Brief regering : Reactie op de motie van het lid Dik-Faber over microplastics uit alle verzorgingsproducten verbannen (Kamerstuk 30175-365)
30 872 Landelijk afvalbeheerplan
Nr. 256
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2021
Op 25 februari jl. heeft Kamerlid Dik-Faber tijdens het VAO Leefomgeving een motie
ingediend (Kamerstuk 30 175, nr. 365) over het weren van microplastics uit verzorgingsproducten (en voedselcontactmaterialen).
Deze onderwerpen behoren tot de portefeuille van de Minister van Medische Zorg. Daarom
heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat mij verzocht op deze motie
te reageren.
De motie vraagt drie acties:
(1) verbod op microplastics in verzorgingsproducten;
(2) verbod op schadelijke additieven in plastic «voedselcontactmaterialen» (gebruiksvoorwerpen
voor voedsel, zoals zuigflessen);
(3) zorgen dat voedselcontactmaterialen geen microplastics afgeven.
Ad 1: Zoals u weet is een voorstel voor een restrictie op bewust toegevoegde microplastics
in vergevorderd stadium. Ik verwacht binnen enkele maanden een voorstel voor wetgeving
van de Europese Commissie. Doel hiervan is dat het bewust toevoegen van microplastics
aan producten, waaronder verzorgingsproducten, verregaand wordt verboden. Hiermee
wordt dus voldaan aan de wens die uit de motie spreekt.
Ad 2: Bij de productie van voedselcontactmaterialen van plastic mogen alleen veilige
additieven worden gebruikt. Als dat nodig is, wordt er een maximum («Specifieke Migratie
Limiet») gesteld aan de afgifte van stoffen aan voedsel. Het gevraagde in de motie
is dus al de praktijk.
Ad 3: Bij de productie van voedselcontactmaterialen wordt geen gebruik gemaakt van
microplastics. Wel komen er tijdens de levensduur bij het gebruik microplastics vrij.
Dit kan komen door slijtage. Dit verschijnsel is wettelijk beperkt met een «migratielimiet»
voor alle stoffen tezamen van 60 mg per kg voedsel. Op 10 februari jl. heeft u onze
reactie ontvangen op de Kamervragen over microplastics in placenta’s van ongeboren
baby’s.1
Hierbij gingen wij ook in op de vraag om nadere grenzen te stellen aan de mate waarin
microplastics loskomen uit voedselcontactmaterialen. Hierbij hebben wij uiteengezet
dat daarvoor op dit moment geen reden is omdat onvoldoende duidelijk is op welke schaal
dit voorkomt en hoe schadelijk dit is. Hiernaar is onderzoek gaande. De onderzoeksresultaten
zijn nodig om te bepalen welke aanvullende maatregelen een positief effect op de gezondheid
kunnen hebben.
In de tussentijd kunnen consumenten zelf ook maatregelen nemen om de afgifte van microplastics
door zuigflessen te beperken. In het besproken onderzoek werden onrealistisch hoge
temperaturen gebruikt; het is verstandig deze omstandigheden te vermijden. Op de website
van het Voedingscentrum staan betere richtlijnen voor het omgaan met deze flessen,
zowel bij de bereiding van flessenvoeding als bij het schoonmaken van de flessen.
De eerste twee delen van de motie beschouw ik als ondersteuning van het gevoerde beleid.
Omdat het derde deel van de motie op dit moment nog niet uitvoerbaar is, moet ik de
motie echter toch ontraden.
De Minister voor Medische Zorg,
T. van Ark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg