Brief regering : Diverse financieringsonderwerpen
32 637 Bedrijfslevenbeleid
Nr. 447
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2021
Veel ondernemers zijn hard geraakt in de coronacrisis. Het Kabinet zet zich op meerdere
manieren in om bedrijven en ondernemers te ondersteunen in deze zware tijd. Een van
de manieren waarop de crisis ondernemers raakt, is rond financiering. Deze crisis
heeft daarom een intensivering van stimulering van de bedrijfsfinanciering door de
overheid noodzakelijk gemaakt. Financiering is voor ondernemers essentieel om te kunnen
ondernemen. Dat was voor de coronacrisis al het geval en is nu en na de crisis des
te belangrijk. Ondernemers hebben het nodig voor hun dagelijkse bedrijfsactiviteiten,
maar ook om te kunnen investeren en innoveren. Bij onvoldoende eigen middelen, kunnen
ondernemers op zoek gaan naar externe financiering. Voor het innovatievermogen en
economische ontwikkelingen van Nederland is het van belang dat er voor goede ideeën
en in de kern gezonde bedrijven passende financiering beschikbaar is. Een goed werkende
financieringsmarkt is daarvoor belangrijk.
Met de steunmaatregelen en uitstel van betaling van belasting is er grootschalig ingezet
op nodige versterking van de liquiditeit van het hele mkb. Met de uitbreiding van
het steun- en herstelpakket van 21 januari jl.1 doet het kabinet een extra inspanning om zoveel als mogelijk ondernemers door de
komende periode heen te helpen en hen in staat te stellen bij te dragen aan het economische
herstel. Maatregelen gericht op het versterken van de liquiditeit zijn dus nog steeds
noodzakelijk. Daarnaast komt met de voortschrijding van de crisis, en uitzicht op
herstel van de economie, ook meer aandacht voor maatregelen die bijdragen aan de versterking
van de solvabiliteit van het mkb. Zo heeft het Kabinet als onderdeel van het steun-
en herstelpakket, een aantal fondsinitiatieven aangekondigd die momenteel verder worden
uitgewerkt, waaronder een fondsinitiatief ter ondersteuning van kennisintensieve start-
en scale-ups om de technologische kennis en internationale concurrentiepositie voor
Nederland te beschermen (het Deeptech fonds) en het Dutch Future fund t.b.v. scale-ups
in generieke zin.2
Naast de maatregelen om bedrijfsfinanciering te stimuleren om de coronacrisis te bestrijden,
werken we ook aan structurele verbeteringen van de financieringsmarkt. Zo zorgen we
dat deze markt ook in de toekomst goed blijft functioneren voor ondernemers die financiering
nodig hebben. Deze crisis toont het belang van een robuuste financieringsmarkt.
In deze brief informeer ik u daarom over de acties, die ik reeds voor het uitbreken
van de coronacrisis (o.a. in mijn BeleidsVisie mkb financiering) al aankondigde.3 Met deze acties worden stappen gezet om de mkb financieringsmarkt structureel beter
te laten werken – en zo te zorgen dat ondernemers beter toegang krijgen tot financiering.
Heel concreet doe ik dit met de regionale verankering van de regeling Vroegefasefinanciering
(VFF), wat ten gunste komt aan de financieringsmogelijkheden van ondernemers in de
vroege fase en het aanbod transparanter maakt. Hiervoor stelt het Rijk bovendien € 30
mln. beschikbaar voor de komende drie jaar. Verder heb ik onderzoek laten doen naar
de acties ter versterking van de durfkapitaalmarkt, een kredietregister en zekerheden.
U vindt mijn reactie op deze onderzoeken in deze brief. Verder informeer ik u over
de uitkomsten van de meest recente Financieringsmonitor en reageer ik op de motie
van het lid Öztürk over het beter bekendmaken van garantieregelingen in het kader
van de coronacrisis.4
De Financieringsmonitor 2020
In opdracht van EZK heeft het CBS voor het derde jaar de Financieringsmonitor opgeleverd5. Dit jaar is evenals vorig jaar aandacht voor vrouwelijke ondernemers in hun zoektocht
naar financiering. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging in antwoord op Kamervragen
van de leden Bergkamp, Sjoerdsma en Van Weyenberg.6 De monitor omvat ook de eerste maanden van de coronacrisis, en besteedt aandacht
aan de effecten hiervan. In figuur (1) zijn de hoofdresultaten van deze monitor weergegeven.
Ik zal op deze en andere resultaten uit de monitor ingaan.
Bevindingen zoektocht financiering
Bedrijven zagen de gevolgen van de coronacrisis als de grootste uitdaging. Enerzijds
is de coronacrisis een reden voor een financieringsaanvraag: bedrijven in de handel,
vervoer en horeca geven het vaakst aan dat het overbruggen van de moeilijke periode
vanwege de coronacrisis de reden is van de financieringsaanvraag. Anderzijds is voor
sommige ondernemers deze crisis juist een reden om af te zien van financiering. Onder
andere omdat het overgrote deel van de onderzoeksperiode ook voor de coronacrisis
lag, wijken de cijfers over de zoektocht van ondernemers naar financiering in deze
monitor niet significant af ten opzichte van de vorige monitor.
Banken blijven het voornaamste kanaal voor externe financiering, maar het belang neemt
af. Zestig procent van het mkb met een financieringsbehoefte overweegt bancair krediet,
terwijl dit vorig jaar nog zeventig procent was. Tegelijkertijd is het aanbod van
non-bancaire financiering weer toegenomen in 2019 ten opzichte van 2018. Startups
en sociale ondernemingen blijken het moeilijkst financiering te vinden. Van hen is
respectievelijk 55 procent en 65 procent succesvol.
Figuur 1: de zoektocht naar financiering door het mkb in de business economy (juli
2019-juli 2020):
Bron: CBS 2020
Bevindingen zoektocht financiering vrouwelijke ondernemers en reactie
In figuur (2) zijn de hoofdresultaten ten aanzien van vrouwelijk ondernemerschap weergegeven.
Op basis van deze monitor blijkt (evenals uit de vorige) dat vrouwelijke ondernemers
ten opzichte van mannelijke ondernemers aangeven minder behoefte te hebben aan financiering,
minder vaak tot oriëntatie en minder vaak tot een financieringsaanvraag overgaan.
Nieuw in deze monitor is dat de slaagkans van de financieringsaanvraag van vrouwelijke
ondernemers lager is dan die voor mannelijke ondernemers.
Figuur 2: De zoektocht naar financiering door het mkb in de business economy (juli
2017-juli 2020)
Bron: CBS 2020
Ik neem de bevindingen uit deze monitor ter harte. Op dit vlak heb ik al diverse zaken
in gang gezet. Naast de al lopende acties heb ik recent met de provincies afgesproken
dat diversiteit in het vroegefase ecosysteem bevorderd moet worden, door aan te sluiten
op de uitgangspunten van het Fundright initiatief. Bovendien is het goed om dit onderwerp
in de volgende monitor nogmaals onder de loep te nemen, conform mijn eerdere toezegging.7 Door vier jaar te aggregeren worden de data robuuster.
Effecten van de coronacrisis in de monitor
In alle stappen van de financieringsaanvraag (behoefte, oriëntatie, aanvraag, uitkomst)
werd in de periode juli 2019 – juli 2020 niet significant afgeweken ten opzichte van
de periode juli 2018 -juli 2019. Een beperkt deel van de rapportageperiode, maart
2020 tot juli 2020, kwam dus overeen met de coronacrisis. Dit kan een deel van de
verklaring zijn waarom niet significant wordt afgeweken. Het kan mogelijk ook verklaard
worden doordat een deel van de financieringsvraag van bedrijven wordt afgevangen door
de steunmaatregelen.
Onderzoek durfkapitaal vroege fase
Startups zijn zeer voorname aanjagers van innovatie, creëren werkgelegenheid en trekken
talent en expertise naar Nederland. Om te kunnen groeien en te ontwikkelen hebben
startups voldoende toegang tot kapitaal nodig. Het kabinet heeft een uitgebreid instrumentarium
neergezet dat het aanbod van kapitaal voor startups heeft vergroot en dat in 2019
positief is beoordeeld.8Ondanks deze inspanningen bleef de toegankelijkheid van kapitaal een belemmering voor
startups en is het per startup geïnvesteerde kapitaal relatief laag in Nederland.9 Nederland blijft vooral achter bij investeringen in de vroege fase. Hierdoor slagen
startups er niet altijd in om verder te groeien en blijven goede ideeën liggen.
Ik heb daarom een onderzoek laten uitvoeren door KplusV naar aanvullende (niet-fiscale)
acties gebaseerd op best practices uit het buitenland. Gelet op de rol en impact van Techleap bij het versterken van
het ecosysteem voor startups en scale-ups heb ik hen betrokken bij dit onderzoek.
Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging om te laten verkennen of er nog aanvullende
acties mogelijk zijn om in de vroege fase durfkapitaal te stimuleren10 en zal ik tevens de motie van het lid Amhaouch c.s beantwoorden.11 Het onderzoeksrapport vindt u als bijlage bij deze brief12.
Aanbod durfkapitaal vroege fase vergroten
Het onderzoek laat zien dat er in de Nederlandse durfkapitaalmarkt dingen goed gaan,
maar dat er ook verbeteringen mogelijk zijn. Wat betreft het aanbod van durfkapitaal
voor de vroege fase liggen er kansen bij particulieren die een vermogen hebben opgebouwd
(potentiële informele investeerders). Zij zijn vaak onvoldoende bekend met de mogelijkheden
van informal investing en onvoldoende op de hoogte van het beschikbare overheidsinstrumentarium (zoals de
Seed Business Angel-regeling). Het loont daarom om de bekendheid van durf-investeren
en het bestaande overheidsinstrumentarium bij deze groep te vergroten, want juist
zij kunnen een waardevolle rol vervullen in de vroegste fase financiering van de onderneming.
Om dit te bewerkstelligen zal ik de communicatie t.a.v. de beschikbare regelingen
intensiveren en de communicatiekanalen onder de loep nemen. Daarbij zal ik nauw samenwerken
met relevante partners zoals Stichting MKB Financiering (SMF), Nederlandse Vereniging
van Participatiemaatschappijen (NVP), Techleap en vertegenwoordigers van business
angel netwerken.
Om particulieren te stimuleren (een deel van) hun vermogen te investeren in startende
ondernemingen bestond tot eind 2012 een fiscale durfkapitaalregeling, ook wel de Tante-Agaath
regeling genoemd. De motie van het lid Amhaouch c.s. roept op om een vervolg op de
fiscale Tante-Agaath regeling te onderzoeken als de resultaten uit deze verkenning
ontoereikend zijn.13
In antwoord op de motie Amhaouch c.s. geef ik aan dat de resultaten uit de verkenning
toereikend zijn omdat de onderzoekers voldoende aanbevelingen doen om de durfkapitaalmarkt
op niet-fiscale wijze te sterken. Deze aanbevelingen zullen grotendeels overgenomen
worden. Ik licht ze hieronder toe.
Verbeteringen t.a.v. matching vraag- en aanbodkant
Aan de vraagkant (ondernemer) vormt het gebrek aan kennis en ervaring met het zoeken
naar – en ophalen van – financiering een knelpunt. Om ondernemers te ondersteunen
stellen de onderzoekers dat het van belang is om programma’s, waarin investeringsgereedheid
van de onderneming centraal staat, landelijk dekkend te maken. Deze aanbeveling volg
ik op: via de One Single Hub regeling heb ik de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen
(ROM’s) recent in staat gesteld om het investor readiness programma, dat start-ups aan risicokapitaal helpt, vrijwel landelijk dekkend te maken.
Daarnaast heeft SMF recent het keurmerk Erkend Financieringsadvies MKB ingevoerd,
waarmee ondernemers makkelijker de juiste adviseur kunnen vinden voor het realiseren
van hun financieringsplannen.
Aan de aanbodkant constateren de onderzoekers dat in veel gevallen informele investeerders,
vaak oud-ondernemers, veel van succesvol ondernemen weten, maar dat ze minder kennis
hebben van investeren in andere ondernemingen. De onderzoekers adviseren derhalve
om ondersteuning en opleiding te bieden voor beginnende informele investeerders. Het
kabinet geeft invulling aan deze aanbeveling door kennisuitwisseling tussen ervaren
en beginnende informals te stimuleren. We zijn in gesprek met het RVO om de Seed Business Angel faciliteit
beter te laten aansluiten op de manier waarop informele investeerders investeren en
open te stellen voor meer dan twee business Angels, zodat juist kennisuitwisseling
gestimuleerd wordt. Voor het bieden van een opleiding of ondersteuning – die verder
gaat dan het stimuleren van kennisuitwisseling tussen ervaren en beginnende informals – ziet het kabinet vooral een rol weggelegd voor de markt. Enerzijds omdat in de
markt al dergelijke opleiding wordt aangeboden en anderzijds omdat het informele investeerders
niet ontbreekt aan financiële middelen om deze kennis of ondersteuning in te kopen.
Tot slot signaleren de onderzoekers dat fondsen van de Seed Capital regeling op lijken
te schuiven naar latere fasen. Volgens de onderzoekers loont het om bij de beoordeling
strenger toe te zien dat deze fondsen zich op de vroege fase blijven richten. Naar
aanleiding van dit onderzoek kijk ik hoe we binnen de Seed Capital Regeling nog beter
kunnen borgen dat kleine en nieuwe fondsen die het anders doen voldoende kunnen concurreren
met de grote en meer ervaren fondsen. Kleine fondsen springen namelijk vaker in op
de niche van vroege fase financiering van ondernemingen. De Seed Capital regeling
bestaat nu 15 jaar, en is gedurende die tijd vaker aangepast om in te spelen op maatschappelijke
uitdagingen en behoeften. Zo is de Seed Capital regeling sinds december 2019 ook toegankelijk
voor fondsen die investeren in kapitaalintensieve sectoren, en zijn er specifieke
tenders gericht op maatschappelijke uitdagingen.
Dataverzameling
De onderzoekers concluderen dat de bevindingen ten aanzien van de Nederlandse durfkapitaalmarkt
lastig te onderbouwen zijn met cijfermatige data. Dit komt omdat beschikbare data
van verschillende partijen niet vergelijkbaar zijn doordat zij verschillende uitgangspunten
hanteren. Daarnaast worden investeringen door informele investeerders veelal niet
geregistreerd doordat zij onder de radar opereren. Dit geeft een vertekend beeld van
het aanbod aan durfkapitaal voor de vroege fase. Verbeterde data kunnen bijdragen
aan de transparantie van dit marktsegment en de aantrekkingskracht van dit marktsegment
vergroten. Met Techleap zijn de afgelopen jaren stappen gezet om meer transparantie
en inzicht in de durfkapitaalmarkt te geven. Met de StartupFinder maakt Techleap bijvoorbeeld
investeringen op dealniveau inzichtelijk. De komende periode zal Techleap zijn inspanningen
voor meer inzicht en transparantie in de markt voor durfkapitaal continueren. Ook
ga ik in gesprek met verschillende partijen zoals de NVP, vertegenwoordigers van business
angel netwerken en Techleap om te kijken waar verbetering mogelijk is.
Daarnaast zal het kabinet, zoals aangekondigd in mijn visie op de mkb-financieringsmarkt,
dit jaar een marktmonitor opzetten.14 Waar de financieringsmonitor de vraagkant van het financieringslandschap in kaart
brengt, zal de marktmonitor de aanbodkant van bancaire en non-bancaire financiering
in kaart brengen.
Naast deze korte termijn acties stellen de onderzoekers ook een aantal interventies
op de middellange en lange termijn voor. Ze stellen dat het echter cruciaal is hiervoor
eerst meer data op te bouwen over de vroege fase.
Aanpassing Vroegefasefinanciering (VFF)
Hierbij informeer ik u tevens over de aangepaste VFF-regeling waarbij (in intensieve
samenwerking met regionale partners) een regionale module is toegevoegd. Met de aanpassing
is de VFF-regeling regionaal verankerd. Dit komt ten gunste van de financieringsmogelijkheden
van ondernemers in de vroege fase en maakt deze transparanter. Dit is een uitkomst
van het door mij aangekondigde onderzoek naar de mogelijke verbinding van de Vroegefasefinanciering
(VFF) aan de regionale ecosystemen.15
Met het instrument voor VFF ondersteunt het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
sinds 2014 mkb-ondernemers en innovatieve starters bij de ontwikkeling van producten
en diensten in de «proof of concept»-fase (PoC). Het instrument is begin 2019 geëvalueerd.16 Daaruit kwam dat het instrument doelmatig en doeltreffend is. Gelijktijdig signaleert
de evaluatie een aantal verbeteringsmogelijkheden. Doordat regio’s (veelal provincies)
de afgelopen jaren gelijksoortige regelingen voor VFF (PoC-fondsen) hebben geïntroduceerd,
is er sprake van systeemverlies, concurrentie tussen instrumenten en verlies aan transparantie
voor ondernemers. De evaluatie omvat de aanbeveling om te komen tot een betere afstemming
met regio’s op basis van een met de provincies gezamenlijk gedeeld beeld over subsidiariteit
en rolverdeling.
Dat leidde tot het voorstel om een gezamenlijk (landelijk afgestemd) VFF instrument
uit te werken, met regionale verankering en uitvoering onder één gezamenlijke naamgeving;
daarin worden landelijke en regionale budgetten gekoppeld en instrumentele voorwaarden
(binnen bepaalde bandbreedte) geharmoniseerd. Om deze aanpak mogelijk te maken, wordt
de bestaande regeling voor VFF aangepast, waarbij een regionale module wordt toegevoegd.
Daarmee wordt het mogelijk dat regionale financiers van vernieuwingsfase- en vroegefasetrajecten (veelal ROM’s) op basis van een plan een aanvraag kunnen
indienen voor cofinanciering van maximaal 50%. Hiervoor stelt het Rijk € 30 miljoen
beschikbaar voor de periode 2021–2023. De overige voorwaarden voor financiering sluiten
zoveel mogelijk aan bij de huidige voorwaarden binnen de bestaande landelijke module.
De landelijke module (loket RVO) blijft bestaan voor gevallen waarin geen financiering
kan worden aangevraagd bij een regionale partij (daar waar bijvoorbeeld regionale
financiers bepaalde sectoren uitsluiten).
Het is mijn inzet om de komende tijd toe te groeien naar een landsdekkende aanpak
op VFF-samenwerking, met een instapmodel voor provincies met het oog op o.a. uitfasering
van bestaande regionale PoC-fondsen in hun regio. Ik streef ernaar om de benutting
van de landelijke module binnen de VFF-regeling gaandeweg te beperken. Met de provincies
(als co-financiers van de regionale VFF-faciliteiten) heb ik afspraken gemaakt om
de uitvoering van deze wijziging van de regeling voor VFF zo goed mogelijk te faciliteren.
Omdat zowel RVO als regionale financiers leningen zullen verstrekken, is het van groot
belang dat de partijen hun activiteiten17 afstemmen. Als uitvoerder op nationaal niveau ligt het voortouw hiervoor bij RVO,
waarbij RVO kan rekenen op gezamenlijke inzet en steun vanuit o.a. provincies en regionale
financiers (veelal ROM’s). Vanuit het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
zal de inwerkingtreding van de gewijzigde regeling nauwkeurig gemonitord worden. Met
de provincies is afgesproken begin 2022 te overleggen over de voortgang. In 2023 zal
de gewijzigde regeling geëvalueerd worden.
Onderzoek Kredietregister
Met dit onderzoek naar het kredietregister worden nut en noodzaak van het ontwikkelen
van een kredietregister18 onder de loep genomen. Hiermee voldoe ik aan mijn toezegging om een onderzoek hiernaar
uit te laten voeren.19Het onderzoek is uitgevoerd door Open Source Investor Services (OSIS), in samenwerking
met De Nederlandsche Bank (DNB) en het Ministerie van Financiën. Doel van het onderzoek
is om inzicht te krijgen in de mogelijke functies, opzet en kosten van een kredietregister
en daarbij van buitenlandse voorbeelden te leren. Het onderzoeksrapport stuur ik mee
als bijlage in deze brief20.
Bevindingen
Uit het rapport blijkt dat een kredietregister kan bijdragen aan een verbeterde toegang
van mkb’ers tot financiering en aan een verbeterde toegang van nieuwe kredietverleners
tot de markt voor mkb-kredieten. Het onderzoek toont aan dat, aan de hand van een
ruwe inschatting, de voordelen van een kredietregister voor de financiële sector en
het mkb zowel de verwachte oprichtingskosten als de operationele kosten overstijgen.21 Het onderzoek stelt verder vast dat (afhankelijk van de manier waarop een kredietregister
wordt ingericht) het register – naast het verbeteren van toegang en kwaliteit van
kredietverlening – voor meerdere doelen gebruikt kan worden, zoals het bijdragen aan
taken van de centrale bank en toezichthouder. Het feit dat een register meerdere doelen
kan dienen draagt bij aan grotere kostenefficiëntie en vergroot de voordelen voor
financiers om deel te nemen. Tevens geeft het onderzoeksrapport een aantal aanbevelingen
voor een optimale inrichting van een kredietregister.
Knelpunten
De onderzoekers signaleren de volgende knelpunten die een belemmering vormen voor
de (toegang tot) kredietverstrekking:
– relatief hoge beoordelingskosten voor financiers bij de verstrekking van mkb-kredieten;
– hoge toetredingsdrempels voor kleine banken en alternatieve financiers;
– slecht inzicht in de hoogte, performance en zekerhedenpositie van bestaande kredieten;
– beperkte financiële geletterdheid van (kleine) ondernemers en voor hen hoge kosten
bij kredietaanvragen.
Wegnemen van knelpunten
Het onderzoeksrapport constateert dat actuele, relevante, gestructureerde en gemakkelijk
te vinden kredietinformatie kan bijdragen aan het wegnemen van deze knelpunten. Zo
draagt het volgens de onderzoekers bij aan het efficiënter en adequater kunnen oordelen
en verwerken van informatie in het kredietverleningsproces. Dit is belangrijk voor
de mkb-ondernemer die een kredietaanvraag doet en de betrokken financier, omdat het
de kwaliteit van kredietverstrekking verbetert. Het vermindert volgens de onderzoekers
de informatieasymmetrie, risico’s kunnen beter worden ingeschat en het helpt mkb ondernemers
bij hun financieringsaanvraag. Hierbij geldt enerzijds voor de financier dat het (naar
verwachting) de kosten van het beoordelen van de kredietwaardigheid van bedrijven
verlaagt en daarmee de kosten van kredietverlening. En anderzijds dat de kosten die
de financier aan de mkb-ondernemer in rekening brengt mogelijk lager zijn.
Beter beschikbare informatie kan volgens de onderzoekers ook bijdragen aan het verlagen
van de hoge toetredingsdrempels voor kleine banken en alternatieve financiers. Hiermee
kunnen risico’s van kredietportefeuilles beter worden ingeschat en zo beter worden
gewaardeerd, wat leidt tot gunstiger fundingkosten voor de financiers. Als alternatieve
financiers zichzelf makkelijker en goedkoper kunnen financieren ontstaat er meer concurrentie
(lagere toetredingsdrempels) op de kredietverleningsmarkt en dus goedkopere en betere
toegang tot krediet voor het mkb. Lagere beoordelings- en fundingkosten kunnen ervoor
zorgen dat het aanbieden van kleinere kredietbedragen aantrekkelijker wordt voor financiers.
Reactie
Het onderzoek laat zien dat er verschillende mogelijkheden zijn om een kredietregister
op- en in te richten, maar ook dat de te maken keuzes meer (en kritisch) onderzoek
nodig hebben. Zo zal onder meer gekeken moeten worden naar de inrichting en inhoud
van het register. Daarbij spelen verschillende vragen:
– welke kredietinformatie dient het kredietregister te bevatten;
– wie krijgt toegang tot deze data en onder welke voorwaarden;
– welke (bestaande) rapportagesystemen en infrastructuur zijn hierbij te hanteren, mede
met het oog op te behalen kostenefficiënte synergievoordelen en zo laag mogelijk administratieve
lasten.
Daarbij zullen de aanbevelingen uit het rapport getoetst moeten worden op effectiviteit
en uitvoerbaarheid.22 Een belangrijk aandachtspunt in de te maken afwegingen is een optimale aansluiting
van alternatieve financiers op het kredietregister.
Het inrichten en uitvoeren van een kredietregister vereist bovendien een juridisch
fundament met, naast reeds bestaande kaders, nieuwe regelgeving. Bij de te nemen besluiten
is het goed om mee te wegen hoe het Nederlandse kredietregister zich gaat verhouden
tot systemen van andere lidstaten. Ook is de vraag wie het kredietregister gaat beheren
van belang.
Ik concludeer, mede gelet op de vragen hierboven, dat de oprichting van een kredietregister
veel afwegingen en stappen vergt. Er is dus meer onderzoek nodig. Daarom laat ik het
aan het volgende kabinet om de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport na nader onderzoek
op te pakken. Belangrijk is dat de eventuele op- en inrichting van een kredietregister
zodanig dient te zijn dat het knelpunten opruimt die een belemmering vormen voor de
(toegang tot) kredietverstrekking en een betere toegankelijkheid van de financieringsmarkt
voor het mkb. Daarbij is ook belangrijk dat een balans wordt gevonden tussen het belang
van de mkb-onderneming over wiens data het gaat en die behoefte heeft aan externe
financiering en de financier die data nodig heeft voor het inschatten van het risico.
Verkenning Zekerhedenpraktijk
Bij de beoordeling van een financieringsaanvraag maakt een financier altijd een risicoanalyse.
Daarbij wordt ook gekeken welke zekerheden de ondernemer kan verstrekken. Deze verkenning,
uitgevoerd door BDO, kijkt welke obstakels mkb ondernemers tegen kunnen komen als
zij al een financiering hebben waarbij ook al zekerheden zijn verstrekt en op zoek
gaan naar een tweede financiering (hierna: vervolgfinanciering). De verkenning stuur
ik mee als bijlage in deze brief23.
Met dit onderzoek geef ik uitvoering aan de motie van de leden Sneller en Wörsdörfer.24 Tevens geef ik uitvoering aan de gewijzigde motie van de leden Aartsen en Amhaouch
om deelverpanding bij mkb-financiering mogelijk te maken.25 In mijn reactie op deze laatste motie heb ik reeds gemeld dat er juridisch geen belemmeringen
lijken om te komen tot deelverpanding en dat wordt met deze verkenning van BDO bevestigd.
Bevindingen en reactie
De verkenning omvat in de eerste plaats een «customer journey». Aan de hand van vier
casussen is bezien welke obstakels mkb-ondernemers tegen kunnen komen als zij op zoek
gaan naar een vervolgfinanciering, waarbij ook om zekerheden wordt gevraagd. Vervolgens
zijn de bevindingen die daarbij werden opgedaan, aangevuld met informatie uit interviews
met financieringsexperts en literatuuronderzoek naar onder meer de mkb-financieringsmarkt
in Duitsland en België. Een bevinding is dat mkb-bedrijven niet vaak een vervolgfinanciering
lijken af te sluiten bij een andere financier. Veel ondernemers kiezen er eerder voor
om bestaande kredieten met onderpand, die zij al in de boeken hebben staan, te verruimen
dan om een tweede financiering bij een andere aanbieder af te sluiten. Tijdens de
verkenning zijn als redenen naar voren gekomen dat dit voor de ondernemer financieel
aantrekkelijker is en minder administratieve handelingen kost. Ook is men tegengekomen
dat er door de ondernemer geen zekerheden afgegeven konden worden, omdat de daarvoor
beschikbare vermogensbestandsdelen al in zekerheid waren gegeven aan de eerste financier
en er geen overeenstemming kon worden bereikt over medewerking aan de verstrekking
van een tweede zekerheidsrecht.
De onderzoekers doen in het rapport de aanbeveling om een aantal denkrichtingen verder
uit te werken die mogelijk zouden kunnen bijdragen aan het wegnemen van obstakels
voor het mkb bij het verkrijgen van vervolgfinancieringen. Dit betreft onder meer
de vraag of een krediet- of pandrechtregister de toegang van het mkb tot vervolgfinancieringen
zou kunnen vergroten. Deze aanbeveling is in deze brief al uitgewerkt via het onderzoek
naar een mogelijk kredietregister. Het rapport zou in de toekomst gebruikt kunnen
worden als basis voor nader overleg met ondernemers, banken en alternatieve financiers.
Daarbij is het dan vooral interessant om te verifiëren of de bevindingen uit de vier
casussen breder herkend worden en, zo ja, hoe de verschillende betrokken partijen
hiertegen aan kijken. Concreet ga ik op korte termijn met het Kifid in gesprek om
de mogelijkheden voor geschillenbeslechting te bespreken voor ondernemers die vervolgfinanciering
willen aangaan en daarbij zekerheden willen delen.
Tot slot
Tenslotte geef ik nog met deze brief invulling aan de motie van het lid Öztürk over
het beter bekendmaken van garantieregelingen in het kader van de coronacrisis.26 In deze motie is verzocht de garantieregelingen Klein Krediet Corona (KKC) en Garantie
Ondernemingsfinanciering corona (GO-C) beter bekend te maken bij ondernemers. Het
kabinet acht maximaal gebruik van de financieringsregelingen geen doel op zich; het
is immers beter als het de markt lukt financiering te verstrekken zonder overheidsgaranties.
Niettemin hecht ook het kabinet belang aan bekendheid van de financieringsregelingen
bij ondernemers en ondernemersorganisaties. Recent is, in samenwerking tussen EZK,
VNO-NCW, MKB-NL en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB), in een webinar ingegaan
op de werking van de financieringsregelingen. Daarnaast vinden op dit moment, in samenwerking
tussen EZK, RVO en SMF, voorlichtingssessies plaats voor niet-bancaire financiers
om zo de werking van de regelingen opnieuw onder de aandacht te brengen. Naast deze
inspanningen speelt het coronaloket van de KVK een belangrijke rol in de voorlichting
van ondernemers over het steunpakket. Uit cijfers van de KVK blijkt dat (sinds het
begin van de coronacrisis) rond de 88.000 Corona vragen van ondernemers zijn beantwoord
door het loket, en de internetpagina meer dan 6 miljoen keer geraadpleegd is. Ook
helpt de KVK ondernemers verder met haar reguliere dienstverlening via de Financieringsdesk
en de KVK Gids voor bedrijfsfinanciering. Het Ministerie van EZK onderhoudt nauwe
contacten met de KVK en overlegt altijd, indien daar aanleiding voor is, over mogelijke
verbeteringen in de voorlichting van ondernemers over de regelingen.
Via deze lijnen blijf ik mij inzetten om ondernemers zo goed als mogelijk te ondersteunen
in deze moeilijke periode en de toegang tot financiering voor hen zo makkelijk mogelijk
te maken. Het zijn juist ondernemers die ons straks de snelste weg naar economisch
herstel laten zien en daarom wil ik mij maximaal voor hen blijven inzetten.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat