Brief regering : Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3008
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2021
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 6 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
Fiche: Wijziging Verordening Schengen Informatiesysteem voor Europol (Kamerstuk 22 112, nr. 3009)
Fiche: Aanbeveling voor besluit voor mandaat inzake onderhandelingen over samenwerkingsovereenkomst
tussen Eurojust en derde landen (Kamerstuk 22 112, nr. 3010)
Fiche: Mededeling – Actieplan voor integratie en inclusie 2021–2027 (Kamerstuk 22 112, nr. 3011)
Fiche: Mededeling EU-strategie voor hernieuwbare offshore energie (Kamerstuk 22 112, nr. 3012)
Fiche: Richtlijn codificatie minimumopleidingsniveau van zeevarenden (Kamerstuk 22 112, nr. 3013)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Fiche: Voorstel tot wijziging Europolverordening
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation
(EU) 2016/794, as regards Europol’s cooperation with private parties, the processing
of personal data by Europol in support of criminal investigations, and Europol’s role
on research and innovation1
b) Datum ontvangst Commissiedocument
9 december 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 796
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020PC0796…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2020) 543 en 544 (samenvatting)
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020SC0543… en
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020SC0544…
f) Behandelingstraject Raad
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Justitie en Veiligheid
h) Rechtsbasis
Artikel 88 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU)
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Met het voorstel tot wijziging van de Europolverordening wil de Commissie meerdere
problemen oplossen met de huidige Europolverordening en het EU-agentschap Europol
in staat stellen om lidstaten te ondersteunen bij het aanpakken van actuele en toekomstige
dreigingen op het gebied van zware criminaliteit en terrorisme. De belangrijkste drie
door de Commissie gesignaleerde problemen zijn een gebrek aan effectieve samenwerking
tussen private partijen en rechtshandhavingsdiensten om misbruik van grensoverschrijdende
diensten door criminelen tegen te gaan, onvoldoende juridische grondslag voor het
verwerken van grote, complexe datasets en leemtes bij innovatie en onderzoek voor
rechtshandhaving. Het voorstel voorziet in nieuwe taken voor Europol om deze en andere
problemen aan te pakken en om het Europees Openbaar Ministerie (EOM) te ondersteunen.
Daarnaast versterkt het voorstel het raamwerk voor gegevensbescherming en verduidelijkt
of codificeert het bestaande taken van Europol.
Bedrijven, zoals internetproviders en banken, kunnen beschikken over relevante informatie
voor de bestrijding van criminele en terroristische groepen, maar het is niet altijd
meteen duidelijk voor welke lidstaten deze informatie relevant is. Om Europol in staat
te stellen de betrokken lidstaten te identificeren en te ondersteunen, stelt de Commissie
voor dat Europol de bevoegdheid krijgt om rechtstreeks persoonsgegevens van private
partijen te ontvangen en tevens om lidstaten te verzoeken om informatie op te vragen
bij private partijen en deze met Europol te delen. Europol zou daarnaast ook de mogelijkheid
moeten krijgen om persoonsgegevens te delen met private partijen om grootschalige
verspreiding van terroristische content te voorkomen over gebeurtenissen die schade
aan levens of fysieke integriteit hebben toegebracht of zouden kunnen toebrengen.
Met dit voorstel wordt Europol ook in staat gesteld om grote en complexe datasets
te verwerken. Het betreft onder andere de mogelijkheid om een pre-analyse uit te voeren
om te beoordelen of de persoonsgegevens in deze datasets onder de categorieën vallen
die in de Europolverordening genoemd staan en die Europol mag verwerken. Tevens moet
Europol ook data kunnen verwerken en analyseren om lidstaten of het EOM te ondersteunen
bij een specifiek strafrechtelijk onderzoek, ook als deze niet onder de genoemde categorieën
valt.
Daarnaast wordt voorgesteld om Europol’s rol bij onderzoek en innovatie met betrekking
tot rechtshandhaving te versterken, zodat het de Commissie kan assisteren bij de belangrijkste
onderzoeksthema’s en bij het opstellen en uitvoeren van de relevante EU-raamwerkprogramma’s
voor onderzoek en innovatie. Tevens voorziet de Commissie dat Europol de screening
van buitenlandse investeringen in technologieën voor het voorkomen en opsporen van
de criminaliteitsvormen binnen zijn mandaat2 ondersteunt» en lidstaten bij het gebruik van opkomende technologieën bijstaat.
Europol zou, na consultatie van de EU-lidstaten, informatie moeten kunnen invoeren
in het Schengen Informatiesysteem (SIS) over staatsburgers uit derde landen die verdacht
worden van een vorm van criminaliteit die binnen Europol’s mandaat valt. De Commissie
heeft daarom ook een voorstel gepubliceerd om de SIS-verordening op dit punt aan te
passen3. Hiervoor is separaat een BNC-fiche opgesteld, dat gelijktijdig aan de Kamer zal
worden verzonden.
De afgelopen jaren is het moeilijk gebleken voor de Commissie om overeenkomsten te
sluiten met derde landen voor de uitwisseling van persoonsgegevens met Europol. Daarom
zou de uitvoerend directeur van Europol in afzonderlijke gevallen en onder specifieke
omstandigheden categorieën voor het overdragen van persoonsgegevens aan derde landen
moeten kunnen autoriseren.
Tevens worden met het voorstel tot de wijziging van de Europolverordening enkele andere
aandachtspunten geadresseerd. Zo wordt de samenwerking tussen Europol en het EOM erin
vastgelegd, en de samenwerking tussen Europol en het Europees bureau voor fraudebestrijding
(OLAF) versterkt. Om het parlementair toezicht op Europol te versterken, worden nieuwe
rapportageverplichtingen aan de Gezamenlijke Parlementaire Controlegroep, die bestaat
uit nationale en Europese parlementariërs, in het leven geroepen. Verder verduidelijkt
het voorstel de rol van medewerkers van Europol in strafzaken en bij acties en onderzoeken
van nationale rechtshandhavingsdiensten, en dat lidstaten de resultaten van Europol’s
analyses mogen delen met bijvoorbeeld het OM en rechtbanken. Het voorstel codificeert
onder andere de steun die Europol verleent aan de speciale interventie-eenheden, aan
de EMPACT4-projecten en bij publiekscommunicatie over de meest gezochte criminelen. Lidstaten
en derde landen worden in staat gesteld om een financiële bijdrage te doen aan Europol.
Tenslotte wordt Verordening 2018/17255 over de verwerking van persoonsgegevens door o.a. agentschappen van de Unie van toepassing
op Europol. Dit zorgt voor een meer uniforme en consistente bescherming van persoonsgegevens.
De Europolverordening zal hierdoor o.a. worden aangevuld met bepalingen over een register
van verwerkingsactiviteiten en over de positie en taken van de functionaris voor gegevensbescherming.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie stelt voor de Europolverordening aan te passen aangezien actie op nationaal
niveau onvoldoende zou zijn, vanwege het transnationale karakter van zware criminaliteit
en terrorisme. Het feit dat criminelen gebruik maken van nieuwe technologieën maakt
effectieve en grensoverschrijdende ondersteuning op EU-niveau voor de nationale rechtshandhavingsdiensten
ook noodzakelijk. De beleidsopties zijn volgens het Impact Assessment een effectief
antwoord op de geïdentificeerde problemen en voorzien Europol van sterke instrumenten
en capaciteiten om zijn steun aan de lidstaten bij het aanpakken van opkomende dreigingen
te vergroten.
De uiteindelijke begunstigden van dit voorstel zijn de Europese burgers, die zullen
profiteren van lagere criminaliteitscijfers, minder economische schade en minder kosten
op het gebied van veiligheid. De belangrijkste directe begunstigden zijn de nationale
rechtshandhavingsdiensten. De gekozen opties leveren namelijk significante schaalvoordelen
op EU-niveau op, omdat ze nationale taken die efficiënter op EU-niveau kunnen worden
uitgevoerd daarheen verplaatsen. Dit is ook goedkoper dan 27 afzonderlijke nationale
oplossingen ontwikkelen. Sommige uitdagingen kunnen ook niet op nationaal niveau worden
aangepakt, vanwege het transnationale karakter. Het voordeel voor de maatschappij
van de voorziene daling in criminaliteit wordt geschat op ongeveer € 1.000 miljoen
in tien jaar.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet heeft altijd gepleit voor Europese samenwerking bij het voorkomen en bestrijden
van zware en georganiseerde criminaliteit die twee of meer lidstaten treft en terrorisme.
Het heeft steeds aangegeven daarbij een sterke ondersteunende rol voor Europol te
zien. Daarbij legt het kabinet steeds de nadruk op de kerntaken van Europol: informatie-uitwisseling,
analyse en operationele ondersteuning. Op die terreinen biedt Europol de meeste toegevoegde
waarde. Het is van belang dat Europol voldoende adequaat is toegerust om deze rol
te kunnen vervullen6.
Om te voorkomen dat de kerntaken in de knel komen en te zorgen voor een integrale
en doelmatige inzet van de internationaal beschikbare instrumenten voor samenwerking,
is Nederland steeds kritisch op nieuwe taken voor Europol. Zo pleit het kabinet ervoor
om vast te houden aan het criterium dat Europol alleen ondersteuning kan bieden als
er minstens twee lidstaten betrokken zijn. Als Europol toch nieuwe taken krijgt, bijvoorbeeld
omdat ontwikkelingen in de criminaliteit dat noodzakelijk maken, is het van belang
dat het daarvoor benodigde budget en personeel ter beschikking wordt gesteld. Europol
kan bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen bij het aanwenden van technologische innovatie
en het verwerken van grote datasets. Het kabinet is geen voorstander van operationele
bevoegdheden voor Europol of van invloed van Europol op de uitvoering van nationale
bevoegdheden. Om lokaal maatwerk mogelijk te maken, is het van belang dat dit soort
bevoegdheden op nationaal niveau belegd blijven.
Het is van belang dat Europol kan samenwerken met relevante derde landen. Lidstaten
en derde landen waar Europol operationele samenwerkingsovereenkomsten mee heeft kunnen
verbindingsofficieren plaatsen in Den Haag. Dit model werkt goed; extra locaties daarvoor
of eigen Europol-verbindingsofficieren in derde landen zijn dan ook niet nodig. Capaciteitsopbouw
in derde landen is ook geen taak voor Europol. Het kabinet vraagt verder aandacht
voor het multidisciplinaire karakter van Europol; Europol is er niet alleen voor de
politie, maar om alle rechtshandhavingsdiensten en overheidsinstanties verantwoordelijk
voor het voorkomen en bestrijden van de strafbare feiten waarvoor Europol bevoegd
is te ondersteunen. Het kabinet hecht sterk aan het uitgangspunt dat de lidstaat die
informatie verstrekt daar eigenaar van blijft en dus bepaalt met welke andere partijen
deze informatie wordt gedeeld. Bij alles wat Europol doet dienen de fundamentele rechten
gewaarborgd te worden en de regels voor gegevensbescherming in acht te worden genomen.
Ten slotte omarmt het kabinet de uitgangspunten zoals verwoord in de resolutie over
de toekomst van Europol die de Raad op 9 november jl. heeft goedgekeurd7.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet is positief over het voorstel om de Europolverordening aan te passen en
heeft daarnaast enkele aandachtspunten.
Het kabinet kan instemmen met het voorstel dat Europol rechtstreeks informatie van
private partijen ontvangt, waarbij de lidstaten deze informatie (tevens) zo snel mogelijk
ontvangen wanneer deze hun belangen raakt, bijvoorbeeld omdat de private partij daar
gevestigd is. Dit om te voorkomen dat de nationale opsporingsdiensten een minder goede
informatiepositie hebben over criminaliteit in hun eigen land dan Europol. Voor het
voorstel dat Europol de lidstaten moet kunnen verzoeken om informatie op te vragen
bij private partijen geldt dat het kabinet graag zou zien dat zij de mogelijkheid
krijgen om deze verzoeken beargumenteerd te weigeren. Het delen van informatie met
private partijen om grootschalige verspreiding van terroristische content te voorkomen
is noodzakelijk, evenals het verwerken van grote datasets. Daarbij moeten wel adequate
randvoorwaarden gesteld worden, om rechtmatige verwerking en een hoog niveau van gegevensbescherming
zeker te stellen.
Het kabinet staat positief tegenover het versterken van de rol van Europol bij onderzoek
en innovatie. Het ligt verder voor de hand dat de samenwerking met het EOM in de verordening
wordt vastgelegd en de samenwerking met OLAF wordt versterkt. Het kabinet steunt het
idee om Europol en lidstaten in staat te stellen om gezamenlijke operationele analyses
uit te voeren. Het kabinet staat ook positief tegenover de voorstellen om het parlementair
toezicht op Europol te versterken en om bestaande taken van Europol te verduidelijken
of te codificeren, voor zover deze nog niet in de verordening staan. Bij de toepassing
van Verordening 2018/1725 inzake de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen,
organen en instanties van de Unie op Europol zal het kabinet erop letten dat dit het
operationele werk van Europol niet belemmert.
Gezien de moeilijkheden met het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met derde
landen, is het begrijpelijk dat wordt voorgesteld dat de uitvoerend directeur van
Europol een iets ruimere bevoegdheid krijgt om in afzonderlijke gevallen en onder
specifieke omstandigheden het overdragen van persoonsgegevens aan derde landen te
autoriseren. Het is echter nog onvoldoende duidelijk wat daarbij bedoeld wordt met
«categories of transfers». Het is bovendien van belang dat hierbij dezelfde waarborgen
gelden, bijvoorbeeld m.b.t. gegevensbescherming, als bij informatie-uitwisseling op
basis van een overeenkomst. Daarbij is positief dat in het voorstel staat dat dit
niet mag uitmonden in een structurele overdracht van persoonsgegevens aan derde landen,
want daarvoor blijft een adequaatheidsbesluit of een overeenkomst noodzakelijk. Het
kabinet acht het onwenselijk wanneer bestaande samenwerking tussen bevoegde nationale
autoriteiten en derde landen wordt doorkruist. Het kabinet zal aandacht vragen voor
en waar nodig verduidelijking vragen over deze punten bij de Commissie. Het kabinet
zou tenslotte graag zien dat er afspraken worden gemaakt over toezicht op deze verstrekkingen
en over welke derde landen dit betreft. De beoordeling van het voorstel dat Europol
signaleringen van derdelanders in het SIS zou moeten kunnen zetten, treft u aan in
het BNC-fiche over de SIS-verordening, dat uw Kamer separaat toegaat.
Het kabinet is kritisch over het voorstel dat lidstaten en derde landen financiële
bijdragen aan Europol zouden kunnen geven. Daarmee ontstaat het risico dat sommige
lidstaten en derde landen een buitenproportionele invloed op de prioritering van het
werk van Europol krijgen.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In een eerste bespreking spraken meerdere lidstaten in beginsel steun uit voor de
herziening van de Europolverordening. De meeste lidstaten hanteren hierbij de uitgangspunten
zoals verwoord in de resolutie van 9 november jl. over de toekomst van Europol8. Een aantal lidstaten heeft vergelijkbare aandachtspunten als Nederland. Veel lidstaten
hebben vooralsnog een studievoorbehoud geplaatst bij dit voorstel.
Het Europees Parlement (EP) heeft op 10 juli 2020 een resolutie aangenomen waarin
het erop wijst dat een versterkt mandaat voor Europol «hand in hand moet gaan met
passende parlementaire controle» en dat het «een prioriteit moet zijn Europol de bevoegdheid
te verlenen een verzoek om opening van grensoverschrijdende onderzoeken in te dienen,
met name in gevallen van ernstige aanvallen op klokkenluiders en onderzoeksjournalisten
die een essentiële rol spelen bij de onthulling van corruptie, fraude, wanbeheer en
andere wanpraktijken in de openbare en particuliere sector»9. Hoe het EP tegenover de andere elementen van het voorstel staat is nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De voorgestelde
rechtsbasis van het voorstel is artikel 88 VWEU. Dit artikel geeft de EU bevoegdheid
om bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Europol
vast te stellen. Deze taken kunnen betrekking hebben op a) de verzameling, opslag,
verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die met name door de autoriteiten
van de lidstaten of van derde landen of instanties worden verstrekt en b) de coördinatie,
organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk
met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden
uitgevoerd, in voorkomend geval in samenwerking met Eurojust. Ook kan bij verordening
worden bepaald op welke wijze de activiteiten van Europol door het Europees Parlement,
tezamen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
De bescherming van de nationale en binnenlandse veiligheid is de uitsluitende verantwoordelijkheid
van de lidstaten (art. 4 lid 2 EU-verdrag en art. 72 VWEU). Het kabinet zal er in
de onderhandelingen op blijven letten dat deze bevoegdheidsverdeling gewaarborgd blijft.
b) Subsidiariteit
Het kabinet heeft een positief oordeel. Omdat Europol tot doelstelling heeft om de
lidstaten te ondersteunen bij de aanpak van grensoverschrijdende zware criminaliteit
en terrorisme kunnen maatregelen hiertoe beter op EU-niveau worden getroffen. Dit
geldt dan ook voor de meerderheid van de voorgestelde wijzigingen van de Europolverordening,
zoals het verwerken door Europol van grote en complexe datasets, het bieden van ondersteuning
door Europol bij onderzoek en innovatie met betrekking tot rechtshandhaving, het vastleggen
van de samenwerking tussen Europol en het EOM, het verduidelijken of codificeren van
bestaande taken van Europol en het van toepassing laten zijn van Verordening 2018/1725
m.b.t. gegevensverwerking. Lidstaten zijn onvoldoende in staat om deze aspecten op
nationaal niveau te regelen. Tevens kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving
alleen op EU-niveau plaatsvinden.
c) Proportionaliteit
Het kabinet heeft een positief oordeel ten aanzien van de proportionaliteit. Voor
vrijwel alle voorstellen geldt dat deze geschikt zijn om hun doel te bereiken om Europol
in staat te stellen om lidstaten te ondersteunen bij het aanpakken van actuele en
toekomstige dreigingen op het gebied van zware criminaliteit en terrorisme en niet
verder gaan dan noodzakelijk. Het voorstel laat daarbij voldoende ruimte aan de lidstaten,
bijvoorbeeld doordat zij eigenaar blijven van de informatie die ze aan Europol verstrekken.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
De Commissie geeft aan dat het moeilijk is om in te schatten hoe hoog de kosten van
dit nieuwe mandaat voor Europol zullen zijn, onder andere omdat er nieuwe, complexe
IT-infrastructuur en -systemen ontwikkeld zullen moeten worden. Volgens het impact
assessment van de Commissie zou Europol voor dit nieuwe mandaat een aanvullend budget
van € 120 tot 150 miljoen en ongeveer 150 extra medewerkers nodig hebben over de looptijd
van het nieuwe MFK (2021–2027), bovenop het bestaande MFK-voorstel van de Commissie
van 2% per jaar. Het memorandum van toelichting bij het wetsvoorstel schat dat Europol
voor dit nieuwe mandaat een aanvullend budget van € 180 miljoen en 160 extra medewerkers
nodig zal hebben over de looptijd van het nieuwe MFK. In de Law Enforcement Working
Party (LEWP) van 17 december jl. heeft de Commissie aangegeven dat het zou gaan om
€ 178 miljoen en 160 Temporary Agents over de periode 2022–2027 bij inwerkingtreding
van de herziene Europolverordening. Dit zou bovenop de in het MFK afgesproken verhoging
van het Europol budget met 10% komen. Indien de kosten van dit voorstel daadwerkelijk
hoger zijn dan de bijdrage voor Europol die is overeengekomen in het kader van het
MFK, is het kabinet van mening dat de aanvullende kosten binnen de grenzen van het
MFK dienen te worden opgevangen.
Het kabinet is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen
de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze moeten
passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting van de EU.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Volgens de samenvatting van het impact assessment zullen de lidstaten enige extra
kosten maken door een toename van de samenwerking met Europol, maar die worden gecompenseerd
door de verbeterde diensten die Europol zal aanbieden. Het impact assessment zelf
speekt van een besparing voor de nationale overheden (van de 27 lidstaten samen) van
ongeveer € 20 miljoen per jaar, of € 200 miljoen over tien jaar. (Eventuele) budgettaire
gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e)) departement(en),
conform de regels van de budgetdiscipline. Dit geldt ook voor het (onwaarschijnlijke)
geval dat Nederland besluit om gebruik te maken van de mogelijkheid om een eigen financiële
bijdrage te doen aan Europol.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Het nieuwe mandaat van Europol zal geen significante consequenties meebrengen voor
het bedrijfsleven. Bedrijven zullen hooguit kosten hebben als zij informatie delen
met Europol. Daar staat tegenover dat ze daardoor ook geld zullen besparen, omdat
ze minder tijd nodig zullen hebben om te bepalen voor welke lidstaat of lidstaten
de informatie relevant is en minder reputatieschade zullen leiden door crimineel gebruik
van hun diensten. Het voorstel bevat geen verplichtingen voor burgers en creëert dus
ook geen kosten voor hen.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Er worden geen gevolgen voor de regeldruk of administratieve lasten voorzien.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Het voorstel is positief voor de concurrentiekracht, omdat bedrijven en burgers minder
snel slachtoffer zullen worden van criminaliteit, vooral met digitale middelen. Dit
kan de EU aantrekkelijker maken om zaken te doen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Een verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in de lidstaten. Daarom behoeft een verordening als regel geen implementatie. Het
voorstel bevat geen handhavings- en sanctioneringsbepalingen en heeft geen gevolgen
voor de toepassing van de lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel geeft de Commissie geen bevoegdheid om gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen
vast te stellen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De verordening zal in werking treden op de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad
van de Europese Unie en heeft rechtstreekse werking. Het kabinet kan zich hierin vinden.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
De huidige Europolverordening dient uiterlijk op 1 mei 2022 en vervolgens elke vijf
jaar geëvalueerd te worden. De aanpassing van de verordening verandert niets aan deze
planning. Drie jaar na de inwerkingtreding van de aanpassing zal de Commissie daarnaast
een rapport aan het Europees Parlement en de Raad aanbieden, waarin de operationele
voordelen worden beoordeeld van de nieuwe bevoegdheden met betrekking tot onderzoek
en innovatie (art. 18 lid 2 sub e), pre-analyse (art. 18 lid 5a), verwerking van persoonsgegevens
die niet onder de categorieën van datasubjecten in Bijlage II vallen (art. 18a) en
uitwisseling van persoonsgegevens met private partijen, waaronder in crisissituaties
(artt. 26 en 26a). Het kabinet acht een brede evaluatie wenselijk.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De nieuwe bevoegdheden voor Europol zullen er waarschijnlijk toe leiden dat Europol
en het Openbaar Ministerie en de opsporingsdiensten meer zullen samenwerken. Volgens
de Commissie zullen eventuele kosten die dit meebrengt gecompenseerd worden door de
verbeterde diensten van Europol.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen implicaties voor ontwikkelingslanden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken