Brief regering : Beantwoording vragen commissie over de opzet van de beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting
30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Nr. 47
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2021
Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door
de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de opzet van de beleidsdoorlichting
van begrotingsartikel 6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting. Deze vragen werden ingezonden
op 3 november 2020.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops
Vragen en antwoorden
Vragen naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties d.d. 15 september 2020 over de opzet beleidsdoorlichting begrotingsartikel
6.6 Hoofdstuk VII Rijksbegroting (Kamerstuk 30 985, nr. 43)
Vraag 1
Waarom wordt deze beleidsdoorlichting op dit moment (met een onderzoeksperiode van
slechts twee jaren, 2019 en 2020) uitgevoerd?
Vraag 3
Wat is, gelet op de beperkte onderzoeksperiode van slechts twee jaren van de beleidsdoorlichting
enerzijds en de meerjarigheid van projecten anderzijds, die bovendien deels doorlopen
in 2021, de toegevoegde waarde om nu deze beleidsdoorlichting in gang te zetten? In
hoeverre kunnen de uitkomsten inzicht bieden in de doelmatigheid en doeltreffendheid
van de bestede middelen?
Antwoord vragen 1 en 3
Onder leiding van de Digicommissaris zijn samen met andere Ministeries en medeoverheden
in 2015 middelen bijeengebracht om de tekorten in het beheer en exploitatie en doorontwikkeling
van de Generieke Digitale infrastructuur (GDI) te dekken. Deze middelen stonden destijds
op de Aanvullende Post GDI op de begroting van het Ministerie van Financiƫn.
Sinds 2018 worden de kosten voor beheer en exploitatie van de GDI doorbelast aan afnemers.
Toen is besloten om de middelen van de Aanvullende Post GDI voor de jaren 2019 t/m
2021 over te hevelen naar de begroting van BZK om in te zetten voor doorontwikkeling
en innovatie van de digitale overheid. Zo is artikelonderdeel 6.6, de Investeringspost,
ontstaan. Bij de overheveling van de middelen is afgesproken om dit besluit te evalueren
en op basis van de evaluatie te besluiten over de continuering van de Investeringspost.
De beleidsdoorlichting is daar, naast andere uitgevoerde evaluaties1, onderdeel van.
Het uitvoeren van een beleidsdoorlichting is onderdeel van de besluitvorming over
de overheveling van de middelen naar de begroting van BZK. De timing van de beleidsdoorlichting
sluit aan bij de periode van overheveling en betreft daarom een kortere periode dan
gebruikelijk. Ondanks de kortere periode en de meerjarigheid van de projecten is er
voldoende materiaal beschikbaar om een goede beleidsdoorlichting uit te voeren.
Vraag 2
De opzet voor de beleidsdoorlichting van artikel 6.6 van hoofdstuk VII van de Rijksbegroting
geeft als reden om nu deze beleidsdoorlichting uit te voeren dat op basis van de uitkomsten
van de beleidsdoorlichting besloten wordt over continuering van de Investeringspost
als apart artikelonderdeel. Bent u het met de commissie-BiZa eens dat een beleidsdoorlichting
bedoeld is om inzicht te krijgen in de doelmatigheid en doeltreffendheid van een begrotingsartikel,
en weinig zegt over de voor- en nadelen van het hanteren van een afzonderlijke begrotingspost?
Vraag 4
De opzet voor de beleidsdoorlichting vermeldt dat de focus zal liggen op de besluitvorming
over de allocatie van middelen binnen de Investeringspost. Bent u het met de commissie-BiZa
eens dat de uitkomsten van de beleidsdoorlichting met deze focus vermoedelijk weinig
inzicht bieden in de doelmatigheid en doeltreffendheid van de bestede middelen in
het kader van dit begrotingsartikel?
Antwoord vragen 2 en 4:
Ja, ik ben het met u eens dat een beleidsdoorlichting bedoeld is om inzicht te krijgen
in de doelmatigheid en doeltreffendheid van een begrotingsartikel. Zoals ik in de
onderzoeksopzet heb aangegeven is de beleidsdoorlichting gericht op inzicht in de
doeltreffendheid en de doelmatigheid van de Investeringspost.
De uitkomsten van de beleidsdoorlichting worden onder meer gebruikt voor het besluit
over het vervolg van de Investeringspost.
Uit de vraagstelling en de onderzoeksopzet voor deze beleidsdoorlichting kunt u opmaken
dat het mijn inzet is dat deze beleidsdoorlichting inzicht zal bieden in de doeltreffendheid
en de doelmatigheid van de Investeringspost. Daarnaast zullen in deze beleidsdoorlichting
ook de governance en de allocatie en monitoring van middelen worden onderzocht.
Vraag 5
Hoeveel projecten die binnen de onderzoeksperiode van deze beleidsdoorlichting vallen
(2019 en 2020) zijn in het kader van de Investeringspost gestart? Is dit aantal voldoende
om conclusies te kunnen trekken over de besluitvorming rondom de allocatie van middelen
(eerste onderzoeksvraag)?
Antwoord vraag 5:
In 2019 zijn er 62 projecten gestart en in 2020 49 projecten. Dit aantal projecten
geeft voldoende informatie om conclusies te kunnen trekken over de besluitvorming
rondom de toekenning van het geld.
Vraag 6
Uit de opzet voor de beleidsdoorlichting van artikel 6.6 van hoofdstuk VII van de
Rijksbegroting blijkt dat u overweegt om de Investeringspost niet langer als apart
artikelonderdeel op te nemen. Wat is hiervoor de reden? Welke overwegingen liggen
ten grondslag aan de keuze om de Investeringspost wel of niet als apart artikelonderdeel
te laten voortbestaan?
Vraag 7
Indien besloten wordt om de Investeringspost niet langer als apart artikelonderdeel
op te nemen, waar en hoe worden deze gelden dan vervolgens in de begroting opgenomen?
Hoe zorgt u ervoor dat het inzicht van de Kamer in de besteding van deze middelen
hierdoor niet vermindert? Kunt u ervoor zorgen dat de amendeermogelijkheden van de
Kamer (in het bijzonder qua mate van precisie) er niet op achteruit gaan en zo ja,
hoe?
Antwoord vragen 6 en 7
In mijn kamerbrief over de opzet van de beleidsdoorlichting heb ik aangegeven dat
op basis van de uitkomsten van de beleidsdoorlichting een besluit zal worden genomen
over de continuering van de Investeringspost als apart artikelonderdeel. Dit heeft
ermee te maken dat de Investeringspost, en daarmee het aparte artikelonderdeel, op
dit moment tijdelijk is en dat er bij de overheveling van de middelen voor de jaren
2019 t/m 2022 is afgesproken op basis van een evaluatie te besluiten over de definitieve
overheveling van deze middelen naar de begroting van BZK (zie ook mijn antwoord op
vragen 1 en 3). De beleidsdoorlichting is onderdeel van deze evaluatie.
Omdat het besluit over de continuering van de Investeringspost afhankelijk is van
de uitkomsten van deze beleidsdoorlichting kan ik daar nu niet op vooruitlopen. Ik
zal u hierover te zijner tijd informeren. Ongeacht de mogelijke uitkomsten, zal ik
ervoor zorgdragen dat transparantie voor de Kamer voorop zal staan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties