Brief regering : Kwaliteit van de kinderopvang december 2020
31 322 Kinderopvang
Nr. 422
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 december 2020
Dit jaar is zeer zichtbaar geworden welke belangrijke rol de kinderopvang speelt in
het dagelijks leven van vele ouders en kinderen. Toen in het voorjaar de scholen en
kinderopvanglocaties noodgedwongen de deuren moesten sluiten vanwege COVID-19, heeft
de kinderopvang in korte tijd noodopvang weten te organiseren, zodat ouders in cruciale
beroepen hun belangrijke werk konden blijven doen en voor kwetsbare kinderen. Medio
mei (kinderdagopvang en gastouderopvang) of begin juni (buitenschoolse opvang) gingen
de kinderopvanglocaties weer open en vanaf dat moment hebben pedagogisch medewerkers
en gastouders zich weer dagelijks ingezet om kinderen een mooie en ontwikkelrijke
dag te bezorgen en hun ouders te helpen met het combineren van hun werk met de zorg
voor (jonge) kinderen. Dat ging de afgelopen maanden zeker niet zonder slag of stoot.
De COVID-19 crisis heeft veel flexibiliteit en improvisatievermogen gevraagd van de
sector.
Nu deze week de kinderopvang weer heeft moeten sluiten, vragen we opnieuw van de sector
om noodopvang te organiseren voor kinderen van ouders in cruciale beroepen en kwetsbare
kinderen. Ik ben me bewust dat dit veel van de sector vraagt. Waardering en complimenten
voor de rol die de kinderopvang speelt en de (pedagogisch) medewerkers die zich elke
dag weer inzetten in deze lastige tijd zijn daarom meer dan op zijn plaats.
In deze brief kijk ik daarnaast terug op enkele toezeggingen die ik uw Kamer heb gedaan
en kijk ik vooruit naar de komende periode. Dit doe ik aan de hand van drie thema’s:
kwaliteit, veiligheid en financiering van de kinderopvang. Voor ik dit doe, wil ik
ook stilstaan bij het rapport van de parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag
dat gistermiddag openbaar is geworden. Het kabinet is de commissie dankbaar voor het
werk dat zij hiervoor in korte tijd heeft verzet en zal de komende periode het rapport
met grondig bestuderen en in januari met een reactie komen.
1 Kwaliteit van de kinderopvang
De Nederlandse kinderopvang speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van vele
jonge kinderen. Om die ontwikkeling positief te stimuleren is kwalitatief goede opvang
van groot belang. Om de kwaliteit en veiligheid van de Nederlandse kinderopvang en
de ontwikkelingen daarin te monitoren, doe ik regelmatig onderzoek.
Helaas heeft de sluiting van de kinderopvang tussen half maart en begin mei er ook
toe geleid dat er in die periode geen reguliere kwaliteitsmetingen gedaan konden worden
voor de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK). Dit leidt ertoe dat ik gedwongen
ben om de evaluaties van het experiment meertalige dagopvang en het de evaluatie van
de wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) uit te stellen. Ik zal hieronder
toelichten waarom ik dit nodig acht voor betrouwbare onderzoeksresultaten.
De onderzoekers die verbonden zijn aan de LKK-metingen hebben de reeds beschikbare
gegevens uit eerdere metingen benut om onderzoek te doen naar de verschillen in kwaliteit
tussen regio’s, naar stedelijkheid, ten opzichte van de gevraagde uurprijs en bij
de opvang van doelgroepkinderen. Hieronder bespreek ik kort de belangrijkste resultaten
van dit onderzoek. Daarnaast is via een enquête de mening van ouders over diverse
onderwerpen gerelateerd aan de kinderopvang gevraagd. De resultaten van deze enquête
zijn ter informatie bijgevoegd als bijlage1. Als laatste blik ik binnen het thema kwaliteit vooruit naar de verkenning kwaliteit
en handhaving gastouderopvang.
1.1 Kwaliteit naar regio, stedelijkheidsgraad, uurprijs en de opvang van doelgroepkinderen
In de verzamelbrief van 1 juli 20202 is aangekondigd dat in plaats van de Landelijke Kwaliteitsmeting Kinderopvang (LKK),
die door Covid-19 in 2020 niet kon plaats vinden, verdiepende analyses opgesteld worden.
In de brief van 19 oktober jl.3, 4 is de eerste verdiepende analyse naar uw Kamer verzonden over de kwaliteit van baby-opvang.
Hierbij zend ik u een tweede rapport naar aanleiding van LKK-data uit 2017, 2018 en
2019 over de «Verschillen in kwaliteit naar regio, stedelijkheidsgraad, uurprijs en
de opvang van doelgroepkinderen»5.
Een vergelijking van de vier regio’s6 en naar stedelijkheidsgraad laat over de hele linie weinig verschillen in kwaliteit
zien. Als er al verschillen zijn, wijzen die er niet op dat bepaalde regio’s structureel
boven of beneden gemiddeld presteren. Er blijken ook weinig verschillen in kwaliteit
tussen landelijke en stedelijke gebieden. Wel zijn er voor alle opvangvormen, behalve
de gastouderopvang, enkele positieve relaties tussen de opvang van kinderen met een
risico op een onderwijsachterstand (doelgroepkinderen) en kwaliteit. Dit is te verklaren
door de extra kwaliteitseisen die gelden voor voorschoolse educatie.
Voor de kinderdagopvang is er geen relatie tussen prijs7 en kwaliteit gevonden. Dit is anders voor de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang.
Tussen de kwaliteit van de buitenschoolse opvang en de uurprijs zijn enkele negatieve relaties gevonden. Dit betekent dat de kwaliteit gemiddeld genomen lager is, naarmate
locaties duurder zijn. Dit gegeven laat zich echter lastig duiden, omdat de uurtarieven
voor buitenschoolse opvang van meer factoren afhankelijk zijn dan die van andere opvangsoorten.8
In de gastouderopvangbranche rekent ruim driekwart van de gastouders een uurtarief
op of onder de maximum uurprijs. Bij deze opvangvorm lijkt een hogere uurprijs gepaard
te gaan met een hogere kwaliteit. Dit houdt mogelijk verband met de groepsgrootte.
Een grotere groep bij gastouderopvang gaat samen met een lagere kwaliteit. En gastouders
die minder kinderen opvangen moeten voor een modaal salaris een hogere uurprijs vragen.
Daarnaast kan het verschil mogelijk ook verklaard worden door expliciete keuzes van
gastouders, die zich met kleinere groepen (enkele kinderen) richten op groepen ouders
die hier doelbewust voor kiezen. Verder komt uit het rapport naar voren dat naarmate
een gastouder meer doelgroepkinderen opvangt, de geboden kwaliteit van een lager niveau
is. Later in deze brief zal ik terugkomen op de verkenning die ik uitvoer naar mogelijke
verbetermaatregelen om de kwaliteit van de gastouderopvang en het toezicht daarop
beter te borgen.
Ik ben content dat ik met uw Kamer kan delen dat de resultaten van LKK laten zien
dat de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland gemiddeld genomen goed is. Met dit
rapport kan daaraan toegevoegd worden dat het voor de kwaliteit van de opvang niet
uitmaakt in welke regio of in welk gebied een kind naar de opvang gaat. Dat duidt
op een landelijk goede basiskwaliteit. Dat is goed nieuws. Dit neemt natuurlijk niet
weg dat er tussen locaties onderling verschillen kunnen zijn.
1.2 Uitstel verslag Experiment meertalige dagopvang
Naar aanleiding van de behoefte van de gemeente Amsterdam en de sectorpartijen om
meertalige opvang mogelijk te maken9, is in 2015 aangesloten bij ontwikkelingen in het primair onderwijs en besloten dat
buitenschoolse opvang10 meertalig kan worden aangeboden. Voor de opvang van kinderen van 0 tot 4 jaar was
er destijds onvoldoende basis om het aanbieden van meertalige kinderopvang algemeen
mogelijk te maken. Wel is het binnen het kader van de Wet kinderopvang mogelijk gemaakt
om op experimentele basis meertalige kinderopvang aan te bieden. Het experiment meertalige
dagopvang is in februari 2018 van start gegaan en eindigt in februari 2022. De deelnemende
kinderopvangorganisaties bieden gedurende de duur van het experiment maximaal 50%
van de openingstijd opvang in de Engelse taal aan in één of meer groepen.
Het experiment moet onder meer inzicht geven in het verloop en de mogelijke gevolgen
van het aanbieden van meertalige dagopvang, in het bijzonder voor de verwerving van
de Nederlandse taal. Alleen wanneer het experiment aantoont dat meertalige dagopvang
in ieder geval geen aanwijsbaar negatieve gevolgen heeft voor de Nederlandse taal,
kan meertalige opvang voor de leeftijdscategorie 0–4 jarigen breed worden ingevoerd.
De Universiteit van Amsterdam (UvA) begeleidt en monitort het experiment waarbij specifiek
wordt gekeken wat de effecten zijn van meertalige dagopvang op de taalontwikkeling
van het Nederlands bij kinderen. De UvA onderzoekt daarnaast ook de ontwikkeling van
het Engels bij kinderen en de rol van de thuistaal. Dit gebeurt in vier meetronden.
De eerste drie meetronden hebben inmiddels plaatsgevonden, maar de derde meetronde
is voortijdig afgebroken, vanwege de sluiting van de kinderdagopvang van half maart
tot begin mei dit jaar door COVID-19.
Inmiddels is de derde tussenrapportage11 op www.veranderingenkinderopvang.nl geplaatst. In deze rapportage licht de UvA toe wat de mogelijke gevolgen zijn van
het feit dat er slechts beperkt data verzameld kon worden
De rapportage van de vierde meetronde wordt in augustus 2021 opgeleverd. Omdat door
COVID-19 slechts beperkt data verzameld kon worden in meetronde 3, is de vierde meting
essentieel om voldoende onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de effecten van
meertalige dagopvang op de taalontwikkeling van het Nederlands bij kinderen. Ook moet
bij de vierde meting onderzocht worden welke gevolgen het feit dat bijna alle kinderen
zeker twee maanden niet naar de opvang hebben kunnen gaan, heeft voor de ontwikkeling
van de taalvaardigheid.
Wettelijk12 is gesteld dat ik uiterlijk zes maanden13 voor beëindiging een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment
aan Eerste en Tweede Kamer stuur, alsmede een standpunt over eventuele voortzetting
van de regeling. Ik hecht er sterk aan de resultaten van de vierde meting mee te nemen
in bovengenoemd verslag en standpunt en zal daarom de Kamers iets later, maar uiterlijk
eind 2021, bovengenoemd verslag aanbieden.
1.3 Uitstel Evaluatie Wet IKK
Ook de evaluatie van de Wet IKK heeft vertraging opgelopen door COVID-19. In deze
wet is opgenomen dat deze binnen vier jaar na inwerkingtreding geëvalueerd moet worden.
Dit betekent dat beide Kamers vóór 1 januari 2022 een verslag zouden moeten ontvangen
over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Bij de evaluatie van de Wet IKK is het van belang dat er zicht is op de ontwikkelingen
in de kwaliteit van de kinderopvang. Een belangrijke bron hiervoor is de Landelijke
Kwaliteitsmonitor (LKK14). In de Verzamelbrief Kinderopvang, die op 1 juli 2020 naar uw Kamer is gestuurd15, bent u geïnformeerd dat de metingen van 2020 vanwege COVID-19 zijn komen te vervallen.
De resultaten van de vierde LKK-meting zijn daardoor pas aan het einde van 2021 beschikbaar.
Voor de betrouwbaarheid van de evaluatie is de input van vier metingen essentieel;
twee vóór implementatie IKK en twee erna.
Omdat ik hecht aan een kwalitatief goede evaluatie die zekerheid biedt over de robuustheid
van de conclusies, wil ik de evaluatie van de Wet IKK uitstellen. Dit betekent dat
uw Kamer vóór 1 januari 2023 een verslag ontvangt over de doeltreffendheid en de effecten
van de Wet IKK in de praktijk.
1.4 Verkenning kwaliteit en toezicht gastouderopvang
In de verzamelbrief kinderopvang van 1 juli jl.16 heb ik uw Kamer toegezegd te willen verkennen hoe de kwaliteit van de gastouderopvang
en het toezicht (en daarmee ook de handhaving) beter kan worden geborgd. De kwaliteit
van de gastouderopvang is gemiddeld goed en daarmee vergelijkbaar met die van de andere
opvangvormen. De variatie is echter groter, met grote uitschieters naar zowel boven
als beneden. Daarnaast concludeert Inspectie van het Onderwijs (IvhO) dat er met het
huidige toezicht onvoldoende zicht is op de kwaliteit van de opvang door gastouders.
De combinatie van verschillende factoren maakt de gastouderopvang volgens IvhO extra
kwetsbaar.
De afgelopen maanden heb ik gebruikt om de opzet van deze verkenning nader uit te
werken. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van reeds beschikbare rapporten en heb ik
gesproken met toezicht- en handhavingspartijen, vertegenwoordigende partijen van ouders,
gastouders en gastouderbureaus en wetenschappers. Ook heb ik een flitspeiling uitgezet
onder ouders om te vragen naar hun perceptie op de gastouderopvang en begeleiding
door gastouderbureaus. Op basis van de rapporten17 en de gevoerde gesprekken acht ik het nodig om mogelijke verbetermaatregelen langs
drie sporen nader te verkennen:
• Het versterken van toezicht
• Het verbeteren van de begeleiding van gastouders door de gastouderbureaus
• Professionalisering van de gastouderopvang
Ik acht het van belang om verbetermaatregelen op alle drie de sporen nader te verkennen.
Als eerste stap wil ik bezien op welke wijze we het toezicht op de kwaliteit van gastouderopvang
verder kunnen versterken en/of intensiveren. Een intensiever toezicht zorgt ervoor
dat de kwaliteit van een specifieke gastouderopvang sneller in beeld komt en kinderen
minder lang opvang kunnen krijgen van een te laag kwaliteitsniveau. Ook ontstaat er
door intensiever toezicht meer zicht op de bepalende elementen om kwaliteit te borgen.
Vervolgens wil ik nader verkennen welke verbetermaatregelen mogelijk zijn ten aanzien
van de begeleiding van gastouders door de gastouderbureaus en de professionalisering
van de gastouderopvang.
De komende periode gebruik ik om samen met de toezicht-en branchepartijen tot concrete
verbetermaatregelen te komen en om de beleidsmatige en uitvoeringsconsequenties verder
te verkennen, alsmede de gevolgen in kaart te brengen. Voor de zomer van 2021 zal
ik uw Kamer hier nader over informeren.
2 Veiligheid in de kinderopvang
Naast kinderopvang van goede kwaliteit is ook de veiligheid van groot belang. De afgelopen
jaren is hier veel aandacht aan besteed, onder andere in toezicht en handhaving. Graag
deel ik met uw Kamer het Landelijk rapport toezicht en handhaving kinderopvang 2019
en een factsheet over meldingen bij vertrouwensinspecteurs. Daarnaast geef ik de huidige
stand van zaken rondom het traject vaccinaties in de kinderopvang.
2.1 Landelijk rapport toezicht en handhaving kinderopvang 201918
Toezicht en handhaving in de kinderopvang is een verantwoordelijkheid van gemeenten.
De GGD’en voeren het toezicht in opdracht van de gemeenten uit. De Inspectie van het
Onderwijs (IvhO) houdt op haar beurt interbestuurlijk toezicht op de uitvoering van
de wettelijke taken die gemeenten bij of krachtens de Wet kinderopvang hebben op het
gebied van registratie, toezicht en handhaving. Jaarlijks presenteert IvhO haar bevindingen
in het Landelijk Rapport gemeentelijk toezicht kinderopvang. Het Landelijk Rapport
vergroot het inzicht in de werking van het stelsel van toezicht en handhaving in de
kinderopvang en biedt de betrokken partijen concrete aanknopingspunten om de werking
ervan verder te verbeteren. Met deze brief bied ik uw kamer het Landelijk Rapport
gemeentelijk toezicht kinderopvang 2019 van de IvhO aan en ga ik in op de resultaten.
De reactie op de bevindingen over toezicht en handhaving van voorschoolse educatie
(ve) geef ik mede namens de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media.
Positief beeld van toezicht en handhaving in 2019
Het algemene beeld van toezicht en handhaving in de kinderopvang in 2019 is positief.
Uit het Landelijk Rapport blijkt dat gemeenten – net als voorgaande jaren – hun wettelijke
taken over het algemeen goed uitvoeren. Zo houden de gemeenten het Landelijk Register
Kinderopvang (LRK) goed bij en handelen zij vrijwel alle aanvragen voor nieuwe voorzieningen
tijdig af. Ook valt op dat nagenoeg alle verplichte inspecties bij kindercentra en
gastouderbureaus zijn uitgevoerd. Bij voorzieningen voor gastouderopvang is een steekproef
van gemiddeld 19 procent19 onderzocht. Daarnaast voeren gemeenten hun handhavingstaak naar behoren uit. Bij
het merendeel van de tekortkomingen treden zij handhavend op.
Dit positieve beeld is ook terug te zien in de statussen die de gemeenten hebben gekregen
in 2019. IvhO kent gemeenten een status toe op basis van deze taakuitvoering: de gemeente
ontvangt jaarlijks een A, B of C-status20. Eind 2019 hebben 354 gemeenten de A-status, 1 gemeente de B-status en geen enkele
gemeente de C-status verkregen.
IvhO constateert dat in 2019 gemeenten en GGD’en op grote schaal zijn gaan werken
met de werkwijze herstelaanbod. Deze werkwijze is met ingang van 2019 landelijk ingevoerd om de houder van de kinderopvangorganisatie
de ruimte te geven om tekortkomingen nog voor het afsluiten van de inspectie te (laten)
herstellen. Bij meer dan de helft van de onderzoeken met tekortkomingen doen de gemeenten
een herstelaanbod richting houders. En dat heeft effect, want de overgrote meerderheid
van de tekortkomingen wordt hiermee nog voor het afsluiten van het inspectietraject
hersteld. Wel ziet IvhO verschillen in de toepassing van het herstelaanbod door gemeenten.
Verder onderzoek kan uitwijzen welk effect deze verschillen hebben op de naleving
door houders.
Daarnaast constateert IvhO dat de gemeenten de handhavingsadviezen van de GGD-toezichthouders
goed oppakken. Waar nodig zet de gemeente handhaving in om tekortkomingen te laten
herstellen. In 2018 zetten gemeente nog relatief vaak beredeneerd geen handhaving
in bij IKK-voorwaarden, om houders zo de tijd te geven om aan de nieuwe kwaliteitseisen
te wennen. In 2019 handhaaft de gemeente vaker bij tekortkomingen op IKK-voorwaarden.
Ook is te zien dat de sector kinderopvang gewend begint te raken aan de nieuwe kwaliteitseisen
vanuit de Wet IKK en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.
In 2019 zijn flink minder tekortkomingen op deze nieuwe voorwaarden geconstateerd
dan in 2018. Bij 23–35 procent van de jaarlijkse onderzoeken worden een of meerdere
tekortkomingen geconstateerd. De meeste tekortkomingen worden geconstateerd bij kinderdagverblijven
en de buitenschoolse opvang (respectievelijk 35 en 31 procent), de minste bij voorzieningen
voor gastouderopvang (23 procent).
Ten aanzien van voorschoolse educatie zijn in 2019 dus minder tekortkomingen geconstateerd
dan in 2018. In 2018 steeg het aantal overtredingen sterk, onder andere door aanpassing
van de regelgeving (aanpassing van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse
educatie per 1 juli 2018). De IvhO geeft aan dat ve-voorzieningen nu beter voldoen
aan de nieuwe of aangescherpte voorwaarden uit 2018, hoewel er nog steeds relatief
veel tekortkomingen worden geconstateerd op deze voorwaarden. Vooral de inhoud van
het pedagogisch beleidsplan en het opleidingsplan ve blijven aandachtspunten. Ve-voorzieningen
weten tekortkomingen op deze voorwaarden wel vaak te herstellen. Er wordt op deze
twee voorwaarden vaak een herstelaanbod ingezet door de toezichthouders, en IvhO geeft
aan dat in 93 procent van de tekortkomingen hersteld wordt na herstelaanbod. Ik zal
blijven volgen hoe dit zich verder ontwikkelt.
Deze ontwikkelingen laten zien dat de inspanningen van de kinderopvang enerzijds en
van gemeenten en GGD’en om het toezicht en de handhaving op de nieuwe eisen ingeregeld
te krijgen anderzijds, hebben geleid tot goede resultaten. De IvhO blijft de naleving
van de nieuwe kwaliteitseisen monitoren, om te zien of deze ontwikkelingen op de langere
termijn bestendig zijn.
2.2 Factsheet vertrouwensinspecteurs
Vertrouwensinspecteurs vervullen een belangrijke rol in het monitoren van grensoverschrijdend
gedrag binnen de kinderopvang. Zodra een houder of medewerkers van een kinderopvangorganisatie
aanwijzingen heeft dat een houder of diens werknemer/gastouder geweld tegen een kind
gebruikt, wordt dit aan een vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs
gemeld en met deze vertrouwensinspecteur besproken. Deze stappen zijn onderdeel van
de meld-, overleg- en aangifteplicht die in de Wet kinderopvang is vastgelegd. De
vertrouwensinspecteur denkt mee, informeert en adviseert de melder over wat de gewenste
vervolgstappen in het proces zijn. Als tijdens het overleg wordt geconcludeerd dat
sprake is van een redelijk vermoeden van (seksueel of ander) geweld tegen een kind,
is de houder verplicht direct aangifte te doen bij de politie. De vertrouwensinspecteur
volgt de melding totdat deze is afgerond of bij de juiste instantie in behandeling
is. Alle meldingen worden geregistreerd in een vertrouwelijk dossier van de vertrouwensinspecteur.
Als bijlage bij deze brief treft u de «Factsheet meldingen vertrouwensinspecteurs
kinderopvang over de jaren 2017–2019» van de IvhO aan21. Bij kinderdagverblijven (KDV) is een stijgende lijn te zien in de meldingen van
seksueel en fysiek geweld. Deze stijgende lijn kan mede worden verklaard door een
toenemende bekendheid van de vertrouwensinspecteur, waarbij niet alleen kinderopvangprofessionals,
maar ook ouders zich melden bij de vertrouwensinspecteurs. Om beter te kunnen inschatten
in hoeverre het stijgende aantal meldingen duidt op een negatieve ontwikkeling in
de veiligheid van kinderen, is sinds 2019 een tabel toegevoegd aan de factsheet waaruit
blijkt uit hoeveel meldingen een aangifteplicht voortkwam. Deze aangiften hadden betrekking
op een vermoeden van seksueel misbruik of mishandeling door een met taken belast persoon.
Vanaf 2019 zullen deze gegevens jaarlijks worden opgeleverd.
Hoewel het er gezien het stijgende aantal meldingen op lijkt dat de bekendheid van
de vertrouwensinspecteurs toeneemt, is het melden van seksueel of ander geweld tegen
een kind en de overlegplicht hierover met de vertrouwensinspecteur nog niet volledig
ingebed in de kinderopvangsector. Er wordt ingezet op een nog grotere bekendheid,
zodat meer houders, werknemers en gastouders de weg naar de vertrouwensinspecteur
vinden.
2.3 Vaccinaties in de kinderopvang
In het advies «Prikken voor elkaar» heeft Commissie Vermeij een aantal handvatten
geboden om, ook wanneer de vaccinatiegraad zou dalen, een veilige opvang van jonge
kinderen te bieden.
In de kabinetsreactie22 op dit advies is aangegeven dat het kabinet de maatregel «Voorwaardelijke toegang
tot de kinderopvang»23 en de bijbehorende vraagstukken verder zal uitwerken. In de vorige Verzamelbrief
Kinderopvang, die op 1 juli 2020 naar uw Kamer is gestuurd24, bent u geïnformeerd dat dit traject de afgelopen periode flinke vertraging opgelopen,
in verband met de werkzaamheden die nodig waren om de COVID-19-crisis het hoofd te
bieden.
Naar aanleiding van het initiatiefvoorstel van de leden Raemakers en Van Meenen heeft
de Eerste Kamer onlangs enkele vragen aan de regering gesteld. Eén van die vragen
zag op de voorlichting van de Raad van State, die de Staatssecretaris van VWS heeft
verzocht naar aanleiding van de uitwerking van de maatregel «Voorwaardelijke toegang
tot de kinderopvang». De EK-leden vroegen hierbij ook om een beleidsreactie. Uw Kamer
heeft een afschrift ontvangen van de beantwoording van deze vragen door de regering.
Hierbij hebt u ook de voorlichting van de Raad van State ontvangen. Zoals aangegeven
in de beantwoording van de vragen van de EK, kan het kabinet op dit moment geen prioriteit
geven aan de verdere uitwerking naar aanleiding van de gevraagde voorlichting van
de Raad van State en kan zij nu dus geen nader standpunt innemen met betrekking tot
voorwaardelijke toegang tot de kinderopvang, als gevolg van onder andere de extra
werkzaamheden rond corona. De Staatssecretaris van VWS en ik zullen uw Kamer daarom
op een later moment informeren over de stand van zaken.
3 Financiering van de kinderopvang
Een ander belangrijk onderwerp waarover ik u in deze brief wil informeren, is de financiering
van de kinderopvang. Allereerst beschrijf ik hoe de tegemoetkoming voor de kosten
van kinderopvang tijdens de corona-sluiting verloopt. Vervolgens blik ik vooruit naar
een aankomend onderzoek naar de effectiviteit van de verlenging van de werkloosheidstermijn
en neem ik uw Kamer mee in de voortgang van het verbetertraject kinderopvangtoeslag.
3.1 Tegemoetkoming kosten kinderopvang i.v.m. coronasluiting afgelopen voorjaar voor
ouders
Vanaf 16 december is er weer een landelijke sluiting van de kinderopvang in verband
met het beheersen van de COVID-19 uitbraak. Dit betreft de tweede sluiting, want ook
in het voorjaar was de kinderopvang gesloten van 16 maart tot 11 mei voor wat betreft
de dagopvang en gastouderopvang en 8 juni voor wat betreft de buitenschoolse opvang.
Het kabinet heeft zowel 14 december jl. als 15 maart ouders met kinderopvang opgeroepen
de factuur van de kinderopvang te blijven betalen, onder andere om zo de noodopvang
te financieren en het stelsel van kinderopvang gedurende en na de sluiting te stabiliseren.
De overheid is het overgrote deel van de ouders voor de periode dit voorjaar tegemoetgekomen
in de eigen bijdrage. Zij hebben een tegemoetkoming voor de eigen bijdrage ontvangen
op basis van de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TTKO). Deze groep van 575.000
ouders met kinderopvangtoeslag bestond met name uit werkende ouders en ouders die
een traject naar werk volgen of studeren. Ouders die gebruik maken van gemeentelijk
peuteraanbod, voorschoolse educatie (VE) of sociaal medische indicatie (SMI) krijgen
de eigen bijdrage vergoed van hun gemeente. De tegemoetkoming in verband met de huidige
sluiting wordt momenteel vormgegeven en hierover zal uw Kamer nog nader geïnformeerd
worden.
Daarnaast is er een kleine groep die nog geen tegemoetkoming heeft ontvangen voor
de sluiting afgelopen voorjaar. Deze groep heeft gebruik gemaakt van kinderopvang
en de kosten van kinderopvang volledig zelf gedragen. Het betreft naar verwachting
circa 8.000 kinderen. Het gaat bijvoorbeeld om gezinnen waarvan maar één partner werkt.
Daardoor hebben zij geen recht op kinderopvangtoeslag. Ook aan hen is gevraagd de
kosten van kinderopvang door te betalen. Het kabinet vindt het wenselijk dat deze
personen, die de facturen van kinderopvang tijdens de sluiting dit voorjaar hebben
doorbetaald, een tegemoetkoming krijgen25. Ook zullen deze personen voor de nieuwe sluitingsperiode vanaf 16 december 2020
een tegemoetkoming krijgen, mits zij de kinderopvangfacturen hebben doorbetaald26, net als ouders met kinderopvangtoeslag of die via gemeente gebruik maken van kinderopvang.
Omdat deze groep normaal gesproken geen overheidsfinanciering krijgt, zijn er geen
gegevens over hen bekend. In de regeling die wordt uitgewerkt kan men op aanvraag
een tegemoetkoming ontvangen. Het ligt voor de hand dat de regeling zowel een tegemoetkoming
biedt over de periode in het voorjaar als de sluiting per 16 december. Dit wordt momenteel
uitgewerkt. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) gaat deze regeling uitvoeren. In januari
zal ik de Tweede Kamer informeren over het moment waarop een aanvraag bij de SVB kan
worden ingediend en wanneer de tegemoetkoming wordt uitbetaald.
3.2 Effectiviteit verlenging werkloosheidstermijn
Tijdens het wetgevingsoverleg van 11 november jl. heb ik met uw Kamer gesproken over
het Wetvoorstel verzamelwet kinderopvang27. Daar is ook gesproken over de werkloosheidstermijn in de kinderopvangtoeslag: een
periode van drie maanden waar ouders waarvan de arbeid is beëindigd hun aanspraak
op kinderopvangtoeslag behouden. Deze periode stelt ouders in staat nieuw werk te
vinden, zonder dat de toeslag direct eindigt. Dit voorkomt dat de ouders de kinderopvang
moeten beëindigen en, bij het vinden van nieuw werk, naar een nieuwe plek op de opvang
met mogelijke wachtlijsten moeten zoeken. Ook de kinderen kunnen profiteren van de
stabiliteit die de werkloosheidstermijn biedt.
Refererend naar de coronacrisis waardoor veel mensen hun baan kunnen verliezen en
het vinden van nieuw werk wordt bemoeilijkt, is gevraagd de werkloosheidstermijn in
de kinderopvangtoeslag te verlengen van drie naar zes maanden. Daarop heb ik toegezegd
(opnieuw) te bestuderen hoe effectief deze maatregel is28, mede omdat uit eerder onderzoek bleek dat verlenging in 2015 een beperkt effect
had. Op het moment waarop dit onderzoek werd uitgevoerd, was echter nog niet alle
benodigde data over 2015 beschikbaar. Op dit moment zijn meer gegevens beschikbaar
over de periode van verlenging en kan bovendien een betere vergelijking worden gemaakt
met de periode voor en na verlenging. Ik heb het CBS verzocht hun eerdere onderzoek
naar de effectiviteit van de verlenging in 2015 uit te voeren voor de gehele periode waarin de verlenging gold, tussen 2015 en 2017. Het CBS heeft hiervoor een
projectvoorstel uitgewerkt. De resultaten van dit onderzoek verwacht ik begin 2021.
Mede aan de hand van dit onderzoek zal ik overwegen of verlenging van de werkloosheidstermijn
in de rede ligt. Hierover zal ik uw Kamer informeren.
3.3 Verbetertraject kinderopvangtoeslag najaar 2020
Op 1 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van het verbetertraject
kinderopvangtoeslag.29 In 2018 zijn het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst/Toeslagen
een gezamenlijk programma gestart om de dienstverlening richting ouders te verbeteren
en zodoende het aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen. Uw Kamer is meermaals
geïnformeerd over het brede pakket aan maatregelen om deze doelstelling te realiseren.
Deze maatregelen zijn in 2020 stapsgewijs geïmplementeerd met als doel om ze vanaf
2021 volledig uit te voeren. Mede namens de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane
informeer ik uw kamer middels deze brief over de stand van zaken van de verschillende
maatregelen in het verbetertraject. Dit doe ik aan de hand van de drie hoofdthema’s
van de maatregelen in het verbetertraject.
3.3.A Thema A: Eerder signaleren
De hoeksteen van het verbetertraject is eerder te signaleren naar ouders als er verschillen
ontstaan tussen de kinderopvangtoeslagaanvraag en de daadwerkelijke situatie. Een
groot deel van de hoge terugvorderingen ontstaat door een verschil in de door de ouder
opgegeven en daadwerkelijk afgenomen opvanguren. Een belangrijk onderdeel van het
verbetertraject kinderopvangtoeslag is daarom de maatregel om kinderopvangorganisaties
maandelijks gegevens over de afgenomen opvang aan de Belastingdienst/Toeslagen te
laten leveren.
Met actuele gegevens over het gebruik van kinderopvang kan de Belastingdienst/Toeslagen
verschillen eerder signaleren en de juiste dienstverlening bieden aan ouders door
hen tijdig op deze verschillen te attenderen. Het attenderen van ouders gebeurt o.a.
door middel van brieven en notificaties in de Kinderopvangtoeslagapp. Door ouders
te stimuleren wijzigingen door te geven, wordt de kans op (hoge) terugvorderingen
verkleind. Om deze dienstverlening te kunnen bieden, zijn reeds bestaande gegevensleveringen
sinds begin dit jaar geïntensiveerd. De Belastingdienst/Toeslagen zal de geleverde
gegevens niet gebruiken om de aanvraag tussentijds eigenstandig aan te passen.
Gegevens kinderopvangorganisaties over gebruik
Het jaar 2020 was een ingroeijaar waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering
door kinderopvangorganisaties stapsgewijs werd geïmplementeerd. De Belastingdienst/Toeslagen
benaderde kinderopvangorganisaties om op vrijwillige basis te starten met de maandelijkse
gegevenslevering. In april 2020 is de eerste groep van ongeveer 90 kinderopvangorganisaties
gestart met het maandelijks leveren van gegevens. In november van dit jaar ontving
de Belastingdienst/Toeslagen al van ruim 2.500 kinderopvangorganisaties gegevens.
Dit is ongeveer 85% van alle kinderopvangorganisaties. De aansluiting op de maandelijkse
gegevenslevering verloopt dus voorspoedig. Kinderopvangorganisaties ontvangen bij
de gegevenslevering ondersteuning van de Belastingdienst/Toeslagen. Een speciaal team
helpt hen de gegevens juist en met voldoende kwaliteit aan te leveren.
Pilot eerder signaleren
Opzet van de pilot
In juli 2020 is op basis van de tot dan toe beschikbare gegevens een pilot uitgevoerd
met eerder signaleren met een populatie van 300 ouders. Deze pilot is uitgevoerd op
basis van de gegevens geleverd door kinderopvangorganisaties. Er is specifiek gekeken
naar de afwijking tussen het aantal opvanguren dat ouders hebben doorgegeven en het
aantal opvanguren dat de kinderopvangorganisatie heeft geleverd. Met een attentiebrief
zijn ouders gevraagd om te bekijken of het voorschot nog steeds op basis van de juiste
gegevens is verleend. Bij ouders die niet reageerden op de brief is ook het effect
van nabellen onderzocht. Omdat ouders ook uit eigen beweging die opvangsituatie kunnen
aanpassen, zijn de resultaten vergeleken met een vergelijkbare controlegroep van 177
ouders.
Belangrijkste resultaten
• Meer dan de helft (52%) van de gesignaleerde ouders heeft actie ondernomen naar aanleiding
van het signaal.
• Iets meer dan een kwart van de geattendeerde populatie (26%) heeft het voorschot naar
beneden aangepast. Dat heeft een direct effect op het verminderen van (hoge) terugvorderingen
bij de definitieve toekenning na afloop van het jaar.
• Van de controlegroep heeft 6% het voorschot naar beneden aangepast.
• Het nabellen van ouders die na 2 weken nog geen actie hadden ondernomen heeft gezorgd
voor een toename van de groep die in actie komt. De klantreacties op het nabellen
zijn echter ook deels negatief: het nabellen op attentiebrieven wordt als te «opdringerig»
ervaren
Conclusies
De pilot heeft aangetoond dat de meeste ouders na een signaal in actie komen. De groep
die geattendeerd is, heeft vaker de aanvraag naar beneden aangepast dan de controlegroep.
Als gevolg van de pilot is geadviseerd om het nabellen van ouders op attentiebrieven
niet voort te zetten. Als uit volgende leveringen van kinderopvangorganisaties nog
steeds afwijkingen blijken, kunnen ouders wel opnieuw worden gesignaleerd. Daarbij
wordt nog onderzocht of persoonlijke begeleiding van ouders waardevol is als ouders
na meerdere signalen niet reageren.
Een belangrijk aandachtspunt voor het verbetertraject is de kwaliteit van de door
kinderopvangorganisaties geleverde gegevens. In 2020 werd door middel van pilots de
bruikbaarheid van de gegevens en de effectiviteit van eerder signaleren getest. De
resultaten uit de pilots bieden inzichten voor de verdere opschaling van het eerder
signaleren. In juli 2020 is op basis van de tot dan toe beschikbare gegevens een pilot
uitgevoerd met eerder signaleren met een populatie van 300 ouders. In onderstaande
box treft u de resultaten van de pilot.
In 2021 wordt beoogd maandelijkse gegevenslevering verplicht te stellen en zal eerder
signaleren in de reguliere processen van Belastingdienst/Toeslagen worden geïmplementeerd.
Met het oog op het structurele karakter van de gegevenslevering wordt de Awir en het
Uitvoeringsbesluit (UB) Awir vanaf 2021 hierop aangepast. Eerder zijn met een wijziging
van de regeling Wko per 1 januari 2020 de eisen aan de administratie van kinderopvangorganisaties
aangepast, zodat de administratie van kinderopvangorganisaties de benodigde gegevens
voor het tussentijds signaleren bevat. In de Awir wordt een grondslag opgenomen om
organisaties aan te wijzen die uit eigen beweging gegevens moeten verstrekken aan
de Belastingdienst/Toeslagen in plaats van dat de Belastingdienst/Toeslagen deze gegevens
maandelijks uitvraagt. Deze wijziging van de Awir is onderdeel van het Wetsvoorstel
verbetering uitvoerbaarheid toeslagen en loopt mee in het Belastingplan 2021.
In het UB Awir wordt dit ook verduidelijkt. Bij de behandeling van het wetsvoorstel
verbetering uitvoerbaarheid toeslagen heeft uw Kamer een amendement aangenomen, waarmee
een zware voorhangbepaling aan de AMvB is toegevoegd. Op 4 december jl. is uw Kamer
door de Staatssecretaris van Toeslagen & Douane geïnformeerd over de vertraging die
is opgetreden voor wat betreft de inwerkingtreding van het UB Awir.30 Op vrijdag 4 december jl. hebben wij het advies van de Raad van State bij deze AMvB
ontvangen. Gelet op de toegevoegde voorhangbepaling is het niet meer mogelijk om de
AMvB per 1-1-2021 in werking te laten treden. Het gevolg hiervan is dat de bepaling
betreffende de maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties pas in
de loop van 2021 in werking kan treden.
Om die reden zal de ingroeiperiode – waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering
stapsgewijs wordt geïmplementeerd – met een aantal maanden worden verlengd. Zodoende
kunnen kinderopvangorganisaties nog enkele maanden langer wennen aan de maandelijkse
gegevenslevering en kan het merendeel van de kinderopvangorganisaties de gegevens,
zonder onderbreking, op vrijwillige basis blijven leveren. Hiermee wordt voorkomen
dat zij de levering nu tijdelijk moeten stoppen. Kinderopvangorganisaties worden hierover
geïnformeerd.
Gegevens van publieksrechtelijke gegevensleveranciers over gewerkte uren en doelgroepstatus
DUO, UWV en het Inlichtingenbureau31 (hierna: IB) leveren periodiek informatie aan de Belastingdienst/Toeslagen over het
aantal gewerkte uren en informatie die relevant is voor de doelgroep status32 van ouders. De uitrol naar maandelijkse gegevenslevering wordt dit jaar door de Belastingdienst/Toeslagen
stapsgewijs geïmplementeerd. DUO en UWV leveren sinds de zomer al maandelijks gegevens.
In het vervolg van het verbetertraject wordt bezien of ook de gegevenslevering door
het IB op maandbasis plaats kan vinden.
In een pilot wordt eerder signaleren op basis van deze gegevens getest. Het gaat dan
bijvoorbeeld om het attenderen van aanvragers die aangeven een doelgroep status te
hebben, maar waarvan uit de gegevens van DUO, UWV en het IB blijkt dat dit niet of
niet meer het geval is. Ouders krijgen in dat geval een attendering van de Belastingdienst/Toeslagen
en worden gevraagd om te controleren of het voorschot nog steeds op basis van de juiste
gegevens wordt verleend. Ouders blijven ook hier zelf verantwoordelijk voor het doorgeven
van wijzigingen. De Belastingdienst/Toeslagen zal niet eigenstandig de gegevens tussentijds
aanpassen.
3.3.B Thema B: Begeleiden van ouders met een grote kans op hoge terugvorderingen
Het tweede hoofdthema van de verbetermaatregelen betreft het begeleiden van burgers
met een hoge kans op (hoge) terugvorderingen. Het gaat om ouders die een aanvraag
voor kinderopvangtoeslag hebben ingediend en extra hulp nodig hebben bij het tijdig
doorgeven van wijzigingen in de aanvraaggegevens van hun kinderopvangtoeslag. Een
persoonlijk begeleider gaat aan de slag met de ouder, indien deze er om vraagt, om
er samen voor te zorgen dat de juiste toeslag wordt toegekend. Indien nodig wordt
de ouder langdurig begeleid. Dit kan betekenen dat de begeleiding van een ouder meerdere
jaren doorloopt. Nadat in 2019 gedegen is onderzocht welke groepen ouders in aanmerking
komen voor persoonlijke begeleiding en welke begeleiding het meest effectief is, is
in 2020 de persoonlijke begeleiding ook daadwerkelijk gestart. De Belastingdienst/Toeslagen
benadert deze ouders, waarna – indien de ouder dit wenst – persoonlijke begeleiding
wordt opgestart. Ouders worden via twee verschillende routes benaderd.
Selectie door voorspellend model
Ten eerste worden ouders benaderd die een grote kans hebben op een hoge terugvordering.
De benadering op basis van deze route ligt momenteel stil. Voor de selectie van ouders
met een grote kans op hoge terugvorderingen wordt gebruik gemaakt van een voorspellend
model. Hier ligt een risicoclassificatie model aan ten grondslag, waarvan op dit moment
zorgvuldig wordt bekeken of deze voldoet aan de AVG wetgeving. Bij ouders die reeds
begeleid werden of die reeds een terugbelverzoek hadden ontvangen, blijft de begeleiding
doorlopen. De verwachting is dat dankzij een aantal aanpassingen in de gegevens die
voor het model worden gebruikt, deze route binnenkort weer kan worden opgestart. Dit
zal pas worden gedaan indien duidelijk is dat het voorspellend model voldoet aan AVG
wetgeving, waarvoor ook een privacy impact assessment (PIA) zal worden uitgevoerd.
Tot op heden zijn 238 ouders begeleid die zijn geselecteerd op basis van het voorspellend
model.
Selectie door kinderopvangorganisatie
Ten tweede worden ouders benaderd die door kinderopvangorganisaties worden aangedragen.
Dit is in september van start gegaan, op verzoek van de branche. Kinderopvangorganisaties
staan dichterbij de ouder en kunnen daardoor goed inschatten of een ouder persoonlijke
begeleiding nodig zou kunnen hebben. Daarom worden kinderopvangorganisaties gevraagd
om ouders bij Belastingdienst/Toeslagen aan te melden voor persoonlijke begeleiding.
Uiteraard wordt begeleiding alleen gestart als de ouder dit wenst. Tot op heden zijn
52 ouders begeleid die zijn aangedragen door een kinderopvangorganisatie.
Het begeleiden van ouders levert nu al resultaten. In veel van de huidige casussen
worden beschikkingen van het voorlopig voorschot in overleg met de ouder aangepast,
veelal naar beneden. Hierdoor worden daadwerkelijk hoge terugvorderingen vroegtijdig
voorkomen. Zo is tot 1 december voor 62 ouders het voorschot van de kinderopvangtoeslag
naar beneden bijgesteld, met gemiddeld ongeveer € 5.000,–. In 13 gevallen is het voorschot
naar boven bijgesteld, met gemiddeld ongeveer € 1.700,–. In de loop van 2021 zal het
aantal ouders dat wordt begeleid, verder worden uitgebreid.
3.3.C Thema C: Verbeteren digitale dienstverlening
Door het verbeteren van de digitale dienstverlening wordt het aanvraag- en wijzigingsproces
voor de kinderopvangtoeslag makkelijker voor ouders. In 2019 zijn er wijzigingen doorgevoerd
op Mijn toeslagen om ouders beter te ondersteunen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag
en het doorgeven van wijzigingen.
Dit jaar is de kinderopvangtoeslagapp gelanceerd. Met deze app kunnen ouders makkelijk
en overzichtelijk de actuele aanvraaggegevens inzien en wijzigen. Deze wijzigingen
kunnen ouders op eigen initiatief doorvoeren, maar bijvoorbeeld ook naar aanleiding
van een notificatie in de app van Belastingdienst/Toeslagen. Dit kan met één druk
op de knop en is daarmee een verbetering in de dienstverlening om ouders optimaal
te ondersteunen bij het actueel houden van de toeslagaanvraag. Op dit moment gebeurt
dat via een pilot, met een beperkte groep burgers. In 2021 zal de app op grote schaal
gebruikt gaan worden om burgers te signaleren.
Inmiddels is de app 88.000 keer in gebruik genomen (peildatum 6 december 2020) door
burgers met kinderopvangtoeslag. In totaal zijn er ruim 105.000 wijzigingen in gegevens
succesvol via de app doorgegeven aan Belastingdienst/Toeslagen. De app wordt door
gebruikers goed gewaardeerd in de appstore. Ruim 96% van de gebruikers geeft aan (zeer)
tevreden te zijn over de app.
Campagne
Kort na de zomer is de Belastingdienst/Toeslagen gestart met een brede bewustwordingscampagne.
Het doel van deze campagne is bewustwording creëren bij burgers dat belangrijke veranderingen
in het leven van burgers (life events) gevolgen kunnen hebben voor belastingen en toeslagen en burgers te stimuleren deze
wijzigingen tijdig door te geven. De campagne is via verschillende kanalen uitgezet,
waaronder TV- en radiocommercials, online media en PR en branded content. Deze campagne
is gestart op 11 september 2020 en loopt in ieder geval door tot en met het tweede
kwartaal van 2021.
De kinderopvangtoeslagapp is hier ook in meegenomen, door middel van de deelcampagne
kinderopvangtoeslag. Doelgroep van deze campagne zijn de circa 650.000 ouders die
kinderopvangtoeslag ontvangen. Ouders worden erop gewezen dat ze wijzigingen kunnen
doorgeven via Mijn toeslagen of via de kinderopvangtoeslagapp. Het gebruik van de
app is als gevolg van de huidige brede publiekscampagne zichtbaar toegenomen.
Een onderdeel van de communicatiecampagne is specifiek gericht op kinderopvangorganisaties.
Zo is er voor hen een digitale toolkit ontwikkeld. Deze toolkit bevat o.a. een poster,
folder, infographic en kant-en-klare tekstjes voor nieuwsbrieven. Zodoende worden
ouders ook via hun kinderopvangorganisatie geïnformeerd over de impact van life events op toeslagen en het belang van het tijdig doorgeven van wijzigingen.
3.3.D Overall beeld
Overall ben ik tevreden over de voortgang van het verbetertraject. Afgelopen jaren
hebben het Ministerie van SZW en de Belastingdienst/Toeslagen in een nauwe samenwerking
grote stappen gezet. De cijfers van afgelopen jaren laten een daling zien van het
aantal (hoge) terugvorderingen. De verschillende maatregelen zullen in 2021 verder
uitgerold worden. Ik heb er vertrouwen in dat de verdere implementatie en uitvoering
van deze verbetermaatregelen de huidige positieve trend doet voortzetten. Ik blijf
de effecten van de verbetermaatregelen op de doelstelling van het programma monitoren.
Ook zie ik na de implementatie van bovengenoemde verbetermaatregelen nog verdere potentie
voor verbeteringen in de dienstverlening richting ouders en in het reduceren van het
aantal (hoge) terugvorderingen binnen de kinderopvangtoeslag. Daarom zal ik, samen
met de Staatssecretaris van Toeslagen en Douane, in 2021 vervolg geven aan het verbetertraject
kinderopvangtoeslag. Ik ben voornemens uw Kamer hier in het voorjaar van 2021 nader
over te informeren.
Tot slot
De Nederlandse kinderopvang staat er goed voor. Ze heeft de afgelopen jaren laten
zien zich te kunnen meten met de top van wereld op het gebied van kwaliteit. Daarnaast
wordt er in de dagelijkse praktijk veel aandacht besteed aan de veiligheid van kinderen.
En aan ouders wordt steeds meer en betere ondersteuning geboden bij de (tegemoetkoming
in de) kosten van kinderopvang.
Deze combinatie van ontwikkelingen zorgt ervoor dat kinderopvang een steeds belangrijker
en positieve rol kan spelen in de levens van veel kinderen en hun ouders. Dit jaar
is eens te meer duidelijk geworden wat voor onmisbare rol kinderopvang speelt in onze
maatschappij en met hoeveel veerkracht en flexibiliteit alle betrokkenen zich steeds
weer inzetten om de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid verder te versterken.
Ik heb er dan ook vertrouwen in dat deze lijn, ondanks de huidige sluiting van de
kinderopvang, doorgezet gaat worden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van 't Wout
Indieners
-
Indiener
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid