Brief regering : Uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. over een voorstel voor doorlichting van wetten en regelingen door een externe partij
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 643
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 februari 2021
Op 26 januari jl. heeft uw Kamer met algemene stemmen de motie van het lid Omtzigt
c.s.1 aangenomen. In deze motie wordt het kabinet verzocht een extern onderzoek uit te
voeren met als doel een doorlichting van wetten en regelingen waar hetzij de wet,
hetzij de uitvoering van de wet door de overheid hardvochtige effecten heeft op groepen
burgers. In de motie wordt tevens verzocht om hierbij in ieder geval te kijken naar
de Participatiewet, het Persoonsgebonden budget (pgb) en de werknemersverzekeringen
en binnen drie weken een voorstel voor een dergelijk onderzoek aan uw Kamer voor te
leggen. Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport tegemoet aan dit laatste verzoek.
De motie sluit aan op de inzet van het kabinet. Het is van belang dat sprake is van
gebalanceerde wetgeving met oog voor de menselijke maat. Het is de taak van de overheid
om actief te monitoren hoe wet- en regelgeving in de praktijk uitpakt voor burgers
en in te grijpen waar dat nodig is. In de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend
onrecht» van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag2 (POK) is aangegeven dat het kabinet actief gaat inventariseren bij de uitvoering,
belangenorganisaties en de Nationale ombudsman welke mogelijke hardheden er in wet-
en regelgeving bestaan die mensen in de knel kunnen brengen.
Ook sluit de motie aan bij mijn eerdere aankondiging3 om uw Kamer via de Stand van de uitvoering sociale zekerheid mee te nemen in de knelpunten
die UWV en SVB in de praktijk ervaren in de uitvoering van wet- en regelgeving. In
deze brief schets ik hoe deze reeds aangekondigde acties aansluiten op de door de
Kamer aangenomen motie en welke aanvullende acties ik ga ondernemen.
De toenmalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in zijn brief
van 19 januari jl. (Kamerstuk 34 352, nr. 207) aangekondigd om samen met gemeenten, via rondetafelgesprekken, actief te inventariseren
waar de Participatiewet in de praktijk te hard uitpakt. Daarnaast wordt onder meer
samen met de VNG, de Landelijke Cliëntenraad en de Inspectie SZW een signaleringsteam
ingericht om de signalen van burgers en professionals over hardheid in de Participatiewet
actief te benutten.
Verder heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een
onderzoek aangekondigd naar het handhavings-instrumentarium in de sociale zekerheid.
Hierbij wordt, conform de motie van het lid Gijs van Dijk c.s.4, gekeken naar de mate waarin sancties in verhouding staan tot de verwijtbaarheid.
De uitkomsten van dit onderzoek kunnen worden benut om de huidige sancties te herzien
en, indien van toepassing, beter te laten aansluiten op de verschillende gradaties
van verwijtbaarheid. Dit onderzoek zal in het eerste kwartaal van 2021 worden aanbesteed.
Ik wil deze lopende trajecten benutten om te rapporteren over elementen in wet- en
regelgeving die mogelijk te hard uitpakken.
In aanvulling hierop gaan UWV en SVB structureel klachten en bezwaar- en beroepszaken
scannen op signalen die een aanwijzing kunnen zijn voor elementen in wet- en regelgeving
die mogelijk te hard uitpakken. Daarvoor benutten zij onder meer de bestaande klantmonitors
en klachtenbeelden. Hetzelfde doen zij voor de casussen die worden behandeld door
de maatwerkplaatsen binnen hun organisaties. Hierbij betrek ik de signalen van burgers
die voortkomen uit het Landelijk Escalatieteam (LET) en bij de departementen van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport binnen komen en betrekking
hebben op UWV en SVB. Ten aanzien van pgb wordt dit in gezamenlijkheid door beide
departementen uitgevoerd.
Over het beeld dat dit geeft, ga ik samen met de uitvoering, in gesprek met de Nationale
ombudsman en zal ik uw Kamer periodiek informeren via de halfjaarlijkse Stand van
de Uitvoering.
Daarnaast wordt extern onderzoek opgezet naar de mogelijke hardvochtigheid van wet-
en regelgeving per wet waarbij bovengenoemde informatie wordt betrokken, burgers ook
zelf zaken kunnen melden (al dan niet via de landelijke Cliëntenraad) en een wetsanalyse
wordt gedaan.
Om tempo te kunnen maken wordt dit onderzoek per wet/domein ingevuld (Participatiewet,
pgb, Werknemersregelingen) en later gevolgd door overige wet- en regelgeving waar
de uitvoering van de wet door de overheid mogelijk hardvochtige effecten heeft op
groepen burgers. Gelijktijdig zal het kabinet, zoals reeds toegezegd in een brief
van de Minister van BZK5 en in lijn met de met algemene stemmen aangenomen motie van de leden Jetten en Marijnissen6, over de wettelijke verankering van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur
in de Awb alsmede de motie van de leden Ploumen en Jetten7 en de motie Van Brenk8, betreffende het opnemen van hardheidsclausules, bezien hoe aan de algemene beginselen
van behoorlijk bestuur verdere invulling kan worden gegeven in wetgeving, bijvoorbeeld
door hardheidsclausules op te nemen.
Daarbij hecht ik eraan het volgende te benadrukken. Het rapport «Ongekend onrecht»
van de POK is ook binnen mijn ministerie hard aangekomen. Er is grote betrokkenheid
om de voornemens en maatregelen uit de kabinetsreactie POK op een goede manier in
de praktijk te brengen. Men is op dit moment hard bezig met de uitwerking van deze
voornemens en maatregelen, terwijl de zware druk van de corona-crisis en onderhoud
van grote delen van de werkterreinen ten aanzien van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid
onverkort aanhouden. Deze combinatie vraagt om een realistische termijn voor het uitvoeren
van het in de motie genoemde onderzoek.
Voor UWV en SVB geldt het rapport «Ongekend onrecht» van de POK als een extra aansporing
om daadwerkelijk vanuit «de bedoeling» te werken en er alles aan te doen dat burgers
worden geholpen en niet onbedoeld in de knel komen. Zowel UWV als SVB hebben daar
al veel in geïnvesteerd. SVB zet al geruime tijd op een navolgbare manier «de bedoeling»
centraal in al het handelen (en is om die reden ook verkozen tot «overheidsorganisaties
van het jaar»). UWV heeft recent meer ruimte gekregen om enerzijds in persoonlijke
dienstverlening te investeren en anderzijds te investeren in het vakmanschap van haar
medewerkers gericht op het werken volgens «de bedoeling» van de wet en het bieden
van maatwerk. Tegelijkertijd zal de uitwerking van de maatregelen en voornemens in
de kabinetsreactie POK voor deze twee organisaties tijd en aandacht kosten. Ook dat
vraagt realisme, mede omdat UWV en SVB al kampen met een flinke implementatie last,
mede versterkt door de maatregelen rondom de corona-crisis.
Het in de motie gevraagde externe onderzoek wordt zo snel mogelijk gestart, maar ik
vraag uw Kamer ruimte om dit goed en gefaseerd uit te voeren. In de Stand van de Uitvoering
rapporteer ik over de voortgang en (tussentijdse) uitkomsten van dit onderzoek. In
juli zal ik in de Stand van de Uitvoering ook voor de eerste maal rapporteren over
de signalen van UWV en SVB met betrekking tot klachten, bezwaren en maatwerksignalen.
Indien gewenst, kan de externe partij die het onderzoek uit gaat voeren, een technische
briefing geven aan uw Kamer als de onderzoeksopzet gereed is, zodat uw Kamer aandachtspunten
kan meegeven.
Mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
Indieners
-
Indiener
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.