Brief regering : Aanvullend compensatiepakket medeoverheden december 2020 en financiële positie gemeenten
35 420 Noodpakket banen en economie
35 570
B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2021
Nr. 207 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2020
Sinds maart dit jaar heeft het kabinet gemeenten, provincies en waterschappen gecompenseerd
voor de extra kosten en inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Deze compensatie
was nodig om medeoverheden in staat te stellen hun dienstverlening aan inwoners en
ondernemers te continueren. De reeds verleende steun aan medeoverheden heeft zijn
werk goed gedaan: de zorg is gecontinueerd, de bijstand wordt waar nodig verleend,
het ov is beschikbaar, en de GGD-en dragen bij aan de bestrijding van verspreiding
van het virus. Verder bemonsteren de waterschappen al het rioolwater op zijn minst
wekelijks op deeltjes van het coronavirus. Daarnaast is er extra steun gegaan naar
buurthuizen, sportverenigingen, de cultuursector en vrijwilligersorganisaties als
de scouting en speeltuinen.
Echter, de opleving van het virus na de zomer, de daaropvolgende aanvullende maatregelen
en het recente besluit tot verstrekkende lockdown maatregelen de komende weken, hebben
ook zijn weerslag op de medeoverheden. De signalen van een mogelijk vaccin zijn hoopvol,
maar daarmee zijn de extra uitgaven en de derving van de inkomsten van medeoverheden
nog niet verdwenen.
Het kabinet wil in deze moeilijke en financieel onzekere tijden de medeoverheden blijven ondersteunen. Medeoverheden en Rijk hebben vanaf het begin van de
coronacrisis laten zien schouder aan schouder te staan. Er is veel erkenning voor
de inzet van de gemeenten, provincies en waterschappen. Bij gemeenten, provincies
en waterschappen wordt nog steeds door iedereen hard gewerkt om te doen wat nodig
is. Het is immers belangrijk dat de dienstverlening aan inwoners en ondernemers ook
in 2021 op peil blijft, van zorg tot ov, begeleiding naar werk en toezicht en handhaving,
tot het in stand houden van sport en cultuurvoorzieningen en het bemonsteren van het
rioolwater.
Het kabinet is zich ervan bewust dat gemeenten, niet alleen door de coronacrisis,
financiële druk ervaren. De financiële positie van gemeenten heeft dan ook de afgelopen
periode de aandacht van het kabinet gehad en heeft nog steeds de aandacht van het
kabinet, zoals verderop in deze brief wordt toegelicht.
Compensatie van inkomstenderving en uitgaven van medeoverheden
Door de gevolgen van het coronavirus ontvangen medeoverheden minder inkomsten en hebben
ze extra uitgaven. Rijk en medeoverheden hebben daarom afspraken gemaakt over reële
compensatie van medeoverheden voor door hun gederfde inkomsten en door hen gemaakte
kosten. Hierbij nemen alle overheden samen hun verantwoordelijkheid om hun inkomsten
en uitgaven zoveel mogelijk beheersbaar te houden in de nieuwe situatie.
Bij de vormgeving van het nieuwe pakket coronamaatregelen is wederom een balans gevonden
tussen het gericht verstrekken van middelen en het beperken van de administratieve
lasten. Hierbij wordt zoveel als mogelijk aangesloten bij de reguliere financierings-
en bekostigingssystematiek.
Op 31 augustus jl. heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over een aanvullend compensatiepakket
voor medeoverheden1. In de afgelopen periode zijn er door het kabinet aanvullende afspraken gemaakt voor
2020 en 2021, zie bijlage 1.
Inkomstenderving
De verwachting is dat de inkomstenderving van gemeenten verder zal oplopen dan de
in mijn brief van 31 augustus jl. genoemde gereserveerde € 100 miljoen2. Daarom heeft het kabinet besloten de reservering te verhogen met € 150 miljoen tot
in totaal € 250 miljoen3. Voor het bepalen van de definitieve compensatie van de inkomstenderving over 2020
van gemeenten, provincies en waterschappen blijft de afspraak gelden dat dit in 2021
gebeurt op basis van de vastgestelde jaarrekeningcijfers 2020.
Meerkosten jeugdzorg en Wmo
Afrekening meerkosten 2020 Jeugdwet en Wmo 2015
De VNG en het Rijk hebben in maart afspraken gemaakt over het bieden van financiële
zekerheid en ruimte aan zorgorganisaties en professionals binnen de Jeugdwet en Wmo
2015. De afspraken zijn gericht op het zo goed mogelijk organiseren van continuïteit
van zorg voor cliënten en het borgen van het zorgstelsel voor de langere termijn.
Onderdeel van deze afspraken met gemeenten is onder meer dat meerkosten als gevolg
van de coronacrisis door het Rijk worden vergoed aan gemeenten. Op 28 mei jl. heeft
het kabinet uw Kamer geïnformeerd over een compensatiepakket voor medeoverheden waaronder
een voorschot voor gemeenten van € 144 miljoen voor de meerkosten en inhaalzorg van
de Jeugdwet en Wmo 20154. Daarnaast is in opdracht van het Rijk en de VNG een onderzoek naar de omvang van
de totale meerkosten in het sociaal domein in 2020 uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek
is de totale hoogte van de compensatie met betrekking tot de Jeugdwet en Wmo 2015
in het bestuurlijk overleg van 23 september jl. gezamenlijk vastgesteld op € 170 miljoen5. Dit betreft een afrondende afspraak voor de meerkosten (inclusief mogelijke inhaalzorg)
in het sociaal domein over 2020. Er vindt na afloop van 2020 dan ook geen nacalculatie
meer plaats.
Afspraken meerkosten 2021 Jeugdwet en Wmo 2015
Duidelijk is dat zorgaanbieders binnen de Jeugdwet en Wmo 2015 ook in 2021 meerkosten
moeten maken om zorg binnen de maatregelen van de COVID-19-pandemie te kunnen organiseren.
Om deze reden is besloten de afspraken tussen het Rijk en de VNG te verlengen tot
1 januari 2022. Hiermee wordt de einddatum van de meerkostenregeling in het sociaal
domein gelijkgetrokken met de Wlz. Uw Kamer is hier op 17 november jl. over geïnformeerd6. Gemeenten worden voor deze meerkosten gecompenseerd door het Rijk. Hiertoe wordt
in de loop van 2021 op macroniveau de omvang van de meerkosten bepaald voor heel 2021.
Dit bedrag wordt in principe via de gebruikelijke verdeelmodellen voor de verschillende
uitkeringen uit het gemeentefonds verdeeld over gemeenten.
Compensatie Quarantainekosten
Het kabinet heeft met gemeenten afgesproken dat zij een rol vervullen bij het ondersteunen
van mensen die in quarantaine moeten. Ter compensatie van mogelijke extra kosten is
in 2020 eenmalig € 4 miljoen toegevoegd.
Sport
Zwembaden en ijsbanen
In de Kamerbrief van 31 augustus jl.7 over het eerdere steunpakket aan de gemeenten heb ik aangegeven dat de schade bij
de exploitaties van zwembaden en ijsbanen nog nader onderzocht moest worden. Op basis
van nader onderzoek stelt het kabinet voor de exploitanten van zwembaden en ijsbanen
via een specifieke uitkering aan gemeenten € 100 miljoen beschikbaar. Deze regeling
wordt in nauw overleg met de sector nader uitgewerkt.
Verlenging steun aan sportverenigingen
Toen de sport eerder dit jaar flink geraakt werd door de coronamaatregelen zijn verenigingen
die hun accommodatie huren, gecompenseerd voor hun vaste lasten via de regeling Tegemoetkoming
Verhuurders Sportaccommodaties (TVS). De verenigingen die de accommodatie in eigen
bezit hebben zijn toen gecompenseerd via de regeling Tegemoetkoming Amateursportorganisaties
(TASO). Op 27 oktober jl. heeft het kabinet laten weten dat met het oog op de aanscherping
van de coronamaatregelen, die de sport hard treffen, het sport-specifieke pakket is
aangepast en opnieuw is opengesteld voor de periode van 1 oktober t/m 31 december,
met een uitvoering die erop is gericht om de nieuw ontstane financiële schade van
amateursportverenigingen te compenseren. Hiervoor wordt € 60 miljoen ingezet8.
Verkiezingen
Om gemeenten te compenseren voor de extra kosten bij de herindelingsverkiezingen in
november 2020 en de Tweede Kamerverkiezing in 2021 als gevolg van de coronamaatregelen
heeft het kabinet € 30 miljoen ter beschikking gesteld9. De maatregelen die aanvullend noodzakelijk zijn voor de Tweede Kamerverkiezing op
basis van het wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet verkiezing covid-19
brengen ook kosten voor de gemeenten mee. In overleg met de VNG is besloten tot een
aanvullende compensatie van € 26,9 miljoen, waarvan € 22 miljoen wordt uitgekeerd
als compensatie voor gemeenten via het gemeentefonds. Deze compensatie is bedoeld
voor gemeenten voor onder meer de extra organisatie, het inrichten van stemlokalen
en instellen van stembureaus voor vervroegd stemmen, het drukken, opslaan en beveiligen
van stembescheiden, de portokosten van briefstembescheiden, het instellen van afgiftepunten
en van briefstembureaus. Het resterende bedrag van € 4,9 miljoen is bestemd voor activiteiten
voor communicatie/voorlichting, ondersteuning voor gemeenten en evaluatie10.
Afvalinzameling
Door de corona hebben gemeenten zowel extra kosten gemaakt als inkomsten gemist met
betrekking tot afvalinzameling. Met name het restafval is, door o.a. het thuiswerken,
in hoeveelheid gegroeid. Veel gemeenten hebben contracten gesloten met een variabele
prijs voor de verwerking hiervan. Deze prijs is door de brede toestroom, gestegen.
Tegelijkertijd ontvangen de gemeenten voor andere afvalstromen een vergoeding. Maar
omdat deze stromen zijn toegenomen, is de vergoeding hiervoor gedaald. In overleg
met de VNG is besloten deze kosten ad € 32 miljoen voor 2020 te vergoeden.
Verdeling middelen lokale culturele voorzieningen: o.a. bibliotheken, muziekscholen,
musea, stadsschouwburgen, filmhuizen
In de Kamerbrief Uitwerking maatregelen tweede specifieke pakket voor de culturele
en creatieve sector van 16 november jl.11 gaat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in op de verdeling van de reeds
eerder toegekende € 149,7 ter ondersteuning van de lokale culturele infrastructuur12. Veel van de culturele instellingen die door gemeenten worden ondersteund, komen
door de coronacrisis in de problemen omdat activiteiten niet kunnen doorgaan en eigen
inkomsten dalen. Met deze extra middelen worden gemeenten in staat gesteld om deze
belangrijke instellingen te ondersteunen en zo de lokale culturele infrastructuur
in stand te houden.
Toezicht en handhaving
Toezicht- en handhavingsorganisaties hebben er met de coronamaatregelen een flinke
opdracht bij gekregen bovenop de reguliere werkzaamheden. Extra politiemensen en buitengewoon
opsporingsambtenaren zijn vanwege de hoge bekwaamheidseisen niet op korte termijn
te realiseren. Gemeentelijke toezicht- en handhavings-organisaties zijn echter wel
geholpen met toezichthouders die fungeren als gastheer/vrouw om bijvoorbeeld de weg
te wijzen, aan te spreken, voorlichting te geven, of mondkapjes uit te delen. Daarnaast
kan gedacht worden aan de inzet van tijdelijk extra mensen voor bestuursrechtelijk
handhaven van relatief eenvoudige taken zoals het verwijderen van fietsen of huisvuilzakkencontrole.
Gemeenten zetten zich ook al in op dit gebied en hebben functies zoals hierboven beschreven
gecreëerd. Om toezicht- en handhavingsorganisaties te ondersteunen stelt het kabinet
€ 60 miljoen voor tijdelijke coronabanen beschikbaar aan gemeenten. Hiermee kunnen
ongeveer 3800 voltijds fte extra tijdelijke coronabanen in het toezicht en de handhaving
gecreëerd worden. De middelen worden middels een specifieke uitkering uitgekeerd aan
gemeenten13.
Sociaal domein
Flankerend beleid sociaal domein: algemeen
Voor het Flankerend beleid zijn middelen gereserveerd voor 2020, 2021 en 2022. Over
de toekenning en precieze verdeling van de middelen van 2022 vindt nog nader gesprek
plaats. Hierover worden gemeenten in de loop van 2021 nader geïnformeerd. Hieronder
is de verdeling van de middelen voor 2020 en 2021 toegelicht.
Flankerend beleid: Re-integratie van bijstandsgerechtigden
Als onderdeel van het steun- en herstelpakket stelt het kabinet in 2020 en 2021 extra
middelen voor de re-integratie van bijstandsgerechtigden beschikbaar (€ 40 miljoen
in 2020; € 90 miljoen in 2021 inclusief afdracht aan het BTW-Compensatiefonds). Gemeenten
ontvangen deze extra middelen zodat zij de reguliere dienstverlening op peil kunnen
houden nu de instroom in de bijstand toeneemt. Daarnaast ontvangen gemeenten in 2021
een tijdelijk impuls voor re-integratie (€ 50 miljoen inclusief afdracht aan het BTW
Compensatiefonds) die gemeenten in staat stelt om de dienstverlening aan mensen die
nu als gevolg van de crisis de bijstand instromen te intensiveren. Persoonlijk contact
is belangrijk om hen vanuit een uitkeringssituatie naar werk te begeleiden. Zie ook
de brief van de Minister en Staatssecretaris van SZW van 30 november jl. over de voortgang
uitwerking aanvullend sociaal pakket14.
Flankerend beleid: Gemeentelijk schuldenbeleid en bijzondere bijstand
Als onderdeel van het steun- en herstelpakket stelt het kabinet in 2020 en 2021 extra
middelen voor het gemeentelijk schuldenbeleid (€ 15 miljoen in 2020; € 30 miljoen
in 2021) en de bijzondere bijstand (€ 5 miljoen in 2020; € 10 miljoen in 2021) beschikbaar,
gelet op de voorziene toename van de armoede- en schuldenproblematiek. Deze extra
middelen stellen gemeenten in staat om hun inwoners waar nodig van dichtbij te blijven
ondersteunen. Meer informatie is te vinden in de brief van de Staatssecretaris van
SZW van 28 september jl. over de intensivering armoede- en schuldenaanpak15.
Flankerend beleid: Crisisdienstverlening
Het kabinet stelt middelen beschikbaar aan de 35 arbeidsmarktregio’s om werkloosheid
te bestrijden (€ 16,04 miljoen in 2020 en € 48,46 miljoen in 2021)16.
De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)
Eind september heeft het kabinet vanwege de invoering van de landelijke corona-maatregelen
besloten de invoering van de beperkte vermogenstoets in de Tozo uit te stellen tot
1 april 202117. Tozo 3 loopt daarmee van 1 oktober 2020 tot 1 april 2021 en bevat geen wijzigingen
ten opzichte van Tozo 2. Per 1 januari 2021 ondersteunt het kabinet daarnaast waar
nodig zelfstandig ondernemers om zich voor te bereiden op een nieuwe toekomst. Gemeenten
zullen samen met zelfstandig ondernemers inventariseren of en welke ondersteuning
nodig is. Dit kan bijvoorbeeld gaan om coaching, advies, bij- of omscholing en heroriëntatie18.
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK)
Huishoudens kunnen door de economische crisis te maken hebben met een onvoorzienbare,
onvermijdelijke en plotselinge terugval in hun inkomen. Zij kunnen daardoor in problemen
raken met de betaling van noodzakelijke kosten, waaronder woonlasten. Het bestaande
stelsel van sociale zekerheid en de maatregelen uit de steunpakketten bieden voor
deze problemen niet altijd soelaas. Deze huishoudens dreigen daardoor tussen de wal
en het schip te vallen. Het kabinet creëert daarom een Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke
Kosten (TONK) voor huishoudens die door omstandigheden in ernstige financiële problemen
dreigen te komen. Voor deze tijdelijke ondersteuning wordt het bestaande instrument
van de bijzondere bijstand gebruikt. Bijzondere bijstand kan door gemeenten in individuele
gevallen verstrekt worden als het door bijzondere omstandigheden niet meer mogelijk
is om de noodzakelijke kosten te betalen. Gemeenten voeren de bijzondere bijstand
uit en hebben daarbij eigen beleidsruimte. De inzet is tevens om bij de aanvraag voor
bijzondere bijstand aandacht te besteden aan eventuele armoede- en schuldenproblematiek,
zodat gemeenten hierin preventief op kunnen treden en via omscholings- en re-integratiemogelijkheden
de arbeidsmarktpositie van aanvragers kunnen verbeteren. In totaal is een bedrag van
maximaal € 130 miljoen gereserveerd voor het eerste halfjaar van 2021. Voor het eerste
kwartaal komt € 65 miljoen beschikbaar. Aan het einde van het eerste kwartaal van
2021 zal op basis van de dan geldende situatie rondom de maatregelen tegen het coronavirus
de inzet voor het tweede kwartaal van 2021 worden gewogen. De afspraken over de beleidsinzet
zullen, net als de lopende steunpakketten, gelden tot 1 juli 202119.
Gevolgen van corona voor het welbevinden van jongeren (0–27 jaar)
Jeugd aan zet
Vanuit het programma maatschappelijke diensttijd (MTD) ontvangen gemeenten tot 60.000
inwoners een bijdrage van in totaal € 470.000. Hiermee kunnen gemeenten in deze coronatijd
jongeren ondersteunen en tegelijkertijd kunnen jongeren een maatschappelijke bijdrage
leveren waar deze nu nodig is.
Perspectief Jeugd en jongeren
Voor jongeren is het essentieel om elkaar fysiek te kunnen ontmoeten. Met een Jeugdpakket
van € 58,5 miljoen wil het kabinet een gerichte (financiële) impuls aan gemeenten
geven om samen met jongeren, lokale organisaties en evenementensector volledig coronaproof
kleinschalige activiteiten te programmeren op het gebied van cultuur, sport en andere
zinvolle vrijetijdsbesteding. Ook is met gemeenten afgesproken om met het geld extra
inzet van jongerenwerkers in achterstandswijken met kwetsbare jongeren te organiseren.
Zij kunnen gericht deze jongeren uit risicogroepen bereiken en passende hulp en ondersteuning
bieden. Een deel van het Jeugdpakket (€ 3,5 miljoen) zet het kabinet in op laagdrempelige
preventieve ondersteuning van jongeren op het gebied van mentale gezondheid20. Deze middelen zullen deels (€ 40 miljoen) via het gemeentefonds verdeeld worden.
Maatregelen 2021
De afspraken met betrekking tot de reële compensatie van de extra uitgaven en van
de inkomstenderving zullen voor de reeds in kaart gebrachte dossiers ook in ieder
geval in het eerste kwartaal van 2021 gelden. Voor de periode na het eerste kwartaal
2021 zal tijdig met de medeoverheden overlegd worden met betrekking tot de reële compensatie.
Op sommige terreinen zijn al meer specifieke afspraken voor 2021 gemaakt. Zo is ten
aanzien van de extra kosten van GGD-en en veiligheidsregio’s voor geheel 2021 volledige
compensatie afgesproken op basis van declaratie van de daadwerkelijke uitgaven.
Voor het ov is afgesproken om de beschikbaarheidsvergoeding te verlengen tot 1 juli
202121.
Voor de extra kosten voortkomend uit de Tijdelijke Wet COVID-19 onder andere op het
gebied van Toezicht en Handhaving is besloten dat de kosten in 2021 worden vergoed.
Overig: Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (Now)
Ook is de afgelopen periode gewerkt aan een verduidelijking van het omzetbegrip binnen
de NOW. Over de berekening hiervan zijn veel vragen gesteld. Daarbij is de centrale
vraag steeds: wat is nu wel of geen omzet voor de NOW? In bijlage III van de brief
«Aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling
in de bestrijding van het coronavirus» van 9 december jl. is nader ingegaan op dit
omzetbegrip voor de NOW. Met deze brief is ook invulling gegeven aan de gewijzigde
motie van de leden Van den Hul en Belhaj22.
De corona-gerelateerde subsidies zijn een aparte categorie inkomsten. In eerdere communicatie
is gezegd dat «alle corona-gerelateerde subsidies meegerekend moeten worden in de
omzet voor de NOW». Dit geldt voor vijf corona-gerelateerde subsidies, namelijk de
TVL, TOGS, Regeling continuïteitsbijdrage zorg, beschikbaarheidsvergoeding OV-bedrijven
en Tegemoetkoming sierteelt en voedingstuinbouw. Deze subsidies worden als omzet gezien
voor de NOW omdat dit anders tot dubbelfinanciering vanuit het Rijk kan leiden23.
Financiële positie van medeoverheden
De afgelopen maanden ben ik intensief in gesprek geweest met uw Kamer, gemeenten en
provincies over de financiële positie van gemeenten. In deze gesprekken vind ik een
gedeeld beeld in de zorg die er is over deze financiële positie en dat alle partijen
het belang zien van gezonde gemeentefinanciën. Het is noodzakelijk dat gemeenten de
belangrijke voorzieningen die zij inwoners bieden, kunnen blijven realiseren. Vanuit
dit perspectief heeft uw Kamer een aantal moties aangenomen:
1. Motie van het lid Van der Molen24 die vraagt om voorstellen te doen om de informatie die provincies hebben over de
financiële positie van gemeenten in beeld te krijgen.
2. Motie van het lid Özütok25 die vraagt om met gemeenten in gesprek te gaan over de financiële positie en de begroting
2021.
3. Motie van het lid Özütok26 die vraagt om samen met gemeenten te bezien of een duidelijk beeld gegeven kan worden
of middelen voldoende waren om taken uit te voeren.
Laat ik vooropstellen dat de financiële positie van gemeenten mijn volledige aandacht
heeft. Het kabinet heeft zich ingespannen om gemeenten financieel te ondersteunen
bij de uitvoering van hun taken. Met betrekking tot de financiële impact van de coronacrisis
heeft het kabinet compensatiemaatregelen getroffen voor de extra kosten en gederfde
inkomsten. Daarnaast zijn extra middelen beschikbaar gekomen voor Veilig Thuis, Vrouwenopvang,
Dak- en Thuislozen en schuldenaanpak. Ook is vooruitlopend op de resultaten van het
onderzoek naar de jeugdzorg de reeks van de tijdelijke extra middelen voor jeugd ad
€ 300 miljoen verlengd naar 2022. De uitkomst van het onderzoek, dat in gezamenlijk
opdrachtgeverschap van het Rijk en de VNG is uitgevoerd, zal nog dit jaar gepubliceerd
worden op basis waarvan een volgend kabinet een besluit moet nemen over de structurele
middelen voor jeugdzorg.
Vanwege de toegenomen financiële druk bij gemeenten is besloten het accres te bevriezen
voor 2020 en 202127 en is de oploop in de opschalingskorting voor gemeenten in de jaren 2020 en 2021
incidenteel geschrapt.
Dat betekent niet dat het vraagstuk van de financiële positie van gemeenten daarmee
van tafel is. Gemeenten hadden in 2019 een macro tekort van € 775 miljoen. De eerste
begrotingscijfers 2021 van gemeenten28laten daarnaast zien dat het begrotingstekort in 2021 circa € 200 miljoen hoger is
dan het geraamde tekort in 2020. Het is nog onduidelijk of de geraamde tekorten ook
uiteindelijk gerealiseerd worden. In 2019 was het gerealiseerde tekort in de jaarrekening
circa € 300 miljoen lager dan het tekort in de begroting.
Ik blijf continu in gesprek met gemeenten, provincies en de koepels over hun financiële
positie. Onder andere in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) en
in een ambtelijke werkgroep financiële positie en tijdens werkbezoeken en bijeenkomsten.
Daarnaast heeft de Directeur-Generaal Bestuur, Ruimte, Wonen (DG BRW) dit najaar werkbezoeken
afgelegd en met veertien gemeenten gesproken over de financiële positie en de begroting
2021.
Over het financieel toezicht en informatie rond de begroting 2021 heb ik dit najaar
afspraken gemaakt met de VNG, IPO en de provinciale toezichthouders. In het BOFv van
14 december zijn de uitkomsten van al deze gesprekken, zoals ik deze ook met uw Kamer
deel, besproken. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie van het lid Özütok
om met gemeenten in gesprek te gaan over de financiële positie en de begroting 2021
en de motie Van der Molen. Hieronder zal ik in meer detail ingaan op hoe ik uitvoering
heb gegeven aan de drie eerdergenoemde moties.
Motie Van der Molen over inzicht in de financiële positie van gemeenten
Op 14 december jl. heb ik in het bestuurlijk overleg met IPO en VNG gesproken over
de uitwerking van de motie van het lid Van der Molen. Wettelijk is het financieel
toezicht op gemeenten een bevoegdheid van de provincie. Het opstellen van een eenmalige
nadere beschouwing past, gezien de specifieke omstandigheden van 2020, bij de toezichtrol
die de provincies ter zake hebben. De provincies stellen in februari een beschouwing
op over «het verhaal achter de cijfers», oftewel een kwalitatief beeld vanuit het
perspectief van de provincies. Deze beschouwing wordt gebaseerd op de gemeentelijke
begrotingen over 2021, die aan de provincies ter beoordeling zijn voorgelegd, de informatie
waar de provincies in het kader van het toezichtproces over beschikken en op basis
van specifieke onderzoeken ter zake die in bepaalde provincies hebben plaatsgevonden.
Dit is aanvullend op de kwantitatieve gegevens die de provincies jaarlijks aanleveren
aan het Ministerie van BZK over het aantal gemeenten dat onder preventief toezicht
valt en het toezichtsverslag dat jaarlijks door provincies wordt opgesteld en aan
de Tweede Kamer wordt gestuurd.
Motie Özütok over gesprekken met gemeenten over de begroting 2021
In de gesprekken die de DG BRW met gemeenten heeft gehad, geven zij aan dat ze de
incidentele maatregelen waarderen, bijvoorbeeld met betrekking tot het tijdelijk schrappen
van de oploop in de opschalingskorting en de compensatie voor de extra kosten en de
inkomstenderving als gevolg van de coronacrisis. Hoewel is voorkomen dat overhaast
extra structurele bezuinigingen doorgevoerd moesten worden is wel helder dat de extra
middelen voornamelijk incidentele middelen betreffen. Bij gemeenten en toezichthouders
blijven er dan ook grote zorgen over de structurele financiële problemen die gemeenten
ervaren en de druk die dit legt op het voorzieningenniveau. Alle gesproken gemeenten
gaven het signaal af dat zij te maken hebben met bezuinigingen en belastingverhogingen
en minder mogelijkheden hebben tot investeringen in onderhoud en nieuw beleid, zoals
de energietransitie en de woningbouwopgave. Hierbij zijn wel verschillen zichtbaar
tussen gemeenten. Met name gemeenten met een minder gunstig eigen vermogen zien zich
nu al gedwongen te bezuinigen en lokale lasten te verhogen tot niveaus die zij zelf
zorgelijk achten. Nieuwe ambities kunnen hierin nauwelijks worden waargemaakt. Gemeenten
met een relatief groot eigen vermogen door structurele overschotten of financiële
meevallers uit het verleden hebben nu nog wel de ruimte om deze reserves in te zetten
en hoeven hierdoor nog niet al te veel te kijken naar bezuinigingen. Bij elkaar is
het gezamenlijk eigen vermogen van gemeenten in de periode tussen 2009 en 2019 dan
ook met 14 procent gedaald. Omdat interen op de reserves niet structureel houdbaar
is, ziet ook deze groep gemeenten belastingverhogingen en bezuinigingen als onvermijdelijk
op zich af komen als het structurele beeld niet verbetert.
In den brede geven gemeenten aan dat gekeken moet worden hoe structurele inkomsten
en uitgaven weer in balans gebracht kunnen worden. Hierbij noemen zij het volledig
afschaffen van de opschalingskorting en met name compensatie voor de kosten in het
sociaal domein. Gemeenten ervaren veel financiële druk door oplopende kosten in het
sociaal domein met name in de jeugdzorg en de Wmo. De mate waarin gemeenten zelf maatregelen
hebben genomen om grip te krijgen op de uitgaven in het sociaal domein verschilt.
Zowel gemeenten die al relatief veel maatregelen hebben genomen, als gemeenten die
minder maatregelen hebben genomen geven aan dat zij op deze twee beleidsterreinen
binnen het huidige wettelijk kader ook mogelijkheden zien om zelf (meer) grip te krijgen
en te sturen op de uitgaven. Tegelijkertijd geven gemeenten aan dat binnen de huidige
regels de bevoegdheden van gemeenten onvoldoende zijn. De ontstane tekorten kunnen
dan ook niet worden weggewerkt zonder aanvullende financiële tegemoetkoming. Daarbij
worden met name de volumeontwikkeling jeugdzorg en het abonnementstarief Wmo genoemd.
Daarnaast geven zij aan dat ook gekeken moet worden naar oplossingen op het gebied
van passende regelgeving die voldoende bevoegdheden geeft om te kunnen sturen en lokaal
beleid te kunnen maken.
Nader onderzoek naar financiële positie en ontwikkeling monitor en Motie Özütok om
in beeld te brengen of middelen voldoende waren om taken uit te voeren.
Op dit moment laat ik in overleg met gemeenten en provincies onderzoek doen naar de
financiële positie van gemeenten, de effecten op het voorzieningenniveau en de mogelijkheid
om meer actuele cijfers over de financiële positie van gemeenten te ontvangen. In
dat onderzoek wordt ook gekeken naar de mogelijkheden om op dit terrein een monitor
te ontwikkelen om zo de informatiepositie op dit terrein te verbeteren en uitvoering
te geven aan de motie van het lid Özütok hoe via monitoring een duidelijk beeld gegeven
kan worden of middelen voldoende waren om taken uit te voeren. De uitkomsten verwacht
ik begin 2021.
Tot slot
Naar de toekomst toe acht ik het van groot belang om ook in breder perspectief naar
de interbestuurlijke en financiële verhoudingen tussen het Rijk en medeoverheden,
en in het bijzonder gemeenten, te kijken. Hoewel gemeenten op korte termijn enige
lucht hebben gekregen in hun begroting liggen er voor de komende jaren grote uitdagingen
en opgaven voor ons.
Ik deel het belang van medeoverheden om te komen tot structurele oplossingen op het
gebied van bestuur, financiën en wetgeving zodat medeoverheden voldoende middelen
en bevoegdheden hebben om hun taken uit te voeren en in staat zullen zijn een bijdrage
te leveren aan de maatschappelijke opgaven. Conform motie van het lid Özütok29 trek ik samen met gemeenten, provincies en waterschappen op.
Ook de voorbereiding op het volgende kabinet gebeurt in overleg met de medeoverheden.
Interbestuurlijke en financiële besluitvorming kunnen niet los van elkaar worden gezien,
het is dan ook wenselijk dat een volgend kabinet hierover een integraal besluit neemt.
Ten slotte: normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal
de begrotingswetten heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze
spoedeisende maatregelen die in het belang van het Rijk zijn, niet kunnen wachten
tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering
van de maatregelen eerder starten. In dat geval worden incidentele suppletoire begrotingswetten
aan u voorgelegd. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet
2016.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Bijlage 1 Overzicht compensatie medeoverheden
(in mln.)
2020
2021
Voor 28 mei jl.
Lokale media tot 1 juni
11
Sport: regeling Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodaties
90
Eigen bijdrage Wmo
18
Peuter, SMI, VE
8
Brief 28 mei jl.
Parkeer- en toeristenbelasting tot 1 juni
225
Jeugd en Wmo voorschot 144 eindafrekening 170
Eindafrekening 170
Verlengd tot 2021
Noodopvang kinderen
23
Sw-bedrijven tot 1 juni
90
Lokale culturele voorzieningen tot 1 juni
60
Lokale media na 1 juni
24
Cultuur gemeenten matchingsgeld OCW
49
Brief 28 augustus en 31 augustus jl.
OV beschikbaarheidsvergoeding
Verlengd tot 1 juli 2021
Meerkosten GGD’s
350
Dekking obv nacalculatie
Vergoeding Veiligheidsregio’s
15
Inkomstenderving tot 1 juni
20
Inkomstenderving na 1 juni (indicatief)
100
Lokale culturele voorzieningen gemeenten na 1 juni en provincies tot 1 juni
68
Lokale culturele gemeentelijke infrastructuur
150
Buurt- en dorpshuizen
17
Toezicht en handhaving
50
Artikel 2 Fvw
Vrijwilligersorganisaties Jeugd (scouting, speeltuin)
7
Verkiezingen
30
Sw-bedrijven na 1 juni
50
Opschalingskorting gemeenten
70
160
SZW flankerend beleid
Bijzondere bijstand
5
10
Gemeentelijk schuldenbeleid
15
30
Re-integratie
40
90
Additionele impuls re-integratie
50
Crisisdienstverlening
16
48,5
Brief 27 oktober jl.
Inkomstenderving na 1 juni (indicatief)
150
Opnieuw openstelling regeling TVS
Cultuur theaterproducenten
40
Overige brieven
Verkiezingen stemmen per post etc.
27
Welbevinden van Jeugd: Jeugd aan Zet (0,47) en Jeugdpakket (58,5)
21,5
37,5
Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke kosten
130
Compensatie quarantainekosten
4
Brief 15 december
IJsbanen en zwembaden
100
Afvalverwerking
32
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties