Brief regering : Toezegging gedaan tijdens het notaoverleg Klimaat en Energie van 3 december 2020 een appreciatie van het rapport over de energievoorziening te geven
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 666
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2021
Tijdens het notaoverleg met uw vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat op
3 december 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 649) is op verzoek van het lid Moorlag (PvdA) toegezegd een appreciatie van het rapport
van het KIVI over de energievoorziening te geven. Met deze brief voldoe ik aan die
toezegging.
Op 3 december 2020 kwam het KIVI, de beroepsvereniging van ingenieurs in Nederland,
met een bericht op haar website «Het plan CO2-vrije energievoorziening in 2050 voor NL in 2050 haalbaar en betaalbaar!»1. In dit nieuwsbericht werd aangegeven dat het team van de afdeling elektrotechniek
van het KIVI een plan heeft opgesteld voor de Nederlandse energievoorziening in 2050,
waarbij het uitgangspunt is zoveel mogelijk zelf onze energie opwekken in 2050 met
alleen wind en zon en geen CCS, kernenergie en biomassa. In dat plan blijkt het volgens
dit bericht mogelijk om het overgrote deel (85%) van de nodige energie zelf op te
wekken. Dit alles zonder te grote eisen te stellen aan het landschap en de natuur.
Volgens het bericht is het plan doorgerekend met uitgebreide simulaties met gebruikmaking
van tijdreeksen voor vraag, aanbod en weercondities en daarmee aangetoond dat de CO2-vrije energievoorziening in 2050 «haalbaar» en «betaalbaar» is. Dit is inclusief back-up
met behulp van waterstofopslag voor periodes met weinig wind en zon. De basis van
het plan is een stevig vermogen aan zon-PV (op land) en windenergie, voornamelijk
op zee, aldus het bericht. In het rapport zijn aannames gedaan over de per saldo hogere
kosten voor de energievoorziening in 2050.
Met de brief van 15 april 2020 heeft uw Kamer een rapport ontvangen met daarin een
viertal klimaatneutrale energiescenario’s 2050 en zijn daar vervolgens vragen over
beantwoord (Kamerstuk 32 813, nrs. 493 en 502). Het plan van het KIVI lijkt in grote mate op een of meer elementen uit die diverse
scenario’s, bijvoorbeeld qua import, opgesteld vermogen wind en zon en energiebehoefte
in 2050. Daarmee past het plan van het KIVI ook goed binnen de uiterste hoekpunten
die in deze scenario’s worden beschreven, ook al verschillen enkele details.
In opdracht van EZK is als variant op één van de klimaatneutrale energiescenario’s
de impact van kernenergie op systeemniveau bepaald, waarbij een deel van de energiemix
ingevuld wordt met kernenergie. Het kabinet houdt immers de optie van kernenergie
open voor 2050 (Kamerstuk 32 813, nr. 493). Met de brieven van 22 september, 3 en 27 november 2020 (Kamerstuk 35 167, nrs. 28 en 29) is ingegaan op de mogelijke rol van kernenergie in de energiemix. Over de voortgang
van de uitvoering van een marktconsultatie onder welke voorwaarden marktpartijen bereid
zijn te investeren in kerncentrales in Nederland is uw Kamer geïnformeerd met de brief
van 17 december 2020 (Kamerstuk 32 645, nr. 93).
In de rijksvisie marktontwikkeling voor de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 536) van 22 juni 2020 gaf het kabinet aan dat energie uit wind en zon en mogelijk kernenergie
de basis wordt van het energiesysteem. Ook daarop sluit het plan goed aan.
Het bericht stelt dat de energievoorziening kan op basis van wind en zon, mits dat
gecombineerd wordt een fors volume aan waterstof als buffer en met grootschalige dagopslag.
Voor waterstof is in de eerder genoemde rijksvisie marktontwikkeling voor de energietransitie
aangegeven dat gasvormige energiedragers als waterstof en groen gas op termijn steeds
meer aardgas gaan vervangen. Het bestaande gasnet kan zowel aardgas en groen gas als
(na enige aanpassing) waterstof transporteren. De kabinetsvisie waterstof van 30 maart
2020 en de voortgangsbrief van 15 december 2020 als opmaat naar een nationaal waterstofprogramma
vanaf 2022 (Kamerstuk 32 813, nrs. 485 en 653) beschrijven de stappen die het Rijk zet om deze ontwikkelingen te faciliteren. Daardoor
kan waterstof aardgas, met onder meer zijn bufferfunctie, steeds meer vervangen.
Voor dagopslag heeft de energievoorziening bovenop flexibele vraag, import en export
ook aanvullende flexibiliteit nodig. Batterijen en mechanische opslag kunnen die leveren
voor elektriciteit. Waterstof en groen gas kunnen die flexibiliteit als CO2-vrije gasvormige energiedragers verzorgen door conversie en opslag. Warmte kan de
benodigde flexibiliteit bieden vanuit hybride opwekking en warmteopslag. Biobrandstoffen
en andere synthetische vloeibare motorbrandstoffen geven invulling aan de energiebehoefte
in langeafstandtransport en zijn vaak goed op te slaan. Met onder andere het wetvoorstel
Collectieve Warmtevoorziening wordt ingezet op warmtenetten en restwarmte. Een ander
deel van de warmtevoorziening zal met warmtepompen op basis van elektriciteit of gas
worden ingevuld.
Zoals hierboven beschreven past het plan binnen de vier klimaatneutrale energiescenario’s
2050, waardoor er geen aanleiding is nu aanvullende beleidsmatige actie te ondernemen.
De vier klimaatneutrale energiescenario’s 2050 vormen de eerste stap van de Integrale
Infrastructuurverkenning 2030–2050.
De verkenning wordt door de netbeheerders uitgevoerd en bevat ook een raming van het
benodigd flexibel vermogen en het uitwerken van infrastructuurontwikkelpaden tussen
2030 en 2050. Naar verwachting leveren de netbeheerders eind van het eerste kwartaal
van 2021 hun eindrapportage.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
B. van ‘t Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, minister van Economische Zaken en Klimaat