling gerespecteerd
moet worden. Enkele lidstaten hebben vragen over hoe de EU-doelstellingen nationaal
zullen doorwerken en hoe deze zich verhouden tot recent afgesproken streefdoelen,
zoals op onderwijsterrein.
Vanuit het Europees Parlement is er ook veel steun voor het Actieplan.
4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële
gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten
a) Bevoegdheid
De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling
raakt aan verschillende beleidsterreinen zoals sociaal beleid, onderwijs en gezondheidszorg.
Op het terrein van het sociaal beleid heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de
lidstaten (artikel 4, lid 2, sub b, VWEU). Op het terrein van het onderwijs en de
bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid heeft de EU de bevoegdheid
om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren, of aan te vullen
(artikel 6, sub a en e VWEU).
b) Subsidiariteit
De grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit is positief. EU-optreden met als
doelstelling de verdere implementatie van de sociale pijler is in dit geval gewenst
omdat EU-brede doelstellingen kunnen bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie
en aan een diepere en eerlijkere interne markt.
c) Proportionaliteit
De grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit is positief. Het voorgestelde
optreden uit het Actieplan is geschikt om, zoals aangegeven, bij te dragen aan opwaartse
convergentie op sociaaleconomisch terrein. Het feit dat het gaat om drie nieuwe kerndoelen
ten aanzien van werkgelegenheid, vaardigheden en sociale inclusie die op EU-niveau
worden vastgesteld, zorgt dat lidstaten de ruimte hebben om zelf met nationaal of
lokaal beleid invulling te geven aan deze doelstellingen. Dit sluit aan bij de uitgangspunten
van de Kamerbrief over de toekomst van de sociale dimensie waarin het kabinet aangeeft
dat Europees sociaal beleid zich moet richten op het stellen van gemeenschappelijke
doelen17.
d) Financiële gevolgen
Voor de EU-begroting zijn er geen directe financiële gevolgen. Wel geeft de Commissie
aan dat de volgende Europese fondsen door overheden benut kunnen worden om uitvoering
te geven aan de sociale pijler: NextGenerationEU, ESF+, EFRO, JTF, Erasmus+, EGF,
InvestEU, Horizon Europe, EU4Health, AMIF.
Het kabinet is van mening dat eventueel benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en
dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Het Actieplan sociale pijler heeft geen directe financiële consequenties voor de nationale
begroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland worden ingepast op de begroting
van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht
Het Actieplan heeft geen effect op regeldruk en administratieve lasten. De herziening
van het sociale scoreboard kan, afhankelijk van de toekomstige uitwerking door de
Commissie, wel zorgen voor extra administratieve lasten en uitvoeringskosten voor
de rijksoverheid vanwege de dataverzameling voor de samenstelling van nieuwe indicatoren.
De verwachting is dat deze beperkt zal zijn omdat de data grotendeels al beschikbaar
is.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken