Brief regering : RIVM-advies over de opinie van de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) aangaande PFAS en reactie op de moties
28 089 Gezondheid en milieu
26 991
Voedselveiligheid
Nr. 183
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2021
Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
en de Minister voor Medische Zorg en Sport, over het RIVM-advies over de opinie van
de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) aangaande PFAS, ga ik in op twee moties
en een toezegging met betrekking tot PFAS en informeer ik u over een her-inspectie
van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) bij Chemours. Het RIVM heeft besloten
om de gezondheidskundige grenswaarde van EFSA te gebruiken. Om na te gaan wat dit
betekent voor de mogelijke risico’s en normen zijn nog een aantal vervolgstappen nodig.
Het RIVM meent dat het verantwoord is om eerst deze vervolgstappen te doorlopen alvorens
aanvullende maatregelen te overwegen. Dan kan worden vastgesteld of en in welke mate
er aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit zal in samenspraak gebeuren met de andere
overheden en betrokken sectoren. Om deze periode zo kort mogelijk te houden, zijn
de vervolgstappen reeds in gang gezet. In deze brief worden deze vervolgstappen toegelicht.
Advies RIVM over de EFSA-opinie
Zoals ik u in mijn brief van 18 september 2020 (Kamerstuk 28 089, nr. 179) heb gemeld, heeft EFSA haar opinie over de gezondheidsrisico’s van PFAS in voedsel
bijgesteld. De EFSA heeft als onderdeel van haar nieuwe advies aan de Europese Commissie
een nieuwe gezondheidskundige grenswaarde afgeleid voor inname van de combinatie van
vier PFAS. De afgelopen maanden heeft het RIVM de EFSA-opinie nauwkeurig bestudeerd1.
Het RIVM onderschrijft de conclusie van EFSA dat nieuwe studies aantonen dat de gezondheidskundige
grenswaarde gebaseerd moet worden op effecten op het immuunsysteem in plaats van het
effect op het cholesterolgehalte2. Deze effecten op het immuunsysteem kunnen bij lagere concentraties PFAS optreden
dan voorheen bekend was van andere effecten van PFAS. Hoewel het RIVM aangeeft dat
er grote onzekerheden zitten in de onderbouwing van het uiteindelijke getal dat de
EFSA afgeleid, ziet het RIVM op korte termijn geen mogelijkheden om met de huidige
stand van de wetenschap een alternatieve, minder onzekere, grenswaarde af te leiden.
Daarom gaat het RIVM de voorgestelde gezondheidskundige grenswaarde gebruiken als
startpunt voor verdere berekeningen. In het advies stelt het RIVM deze gezondheidskundige
grenswaarde te zien als een voorlopige stand van zaken.
Dat betekent dat het RIVM er voortaan in haar risicobeoordelingen vanuit gaat dat
de tolereerbare wekelijkse inname (TWI) van PFOS, PFOA, PFNA en PFHxS tezamen 4,4
nanogram (ng)/kilogram (kg) lichaamsgewicht per week mag bedragen. Deze TWI is lager
dan de in 2016 door het RIVM afgeleide TWI van 87,5 ng/kg lichaamsgewicht per week
voor de stof PFOA alleen. Dit is de hoeveelheid PFAS die langdurig kan worden ingenomen
zonder dat er nadelige gezondheidseffecten te verwachten zijn.
EFSA heeft haar opinie gebaseerd op wetenschappelijke onderzoeken en PFAS die met
name relevant zijn voor het voedseldomein. Maar in de praktijk komen deze stoffen
niet altijd samen voor en bovendien hebben we in Nederland ook te maken met andere
PFAS. Ook in die situaties moeten de risico’s van individuele PFAS of van andere mengsels
van PFAS ingeschat kunnen worden. Het RIVM onderzoekt op dit moment nog hoe deze gezondheidskundige
grenswaarde in die situaties gebruikt kan worden.
Een gezondheidskundige grenswaarde (voor deze vier PFAS de TWI) wordt gebruikt in
risicobeoordelingen én om normen af te leiden voor bijvoorbeeld oppervlaktewater,
bodem of in voedsel. De gezondheidskundige grenswaarde vormt daarmee één van de uitgangspunten
om een norm te kunnen bepalen maar is zelf geen norm. De gezondheidskundige grenswaarde
is een wetenschappelijke waarde waarover het RIVM zelf bepaalt of zij deze als uitgangspunt
gaat gebruiken, terwijl normen wettelijk of beleidsmatig vastgesteld moeten worden
door de overheid.
Het RIVM is nagegaan op welke normen, limieten en toelatingen een nieuwe gezondheidskundige
grenswaarde doorwerkt. Het RIVM beschrijft in haar advies de kaders voor contaminanten
in voedsel, voedselcontactmaterialen, oppervlaktewater, drinkwater, bodem, grondwater,
lucht, CLP3 en REACH4. In een bijlage bij deze brief is het RIVM-advies voor elk van deze kaders toegelicht5.
Vervolgstappen
De nieuwe gezondheidskundige grenswaarde vertelt ons niet direct wat de daadwerkelijke
risico’s van deze PFAS in Nederland zijn en ook nog niet welke normen of maatregelen
nodig zijn. Daar is een aantal tussenstappen voor nodig. Met het bijgevoegde RIVM-rapport
zijn de eerste stappen van dit proces afgerond: de wetenschappelijke inzichten zijn
beoordeeld en deze hebben geleid tot een nieuwe gezondheidskundige grenswaarde. De
volgende stap is om met deze nieuwe gezondheidskundige grenswaarde de risico’s van
PFAS in voedsel en het milieu (opnieuw) te beoordelen. Hier is het RIVM al mee begonnen.
Vervolgens kunnen door de overheid normen of limieten worden vastgelegd en kan worden
nagegaan of aanvullende maatregelen nodig zijn. Deze stappen worden hieronder verder
toegelicht. Het RIVM heeft aangegeven dat gezien de aard van de gezondheidseffecten
welke mogelijk optreden bij de huidige blootstelling aan PFAS en dat deze effecten
het gevolg zijn van langdurige blootstelling het verantwoord is de tijd te nemen om
deze vervolgstappen uit te voeren alvorens over te gaan tot het treffen van eventuele
aanvullende maatregelen. Het RIVM heeft daarbij aangegeven dat deze periode zo kort
mogelijk dient te worden gehouden.
Lokale overheden
De nieuwe gezondheidskundige grenswaarde is ook van belang voor lokale overheden,
bijvoorbeeld omdat lokaal veel PFAS in de leefomgeving wordt aangetroffen. Daarom
zijn deze partijen 11 januari 2021 geïnformeerd over de uitkomsten en het besluit
van het RIVM én zijn de implicaties en vervolgstappen in grote lijnen met elkaar besproken.
Voedselveiligheid:
Limieten voor contaminanten in voedsel worden Europees vastgesteld. In Brussel lopen
op dit moment discussies over het stellen van maximum limieten (ML’s) voor PFAS in
verschillende voedselcategorieën. De Commissie zal begin 2021 komen met een verdere
aanzet voor de uitwerking hiervan, met name voor welke substanties en voedselcategorieën
deze ML’s moeten worden gezet. De lidstaten kunnen momenteel hun eerste posities en
reacties hierop aanleveren. De Minister voor Medische Zorg en Sport zal zich extra
inzetten om deze discussies vlot te laten verlopen en spoedig te komen met voorstellen
voor nieuwe maximale limieten. Uiteraard wordt u Kamer bij verdere stappen hierover
geïnformeerd.
Voedselcontactmaterialen:
Verschillende PFAS worden in voedselcontactmaterialen gebruikt om materialen (kunststof,
rubber, deklagen, papier en karton) vet- en waterbestendig en/of hittebestendig te
maken. PFAS in kunststof is geregeld in een Europese regeling. De aanpassing hiervan
moet, in samenhang met de aanpak van PFAS als contaminant, een plaats krijgen in de
aanpak van de Europese Commissie.
De toelating van PFAS in papier en karton, rubber en deklagen is nationaal geregeld.
Op grond van de EFSA-opinie en het RIVM-advies hierover, meent het kabinet dat een
voortzetting van gebruik van stoffen die door EFSA beoordeelde PFAS als uitgangsstof,
verontreiniging of afbraakproduct hebben niet wenselijk is. Conform de wens van de
Kamer, neergelegd in de motie van het lid Kröger van 11 september 2019 (Kamerstuk
32 793, nr. 441), heeft het kabinet al voorbereidingen getroffen voor het overgaan tot het schrappen
van de onwenselijke toelatingen. De benodigde wijziging van de wetgeving wordt binnen
enkele weken in procedure gebracht.
Milieu
Het RIVM is nagegaan hoe de EFSA-opinie mogelijk doorwerkt in de verschillende milieukaders.
Voor het bodemdomein schat het RIVM in dat de hergebruiksnormen voor de bodem, voor
het verzetten van grond en het toepassen van bagger, zeer waarschijnlijk niet aangepast
hoeven te worden. De hergebruiksnormen voor de bodem zijn nu gebaseerd op de ecologische
risicogrenzen omdat deze lager zijn dan de huidige humane risicogrenzen. Het RIVM
verwacht niet dat de humane risicogrenzen onder de ecologische risicogrenzen uitkomen.
Aan het RIVM is gevraagd hier zo snel mogelijk een advies over te geven. Mocht toch
blijken dat op basis van de EFSA-opinie wordt geadviseerd de hergebruiksnormen aan
te passen, dan zal samen met de koepels en de sector eerst gekeken worden naar de
gevolgen voor de uitvoeringspraktijk alvorens wordt overgegaan tot een eventuele aanpassing
van de hergebruiksnormen. De gezondheidskundige grenswaarde kan wel effect hebben
op de interventiewaarden of indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging (INEV’s)
voor PFOS en PFOA voor bodem en voor grondwater. Ik heb het RIVM reeds gevraagd deze
opnieuw te berekenen. Dit advies wordt eind maart opgeleverd. Als er INEV’s gewijzigd
moeten worden zal eerst een impact assessment worden uitgevoerd en zullen handelingsperspectieven
worden aangegeven.
Het RIVM verwacht dat mogelijk een aanscherping nodig is voor sommige normen van PFAS
in oppervlaktewater en drinkwater. Voor vis, oppervlakte- en drinkwater heeft de Minister
van IenW het RIVM reeds om een uitwerking van dit advies gevraagd. De adviezen van
het RIVM worden in fasen opgeleverd: eind maart komt het RIVM met een advies over
de risicogrenzen van de vier PFAS uit de EFSA-opinie in vis en drinkwater. In navolging
van het advies van RIVM is gevraagd om hierbij rekening te houden met de verschillende
blootstellingsroutes. Vervolgens volgt eind juni het advies voor de vier PFAS uit
de EFSA-opinie voor oppervlaktewater en een advies ten aanzien van de implementatie
van de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn. Het Ministerie van IenW heeft het kennisinstituut
KWR gevraagd om bij deze adviezen een impact assessment op te stellen waarbij naast
de effecten van een aanscherping van de norm ook mogelijke handelingsperspectieven
worden aangereikt. Deze wordt tegelijkertijd met het advies met desbetreffende risicogrenzen
opgeleverd. De Minister van IenW zal uw Kamer hierover informeren.
Gezondheid:
Het RIVM sluit zich aan bij de conclusie van EFSA dat nieuwe studies hebben aangetoond
dat nadelige effecten van PFAS bij lagere blootstelling kunnen optreden dan tot nu
toe werd gedacht. Dit betekent dat mogelijk een grotere groep mensen een risico op
gezondheidseffecten loopt dan tot nu toe werd gedacht. Overschrijding van de gezondheidskundige
grenswaarde betekent echter niet automatisch dat er gezondheidseffecten zullen optreden.
Bij een langdurige blootstelling boven de gezondheidskundige grenswaarde neemt de
kans op nadelige effecten toe. Of er effecten optreden hangt af van de daadwerkelijke
dosis, de duur van de blootstelling en andere persoonlijke factoren en moeten worden
ingeschat met een risicobeoordeling. Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het
risico en de bijdrage van de afzonderlijke bronnen aan de totale blootstelling aan
PFAS zijn een aantal vervolgstappen nodig. Die vervolgstappen zijn, zoals hierboven
beschreven, reeds in gang gezet. Ik vind het belangrijk hier te benadrukken dat het
RIVM meent dat het gezien de aard van de gezondheidseffecten die mogelijk optreden
bij de huidige blootstelling aan PFAS en het feit dat deze eventuele effecten alleen
optreden na langdurige blootstelling, het verantwoord is om het komende half jaar
te gebruiken voor verdere analyses. Gezien deze inschatting, baseren wij ons tot die
tijd op de bestaande RIVM-adviezen, bijvoorbeeld over het eten uit moestuintjes en
het drinken van kraanwater. Op basis van de vervolgstappen kan worden bezien welke
aanvullende maatregelen op korte termijn effectief en proportioneel zijn om de totale
blootstelling van mensen aan PFAS te beperken. Daarbij is de blootstelling aan PFAS
niet hoger geworden, maar verandert de risicoschatting door de lagere gezondheidskundige
grenswaarde. Voor verdere informatie wil ik u ook verwijzen naar de website van het
RIVM www.rivm.nl/pfas/vraag-antwoord/efsa.
Andere Europese landen
Ik heb het RIVM ook gevraagd na te gaan hoe andere Europese landen de nieuwe opinie
van EFSA beoordelen en implementeren. Net als in Nederland gaan andere landen op dit
moment na wat de EFSA-opinie betekent voor hun nationale situatie. Ik vind het belangrijk
om gedurende het vervolgtraject contact te houden met onze naaste buurlanden, omdat
aanpassingen in het beleids- en normenkader van deze landen ook impact heeft op de
situatie in Nederland.
Reactie op moties PFAS
De EFSA-opinie onderstreept de zorgen en het belang van maatregelen om de schade aan
de gezondheid en het milieu als gevolg van PFAS te voorkomen, te beperken en terug
te dringen. Het kabinet zal zich daar nationaal en internationaal voor in blijven
zetten. Dit is ook in lijn met de motie van het lid Kröger uit december 2019 (Kamerstuk
28 089, nr. 155). De motie roept de regering op om in kaart te brengen welke stappen er gezet kunnen
worden om het gebruik, de productie en de verwerking van PFAS terug te dringen om
zo de vervuiling door PFAS in de gehele keten aan te pakken. Over de maatregelen rondom
de PFAS-vervuiling in bodem heb ik uw Kamer onlangs nog geïnformeerd (Kamerstuk 35 334, nr. 123). Hieronder zal ik overzicht geven van de overige maatregelen die in de rest van
de keten getroffen worden. Hiermee doe ik bovengenoemde motie gestand.
De motie roept op om de productie en het gebruik van PFAS terug te dringen. De productie
en het gebruik van stoffen en producten is in Europese wet- en regelgeving geregeld.
De Europese verordening REACH regelt de veiligheid van de productie en het gebruik
van stoffen en producten in de EU. REACH biedt twee mogelijkheden om risico’s die
door de productie en het gebruik van stoffen ontstaan te beperken, namelijk autorisaties
en restricties.
Autorisatie betekent dat een stof vanaf een vastgestelde datum niet meer in de EU
mag worden gebruikt tenzij hiervoor autorisatie is verleend. Een autorisatie is uitsluitend
te gebruiken voor stoffen die zijn geïdentificeerd als substance of very high concern
(SVHC)6. Tot nu toe is slechts een beperkt aantal van de duizenden stoffen uit de PFAS-groep
aangemerkt als SVHC. Mede dankzij de inzet van Nederland heeft de Europese Commissie
in haar onlangs verschenen chemicaliënstrategie7 voorgesteld om de combinatie van de eigenschappen persistent, mobiel én toxisch expliciet
op te nemen als criteria om stoffen te classificeren als SVHC.
Voor een restrictie is deze identificatie als SVHC niet nodig. Een lidstaat of Europees
chemicaliënagentschap ECHA, kan een restrictie opstellen voor een stof of een stof
in een product waarvan is vastgesteld dat de productie, het op de markt brengen en/of
het gebruik, leidt tot risico’s voor de humane gezondheid of het milieu. In de Milieuraad
van 19 december 2019 (Kamerstuk 21 501–08, nr. 796) werd het Nederlandse voornemen voor het inzetten op een brede PFAS-restrictie voor
niet-essentiële toepassingen breed gesteund. De Europese Commissie heeft zich ook
achter dit voornemen geschaard. Nederland is dit voorstel nu met Duitsland, Denemarken,
Zweden en Noorwegen aan het voorbereiden. In diversie brieven en overleggen heb ik
u hierover al geïnformeerd. Naar verwachting kan het restrictievoorstel in de eerste
helft van 2021 formeel aangekondigd worden bij ECHA, waarna het definitieve voorstel
12 maanden later moet worden ingediend. Deze restrictie is een krachtige maatregel
om de kraan aan de voorkant dicht te draaien.
Vooruitlopend op deze restrictie brengen we in Nederland bronnen van emissies van
PFAS in kaart en treffen waar nodig maatregelen. Zo zijn de emissies van het bedrijf
Chemours zijn dankzij inspanningen van de bevoegde gezagen drastisch teruggebracht.
De provincie Zuid-Holland stelt dat voor de GenX-stoffen een uiteindelijke emissiereductie
van 99% behaald wordt8. Daarnaast heb ik besloten om in het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen een verplichting op te nemen om de aanwezigheid van ZZS in afvalstromen te vermelden.
Ik heb uw Kamer op 5 juni 2020 (Kamerstuk 28 089, nr. 172) van dit voornemen op de hoogte gebracht.
Om de risico’s van PFAS in de productieketen verder te kunnen beheersen heb ik, zoals
aan uw Kamer gemeld (Kamerstuk 28 089, nr. 135), het bureau Arcadis opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van
PFAS in producten, productieprocessen en afval. Het doel van dit onderzoek is om ons
een beter beeld te geven van de producten waarin relatief veel PFAS voorkomt. Ik verwacht
de resultaten van dit onderzoek in het eerste kwartaal van 2021 en zal mij op basis
daarvan beraden op vervolgstappen gericht op het voorkomen en terugdringen van emissies
van PFAS naar de leefomgeving.
Wat betreft de bronnen van PFAS naar water heeft de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat uw Kamer gemeld dat zij met betrokken overheden en bedrijfsleven werkt
aan een actieprogramma PFAS in water (Kamerstuk 27 625, nr. 503). Op dit moment loopt de eerste fase van dit programma, waarin PFAS-bronnen door
middel van verschillende brononderzoeken in beeld worden gebracht. Zo vindt er onder
andere brononderzoek plaats bij rioolwaterzuiveringsinstallaties en een aantal sectoren
waar mogelijk PFAS stoffen bij vrij kunnen komen. In de volgende fases van het programma
wordt op basis van deze inventarisatie een handelingsperspectief en maatregelenpakket
ontwikkeld.
Daarnaast zal ik verkennen op welke wijze informatie over toegepaste stoffen in een
product, waaronder PFAS, kan worden opgenomen in een productpaspoort. De ontwikkeling
van een productpaspoort is onderdeel van de transitieagenda voor de maakindustrie
binnen het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 76). Van belang daarbij is de notie dat de Europese Commissie voornemens is aan het
eind van dit jaar een wetgevingsvoorstel te lanceren voor duurzaam productbeleid dat
tevens zal ingaan op de elementen van een productpaspoort9.
Tevens heeft uw Kamer op 10 maart 2020 een motie aangenomen die hier in het verlengde
van ligt, namelijk om binnen het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie aandacht
te besteden aan een bronaanpak van PFAS (Kamerstuk 35 334, nr. 54). Ik heb uw Kamer aangegeven dat ik hier in algemene zin al aandacht aan besteed
omdat een bronaanpak van ZZS/PFAS aansluit bij de kern van het beleid «Safe and Circular
by Design». Daarnaast wordt er momenteel in binnen- en buitenland veel onderzoek gedaan
naar PFAS. Nieuwe onderzoeksresultaten vormen continu aanleiding om te bezien of ik
mijn aanpak kan verstevigen, waarbij bronbeleid het uitgangspunt is en blijft.
Volledigheidshalve vermelden wij daarnaast nog de motie van het lid Kröger van 11 september
2019 (Kamerstuk 32 793, nr. 441), die opriep om niet-noodzakelijk gebruik van PFAS in voedselverpakkingen van papier
en karton te beëindigen. Zoals in deze brief al is aangegeven, wordt een daartoe strekkende
wijziging van de wetgeving voorbereid. De Minister voor MZS zal u hier verder over
informeren.
Toezegging handelingsperspectief consumenten
Consumenten hebben individueel een beperkt handelingsperspectief om de blootstelling
aan PFAS te verminderen. De Ministeries van VWS en IenW zullen onderzoeken, zoals
toegezegd in het AO Leefomgeving van 15 oktober jl. (Kamerstuk 29 383, nr. 347), welke mogelijkheden er zijn om het handelingsperspectief voor consumenten te versterken.
Zoals tijdens het debat aangegeven, wordt de bestaande website voor consumenten om
meer informatie te vinden over hun gekochte producten (www.waarzitwatin.nl) waar mogelijk aangevuld met extra PFAS-communicatie. Daarnaast zal het Ministerie
van VWS met producenten en leveranciers van PFAS houdende materialen in overleg gaan
om geschikte aanvullende acties te bespreken.
Her-inspectie Chemours in het kader van de EVOA
In het voorjaar van 2020 heeft de ILT Chemours een last onder dwangsom (LOD) opgelegd
naar aanleiding van een eerder geconstateerde overtreding van de Europese Verordening
Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Hierbij had Chemours een partij GenX-houdend afval
afgevoerd naar Indaver in Antwerpen op basis van een onjuiste EVOA-vergunning. De
LOD verplicht Chemours om geen afvalstoffen meer over te brengen op een algemene kennisgeving
indien deze afvalstoffen niet voldoen aan de samenstellingsgegevens behorende bij
deze algemene kennisgeving.
Een her-inspectie van de ILT samen met DCMR in het najaar 2020 heeft uitgewezen dat
Chemours invulling heeft gegeven aan de eisen uit de LOD. Daarnaast is onderzocht
op welke wijze Chemours de ontvangers van haar afvalstoffen informeert over de aanwezigheid
van PFAS. Over deze informatieplicht heb ik u in de zomer van 2020 ook geïnformeerd
(Kamerstuk 28 089, nr. 172). Uit steekproeven blijkt dat Chemours voldoende aan deze informatieplicht heeft
voldaan.
Naast deze informatieplicht moet Chemours volgens de recent gewijzigde omgevingsvergunning
(16 december 2019) naast de concentratie van FRD ook de concentratie aan andere PFAS-stoffen
in haar afvalstoffen bepalen (het gaat om E1 en polyfluoro-olefinen). Uit de steekproef
bleek dat in de verstrekte analyse alleen een gehalte aan FRD was opgenomen, die van
E1 en polyfluoro-olefinen ontbraken. Chemours had tot 6 maanden na de uitspraak in
de voorlopige voorziening, in casu 23 december 2020, de gelegenheid deze analyses
te verrichten en bij DCMR aan te leveren. De DCMR ziet erop toe dat Chemours deze
verplichting alsnog nakomt.
Tot slot
Tot slot wil ik graag benadrukken dat nieuwe wetenschappelijke inzichten nogmaals
laten zien dat het goed is dat we voorzichtig zijn met stoffen als PFAS. Het Kabinet
vindt dat we kraan voor het gebruik van deze stoffen zoveel mogelijk moeten dichtdraaien.
Ik zie het beleid ten aanzien van PFAS dan ook als een samenhangend geheel. Dat betekent
dat het primaire uitgangspunt de aanpak bij de bron is om risico’s te voorkomen. Waar
dat niet kan, is het beleid gericht op beheersing, bijvoorbeeld het beperken van blootstelling.
En ten slotte is het zaak om risico’s die voortkomen uit bestaande belasting zo veel
mogelijk te minimaliseren. Onderzoek naar de effecten van PFAS op mens en milieu is
nog volop gaande. Wetenschappelijke onzekerheden rond risico’s vragen een continu
proces van onderzoek en waar nodig de aanpassing van het beleid. Op basis van deze
uitgangspunten is het PFAS-beleid vormgegeven en tegen deze achtergrond heb ik ook
de EFSA-opinie bezien. Samen met de Minister van IenW en de Minister voor MZS zal
ik uw Kamer regelmatig blijven informeren over de stand van zaken op dit dossier.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer
Bijlage
Het RIVM is nagegaan op welke normen, limieten en toelatingen de nieuwe gezondheidskundige
grenswaarde doorwerkt. Hieronder is het RIVM-advies voor elk beleidskader toegelicht,
de tabel geeft een overzicht.
Tabel 1. Overzicht mogelijke doorwerking EFSA-opinie in verschillende beleidskaders
Beleidskader
Mogelijke doorwerking
Contaminanten in voedsel
Aanleiding voor overwegen limieten
Voedselcontactmaterialen
Heroverweging bestaande toelatingen
Oppervlaktewater
Mogelijke aanscherping bestaande normen
Drinkwater
Mogelijke aanscherping van bestaande normen
Bodem, bagger, grondwater
Mogelijke aanscherping van bestaande normen
Lucht
Geen doorwerking verwacht
CLP
Beperkte doorwerking
REACH
Beperkte doorwerking
Contaminanten in voedsel: aanleiding overwegen limieten
Limieten voor contaminanten in voedsel worden Europees vastgesteld. Er bestaan nog
geen limieten voor PFAS in voeding. Naar aanleiding van de EFSA-opinie wordt dit nu
in Europa opgepakt.
Voedselcontactmaterialen: heroverwegen toelatingen
Wettelijk is vastgelegd welke stoffen zijn toegelaten voor gebruik in voedselcontactmaterialen.
Limieten voor deze stoffen in voedselcontactmaterialen worden, afhankelijk van het
materiaal, Europees of Nationaal vastgesteld. De gezondheidskundige grenswaarde heeft
invloed op deze limieten. Dit kan ertoe leiden dat er limieten herzien moeten worden
en een aantal toelatingen van PFAS in voedselcontactmaterialen moet worden heroverwogen.
Oppervlaktewater: mogelijke aanscherping van bestaande normen
Afhankelijk van de stof worden normen Europees of nationaal afgeleid. De huidige normen
moeten mogelijk aangescherpt worden. Voor PFOS moet dit onderzocht worden in een traject
onder de Europese Kaderrichtlijn Water. Voor PFOA kan Nederland kiezen om dit in een
nationaal traject of een Europees traject te onderzoeken.
Drinkwater: mogelijke aanscherping van bestaande normen
Tot voor kort werden drinkwaternormen nationaal vastgesteld. In de nieuwe Europese
Drinkwaterrichtlijn gaan ook Europese normen gelden, zoals voor PFAS. De gezondheidskundige
grenswaarde heeft direct effect op de hoogte van de drinkwaternormen. De nationale
drinkwaternormen moeten mogelijk aangescherpt worden. Met de implementatie van de
nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn gaan Europese normen voor PFAS gelden; dit zijn
minimale eisen. Een lidstaat is verplicht om strengere en/of aanvullende eisten te
stellen indien dit noodzakelijk wordt geacht voor de gezondheid.
Bodem, bagger en grondwater: mogelijk aanscherping van een aantal normen
Bodemnormen worden nationaal vastgesteld. De gezondheidskundige grenswaarde heeft
naar verwachting geen effect op de huidige hergebruiksnormen omdat deze op ecologische
risicogrenzen is gebaseerd. Alleen als de humane risicogrenzen onder de ecologische
risicogrenzen zouden uitkomen, zouden deze een effect kunnen hebben op de hergebruiksnormen.
Dat wordt nu niet verwacht. De gezondheidskundige grenswaarde kan wel een effect hebben
op de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging (INEV’s) of interventiewaarden
van PFOA en PFOS voor bodem en voor grondwater.
Luchtemissies: op dit moment geen doorwerking
Normen voor lucht worden Europees en nationaal vastgesteld. In principe wordt de gezondheidskundige
grenswaarde niet gebruikt voor het vaststellen van normen, tenzij er geen informatie
beschikbaar is inhalatierisico’s voor een stof. Voor de vier PFAS uit de EFSA-opinie
zijn geen specifieke normen vastgesteld. Nieuwe normen voor PFOS en PFOA zijn niet
nodig omdat deze stoffen verboden zijn en dus niet meer worden geëmitteerd. Normen
voor PFNA en PFHxS zijn nodig als een vergunning wordt aangevraagd om deze stoffen
naar de lucht uit stoten.
CLP: beperkte doorwerking
De Europese CLP-verordening stelt regels voor de indeling, het etiketteren en verpakken
van stoffen en mengsels. Op basis van relevante informatie wordt bepaald of een stof
of mengsel eigenschappen bezit die tot indeling als gevaarlijk leiden. Gezondheidskundige
grenswaarden spelen geen rol bij de gevaarsindeling. De onderliggende toxicologische
informatie kan wel leiden tot aanpassing van de classificatie.
REACH: beperkte doorwerking
De Europese REACH-verordening stelt regels voor de registratie, evaluatie, autorisatie
en beperken van chemische stoffen die op de markt worden gebracht. Bedrijven moeten
de gezondheidskundige grenswaarde van EFSA vermelden in het registratiedossier. Daarbij
kan de EFSA-opinie worden gebruikt in de onderbouwing van autorisaties en restricties
onder REACH.
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat