Brief regering : Kabinetsreactie tweede advies Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 55 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, DE
MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT, BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN JUSTITIE EN VEILIGHEID, DE STAATSSECRETARISSEN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
EN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN DE MINISTER LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2020
Op 30 oktober jl. heeft het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding
van Emile Roemer het tweede advies «Geen tweederangsburgers» gepresenteerd. Dit advies
is een vervolg op het eerste advies van 11 juni jl.1 met aanbevelingen om de misstanden op de korte termijn aan te pakken. Zoals in de
kabinetsreactie van 3 juli jl. op dit advies is aangegeven,2 heeft het kabinet deze aanbevelingen grotendeels omarmd en is het met de verdere
uitwerking aan de slag gegaan. Met deze brief reageert het kabinet op het tweede advies
van het Aanjaagteam.
Het kabinet heeft grote waardering voor de inzet en gedegenheid waarmee het Aanjaagteam
tot dit vervolgadvies is gekomen. Door werkbezoeken is een veelheid aan input met
betrekking tot zowel de problematiek als mogelijke oplossingen verkregen. Met decentrale
overheden en sociale partners is veelvuldig contact geweest om te komen tot een goed
onderbouwd en gedegen advies. Het kabinet is het Aanjaagteam, in het bijzonder de
voorzitter, de heer Roemer, daar zeer erkentelijk voor.
De structuur van deze brief is als volgt. Eerst zal het kabinet reageren op de kern
van het advies en op hoofdlijnen aangeven hoe het daarmee aan de slag gaat. Vervolgens
zal het kabinet in meer detail reageren op de thema’s van het advies: de uitzendsector,
zicht op arbeidsmigratie, huisvesting, gezondheid en welzijn, handhaving en toezicht,
en institutionele inbedding van arbeidsmigratie. In de bijlage wordt per aanbeveling
aangegeven welk vervolg daaraan wordt gegeven.
De kern van het advies en de reactie
Het advies van het Aanjaagteam laat zich in de kern als volgt samenvatten: arbeidsmigranten3 moeten worden behandeld als gelijkwaardige en volwaardige deelnemers van onze samenleving.
De overheid moet, aldus het Aanjaagteam, haar regelgeving daar beter op inrichten
en een actievere rol nemen in de bescherming van arbeidsmigranten.
Het kabinet onderschrijft deze boodschap van harte. Arbeidsmigranten leveren een belangrijke
bijdrage aan de lokale en nationale economie. Verschillende sectoren zoals bijvoorbeeld
de land- en tuinbouw, de bouw en de logistiek kennen een afhankelijkheid van arbeidsmigranten.
Arbeidsmigratie zal ook de komende jaren van belang blijven voor de Nederlandse economie
en samenleving.
De coronacrisis heeft echter op pijnlijke wijze blootgelegd hoeveel misstanden er
nog steeds, anno 2020, voorkomen onder arbeidsmigranten. Denk bijvoorbeeld aan misstanden
met huisvesting, onderbetaling, gezond en veilig werken – allemaal gebieden waar de
waardigheid van werkenden wordt ondermijnd. En deze misstanden gaan niet alleen ten
koste van arbeidsmigranten zelf: denk bijvoorbeeld aan de leefbaarheid van wijken,
die onder druk komt te staan. Een betere behandeling van arbeidsmigranten is dus niet
alleen een morele plicht, maar ook iets waarvan we allemaal profiteren.
Het eerste advies van het Aanjaagteam heeft al veel in gang gezet. Zo is, naar aanleiding
van het eerste advies, onder andere het centrale informatiepunt «Work in NL»4 opgericht, dat arbeidsmigranten in de eigen taal informeert over werken en wonen
in Nederland. Arbeidsmigranten met vragen kunnen, eventueel anoniem, terecht bij FairWork.
En om acute misstanden aan te pakken, is in september 2020 het Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en Covid-19 opgericht. Zo wordt er voor de kortere termijn gewerkt
aan meer bescherming voor arbeidsmigranten. Het kabinet had al structureel € 50 miljoen
extra per jaar vrijgemaakt voor de handhavingsketen van de Inspectie SZW.
Het tweede advies gaat over de langere termijn. Ook hier is het kabinet het met het
Aanjaagteam eens dat verbetering echt nodig is. Arbeidsmigranten wonen te vaak in
te kleine, slecht onderhouden huisvesting. Ze zijn te afhankelijk van werkgevers en
uitzendbureaus die nog te vaak in hun zorgplicht te kort schieten. En als ze hun baan
verliezen, staan ze soms letterlijk op straat, zonder huisvesting of zorgverzekering.
Dat moet beter en dit kabinet gaat daar ook actief mee aan de slag. Zo neemt dit kabinet,
in lijn met het advies van het Aanjaagteam, maatregelen om het zicht op arbeidsmigranten
te verbeteren. Al begin volgend jaar wordt gestart met het registreren van contactgegevens
van arbeidsmigranten die zich registreren bij een RNI-loket, zodat de overheid ze
kan bereiken als dat nodig is. Tegelijkertijd wordt gestart met voorbereidingen van
wijziging van de Wet BRP ten behoeve van registratie van tijdelijke verblijfsadressen.
Er bestaat al een regeling waaruit medisch noodzakelijke zorgkosten voor onverzekerden
vergoed worden wanneer zij de kosten niet zelf kunnen dragen, waaronder voor de arbeidsmigranten
waarop het rapport van het Aanjaagteam ziet.
Ook profiteren arbeidsmigranten van de € 100 miljoen die het kabinet cumulatief voor
2020 en 2021 vrij heeft gemaakt voor het creëren van huisvesting voor kwetsbare groepen.
Daarnaast is het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) gevraagd om door middel van een pilot
de mogelijkheden in kaart te brengen voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten
in een viertal gemeenten. Bij het uitwerken van de aanbevelingen over verplichte certificering
van uitzendbureaus, kan het kabinet voortbouwen op het werk dat al gedaan is om kwaliteitseisen
voor de uitzendbranche uit te werken. Hetzelfde geldt voor de lopende pilots met verhuurdersvergunningen.
Zo neemt het kabinet, in de korte missionaire periode die het nog rest, belangrijke
stappen in de richting van het advies van het Aanjaagteam.
Tegelijkertijd zorgen de naderende verkiezingen ervoor dat het kabinet de verdergaande
hervormingen, die het Aanjaagteam op sommige gebieden adviseert, niet zelf meer kan
doorvoeren, maar wel zal gaan voorbereiden. Het kabinet gebruikt de tijd tot de verkiezingen
om de betreffende aanbevelingen zodanig voor te bereiden, dat een volgend kabinet
daar – als het daartoe besluit – direct mee aan de slag kan. Het gaat daarbij om aanbevelingen
die vragen om wetswijziging of, zoals de financiële paragraaf bij het advies laat
zien, om investeringen van bedrijven, lagere overheden en het Rijk. Het gaat dan – onder
andere – om de aanbevelingen over de verplichte certificering en kwaliteitseisen van
uitzendbureaus, uitbreiding van de capaciteit van de Inspectie SZW, het (mogelijk)
wettelijk verankeren van de verhuurdervergunning en maximering van de duur van contracten
naar aard van korte duur. Ook op die aanbevelingen zet het kabinet dus stappen vooruit.
Het advies van het Aanjaagteam maakt duidelijk dat de problemen niet in één dag opgelost
zullen zijn. De overheid moet zich daar langdurig voor inzetten, samen met medeoverheden
en vele maatschappelijke partijen, en natuurlijk samen met arbeidsmigranten zelf.
Daarbij is ook de beeldvorming rondom arbeidsmigranten van belang – het kabinet wil
erop inzetten om die te verbeteren. Met de stappen in deze brief, de opvolging door
het volgende kabinet, en het commitment van alle partijen dat de positie van arbeidsmigranten
moet worden versterkt, heeft het kabinet er vertrouwen in dat we met z’n allen deze
opgave kunnen vervullen.
Verschillende aanbevelingen vragen extra inspanningen van gemeenten en provincies.
Deze extra inspanningen tellen op bij de andere opgaven die gemeenten en provincies
al hebben en hebben organisatorische, financiële en politiek-bestuurlijke consequenties.
Het gaat over zaken als handhaving, huisvesting, registratie en integratie. VNG en
IPO delen de urgentie dat er actie nodig is om de positie van arbeidsmigranten structureel
te verbeteren. Het kabinet gaat in gesprek met VNG en IPO over de verdere uitwerking,
mede gelet op implementatie van actiepunten en de afwegingen voor een volgend kabinet.
Bij dat gesprek worden ook bredere aspecten betrokken die raken aan het onderwerp
van deze brief, zoals dak- en thuisloze arbeidsmigranten met een meervoudige problematiek,
onderwijs aan kinderen, en het verbeteren van het imago van arbeidsmigranten.
Thema 1: De uitzendsector
Het kabinet deelt de analyse van het Aanjaagteam dat uitzendbureaus vaak een centrale
rol spelen bij het inzetten van arbeidsmigranten en dat er misstanden zijn die aangepakt
en voorkomen moeten worden. Het kabinet voelt zich dan ook gesteund in de al eerder
geslagen weg om uitzendondernemers en bestuurders van uitzendbureaus die het niet
zo nauw nemen met de wet- en regelgeving, zoveel mogelijk uit de markt te weren.5 Ze benadelen werknemers, vaak kwetsbare arbeidsmigranten, en zorgen voor oneerlijke
concurrentie met uitzendbureaus die zich wel aan de wet- en regelgeving houden. Hetzelfde
geldt, zoals het Aanjaagteam terecht stelt, voor inleners die samenwerken met kwaadwillende
uitzendbureaus en daarmee oneerlijk concurreren met inleners die er wel voor zorgen
dat hun uitzendkrachten de juiste beloning en goede huisvesting krijgen. Het kabinet
zet in op het informeren van deze inleners op de risico’s die ze lopen om te werken
met kwaadwillende uitzenders. Het kabinet vindt het ook daarom, net als het Aanjaagteam,
wenselijk om extra eisen te stellen aan het starten en het hebben van een uitzendbureau,
om zo (structurele) activiteiten van kwaadwillende bestuurders te kunnen tegengaan.
In dat kader is het kabinet aan de slag met het uitwerken van verplichte certificering
inclusief de daarmee samenhangende kwaliteitseisen, zoals voorgesteld door het Aanjaagteam
en zoals genoemd in de brief van 20 december 2019.6
Het volgende kabinet kan met de wetgeving en de invoering hiervan aan de slag. Dat
gebeurt uiteraard in overleg met sociale partners en de betrokken partijen. Daarbij
staat centraal te bepalen welke eisen in een verplichte certificering worden gesteld
aan uitzendbureaus, zodat de kwaliteit van uitzendondernemingen verbetert, en bonafide
uitzendbureaus niet onnodig kansen worden ontnomen. Daarbij wordt ook gekeken naar
buitenlandse uitzendbureaus en naar de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van
de te nemen maatregelen, waaronder de benodigde uitwisseling van gegevens. Ook wordt
de motie van het lid Marijnissen c.s. over arbeidsmarktdiscriminatie7 hierin meegenomen. Met een dergelijke aanpak worden twee sporen tegelijk bewandeld:
het verbeteren van de kwaliteit van uitzendondernemingen (op het niveau van de onderneming)
en het waarborgen van de integriteit van uitzendondernemers (op het niveau van het
individu) waaronder het eisen van een Verklaring Omtrent Gedrag.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling van een waarborgsom om vluchtig ondernemerschap
tegen te gaan.8 De vormgeving van de waarborgsom wordt in samenspraak met sociale partners in de
uitzendbranche nu verder uitgewerkt. Ook gaat het kabinet met de banken en de Belastingdienst
in overleg over de mogelijkheden en het bijbehorende tijdpad om verplicht bezit en
gebruik van een g-rekening in te voeren. Het kabinet zet ook bewust breed in op het
aanpakken van ondernemingen die de wet- en regelgeving overtreden. De verkenning naar
het bestuursrechtelijk bestuursverbod wordt dan ook voortgezet.
De aanbeveling van een meldplicht voor arbeidsongevallen van de inlener aan het uitzendbureau
vult het kabinet in door ook een verplichting voor het uitzendbureau uit te werken
om na te gaan of maatregelen naar aanleiding van het incident in orde zijn en de uitzendkracht
veilig zijn werk kan hervatten. Het kabinet treft zodanige voorbereidingen dat het
volgende kabinet de wet hiertoe kan aanpassen. Daarnaast worden de mogelijkheden om
te komen tot de door het Aanjaagteam voorgestelde dubbele meldplicht nader verkend.
Het kabinet moedigt cao-partijen aan om afspraken te maken over een gegarandeerd minimumloon
voor de eerste twee maanden, het voorkomen van schulden, en transparantie over een
minimum-inhuurprijs. Het kabinet neemt deze aanbevelingen mee in gesprekken met sociale
partners. Het verzoekt daarbij cao-partijen er zorg voor te dragen dat een minimumuurtarief
voor inleen niet tot gevolg heeft dat dit het standaardtarief wordt, waardoor er per
saldo nog meer druk ontstaat op de aanbestedingsbedragen en er nog scherper op de
arbeidskosten bespaard gaat worden.
De aanbevelingen van het Aanjaagteam houden ook verband met het advies van de Commissie
Regulering van Werk (de commissie-Borstlap), dat onder andere ingaat op de arbeidsrechtelijke
positie van uitzendkrachten.9 De beleidsrichtingen die de Commissie Regulering van Werk heeft gepresenteerd, kunnen
ook voor arbeidsmigranten belangrijke verbeteringen brengen. Naar aanleiding van het
advies van het Aanjaagteam zal het kabinet10 nog een extra beleidsrichting onderzoeken, namelijk het beperken van de mogelijkheid
tot het inroepen van het uitzendbeding door de uitzendwerkgever indien de arbeidsvraag
vanuit de inlener niet ophoudt of vermindert. Nu kan een inlener, vanwege hem moverende
redenen, een individuele uitzendkracht «wegsturen» en als vervanging om een andere
uitzendkracht vragen. Het dienstverband van de uitzendkracht eindigt dan van rechtswege.
Het kabinet zal bezien of het mogelijk is om deze vorm van beroep op het uitzendbeding
te beperken. Daarbij zal ook de samenhang met de uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht
en de uitzondering op de ketenregeling worden betrokken.
Bij de behandeling van de SZW-begroting voor 2021 heeft de Minister van SZW op verzoek
van de heer Van Weyenberg toegezegd in te gaan op manieren om draaideurconstructies
met uitzendkrachten tegen te gaan en doorstroom naar fase B van het uitzendregime
te bevorderen. De Commissie Regulering van Werk heeft een aantal manieren uitgewerkt
die dit doel dienen, zoals het beperken van het uitzendbeding tot maximaal 26 weken
(fiche 13 in de bovengenoemde technische uitwerkingen), het vervallen van de uitzondering
op de ketenbepaling in het uitzendregime (fiche 16), een maximale terbeschikkingstellingstermijn
(fiche 17) en verondersteld werkgeverschap van de materiële werkgever bij driehoeksrelaties
(fiche 19). Ook de bovengenoemde extra beleidsvariant kan de werkzekerheid van uitzendkrachten
bevorderen. Tegelijkertijd is het, overigens vergelijkbaar met bij reguliere arbeidsovereenkomsten
voor bepaalde tijd, inherent aan uitzendarbeid dat de uitzendovereenkomst vóór het
bereiken van fase B beëindigd kan worden en dat daarmee ook de bij dat uitzendbureau
opgebouwde rechten vervallen.
Thema 2: Zicht krijgen op arbeidsmigratie
Het kabinet onderschrijft het belang van goed inzicht in arbeidsmigratie, in lijn
met de motie van de leden Palland en Tielen11. Er worden stappen gezet om de Basisregistratie Personen (BRP) zo in te richten dat
daarin zichtbaar wordt welke arbeidsmigranten (tijdelijk) in Nederland verblijven
en waar zij verblijven (door registratie van het verblijfsadres). Dit gebeurt in de
context van de Ontwikkelagenda BRP die het kabinet in september jl. aan uw Kamer heeft
aangeboden.12 Hierop zijn de punten «Uitbreiding mogelijkheden registratie niet-ingezetenen» en
«Registratie tweede adres» opgenomen».
Vanaf begin volgend jaar worden (vooruitlopend op structurele aanpassingen in de BRP)
contactgegevens opgenomen in de RNI-applicatie (Registratie Niet Ingezetenen), te
weten telefoonnummers en e-mailadressen. Omdat de contactgegevens op die manier geen
onderdeel van de persoonslijst in de BRP gaan uitmaken, kunnen ze worden geregistreerd
en verstrekt zonder aanpassingen in BRP wet- en regelgeving. Met de Inspectie SZW
wordt begin 2021 gestart met een proef met het verstrekken van deze contactgegevens.
Voor de correcte en actuele registratie van arbeidsmigranten is het noodzakelijk dat
een sluitend proces ontstaat, bestaande uit in ieder geval een melding van de aanvang
van werkzaamheden in Nederland, het aanleveren van de gegevens over arbeidsmigranten,
het bijhouden van de gegevens en een melding van afronding van de werkzaamheden en
vertrek uit Nederland. Het kabinet neemt het ontwerpen en inrichten van een dergelijk
proces ter hand, in samenwerking met andere stakeholders zoals het UWV, de Belastingdienst,
gemeenten, werkgevers en arbeidsmigranten zelf zodat het volgende kabinet dit in kan
voeren.
Er zal daarbij ook aandacht zijn voor ontwikkeling van een laagdrempelige online tool,
zodat de arbeidsmigrant zelf ook contactgegevens kan aanpassen.
Het kabinet ondersteunt de gedachte dat de dienstverlening en informatievoorziening
richting arbeidsmigranten verbetering behoeft, en verkent voor het volgende kabinet
hoe onder andere de RNI-loketten daarbij een rol kunnen spelen.
Thema 3: Meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten
Behoudens de goede voorbeelden van kleinschalige en grootschalige huisvestingslocaties
die het Aanjaagteam op diverse plaatsen heeft bezocht en die arbeidsmigranten kwalitatief
goede huisvesting bieden tegen een eerlijke prijs, concludeert het Aanjaagteam dat
de woonsituatie van arbeidsmigranten op veel plekken te wensen overlaat. De schaarste
op de woningmarkt speelt ook arbeidsmigranten parten, met soms geïmproviseerde woningen
en weinig ruimte tot gevolg. De woonlasten van arbeidsmigranten zijn vaak hoger dan
de kwaliteit van hun woning rechtvaardigt. Bovendien zijn er gevolgen voor de leefbaarheid:
de tijdelijkheid van veel woonarrangementen stimuleert niet dat mensen deelnemen aan
de samenleving. Het kabinet deelt de probleemanalyse van het Aanjaagteam en ziet de
aanbevelingen op het gebied van huisvesting dan ook als waardevol.
Het kabinet is van mening dat een gezamenlijke inspanning van gemeenten, provincies,
huisvesters, private keurmerken voor huisvesting, woningcorporaties en rijksoverheid
nodig is om te zorgen voor meer huisvesting voor arbeidsmigranten en de kwaliteit
van huisvesting voor arbeidsmigranten te verbeteren. Voor de woningvoorraad voor arbeidsmigranten
geldt hetzelfde als voor de algehele woningvoorraad, namelijk dat de tekorten groot
zijn en dat de uitdaging is om de komende jaren gezamenlijk te zorgen dat de woningbouwproductie
op gang blijft en zelfs wordt verhoogd.13 Het kabinet heeft voor 2020 € 50 miljoen beschikbaar gesteld voor de huisvesting
van kwetsbare groepen, wat zal leiden tot 4.700 huisvestingsplekken voor arbeidsmigranten.
Voor 2021 is er wederom een aanvullende € 50 miljoen vrijgemaakt voor de huisvesting
van kwetsbare groepen, waaronder arbeidsmigranten. Op regionaal niveau moeten partijen
bij elkaar worden gebracht, zodat geschikte locaties worden geïdentificeerd en aangepakt.
Provincies kunnen daar goed een coördinerende rol in pakken. Gemeenten moeten werk
maken van het creëren van huisvestingslocaties. Zij kunnen samen met huisvesters daarbij
een beroep doen op BZK-instrumenten, zoals de versnellingskamers flexwonen en de vrijstelling
van de verhuurdersheffing. Het kabinet zet in op het maken van regionale afspraken
en een expertteam rond huisvesting en zal deze koppelen aan bredere afspraken over
betere huisvesting van andere aandachtsgroepen. Een effectrapportage voor nieuwe bedrijvigheid,
zoals wordt voorgesteld door het Aanjaagteam, kan provincies en gemeenten een beter
beeld geven van potentiële knelpunten bij de huisvesting van arbeidsmigranten. Daarnaast
werkt het kabinet aan een handreiking over de bestaande instrumenten voor de huisvesting
van arbeidsmigranten.
Naar aanleiding van het eerste advies van het Aanjaagteam, is het Rijksvastgoedbedrijf
(RVB) gevraagd om een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden voor passende
huisvesting voor arbeidsmigranten in een viertal gemeenten. De verkenning brengt in
beeld waar locaties en huisvesting aan moeten voldoen, er worden ruimtelijke analyses
uitgevoerd en er wordt een globale businesscase opgesteld. De pilot loopt door tot
februari 2021. De resultaten van de verkenning worden door het kabinet benut bij het
vormgeven van een passende opdracht voor het RVB bij de huisvesting van arbeidsmigranten
en andere aandachtsgroepen in 2021.
Het Aanjaagteam doet ook aanbevelingen om de kwaliteit van de woningen te verhogen.
Het kabinet ondersteunt de aanbeveling om de keurmerken voor huisvesting te integreren
en gaat hierover met de keurmerken in gesprek. De mogelijkheid voor gemeenten om een
vergunningplicht voor verhuurders of verhuurbemiddelaars in te voeren, biedt gemeenten
de kans om maatwerk te bieden bij het stellen van eisen aan verhuurders. Elke stad
kent een eigen lokale problematiek en zoekt een oplossing die hierbij past. Op dit
moment zijn er in diverse steden pilots met de verhuurdervergunning. Recent heeft
het kabinet uw Kamer hierover geïnformeerd.14 In het advies van het Aanjaagteam worden extra accenten gelegd voor een verhuurdervergunning,
zoals een bredere toepasbaarheid op onder meer bedrijfslocaties. Indien uit de pilots
de noodzaak blijkt om de verhuurdervergunning wettelijk te verankeren, dan zal het
kabinet de voorbereidingen treffen voor een wettelijke grondslag voor de verhuurdervergunning.
Daarbij wordt de bredere behoefte die het Aanjaagteam meegeeft, zoals bijvoorbeeld
toepasbaarheid voor bedrijfslocaties, voor de vormgeving van dit instrument betrokken.
Het Aanjaagteam adviseert de duur van contracten naar aard van korte duur te maximeren
naar een duur van vier maanden om zo een onjuist gebruik te ontmoedigen. Het kabinet
deelt het streven van het Aanjaagteam, maar vermoedt dat de door dit kabinet in gang
gezette (tijdelijke) verlenging van tijdelijke huurcontracten al kan bijdragen aan
dit doel.15 Het flexibeler maken van deze contractvorm kan er namelijk voor zorgen dat meer gebruik
wordt gemaakt van tijdelijke huurcontracten voor arbeidsmigranten. Deze contracten
bieden de arbeidsmigranten meer bescherming dan een huurcontract naar aard van korte
duur. Het kabinet wacht de effecten van deze (tijdelijke) verlenging dan ook af alvorens
het nieuwe kabinet een besluit kan nemen over de specifieke aanbeveling van het Aanjaagteam.
Thema 4: Gezondheid en welzijn van arbeidsmigranten
De coronacrisis maakt, zo laat het Aanjaagteam zien, duidelijk hoe afhankelijk veel
arbeidsmigranten zijn van hun werkgever voor hun zorgverzekering. En dus ook hoe kwetsbaar
zij zijn als hun dienstverband eindigt, bijvoorbeeld als ze ziek worden. Het Kabinet
is het met het Aanjaagteam eens dat deze afhankelijkheid onwenselijk is. Het Aanjaagteam
beveelt aan om te regelen dat arbeidsmigranten die door het verlies van arbeid onverzekerd
zijn geraakt voor zorgkosten terwijl ze nog wel in Nederland verblijven, toch de mogelijkheid
te krijgen om gedurende een korte periode gebruik te kunnen blijven maken van noodzakelijke
zorg ten laste van Nederland. Het Kabinet heeft hier reeds een regeling voor, namelijk
de «Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden». Onder deze regeling
kunnen thans ook al de kosten van medisch noodzakelijke zorg vergoed worden voor zorg
aan onverzekerde personen, waaronder de arbeidsmigranten waarop het Aanjaagteam ziet.
Het Kabinet zal de «Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden»
blijven volgen om te bekijken in hoeverre de betreffende doelgroep gebruik maakt van
deze regeling, of dat er drempels zijn om hier gebruik van te maken. Daartoe zal het
gebruik van de betreffende doelgroep gemonitord worden. Om dit te monitoren zal de
Subsidieregeling worden aangepast. Het monitoren maakt mogelijk dat eventuele kosten
voor de zorg voor deze doelgroep verhaald kunnen worden op de landen van herkomst
als de arbeidsmigrant het zelf niet kan betalen. Het Aanjaagteam heeft geadviseerd
dat gezien de kwetsbare situatie van de arbeidsmigranten in Nederland, de kosten voor
medisch noodzakelijke zorg niet verhaald worden bij de migrant zelf. In de praktijk
blijkt dit lastig te zijn gezien de positie van deze doelgroep.
Het kabinet vindt dat het, gelet op coördinatieregels binnen de Europese Unie, zo
min mogelijk moet kunnen gebeuren dat iemand niet (direct) verzekerd raakt in het
herkomstland nadat de Nederlandse verzekering is geëindigd. Immers, indien een ander
land op grond van de EU-coördinatieregels het bevoegde land is waar het gaat om de
sociale zekerheid en zorg, is het in beginsel niet gewenst om een Nederlands vangnet
te maken om onverzekerdheid van onderdanen van andere lidstaten te ondervangen. Het
kabinet wil daarom beter zicht krijgen op de feitelijke (administratieve) drempels
die leiden tot het onverzekerd zijn van arbeidsmigranten tegen (noodzakelijke) ziektekosten.
Deze problemen zullen vervolgens worden geadresseerd op zowel Europees niveau als
in relatie tot de lidstaten waar arbeidsmigranten woonachtig zijn. De noodzaak van
een Nederlandse vangnetregeling moet daarmee dan in de toekomst worden beperkt en
mogelijk geheel weg kunnen vallen voor arbeidsmigranten uit de lidstaten.
Thema 5: Betere handhaving en toezicht
Het Aanjaagteam geeft aan dat de aanbevelingen in het advies van het Aanjaagteam samen
een sluitend systeem vormen dat bij naleving van de regelgeving voor arbeidsmigranten
in Nederland al grote stappen vooruit betekent. De strengere regels voor uitzendbureaus
betekenen bijvoorbeeld dat partijen die het bewust niet zo nauw nemen met wet- en
regelgeving, effectiever van de uitzendmarkt geweerd kunnen worden. Desalniettemin
blijven handhaving en toezicht van groot belang aangezien, aldus het Aanjaagteam,
de ervaring leert dat er altijd pogingen tot fraude en malafiditeit zullen worden
gedaan.
Het kabinet onderschrijft dit uitgangspunt. Het huidige kabinet heeft ook al fors
geïnvesteerd in de handhavingscapaciteit van de Inspectie SZW, conform het Inspectie
Control Framework. Die investeringen komen ook ten bate van de inspecties van uitzendbureaus.
De uitbreiding van de inspectiecapaciteit loopt tot 2023.
Het Aanjaagteam beveelt aan om verder te investeren in de uitbreiding van de inspectiecapaciteit.
Ook doet het Aanjaagteam specifieke aanbevelingen om de uitvoering van handhaving
en toezicht te verbeteren. Het kabinet zet al een aantal zaken in gang, zoals het
inschakelen van een onafhankelijke partij om te adviseren over gegevensuitwisseling.
Zoals gezegd is het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en Covid-19 sinds september
2020 operationeel. Het Samenwerkingsplatform zal in ieder geval tot 1 augustus 2021
operationeel blijven. Voor die tijd zal de samenwerking worden geëvalueerd en bekeken
worden hoe de samenwerking voortgezet wordt.
Het kabinet constateert dat sommige aanbevelingen van het Aanjaagteam substantiële
financiële en organisatorische consequenties hebben, zoals extra capaciteit voor de
Inspectie SZW in het kader van een landelijke certificering voor uitzendbureaus en
gegevensuitwisseling en het invoeren van een omgekeerde bewijslast als het gaat om
de duur van een dienstverband van een arbeidsmigrant. Besluitvorming daarover is aan
een volgend kabinet.
Thema 6: Institutionele inbedding van arbeidsmigratie
Het kabinet is het van harte eens met de oproep van het Aanjaagteam om op meerdere
fronten arbeidsmigranten meer te betrekken bij beleid en hen te ondersteunen bij het
volwaardig deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
Het kabinet gaat arbeidsmigranten in lijn met de aanbeveling meer betrekken bij de
beleidsontwikkeling. Daarnaast zal het kabinet de aanbeveling oppakken om onderzoek
te doen naar het instellen van een expertteam arbeidsmigranten dat gemeenten en provincies
kan ondersteunen bij het beleid rondom arbeidsmigratie. Er zal jaarlijks worden gerapporteerd
aan uw Kamer over de stand van zaken met betrekking tot werk en huisvesting van arbeidsmigranten.
Het kabinet bekijkt in welke vorm dat het beste kan.
Voorlichting Raad van State over het reguleren van het vrij verkeer
Op 19 november jl. heeft de Afdeling advisering van de Raad van State een voorlichting
over het reguleren van het vrij verkeer van personen en diensten gepubliceerd, naar
aanleiding van een verzoek van uw Kamer.16 Omdat de Raad in zijn voorlichting verwijst naar het Aanjaagteam, wordt hier kort
op deze voorlichting ingegaan. Het kabinet ziet in de voorlichting van de Afdeling
steun voor de aanpak zoals door het Aanjaagteam aanbevolen en in deze brief omschreven.
De Afdeling stelt namelijk dat het meest kansrijke beleid om misstanden aan te pakken
niet het reguleren van de verschillende vormen van arbeidsmigratie is, maar het inzetten
van maatregelen op de concrete misstanden die zich voordoen. De Afdeling stelt ook
dat de ruimte voor het meer generiek reguleren van arbeidsmigratie beperkt is. De
maatregelen die worden ingezet om misstanden bij arbeidsmigranten aan te pakken, mogen
het niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken om van de rechten van het vrij verkeer
in de EU gebruik te maken. De Afdeling constateert expliciet dat maatregelen die de
aantallen arbeidsmigranten uit andere lidstaten beogen te beperken niet zijn toegestaan.
Ook mogen lidstaten geen tewerkstellingsvergunningen eisen van werknemers uit andere
lidstaten of van derdelanders die beschikken over een tewerkstellingsvergunning die
is afgegeven door een andere lidstaat. Het kabinet ziet zich daarom door de voorlichting
van de Afdeling gesterkt in de gekozen richting.
Tot slot
Het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten onder leiding van Emile Roemer heeft
in korte tijd een gedegen en uitgebreid advies opgesteld. Met dit tweede advies is
de taak waarvoor het Aanjaagteam onder leiding van Emile Roemer is ingesteld afgerond.
Het kabinet is de heer Roemer zeer erkentelijk voor zijn inzet om de misstanden aan
de kaak te stellen en tot aanbevelingen te komen die alle partijen oproepen en activeren
om hun verantwoordelijkheid te nemen.
Het kabinet treft, mede naar aanleiding van het eerste advies van het Aanjaagteam,
verschillende maatregelen om misstanden bij arbeidsmigranten tegen te gaan en de positie
van arbeidsmigranten te versterken. Met het centrale informatiepunt «Work in NL» is
de informatievoorziening aan arbeidsmigranten verbeterd. Het Samenwerkingsplatform
Arbeidsmigranten en Covid-19 pakt acute misstanden bij arbeidsmigranten aan. En in
deze kabinetsperiode is structureel € 50 miljoen extra per jaar beschikbaar voor versterking
van de handhavingsketen van de Inspectie SZW.
Begin volgend jaar wordt gestart met het registreren van contactgegevens van arbeidsmigranten
die zich registreren bij een RNI-loket, zodat de overheid ze kan bereiken als dat
nodig is. Tegelijkertijd wordt gestart met voorbereidingen van wijziging van de Wet
BRP ten behoeve van registratie van tijdelijke verblijfsadressen. Medisch noodzakelijke
zorgkosten worden voor onverzekerden vergoed wanneer zij de kosten niet zelf kunnen
dragen. Voor het creëren van huisvesting voor kwetsbare groepen, waaronder arbeidsmigranten,
heeft het kabinet € 100 miljoen vrij gemaakt. Het Rijksvastgoedbedrijf brengt door
middel van een pilot de mogelijkheden in kaart voor passende huisvesting voor arbeidsmigranten.
En het kabinet werkt verplichte certificering inclusief de daarmee samenhangende kwaliteitseisen
voor de uitzendbranche uit. Daarnaast bereidt het kabinet maatregelen voor naar aanleiding
van diverse aanbevelingen van het Aanjaagteam, waarmee een volgend kabinet na de verkiezingen
– als het daartoe besluit – direct aan de slag kan gaan.
Hoewel met dit tweede advies de taak van het Aanjaagteam is afgerond, is met het Aanjaagteam
een belangrijke interdepartementale samenwerking en afstemming ontstaan met een veelheid
van partijen zoals lagere overheden, sociale partners, uitvoeringsorganisaties en
toezichthoudende instanties.
Het kabinet wil deze samenwerking graag voortzetten. Het kabinet heeft de ministeries,
uitvoeringsorganisaties en toezichthouders die deel uitmaken en/of betrokken zijn
bij het Aanjaagteam gevraagd voorbereidingen te treffen voor de volgende kabinetsperiode
en te adviseren hoe deze samenwerking kan worden voortgezet.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van `t Wout
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport H.M. de Jonge
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Bijlage: reactie per aanbeveling
De uitzendsector
• Verplichte certificering van uitzendbureaus (2.1.A)
Het kabinet onderkent dat het huidige systeem van private certificering geldt voor
een deel van de uitzendbureaus en daardoor onvoldoende waarborgen biedt om kwaadwillende
ondernemers tegen te houden. Het kabinet neemt de verplichte certificering inclusief
de daarmee samenhangende kwaliteitseisen over en zal deze samen met de eisen in de
brief van 20 december 201917 verder uitwerken. Besluitvorming over de invoering van een systeem van eisen is verder
aan een volgend kabinet.
• Verplicht het gebruik van de g-rekening (2.1.B)
Het kabinet staat positief tegenover deze aanbeveling. Verplicht gebruik van de g-rekening
ligt ook in de rede als besloten wordt tot de invoering van landelijke certificering.
Het kabinet treedt in overleg met banken en de Belastingdienst over de mogelijkheden
en het bijbehorende tijdpad. Vast staat dat medewerking en instemming van de banken
nodig is en digitalisering van de werkprocessen bij de Belastingdienst noodzakelijk
zal zijn.
• Waarborgsom (2.1.C)
Het kabinet neemt de aanbeveling over om een waarborgsom in te voeren om vluchtig
ondernemerschap aan te pakken, in lijn met de motie-Bruins c.s.18 De vormgeving van de waarborgsom wordt in samenspraak met sociale partners in de
uitzendbranche verder uitgewerkt, waarbij een bankgarantie in beeld is. De waarborgsom
zal bestemd worden voor oninbare boetes van de Inspectie SZW en achterstallig loon.
De positie van het MKB zal in de besluitvorming betrokken worden.
• Inhoudelijke controle door de KvK (2.1.D)
Het kabinet ondersteunt de gedachte achter deze aanbeveling, namelijk dat voor en
na oprichting van een uitzendbureau actief toezicht nodig is op het uitzendbureau.
Het is echter de vraag of de door het Aanjaagteam aanbevolen constructie daar de beste
manier voor biedt. De huidige basis van het Handelsregister is dat iedereen een bedrijf
kan beginnen; de Vestigingswet is afgeschaft. De aanbeveling betreft een fundamentele
afwijking van dat uitgangspunt. Bovendien zijn er praktische vraagstukken, bijvoorbeeld
bij ondernemingen die naast uitzenden nog andere activiteiten hebben. Het kabinet
betrekt deze aanbeveling daarom bij de uitwerking van aanbeveling 2.1.A.
• Aansprakelijkheid van de inlener (2.1.E)
Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling en neemt deze mee in de uitwerking van aanbeveling
2.1.A.
• Bestuursrechtelijk bestuursverbod (2.1.F)
Het Aanjaagteam adviseert een bestuursrechtelijk bestuursverbod zodat handhavende
instanties een extra instrument kunnen inzetten richting veelplegers die regelmatig
de fiscale en arbeidswetten overtreden. Het kabinet onderzoekt reeds de mogelijkheden
voor een bestuursrechtelijk bestuursverbod dat effectief is voor het domein van de
arbeidswetten die zien op eerlijk werk en neemt daarin onder andere de ervaringen
met de lopende pilot met het civielrechtelijke bestuursverbod mee. Aangezien het om
een ingrijpende maatregel gaat, dienen noodzakelijkheid en proportionaliteit goed
onderbouwd te worden. Besluitvorming over deze aanbeveling kan plaatsvinden na afronding
van dit onderzoek. Naar verwachting is daarover voor het zomerreces van 2021 meer
duidelijkheid te geven.
• Meldplicht bij ongelukken voor uitzendbureaus (2.1.G)
Het kabinet vult deze aanbeveling in via een meldplicht bij arbeidsongevallen van
de inlener aan het uitzendbureau en een verplichting voor het uitzendbureau om na
te gaan of maatregelen naar aanleiding van het incident in orde zijn en de uitzendkracht
veilig zijn werk kan hervatten. Het kabinet treft voorbereidingen zodat het volgende
kabinet de wet met betrekking tot deze verplichtingen kan aanpassen. De implementatie
hiervan is aan het volgende kabinet Of het ook een eis kan zijn in de kwaliteitseisen
(aanbeveling 2.1.A) wordt nader onderzocht.
• Buitenlandse uitzendbureaus (2.1.H)
Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling en neemt deze mee in de uitwerking van aanbeveling
2.1.A.
• Due diligence in jaarverslagen (2.2.A)
Het kabinet ondersteunt deze aanbeveling om aspecten van due diligence verplicht op
te nemen in jaarverslagen, zoals hoe zorgverzekering en huisvesting geregeld zijn
en welke arbeidsvoorwaarden vanuit de regelgeving en cao van toepassing zijn. Het
kabinet zal wetgeving gaan voorbereiden.
• Gegarandeerd minimumloon voor de eerste 2 maanden (2.2.B); Geen schulden opbouwen
(2.2.C); Transparantie over de minimum inhuurprijs (2.2.D)
Het kabinet moedigt cao-partijen aan om afspraken te maken over deze aanbevelingen.
Het kabinet neemt deze aanbevelingen mee in gesprekken met sociale partners. Het verzoekt
daarbij cao-partijen er zorg voor te dragen dat een minimum-uurtarief voor inleen
niet tot gevolg heeft dat dit het standaardtarief wordt, waardoor er per saldo nog
meer druk ontstaat op de aanbestedingsbedragen en er nog scherper op de arbeidskosten
bespaard gaat worden.
Zicht krijgen op arbeidsmigranten
• Actieve zorgplicht voor werkgevers ten aanzien van registratie (3.1.A)
Het kabinet onderschrijft het belang van de rol van de werkgever bij het voldoen aan
de registratieverplichtingen door de arbeidsmigrant. Deze aanbeveling wordt meegenomen
bij de uitwerking van aanbeveling 3.1.B.
• Registreer contactgegevens van arbeidsmigranten in de BRP (3.1.B)
Het kabinet neemt deze aanbeveling over en zal wetgeving voorbereiden. Aandachtspunt
daarbij is de noodzaak tot grensoverschrijdende samenwerking; onderzocht wordt in
hoeverre zulke samenwerking noodzakelijk en haalbaar is. Zoals hierboven aangegeven,
geeft het kabinet voor de kortere termijn invulling aan deze aanbeveling via de RNI-applicatie.
Op vrijwillige basis door arbeidsmigranten opgegeven contactgegevens kunnen dan vooruitlopend
op aanpassingen in wet- en regelgeving al worden geregistreerd.
• Registreer het feitelijke verblijfsadres en borg dat alle ingeschrevenen meetellen
bij het bepalen van de uitkeringen uit het gemeentefonds (3.1.C)
Gemeenten dienen ingezetenen op grond van de Wet basisregistratie personen in te schrijven
op het feitelijk verblijfsadres. De Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) zal
gemeenten hier nadrukkelijk over blijven informeren. Door het Ministerie van BZK wordt
nu een handreiking opgesteld om gemeenten hierover voor te lichten, onder andere om
enkele misvattingen op dit punt weg te nemen. Eén van die misvattingen is dat inschrijvingen
van personen op locaties zonder woonbestemming zouden kunnen leiden tot verplichte
wijzigingen van het bestemmingsplan; dat is namelijk niet het geval. De aanbeveling
om arbeidsmigranten mee te tellen voor de uitkering uit het gemeentefonds wordt bezien
in samenhang met de inhoudelijke beoordeling en de financiële impact voor gemeenten
van de verschillende aanbevelingen van het Aanjaagteam en de wijze van bekostiging
daarvan. Besluitvorming daarover is aan een volgend kabinet. In de BRP wordt mogelijk
gemaakt ook tijdelijke verblijfsadressen van niet-ingezetenen te gaan registreren,
naast het woonadres in het buitenland.
• Gebruik signalen uit de Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA) (3.1.D)
Het kabinet neemt deze aanbeveling over: de LAA zal structureel worden ingezet om
signalen van uitvoeringsorganisaties over vermoedelijk verblijf in Nederland van niet-ingezetenen
te onderzoeken.
• Goede registratie is een onderdeel van de certificering (3.1.E)
Het kabinet neemt deze aanbeveling mee in de uitwerking van aanbeveling 2.1.A.
• Toezicht op de registratie van arbeidsmigranten (3.1.F)
Het kabinet neemt deze aanbeveling mee in de uitwerking van aanbeveling 3.1.B. Op
grond van artikel 8 van de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese
Unie (WagwEU) bestaat er overigens al een meldplicht voor gedetacheerde werknemers.
• RNI-loketten, naast registratiepunt ook informatiepunt (3.2.A)
Het kabinet ondersteunt de gedachte dat de dienstverlening en informatievoorziening
richting arbeidsmigranten verbetering behoeft, en verkent hoe onder andere de RNI-loketten
daarbij een rol kunnen spelen. In aanvulling daarop bekijkt het kabinet of de Informatiepunten
Digitale Overheid bij bibliotheken een rol kunnen spelen. Dit lijkt een veelbelovende
weg, bijvoorbeeld als het gaat om vragen over DigiD, huisvesting en verzekeringen.
Het aantal informatiepunten wordt in 2021 uitgebouwd (afhankelijk van de COVID-19
ontwikkelingen) naar 130 van de 142 bibliotheekorganisaties, zodat er een landelijke
spreiding ontstaat.
• Maak gebruik DigiD mogelijk (3.2.B)
Het kabinet ondersteunt de gedachte dat DigiD voor arbeidsmigranten goed toegankelijk
moet zijn. Deze aanbeveling wordt daarom meegenomen bij de uitwerking van aanbeveling
3.2.A.
Meer en betere huisvesting voor arbeidsmigranten
• Inzicht in bestaande sturingsmogelijkheden (4.1.A)
Het kabinet heeft deze aanbeveling reeds opgepakt en werkt momenteel aan een handreiking
over de bestaande instrumenten voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Het streven
is om de handreiking begin 2021 te publiceren. Gemeenten en provincies worden bij
het opstellen betrokken. De handreiking zal volgend jaar worden uitgebreid met onderwerpen
die momenteel nog onderdeel zijn van lopende pilots of onderdeel uitmaken van een
wetsvoorstel – hierbij valt te denken aan de uitbreiding van tijdelijke huurcontracten
en de problematiek rondom intimidatie en uitbuiting in het kader van Goed Verhuurderschap.
Tot slot onderzoekt het kabinet het idee voor een expertteam rondom huisvesting en
koppelt deze aan bredere afspraken over betere huisvesting van andere aandachtsgroepen.
• Invoering verhuurdersvergunning (4.1.B)
Recent heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over de vorderingen rondom een verhuurdervergunning.19 De zoektocht naar een invulling daarvan verloopt momenteel via pilots in een aantal
grote steden. Het Aanjaagteam beveelt aan om een verhuurdervergunning ook toepasbaar
te maken op verhuursituaties op bedrijfslocaties en voor groepsbewoning. Omdat de
huidige inzichten op basis van de pilots in grote steden met betrekking tot een verhuurdervergunning
nog geen sluitend beeld geven – mede door gebrek aan jurisprudentie – zet het kabinet
de samenwerking met gemeenten voort. Wanneer blijkt dat een wettelijke grondslag noodzakelijk
is, zullen hiertoe voorbereidingen worden getroffen waarbij de bredere toepasbaarheid
zoals het Aanjaagteam voorstelt wordt meegenomen.
• Handhaving door gemeenten (4.1.C)
Deze aanbeveling is betrokken bij aanbeveling 4.1.A om een handreiking op te stellen.
• Afspraken over de landelijke opgave en gemeentelijke opgave (4.2.A)
• Het kabinet wil gericht bijdragen aan de realisatie van voldoende woonruimte voor
arbeidsmigranten van goede kwaliteit. Daartoe moeten op regionaal niveau partijen
waaronder ook bedrijven bij elkaar gebracht worden, zodat geschikte locaties kunnen
worden geïdentificeerd en aangepakt. Provincies kunnen daar goed een coördinerende
rol in pakken.
• Dit wordt gekoppeld aan bredere afspraken over betere huisvesting van andere aandachtsgroepen.
Om nu al een stimulans te geven aan extra huisvesting heeft de Minister van BZK in
2020 € 50 miljoen beschikbaar gesteld voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen,
waarmee circa 4700 woningen/woonplekken worden gerealiseerd.20 Voor 2021 is € 50 miljoen voor de huisvesting van kwetsbare groepen vrij gemaakt.
Ook is voor 2021 weer geld beschikbaar vanuit de woningbouwimpuls.21 Daarnaast zijn andere BZK-instrumenten beschikbaar om gemeenten te stimuleren of
te ondersteunen bij het realiseren van voldoende woonruimte, zoals de versnellingskamers
flexwonen, de vrijstelling van de verhuurderheffing voor tijdelijke en flexibele woningen
en de transformatiefaciliteit. Door gebruik te maken van bestuurlijke overleggen,
de woon- en regiodeals en via andere lopende programma’s worden deze mogelijkheden
onder de aandacht gebracht van gemeenten en provincies en wordt aandacht gevraagd
voor het realiseren van locaties en het opstellen van regionaal beleid rond huisvesting.
Hierbij wordt ook uitvoering gegeven aan de motie-Palland/Tielen22 die het kabinet vraagt met gemeenten te bezien hoe de knelpunten met betrekking tot
de huisvesting van arbeidsmigranten kunnen worden weggenomen.
• Regionale deals voor meer huisvesting (4.2.B)
Deze aanbeveling wordt betrokken bij de uitwerking van de aanbeveling 4.2.A.
• Effectrapport bij nieuwe bedrijvigheid (4.2.C)
Provincies en gemeenten zijn vrij in het opstellen van beleid rondom nieuwe bedrijvigheid.
Het kabinet voert het gesprek met het IPO en de VNG om hier vorm aan te geven.
• Integreer het SNF- en AKF-keurmerk (4.3.A)
Het kabinet onderschrijft de wens om tot één keurmerk te komen. De private keurmerken
geven zelf ook aan hieraan mee te willen werken. Het kabinet gaat hierover in gesprek
met de keurmerken. Het integreren van de keurmerken zal wel een organisatorische en
financiële impact hebben voor de keurmerken. Het kabinet beziet deze aanbeveling in
samenhang met aanbeveling 2.1.A, over de certificering van uitzendbureaus. Daarin
wordt ook aanbevolen als een van de eisen voor de certificering van uitzendbureaus
certificering voor de huisvesting door AKF of SNF mee te nemen.
• Overgang naar de nieuwe norm (4.3.B)
Het kabinet neemt deze aanbeveling mee bij de uitwerking van aanbevelingen 2.1.A en
4.3.A.
• Aangepaste oppervlaktenorm in het Bouwbesluit (4.3.C)
De gebruiksoppervlakte is een belangrijk punt uit het advies, maar het kabinet ziet
meer in een decentrale oplossing voor dit onderdeel. Het artikel in het Bouwbesluit
(het huidige artikel 7.18), waarmee gestuurd kan worden op een gebruiksoppervlakte
wordt per 1 januari 2022 via het Invoeringsbesluit Omgevingswet en de daarin opgenomen
«bruidsschat» namelijk gedecentraliseerd naar het omgevingsplan van gemeenten.23 Voor gemeenten ontstaat daarmee ruimte om hier een gebruikseis aan te stellen. Zij
kunnen dan het minimumoppervlak per persoon lokaal aanpassen, en dus bezien welke
waarde lokaal gewenst is en voor welke functies deze eis moet gaan gelden. Een aanscherping
van deze gebruikseis zal ervoor zorgen dat een gebouw door een maximaal aantal personen
bewoond kan worden.
• Geïntegreerd SNF/AKF keurmerk voor overige woonvormen (4.3.D)
Deze aanbeveling wordt betrokken bij de uitwerking van de aanbevelingen 2.1.A en 4.3.A.
• Samenwerking tussen gemeenten en keurmerken in de handhaving (4.3.E)
Zoals in de reactie op aanbeveling 4.3.C aangegeven, krijgen gemeenten vanaf 2022
onder de Omgevingswet de ruimte om lokale regels te stellen om overbewoning tegen
te gaan en hieraan te toetsen bij een vergunningaanvraag. Het is voor gemeenten evenwel
niet mogelijk om via de omgevingsvergunning voor het bouwen of de verhuurdervergunning
te verplichten dat huisvesting aan keurmerken voldoet.24 Het kabinet vindt het niet wenselijk om daar een uitzondering op te maken. Dit stelsel
creëert landelijke uniformiteit en daarmee rechtszekerheid voor initiatiefnemers bij
het bouwen op grond van de Omgevingswet. De vooraf kenbare regels op grond van het
Bouwbesluit, en in de toekomst op grond van de Omgevingswet moeten dus duidelijkheid
geven over het gewenste minimumniveau van diverse soorten gebouwen. De aanbevelingen
over samenwerking tussen de huisvestingkeurmerken en gemeenten en de handhaving door
beide worden meegenomen in de aanpak rondom verbetering van de handhaving (zie onder
6.1.A, 6.1.B en 6.1.E).
• Een zelfstandig huurcontract voor alle woonvormen (4.4.A)
Het Aanjaagteam adviseert de duur van contracten naar aard van korte duur te maximeren
naar een duur van vier maanden om zo een onjuist gebruik te ontmoedigen. Het kabinet
kan zich vinden in dit standpunt, maar wil eerst bezien wat de in gang gezette (tijdelijke)
verlenging van tijdelijke huurcontracten25 voor gevolgen heeft. Het flexibeler maken van deze contractsvorm kan ervoor zorgen
dat meer gebruik wordt gemaakt van tijdelijke huurcontracten voor arbeidsmigranten.
Dat biedt meer bescherming dan een huurcontract naar aard van korte duur.
• Hierna kan door het volgende kabinet onderzocht worden of een maximumduur voor het
gebruik dat naar zijn aard slechts van korte duur is, juridisch vorm kan worden gegeven.
Ook zal dan worden gekeken of een afbakening op tijd tot problemen leidt in de praktijk
voor situaties van gebruik buiten de huisvesting van arbeidsmigranten die niet ondervangen
kunnen worden met andere wettelijke mogelijkheden voor tijdelijke huur.
• Ontkoppeling huur- en arbeidscontract op papier en in de praktijk (4.4.B)
Om de afhankelijkheid van de arbeidsmigrant van de werkgever die tevens de huisvesting
verzorgt te verminderen, neemt het kabinet deze aanbeveling over. Het kabinet gaat
hierover in overleg met sociale partners en bekijkt hoe dit juridisch geregeld kan
worden.
• Met (de aanbevelingen van) het Aanjaagteam en deze kabinetsreactie wordt de motie-Bisschop
afgedaan, waarin is gevraagd kennisdeling tussen gemeenten te stimuleren en na te
gaan welke instrumenten instanties nodig hebben om goede huisvesting van arbeidsmigranten
te waarborgen.26
Gezondheid en welzijn van arbeidsmigranten
• Regel verlengde zorgfaciliteiten (5.1.A)
Zoals hierboven beschreven neemt het kabinet deze aanbeveling over. De verlengde zorgfaciliteit
waarop het Aanjaagteam doelt bestaat al in de vorm van de genoemde Subsidieregeling.
• Bevorder toegankelijkheid van de verzekeringspolis (5.1.B)
Zorgverzekeraars stellen informatie over zorgverzekeringen, zoals de polis en informatie
over zorgkosten, beschikbaar via de online «mijn omgeving». Veel verzekeraars gebruiken
DigiD voor de toegang tot die omgevingen. Het kabinet treedt met Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) en zorgverzekeraars in overleg om vast te stellen of het betrouwbaarheidsniveau
van DigiD-accounts van migranten uit de Europese Economische Ruimte (EER) voldoende
is om van de «mijn omgeving» van de zorgverzekeraars gebruik te kunnen maken. Verder
zal aan de zorgverzekeraars die een relevant aantal arbeidsmigranten verzekerd hebben,
gevraagd worden om – zo dit nog niet gebeurt – informatie over de zorgverzekering
ook in een andere taal dan in het Nederlands te verstrekken.
• Voldoende medische voorzieningen in de regio (5.1.C)
Op de zorgverzekeraar rust een zorgplicht. Voor verzekerden met een naturapolis houdt
de zorgplicht in dat de zorgverzekeraar voorziet in de zorg waar de verzekerde behoefte
aan heeft en op zorginhoudelijke gronden is aangewezen. Zorgverzekeraars moeten er
dus voor zorgen dat deze verzekerden terecht kunnen bij een huisarts, ook in geval
van spoed. Dat betekent dat een zorgverzekeraar er desgevraagd voor dient te zorgen
dat de patiënt zo snel mogelijk ingeschreven kan worden bij een huisarts in de buurt
en dat, zolang dit niet mogelijk is, een andere voorziening wordt getroffen waardoor
de verzekerden toch binnen de daarvoor gestelde termijnen huisartsenzorg kunnen ontvangen.
Het kabinet zal met ZN en zorgverzekeraars overleg voeren over de wijze waarop de
zorgverzekeraar jegens de verzekerde arbeidsmigrant de wettelijke zorgplicht invult
met betrekking tot huisartsenzorg.
Betere handhaving en toezicht
• Samenhang in toezicht (6.1.A)
Zoals gezegd is het Samenwerkingsplatform Arbeidsmigranten en Covid-19 sinds september
2020 operationeel. Deelnemers zijn de Inspectie SZW, de NVWA, de GGD’s, de Veiligheidsregio’s
en LOT-C. Het Samenwerkingsplatform bereidt – met respect voor de verantwoordelijkheden
en bevoegdheden van de verschillende partijen – een gecoördineerde inzet voor op het
regionale niveau – om snel te kunnen optreden bij een uitbraak van het coronavirus
in een bedrijf of sector. Voorts onderhoudt het platform contacten met buitenlandse
autoriteiten, in het bijzonder de Duitse regionale autoriteiten. Het Samenwerkingsplatform
zal in ieder geval tot 1 augustus 2021 operationeel blijven. Voor die tijd zal de
samenwerking worden geëvalueerd en bekeken worden of en hoe de samenwerking voortgezet
wordt. De kosten van voortzetting bedragen circa € 1,5 miljoen per jaar. De eerste
ervaringen van samenwerking zijn overigens positief. De verschillende partijen delen
bijvoorbeeld informatie over een Covid-19-uitbraak in een sector en zij zetten bevoegdheden
die op elkaar aansluiten in. Bovendien ontstaat door het meer integrale beeld een
meer integrale aanpak. Zo waren er de afgelopen tijd een aantal acties in de vleessector
waarbij de inzet van verschillende partijen werd gecoördineerd vanuit het Samenwerkingsplatform.
Het kabinet onderzoekt ook of en hoe te komen tot een gezamenlijk toezichtplan met
publieke en private partijen. Informatie- en analysedeling met gemeenten kan helpen
om sneller multidisciplinair op te treden ten aanzien van werk en huisvesting. Het
kabinet betrekt dit bij de uitwerking van aanbeveling 6.1.B.
• Gegevensuitwisseling (6.1.B)
Het kabinet gaat een onafhankelijke partij inschakelen om advies te geven over de
verbetering van gegevensuitwisseling tussen betrokken partijen, publiek en privaat.
Daarbij wordt rekening gehouden met de veelheid aan gegevensuitwisseling die al plaatsvindt,
waaronder in LSI-verband, en met de juridische mogelijkheden op grond van de Algemene
Verordening Gegevensbescherming (AVG). Op basis van de bevindingen van deze partij
zal verdere besluitvorming over deze aanbeveling kunnen plaatsvinden, waaronder aanpassing
van wetgeving.
• Meer capaciteit (6.1.C)
Het kabinet laat besluitvorming over deze aanbeveling voor extra capaciteit van 90
fte (circa € 10 miljoen per jaar) voor de Inspectie SZW aan een volgend kabinet.
• Grensoverschrijdend werken (6.1.D)
Het kabinet onderschrijft het belang van grensoverschrijdende handhaving en gegevensuitwisseling.
Het instellen van een multidisciplinair team van toezichthouders en handhavers, waarbij
ook meer gebruik gemaakt wordt van de European Labour Authority (ELA) en samenwerking
en gegevensuitwisseling in Benelux-verband, kan daarin een belangrijke verbetering
brengen. Daarnaast wordt gedacht aan bilaterale en multilaterale afspraken met landen
waar veel migranten vandaan komen en extra inzet op grensoverschrijdend werken. Dit
vraagt dan wel de genoemde capaciteitsuitbreiding door het volgende kabinet. Met zijn
actieve bijdrage aan de ELA heeft Nederland op dit gebied een goede uitgangspositie.
• Onaangekondigd inspecteren en meldplicht aan Inspectie SZW (6.1.E)
Het kabinet ondersteunt het uitgangspunt dat zoveel mogelijk moet worden ingezet op
onaangekondigd inspecteren zoals de Inspectie SZW dit doet, ook door private keurmerken.
Tegelijkertijd stelt het kabinet vast, zoals ook het Aanjaagteam al aangeeft, dat
onaangekondigde inspecties haken en ogen kennen, zowel vanuit praktisch als juridisch
oogpunt. Het kabinet zal daarom in overleg treden met de keurmerken om te bekijken
hoe meer onaangekondigd inspecteren mogelijk kan worden gemaakt, wat hier juridisch
voor nodig is en welke afspraken over meldingen kunnen worden gemaakt met de andere
toezichthouders en gemeenten.
• Omgekeerde bewijslast (6.2.A)
Deze aanbeveling kan werknemers een extra handvat bieden om achterstallig loon alsnog
betaald te krijgen. Als de noodzakelijke gegevens ontbreken om vast te stellen of
het juiste loon betaald is, kan de werknemer niet controleren op welk loon hij recht
heeft, kunnen de sociale partners en de Inspectie SZW geen onderbetaling vaststellen
en kan geen nabetaling worden afgedwongen. Wel kan de Inspectie SZW in dergelijke
gevallen een boete aan de werkgever opleggen voor het niet verstrekken van de noodzakelijke
gegevens. Die boete is hoger dan de boete voor – bijvoorbeeld – onderbetaling. Het
instellen van een rechtsvermoeden ten aanzien van de duur van een dienstverband grijpt
in op deze systematiek en vergt nadere verkenning. Het kabinet zal deze aanbeveling
daarom met een welwillende houding verder uitwerken, met het oog op besluitvorming
door het volgende kabinet.
• Toezicht op registratie (6.3.A)
Het kabinet neemt deze aanbeveling mee bij de uitwerking van aanbeveling 3.1.B.
Institutionele inbedding van arbeidsmigratie
• Betrek arbeidsmigranten bij de beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering (7.1.A)
Het kabinet is het met het Aanjaagteam eens dat veel verschillende instanties zich
met arbeidsmigratie bezighouden en dat een goede samenwerking zowel landelijk als
regionaal noodzakelijk is. Daarbij onderschrijft het kabinet het belang van het betrekken
van arbeidsmigranten in de beleidsontwikkeling. Er zijn gemeenten die al zinvolle
ervaring hebben opgedaan door te werken met een klankbordgroep waarin ook arbeidsmigranten
participeren. Het kabinet inventariseert de ervaringen en stelt deze beschikbaar via
de VNG aan gemeenten. Het kabinet zal de ervaringen van gemeenten ook zelf benutten
om te bezien hoe arbeidsmigranten in de beleidsontwikkeling kunnen worden betrokken.
Daarbij kan het kabinet ook gebruik maken van de contacten die het Aanjaagteam met
(vertegenwoordigers van) arbeidsmigranten heeft gelegd.
• Stel integratietrajecten open voor arbeidsmigranten (7.1.B)
Er zijn al verschillende faciliteiten die arbeidsmigranten ondersteunen om zich de
Nederlandse taal en cultuur eigen te maken. Zo is er vanuit het programma «Tel mee
met Taal» jaarlijks bijna € 3 miljoen beschikbaar voor werkgevers om de taalvaardigheid
van laaggeletterde werknemers te verhogen. Deze subsidie kan ook voor arbeidsmigranten
worden ingezet. Ook ontvangen gemeenten op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs
middelen voor opleidingen gericht op het verbeteren van de Nederlandse taal en rekenen
bij niet-inburgeringsplichtige volwassenen; gemeenten kunnen ook deze middelen inzetten
ten faveure van arbeidsmigranten. Het openstellen van inburgerings-/integratietrajecten
voor EU-burgers heeft, afhankelijk van de precieze vormgeving, substantiële financiële
en organisatorische gevolgen. Besluitvorming daarover is aan het volgende kabinet27.
• Jaarlijkse rapportage arbeidsmigranten voor de Tweede Kamer (7.2.A)
Het kabinet neemt deze aanbeveling over en bekijkt in welke vorm dit het beste kan.
• Regel wetswijzigingen in een verzamelwet (7.2.B)
Het kabinet staat positief tegenover de aanbeveling om eventuele wetswijzigingen in
het kader van de aanpak van de misstanden voor arbeidsmigranten in één wetsvoorstel
op te nemen. Het is aan een nieuw kabinet om hier een besluit over te nemen.
• Stel een Expertteam arbeidsmigranten in (7.2.C)
Het kabinet neemt deze aanbeveling mee bij de uitwerking van aanbeveling 4.1.A.
• Verbeterde toegang tot het recht: arbeidscommissie (7.2.D)
Het kabinet erkent dat een geschillencommissie positief kan bijdragen aan de mogelijkheden
voor arbeidsmigranten om zich op hun rechten te beroepen. Tegelijkertijd moet nauwkeurig
worden uitgezocht hoe een dergelijke commissie zich zou verhouden tot bestaande organisaties
en sectorale geschillencommissies. Het kabinet gaat hierover met sociale partners
in overleg. Een besluit over de oprichting van een geschillencommissie is, gezien
de financiële en organisatorische consequenties, aan een volgend kabinet.
• Maak gericht beleid rondom arbeidsmigratie op lokaal niveau (7.2.E)
Deze aanbeveling wordt meegenomen bij de uitwerking van aanbeveling 7.1.A.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid