Brief regering : Uitvoeringsprogramma natuur
33 576 Natuurbeleid
Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Met mijn brief van 10 juli 2020 heb ik u mede namens de provincies geïnformeerd over
de hoofdlijnen van het gezamenlijke Programma Natuur. Inmiddels hebben Rijk en provincies
in nauwe samenwerking met de terreinbeherende organisaties bijgevoegd Uitvoeringsprogramma
Natuur uitgewerkt1. Hierin staan afspraken over de ambitie en opgave, kaders voor de maatregelen, monitoring
en rapportage en het samenwerkingsmodel. Met deze brief geef ik invulling aan mijn
toezegging (AO Natuur, 22 juni jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 195)) om uw Kamer te informeren over de afspraken met de provincies en de ministeries
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Defensie over de inzet van middelen uit
het Programma Natuur en mijn toezegging in de begrotingsbehandeling om uw Kamer te
informeren zodra het uitvoeringsprogramma met de provincies is vastgesteld.
Met het Programma Natuur gaan Rijk, provincies en maatschappelijke partners samen
de natuur de komende jaren verder versterken en verbeteren. Dit is noodzakelijk in
het licht van onze ambitie voor vitale, robuuste en sterke natuur. Natuur vormt de
basis voor ons bestaan en is essentieel voor ons welbevinden. Het gezamenlijke programma
maakt onderdeel uit van de structurele aanpak stikstof, waarover ik uw Kamer op 24 april
jl. heb geïnformeerd (Kamerstuk 35 334, nr. 82). Tot en met 2030 wordt jaarlijks een substantieel bedrag, oplopend naar € 300 miljoen,
beschikbaar gesteld voor natuurherstel en natuurontwikkeling, met de focus op stikstofgevoelige
soorten en habitats. In het gezamenlijke Programma Natuur is dit uitgewerkt, voortbouwend
op het gezamenlijke ambitiedocument Nederland Natuurpositief (2019) en op de bestaande
afspraken van provincies en Rijk in het Natuurpact (2013). Het Programma Natuur bestaat
uit het voorliggende Uitvoeringsprogramma Natuur en de Agenda Natuurinclusief.
Opgave
Zoals aangegeven in mijn brief van 24 april 2020 (Kamerstuk 35 334, nr. 82) maakt het Programma Natuur onderdeel uit van de structurele aanpak stikstof, waarmee
het kabinet streeft naar het op orde brengen van condities die nodig zijn voor een
landelijk gunstige staat van instandhouding conform de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Hiervoor wordt een samenhangend pakket van maatregelen ingezet dat gericht is op stikstofreductie,
natuurversterking en verbetering van natuur, en meer natuurinclusieve ruimtelijke
inrichting. Het Programma Natuur richt zich in het bijzonder op het realiseren van
de condities die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op
de locaties waar sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige
soorten en habitats. Hierdoor wordt de natuur structureel verbeterd. Met dit programma
geef ik invulling aan mijn toezegging aan uw Kamer (Handelingen II 2019/20, nr. 15, item 11) dat natuurherstelactiviteiten in Natura 2000-gebieden optimaal bijdragen aan een
goede staat van instandhouding zoals beoogd in de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Fasering van het programma
Het Programma Natuur wordt gefaseerd uitgevoerd. In de eerste fase van drie jaar zullen
provincies, Rijk en maatschappelijke partners starten met de uitvoering van de eerste
maatregelen. Tegelijkertijd nemen Rijk en provincies in deze eerste fase de ruimte
voor verdere uitwerking van de opgave, de maatregelen en de systematiek voor monitoring,
rapportages en bijsturing. In de verdere uitwerking wordt de verbinding gelegd met
de actualisatie van de doelensystematiek Natura 2000, waarover ik uw Kamer op 17 april
jl. informeerde (Kamerstuk 33 576, nr. 189) en met de actualisatie van de Natura 2000-beheerplannen die voor veel gebieden de
komende jaren aan de orde komt. Na twee jaar vindt besluitvorming plaats over de volgende
fase. Voor die tweede fase werken provincies en Rijk een langjarige programmering
tot 2030 uit.
Sturingsfilosofie: opgavegericht en cyclisch
Het Uitvoeringsprogramma Natuur is vooral kaderstellend. Het geeft invulling aan de
uitvoeringsplicht voor de natuurmaatregelen die in het Wetsvoorstel stikstofreductie
en natuurversterking is opgenomen. Rijk en provincies maken afspraken over het gezamenlijk
maatregelenpakket voor de opgave. De daarvoor benodigde middelen worden via een specifieke
uitkering per provincie beschikbaar gesteld, gekoppeld aan de opgave en realisatietermijn.
Onder regie van de provincies wordt in de diverse gebiedsprocessen de opgave vertaald
in maatregelen. Deze opgave wordt waar mogelijk opgepakt in samenhang met andere maatschappelijke
opgaven zoals de klimaatopgave en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Hiermee
geeft het kabinet invulling aan de motie van het lid Moorlag (Kamerstuk 27 625, nr. 518) waarin uw Kamer de regering verzocht om het maatregelenpakket voor het versterken
van de natuur in samenhang met maatregelen die nodig zijn vanwege de Kaderrichtlijn
Water te doen ontwikkelen. Voor de uitvoering van sommige maatregelen kan het nodig
zijn dat grond verworven wordt. Dit geldt onder andere voor maatregelen in het kader
van de transitie naar een natuurinclusieve landbouw en voor compensatie in het kader
van de bossenstrategie. Zoals ik heb toegezegd (Handelingen II 2019/20, nr. 12, item 16) kijk ik hierbij samen met de provincies naar de inzet van het instrumentarium voor
grondverwerving en de hulp die daarbij geboden kan worden. In mijn brief van 24 april
jl. heb ik u geïnformeerd over het NOVI-programma landelijk gebied waarin samen met
andere overheden zal worden verkend hoe een actiever grondbeleid vorm kan krijgen
en wat er aan gebiedsgerichte en mogelijk bovenprovinciale aanpak nodig is om de aankoop,
ruil en afwaardering van grond ten behoeve van natuur en (extensieve) landbouw te
kunnen bekostigen.
Rijk en provincies voeren gezamenlijk een proactieve, cyclische sturing op het programma.
Met de twaalf provincies, het IPO en de ministeries van IenW en Defensie overleg ik
twee keer per jaar over de voortgang, eventuele knelpunten en de programmering. Er
zullen jaarlijks voortgangsrapportages worden gemaakt, die ik ook aan uw Kamer beschikbaar
zal stellen. Bezien wordt in hoeverre hiervoor bestaande rapportages kunnen worden
uitgebreid met informatie over de voortgang van het Programma Natuur.
Financiering
De financiële middelen voor het programma worden gekoppeld aan de fasering. In het
uitvoeringsprogramma hebben Rijk en provincies daarom afspraken gemaakt over de toekenning
van middelen voor maatregelen die in de eerste drie jaar tot uitvoering komen. Extrapolatie
van deze afspraken geeft een indicatie voor de langjarige programmering van de financiering.
Indien nodig kunnen in het derde jaar de financiële afspraken op basis van monitoring
en evaluatie worden gefinetuned.
De financiële middelen kunnen worden gebruikt voor zowel inrichtings- als beheermaatregelen.
De vergoeding voor natuurbeheer wordt verhoogd naar 84% van de kosten. Daarmee geef
ik invulling aan mijn toezegging in de Eerste Kamer aan het lid Rietkerk (Handelingen
I 2019/20, nr. 34, items 4 en 12) dat ik zou bezien of een deel van de middelen ingezet kan worden voor de uitvoerders
van natuurbeheer. Dit geldt ook voor boeren en particulieren daar waar de SNL-regeling
voor hen van toepassing is. Een mogelijke verdere verhoging van de beheersvergoeding
wordt gezamenlijk in het programma verkend. Hierbij wordt nadrukkelijk meegenomen
welke impact deze verhoging heeft op de financiële middelen en of het passend is in
de opgave van het programma. Ook zal moeten worden bekeken of dit past binnen de Europese
staatssteunsystematiek.
Tot slot
Het Uitvoeringsprogramma Natuur maakt inzichtelijk hoe Rijk en provincies gezamenlijk
werken aan de intensivering van het natuurbeleid binnen de structurele aanpak stikstof.
Zoals ik aangaf kunnen op korte termijn de eerste maatregelen worden uitgevoerd. De
uitvoering van dit programma is van groot belang voor de biodiversiteit. Daarnaast
leidt het uiteindelijk tot minder knellende regelgeving waar ook maatschappelijke
en economische ontwikkelingen van profiteren. Naast het uitvoeringprogramma werken
Rijk en provincies samen met belanghebbenden parallel aan een Agenda Natuurinclusief,
waarin voor de langere termijn de ambities en kansen voor een natuurinclusieve samenleving
in beeld worden gebracht. Hiermee borduren we voort op de gezamenlijke natuurambitie
Nederland Natuurpositief, waarin Rijk en provincies afspraken hebben gemaakt om de
natuur niet alleen te versterken en te verbeteren maar ook te verbreden en te verbinden.
Met de Agenda Natuurinclusief wordt de transitie naar een natuurinclusieve samenleving
voor algeheel biodiversiteitsherstel bevorderd. Dit doen we door samenhang en integratie te vinden en kansen en kaders mee te geven. De komende maanden
werken Rijk en provincies aan een visie op de te volgen koers naar een natuurinclusieve
samenleving. Dit zal in de loop van 2021 een Agenda Natuurinclusief opleveren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit