Brief regering : Vervolg versnelling aanpak woningtekort
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 701 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Met mijn brieven van februari, mei, september en november jongstleden heb ik u geïnformeerd
over de inzet van het kabinet op het gebied van woningbouw.1, 2, 3, 4 Daarbij gaat het allereerst om de urgente aanpak van het woningtekort in grote delen
van ons land door een versnelling van de uitbreiding van de woningvoorraad. Tegelijkertijd
gaat het ook om een verbetering van de bestaande woningvoorraad en de leefbaarheid
en veiligheid in kwetsbare gebieden door herstructurering van de verouderde delen
van de bestaande woningvoorraad.
De kabinetsinzet spitst zich toe op het, in nauwe samenspraak met betrokken publieke
en private partners, generiek en gebiedsspecifiek stimuleren en versnellen/aanjagen
van nieuwbouw en herstructurering van woningen. Niet los hiervan treft het kabinet
vanaf het begin van de Coronacrisis, samen met publieke partners, maatregelen om de
woningbouw zoveel mogelijk op gang te houden. Uit recente publicaties van het Centraal
Planbureau (CPB) en het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) komt inmiddels naar
voren dat de afkoeling van de woningmarkt als gevolg van de economische teruggang
door Corona naar verwachting beperkt zal zijn en ook later zal inzetten dan dit voorjaar
werd verwacht, al is de precieze doorwerking nog onzeker.
Tegen deze achtergrond schets ik in deze brief om te beginnen een aantal actuele ontwikkelingen
met betrekking tot de generieke kabinetsinzet op het gebied van de woningbouw. In
aanvulling op mijn eerdere woningbouwbrieven informeer ik u in deze brief vervolgens,
mede namens de bewindspersonen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
en naar aanleiding van de uitkomsten van de vorige week afgeronde Bestuurlijke Overleggen
met provincies en woondealregio’s (deels in het kader van de BO’s MIRT), over actuele
ontwikkelingen en voortgang met betrekking tot de gebiedsspecifieke kabinetsinzet
op het gebied van de woningbouw. Tenslotte informeer ik u over een aantal overige
woningbouwthema’s.
1) Generiek versnellen en aanjagen van planvorming en investeringen
Plancapaciteit
In de afgelopen jaren (2016–2019) lag de woningbouwproductie gemiddeld op 75 duizend
woningen per jaar, de ambitie die ik met partijen heb vastgesteld in de Nationale
Woonagenda. In de Kamerbrief «Versnellen aanpak woningtekort» is reeds aangekondigd
dat op basis van de hogere bevolkingsprognose van het CBS een fors hogere productie
nodig zal zijn en dat ik de voortgang regelmatig met provincies zal bespreken.5 Het afgelopen half jaar heb ik met provincies bestuurlijke afspraken gemaakt over
de woningbouwproductie tot 2030 en de hiervoor benodigde plancapaciteit.
Voor de afspraken over de woningbouwproductie heb ik per provincie bezien welke productie
nodig is om, gegeven de meest recente hoge bevolkingsprognose van het CBS, te voorzien
in de toename van de behoefte en om het woningtekort op een gestaag tempo terug te
dringen naar een acceptabel niveau van twee procent. In acht van de twaalf provincies
ligt de productie nu al op het niveau dat nodig is om te voorzien in de toename van
de woningbehoefte en om het tekort aan woningen in te lopen. Hoewel de provincies
Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland de afgelopen jaren al een sterke
stijging van de bouwproductie hebben laten zien, wordt er nog onvoldoende gebouwd
om te kunnen voorzien in de toegenomen woningbehoefte.6 Met hen heb ik een hogere bouwambitie afgesproken. De verhoging van de woningbouwproductie
die ik heb afgesproken in alle provincies telt op tot ruim 900 duizend woningen, een
productie van gemiddeld ruim 90 duizend woningen per jaar in de periode tot 2030.
Dat zijn 150 duizend extra woningen tot 2030 ten opzichte van de ambitie in de Nationale
Woonagenda en het productieniveau in de afgelopen jaren. Daarbij hebben we ook afgesproken
dat er 130 procent plancapaciteit beschikbaar is in de gebieden met de grootste opgave.
Het resultaat van de gezamenlijke inzet op het vergroten van de plancapaciteit is
zichtbaar in de nieuwe Inventarisatie plancapaciteit (d.d. 3 december 2020), van ABF Research, die u als bijlage aantreft bij deze brief7. Het afgelopen half jaar is er plancapaciteit toegevoegd voor 55 duizend woningen
tot 2030. Voor de periode tot 2030 betekent dit een totale plancapaciteit voor 892
duizend woningen. Ik zal met de medeoverheden in gesprek blijven om te bezien waar
de kwaliteit van de aangeleverde cijfers nog verder verbeterd kan worden. Zo wordt
door lokale overheden in toenemende mate gebruikgemaakt van digitale planmonitorsystemen
waarmee de kwaliteit verbeterd kan worden. Zoals ik al in mijn brief van 6 november
schreef, heb ik afgesproken met de provincies en het IPO dat we samen komen tot verbetering
van de monitoring, middels een dashboard. Mijn doel is om samen met de provincies
meer inzicht te krijgen in het proces van planontwikkeling tot oplevering om zo ook
vroegtijdig te kunnen anticiperen op vertragingen en belemmeringen. Ik ga ook verkennen
hoe marktpartijen kunnen bijdragen aan deze verbetering. In de Inventarisatie plancapaciteit
vindt u een afzonderlijke paragraaf waarin de beschikbare plancapaciteit per provincie
wordt afgezet tegen de bestuurlijke afspraken over de productie, om de voortgang van
deze afspraak te monitoren.
Woningbouwimpuls
Voldoende plancapaciteit is cruciaal om genoeg woningen te kunnen bouwen, maar er
is meer nodig om deze geplande woningen ook daadwerkelijk te realiseren. Met de Woningbouwimpuls
lever ik een concrete bijdrage aan de versnelling of realisatie van woningbouwlocaties
met een substantiële omvang. Op 10 september jl. heb ik de uitkomsten van de eerste
tranche met u gedeeld.8 In deze brief heb ik aangegeven dat ik, vanwege de grote vraag, op de kortst mogelijke
termijn een nieuwe tranche ging openen. Het aanvraagloket voor deze tweede tranche,
die een maximale omvang van € 225 mln. (incl. btw) heeft, is inmiddels gesloten. In
totaal is er een bijdrage gevraagd voor circa 80 duizend woningen. Ik zal in februari
2021, na ontvangst van het advies van de door mij ingestelde toetsingscommissie, besluiten
over de toekenning van middelen aan de gemeenten die voor deze tranche een aanvraag
hebben ingediend.
De eerste tranche van de Woningbouwimpuls heeft een bijdrage geleverd aan de bouw
van circa 51 duizend woningen, waarvan 65 procent in het betaalbare segment. Samen
met het grote aantal aanvragen voor de tweede tranche van de Woningbouwimpuls bevestigt
dit voor mij dat de Woningbouwimpuls als instrument voorziet in de behoefte van gemeenten
voor specifieke maatregelen om daarmee de woningbouw te kunnen vergroten en versnellen
en het aantal betaalbare woningen op peil te houden. Veel gemeenten bereiden zich
nu voor om een aanvraag in te kunnen dienen voor de derde tranche en ik heb van hen,
en ook van diverse provincies, de vraag gehad zo spoedig mogelijk duidelijkheid te
verschaffen over het moment van opening van deze derde tranche. Ik wil deze duidelijkheid
graag verschaffen, in het belang van het hoog houden van het tempo van de extra (betaalbare)
woningbouwproductie.
Flexwonen
Flexwoningen bieden een specifieke oplossing die op korte termijn al kunnen helpen
in het terugdringen van de woningnood. Uw Kamer heeft in het wetgevingsoverleg en
via Kamervragen aandacht gevraagd voor het vergemakkelijken, eventueel via spoedwetgeving,
van de procedures voor het plaatsen van tijdelijke of flexwoningen. In de praktijk
blijkt de mogelijkheid die in de Crisis- en herstelwet (Chw) is gecreëerd tegen een
beperking aan te lopen. Zo kunnen er geen projecten worden toegevoegd aan het bestaande
experiment (waarmee met het doorlopen van de reguliere procedure van acht weken langer
dan tien jaar afgeweken kan worden van een bestemmingsplan) als beoordeeld moet worden
of een milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Dat is al snel aan de orde bij
een stedelijke ontwikkeling. Ook als is geoordeeld dat voor zo’n project geen milieueffectrapport
behoeft te worden gemaakt, geldt toch dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure (zes
maanden) moet worden toegepast.
Om deze beperking op te heffen, zal ik, in lijn met de motie van de leden Koerhuis
en Terpstra de regeling van het hierboven bedoelde experiment op korte termijn zo
aanpassen dat projecten alleen de uitgebreide procedure hoeft te worden toegepast
als wordt vastgesteld dat er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.9 En, omdat voor het merendeel van de projecten geen milieueffectrapportage hoeft te
worden opgesteld, zal de reguliere procedure daardoor ook veel vaker van toepassing
kunnen zijn.
Met de hierboven beschreven wijziging in de twintigste tranche van het Besluit uitvoering
Chw, is er geen aparte spoedwetgeving nodig om tijdelijke woningen of flexwoningen
binnen zes maanden te kunnen plaatsen. Hiermee geef ik eveneens invulling aan de aangenomen
motie van de leden Koerhuis en Terpstra, ingediend tijdens het wetgevingsoverleg wonen
en ruimte van 9 november jongstleden.10
Innovatie
Innovatie is een randvoorwaarde om de productie verder te versnellen. Om meer massa
en continuïteit te creëren, is op 15 december 2020 de ondertekening van de City Deal
Circulair en Conceptueel bouwen gepland. Via één van de werklijnen uit de City Deal
zal ik samen met betrokken partijen invulling geven aan de motie van de leden Van
Eijs en Dik-Faber door het opstellen van een plan van aanpak voor het aanzienlijk
vergroten van het aandeel innovatief gebouwde woningen aan de woningvoorraad.11 Het plan van aanpak stuur ik in het voorjaar van 2021 naar Uw Kamer.
Vakantieparken: een nieuwe actie-agenda
Begin volgend jaar zal ik de Actie-agenda vakantieparken 2021–2022 ondertekenen. Deze
actieagenda is een coproductie tussen de verschillende overheden en maatschappelijke
partners en dient als vervolg op de Actie-agenda vakantieparken 2018–2020. De agenda
moet een impuls geven aan de aanpak vakantieparken vanuit ruimtelijk-fysiek-, economisch-,
sociaal- en veiligheidsperspectief. Deze actie-agenda zal ik na ondertekening aan
Uw Kamer doen toekomen.
Op 3 april jl. heeft de Minister voor Milieu en Wonen in een brief aan Uw Kamer gemeenten
opgeroepen de menselijke maat te betrachten in de handhaving op permanente bewoning
van recreatiewoningen.12 Deze oproep geldt onverkort, ook tijdens deze tweede coronagolf.
Herstructurering
In mijn brief van november jl. heb ik aangegeven dat er € 450 mln. beschikbaar komt
voor de herstructurering van gebieden waardoor de leefbaarheid wordt verbeterd.13 Het betreft alle gemeenten met focus op de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden en
de 13 grens- en krimpregio’s. Ik ben voornemens Uw Kamer begin 2021 te informeren
over de uitwerking van dit fonds.
Huisvesting kwetsbare groepen
Tevens heb ik Uw Kamer in de brief van november bericht over de huisvesting van kwetsbare
doelgroepen, zoals dak- en thuislozen, arbeidsmigranten en andere spoedzoekers, waarvoor
€ 50 mln. is geïnvesteerd ten behoeve van 12,4 duizend woonplekken in 59 gemeenten.
De regeling is op 9 november 2020 in de Staatscourant gepubliceerd.14
Woningbouw op locaties rondom het ov
Met deze brief ga ik ook in op de motie van het lid Van Eijs, om te onderzoeken hoeveel
woningen nabij knooppunten kunnen worden gerealiseerd.15 De uitvoering van deze motie zie ik in stappen voor me, in de nadere uitwerking van
het Toekomstbeeld OV en in de uitwerking van de regionale verstedelijkingsstrategieën
waar ook dit BO MIRT keuzes in zijn gemaakt.
In de integrale verstedelijkingsstrategie uit de NOVI geeft het Rijk aan de voorkeur
te hebben aan voor zoveel mogelijk ontwikkeling binnenstedelijk en nabij knooppunten,
waarbij gezien de omvang en urgentie van de woningbouwopgave, gelijktijdig ook naar
de mogelijkheid van opvang direct aan de rand van het bestaande stedelijk gebied en
zo nodig buitenstedelijk moet worden gekeken. In het kader van het Toekomstbeeld OV
wordt onderzoek gedaan naar alle knooppunten in Nederland. Binnenkort wordt Uw Kamer
door de Staatssecretaris van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geïnformeerd
over het Toekomstbeeld OV en het onderzoek naar de knooppunten. In 2021 wordt vanuit
het programma Toekomstbeeld OV actief gewerkt aan landelijke en regionale afspraken
rondom ov-knooppunten. In combinatie met de verstedelijkingsopgave zullen we gezamenlijk
het komende jaar richting geven aan de combinatie tussen ontwikkeling van de knooppunten
en het benutten van de potentie voor ruimtelijke ontwikkeling.
Voor het benutten van de ontwikkelruimte nabij knooppunten is een brede afweging nodig.
Die gebeurt in veel regio’s door gemeenten en provincies. Niet op elke plek is de
benutting van de potentie aan ontwikkelruimte mogelijk of gewenst. De integrale verstedelijkingsstrategie
uit de NOVI geeft richting aan die brede afweging.
In de regionale verstedelijkingsstrategieën werken we als Rijk en regio gezamenlijk
aan de verstedelijkingsstrategie voor zeven regio’s. In die regio’s analyseren we
ook de ontwikkelpotentie nabij knooppunten en maken we keuzes over die ontwikkeling
vanuit de brede afweging.
2) Gebiedsspecifieke inzet
In samenhang met de generieke inzet op de woningbouw werk ik aan een gebiedsspecifieke
inzet. Daarbij is er onderscheid tussen de aanpak van 14 grootschalige woningbouwlocaties
en de programmering en realisatie van woningbouw in de provincies en de 6 woondealregio’s
daarbinnen. Uw Kamer heb ik met de brief over regie en keuzes in het nationaal omgevingsbeleid
(NOVI) en mijn brief van 6 november jongstleden over o.a. de 14 grootschalige woningbouwlocaties
hierover geïnformeerd.16, 17 In een aparte brief hebben de bewindspersonen van IenW en ik Uw Kamer tevens geïnformeerd
over alle afspraken en besluiten uit de BO’s MIRT.18 Graag ga ik in onderstaand overzicht meer specifiek per landsdeel in op de gemaakte
afspraken over woningbouw en gebiedsontwikkeling.
• Landsdeel Noord
Groningen-Assen
In de regio Groningen-Assen wordt gezamenlijk gewerkt aan de verstedelijkingsstrategie,
zoals besloten in het BO MIRT van 2019. Uit de uitwerking en toetsing van verschillende
varianten zijn zeven principes gekomen die de basis vormen voor de uitwerking van
de definitieve verstedelijkingsstrategie met ontwikkelpad. De principes gaan bijvoorbeeld
over keuzes voor binnenstedelijk bouwen, duurzame mobiliteit en verbinding met de
sociale opgaven en zijn vastgesteld in dit BO MIRT. De verstedelijkingsstrategie met
ontwikkelpad zal voorliggen op het BO Leefomgeving van 2021. Het Suikerunieterrein
en de Eemskanaalzone in Groningen zijn binnenstedelijke locaties en zijn onderdeel
van de 14 grootschalige woningbouwlocaties waar het kabinet extra aandacht voor heeft.
Bij ruimtelijke ontwikkeling is het belangrijk mobiliteit en verstedelijking in samenhang
te bezien. Een snellere verbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland zou mogelijk
een bijdrage kunnen leveren aan de brede ontwikkeling van het landsdeel. Daarom ondersteun
ik ook een vervolgonderzoek dat voortbouwt op het Toekomstbeeld OV 2040 en het potentieonderzoek
door IenW en het landsdeel. BZK zal samen met IenW en het landsdeel meewerken aan
een onderzoek dat de potentie van een mogelijke snellere spoorverbinding in samenhang
met de ruimtelijk-economische ontwikkeling (en vice versa) en de haalbaarheid daarvan
in beeld brengt.
Fryslân
Fryslân heeft voldoende plancapaciteit om aan de woningvraag in de komende tien jaar
te voorzien. In Fryslân gaat het om 12,7 duizend woningen tot 2030. De herstructureringsopgave
in de provincie is minstens zo omvangrijk als de groeiopgave. Er ligt een opgave in
het terugdringen van overbodige plancapaciteit en de aanpak van particuliere voorraad
voor transformatie, sloop/nieuwbouw en verduurzaming. Daarbij moet nog gezocht worden
naar financiële dekking van deze opgaven. De provincie Friesland en mijn ministerie
gaan de samenwerking aan op bijvoorbeeld het ontwikkelen van Instrumenten ter verbetering
van de particuliere voorraad en het terugdringen van het overschot aan verouderde
woningbouwplannen.
• Landsdeel Oost
Overijssel en Zwolle
Om de druk op de woningmarkt in delen van de provincie Overijssel te verlichten zal
in de komende jaren stevig moeten worden bijgebouwd. Na inventarisatie blijkt de provincie
Overijssel voldoende plancapaciteit te hebben om in de komende tien jaar in de woningvraag
te voorzien. Zwolle en Kampen hebben de ambitie om extra groeimogelijkheden en versnelling
te zoeken in hun gemeenten. Een gezamenlijke inventarisatie moet inzichtelijk maken
hoeveel extra woningen tot 2040 bovenop de al bestaande ambitie van 40 duizend woningen
in regio Zwolle (waarvan 16 duizend in de stad Zwolle) zouden kunnen worden gerealiseerd,
en of versnelling van de opgave in de stad Zwolle mogelijk is. Ik verwacht de resultaten
van de inventarisatie na het BO Leefomgeving in voorjaar 2021 aan u te kunnen melden.
Deze inventarisatie besteedt ook aandacht aan de relatie en samenhang met reeds lopende
trajecten (o.a. Verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle en het gebiedsgericht MIRT-Onderzoek
bereikbaarheid Zwolle e.o.) en het feit dat de spoorzone Zwolle één van de 14 grootschalige
woningbouwlocaties is waarvoor het kabinet extra aandacht vraagt met betrekking tot
woningbouw- en mobiliteitsvraagstukken. Zwolle is ook een belangrijke schakel in het
Stedelijk Netwerk Nederland, zoals in de NOVI is uitgewerkt.
Over de verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle/gebiedsgerichte MIRT-onderzoek Zwolle
en omstreken hebben we afgesproken verschillende integrale ontwikkelperspectieven
met drie groeiscenario’s (bandbreedtes woningbouw) in de eerste helft van 2021 uit
te werken en te agenderen op het BO Leefomgeving voorjaar 2021. Besluitvorming over
de gewenste ontwikkelrichting en het adaptief ontwikkelpad, het afronden van de rapportages
en het maken van vervolgafspraken vindt plaats op het BO MIRT november 2021.
Arnhem-Nijmegen
Ook voor de regio Arnhem-Nijmegen-Foodvalley wordt gezamenlijk gewerkt aan een verstedelijkingsstrategie.
Er ligt een grote bouwopgave om aan de woonvraag te voldoen: 100 duizend woningen
tot 2040. Grofweg 30 duizend daarvan zijn al in plannen vervat. Rijk en regio hebben
de ambitie deze toevoeging van woningen en werklocaties zo te realiseren, dat het
meerwaarde oplevert voor alle inwoners en het Stedelijk Netwerk Nederland. In het
BO MIRT is gesproken over drie verstedelijkingsvarianten, van maximale concentratie
in de stedelijke kernen tot spreiding over de regio, die in de komende periode nader
worden uitgewerkt en getoetst. Dit om in het BO Leefomgeving van 2021 te kunnen besluiten
over de gezamenlijke strategie en in het BO MIRT 2021 over een verstedelijkingsakkoord
met een gezamenlijke uitvoeringsstrategie.
Het stationsgebied van Nijmegen is een van de 14 grootschalige woningbouwlocaties
waar het Rijk meer regie wil nemen. Voor dit gebied hebben we nu belangrijke gezamenlijke
investeringsafspraken kunnen maken. Rijk, de provincie Gelderland, de NS en gemeente
Nijmegen zijn bereid flink te investeren in de ontwikkeling van het station en de
stationsomgeving. Alle partijen willen (als één overheid) het gebied zo opwaarderen
dat er sprake is van een innovatieve multimodale hub van de toekomst. De totale investeringsbehoefte
voor station en stationsgebied Nijmegen is in november 2020 geïndiceerd op € 116 mln.,
excl. btw (prijspeil 2019). Voor de realisatie van 670 woningen in dit gebied heeft
de gemeente Nijmegen reeds € 5 mln. vanuit de eerste tranche woningbouwimpuls ontvangen.
Nijmegen Kanaalzone is tevens een van de 14 grootschalige woningbouwlocaties. Voor
deze locatie wordt – samen met de regio – als onderdeel van de aanpak voor de 14 een
businesscase opgesteld.
• Landsdeel Zuid
Brabant
De complexe opgaven en de grote woningbouwopgave in stedelijk Brabant maken een gezamenlijke
inzet van Rijk en regio noodzakelijk. Hiertoe ben ik met mijn bestuurlijke partners
overeengekomen om voor de regio’s Brainport Eindhoven en de Brabantse stedenrij een
verstedelijkingsstrategie te maken. Deze zal onder andere betrekking hebben op transformatie-
en woningbouwlocaties, klimaatadaptatie, energietransitie, groen/blauw en leefkwaliteit
in de stad. Met de strategie geven we gezamenlijk richting aan deze opgaven, nader
uitgewerkt in een uitvoeringsagenda via onder andere de verstedelijkingsakkoorden.
Het doel is ook om via de lijn van de verstedelijkingsstrategie circa 124 duizend
woningen tot 2030 te realiseren. Deze strategie wordt in 2021 nader uitgewerkt om
ook in 2021 hierover gezamenlijke besluiten te nemen. Onderdeel van de verstedelijkingsakkoorden
zijn de grootschalige woningbouwlocaties.
Op grond van het MIRT-onderzoek Brainportregio is gezamenlijk besloten om te verdichten
in het centrum van Eindhoven, Veldhoven en Helmond, met beperkte mogelijkheden voor
groei in de overige kernen. Deze keuze is richtinggevend voor nadere uitwerking van
de verstedelijkingsstrategie voor deze regio. Eindhoven Knoop XL en de Brabantse Stedenrij
zijn in het Landsdeel Zuid twee van de 14 grootschalige woningbouwlocaties waar een
businesscase voor wordt gemaakt. Ik ben op dit moment in overleg met Breda, Tilburg
en ’s-Hertogenbosch over invulling van de concrete locaties.
Limburg
Met Limburg ben ik overeengekomen om de woningbouw- en herstructureringsopgave te
versnellen. De meervoudige opgave in Limburg zal een plek krijgen in de omgevingsagenda
Brabant/Limburg en het NOVI-gebied Zuid-Limburg. In dit gebied ligt er een complexe
herstructureringsopgave, met name omdat die ook geldt in de particuliere woningvoorraad.
In de regiodeal Parkstad Limburg, waarin het Rijk € 40 mln. bijdraagt, wordt geëxperimenteerd
met onder andere de rol van de corporaties bij de aanpak van deze opgave, met de bedoeling
om een dergelijke aanpak ook breder te kunnen toepassen.
Voor de voorlopige NOVI-gebieden De Peel en Zuid-Limburg is het BO over de plannen
van aanpak geïnformeerd en betrokken Rijks- en regionale partijen herkennen dat in
goede samenwerking wordt gewerkt aan de plannen van aanpak voor deze twee NOVI-gebieden.
De aanpak wordt nu verder uitgewerkt, samen met maatschappelijke partners, bedrijven
en bewoners. Het plan voor De Peel is gericht op het verbeteren van leefbaarheid en
economische vitaliteit in De Peel en het realiseren van een toekomstbestendige, gezonde
en natuurlijke leefomgeving. In Zuid-Limburg wordt ingezet op drie opgaven: een innovatieve
en circulaire economie, sterke en gezonde steden en behoud van het groene landschap.
Ik verwacht deze gebieden begin 2021 de definitieve status van NOVI-gebieden te kunnen
geven.
• Landsdeel Zuidwest
Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft een forse en urgente verstedelijkingswoningbouwopgave. De woningbouwbehoefte bedraagt volgens de nieuwste prognoses 204 duizend–235 duizend
woningen tot 2030. Samen met de provincie Zuid-Holland bespreek ik hoe met het ophogen
van de woningbouwambitie en de noodzakelijke planverruiming in Zuid-Holland tot 2030
aan deze woningbouwbehoefte voldaan kan worden. In het Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke
Randstad (2019) is reeds afgesproken om minimaal twee derde van de totale woningbouwopgave
van de provincie Zuid-Holland (tot 2040) en 85 duizend arbeidsplaatsen te accommoderen
in de zone Oude Lijn (Leiden-Dordrecht). Deze bestaat uit 13 ontwikkellocaties nabij
stations, en woningbouw langs enkele regionale ov-corridors (RandstadRail, metronetwerk).
De Oude Lijn Leiden-Dordrecht is een van de 14 grote woningbouwlocaties zoals benoemd
in de NOVI.
In het gebiedsgericht bereikbaarheidsprogramma Mobiliteit en Verstedelijking (MoVe)
werken Rijk en regio gezamenlijk aan het in samenhang ontwikkelen van de bereikbaarheidsopgave
en de verstedelijkingsopgave. Daarbij is aandacht voor de regionale woningbouwprogrammering,
bijbehorend ruimtelijk flankerend beleid zoals parkeerbeleid en ontwerpprincipes en
de relevante milieucontouren. Dit programma draagt bij aan de ontwikkeling en versnelling
van drie woningbouwlocaties: zone Oude Lijn, de Oostflank van Rotterdam en de CID-Binckhorst
van Den Haag. Deze drie locaties in de Zuidelijke Randstad maken deel uit van bovengenoemde
14 grootschalige woningbouwlocaties. Voor de ontwikkeling van laatstgenoemde gebied
is het startbesluit op de MIRT-verkenning CID Binckhorst genomen. Rijk en regio reserveren
gezamenlijk € 150 mln. voor deze verkenning naar de ov-ontsluiting van dit gebied,
waarbij het doel is in het derde kwartaal van 2021 het concept-voorkeursalternatief
vast te stellen. In het BO MIRT is besloten de startbeslissing Infrastructuur en Knooppunten
Oude Lijn voor te bereiden voor mogelijke MIRT-verkenning en dat de bijdrage van het
HOV-pakket aan de ontwikkelmogelijkheden van de Oostflank Rotterdam nader worden uitgewerkt
in de lopende MIRT-verkenning Oeververbinding.
Onder regie van de provincie Zuid-Holland wordt ook een verstedelijkingsstrategie
opgesteld voor de gehele provincie. Ik onderschrijf de uitgangspunten en doelstellingen
van deze verstedelijkingsstrategie, met als ruggengraat binnenstedelijk bouwen op
knooppunten van bestaande HOV-lijnen om daarmee onder andere open ruimtes en groen
tussen steden te behouden en het bestaande stedelijk netwerk te versterken met bijbehorende
voorzieningen. De vorming van de Omgevingsagenda Zuidwest ligt op koers. Naast de
NOVI-gebieden als prioritaire gebiedsopgaven worden andere gezamenlijke gebiedsopgaven
verkend en uitgewerkt.
Groene Hart
In de landsdelen Noordwest en Zuidwest is het Groene Hart als voorlopig NOVI-gebied
aangewezen. In dit gebied is de transitie van het landelijk veenweidegebied aan de
orde met de toekomstige functies die daar mogelijk zijn. De noodzaak van vernatting
om bodemdaling tegen te gaan is een grote opgave. De wisselwerking tussen de verstedelijkingsopgave
van de omliggende steden, de energieopgaven en de landschappelijke kwaliteiten, maken
deel uit van de transities in het gebied. Er wordt voortvarend met alle partijen in
deze regio samengewerkt om ook de landschappelijke kwaliteit van het Groene Hart te
behouden en tegelijkertijd ruimte te creëren voor nieuwe functies. Voor het Groene
Hart is het bestuurlijk overleg over het plan van aanpak geïnformeerd en het heeft
ermee ingestemd dat het rijk en de regio zich als partners inzetten op bovengenoemde
opgaven. Het is nu het moment om zo snel mogelijk de uitvoering van het plan van aanpak
aan de slag te gaan. De planning is dat het kabinet begin 2021 daarmee definitieve
status aan dit NOVI-gebied kan geven.
Zeeland
Op dit BO MIRT is ook afgesproken dat Rijk en de provincie Zeeland een langdurige
hechte interbestuurlijke samenwerking aangaan om samen met de regionale partners te
werken aan een toekomstbestendige woningvoorraad die aansluit bij de kwantitatieve
en kwalitatieve behoefte in Zeeland. Afgesproken is om met een pakket aan maatregelen
– opgenomen in de rapportage Versnelling woningbouw en herstructureringsopgave Zeeland –
de kwalitatief gewenste nieuwbouw te versnellen en een impuls te geven aan de herstructurering
en verduurzaming van de bestaande woningbouwvoorraad. De Zeeuws Vlaamse Kanaalzone
is als voorlopig NOVI-gebied aangewezen.
• Landsdeel Noordwest
MRA
De druk op de woningmarkt in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) is hoog en de urgentie
om de druk te verlichten is groot. Op basis van de meest recente CBS-prognose is de
verwachting dat de tot nu toe geraamde 175 duizend extra woningen nog onvoldoende
zijn om in de MRA tot 2030 in de behoefte te voorzien. Er worden echter niet alleen
woningen gebouwd, maar steden. De versnelling van de woningbouw kan niet worden gerealiseerd
zonder dat Rijk en regio versneld flankerende maatregelen nemen op de belemmeringen
zoals stikstof, geluidsnormen en randvoorwaarden zoals bereikbaarheid, werkgelegenheid,
energie, klimaatadaptatie, ecologie en inclusiviteit.
Voor de woningbouwontwikkeling tot 2030 wordt, in lijn met het voor de verstedelijkingsstrategie
vastgestelde uitgangspunt van een evenwichtige polycentrische ontwikkeling van de
MRA, ingezet op goed bereikbare locaties. Dit betreft vooral knooppunten in Amsterdam
en in de stadsharten van zeven (middel)grote steden.19 Om de woningbouw in deze stadsharten te versnellen hebben Rijk en regio in het BO
MIRT afgesproken concrete en integrale gebiedsplannen uit te werken, inclusief voor
deze integrale ontwikkeling cruciale (financiële) randvoorwaarden. Over de bereikbaarheidsonderdelen
vindt besluitvorming plaats binnen het bereikbaarheidsprogramma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid
(SBaB). Deze onderdelen krijgen een plaats in de Uitvoeringsagenda SBaB. Buiten de
MRA wordt in Noord-Holland en Flevoland een vergelijkbare aanpak voor Alkmaar, Hoorn
en Dronten opgezet.
Naast de stadsharten verkennen Rijk en regio de versnelling van een aantal grote woningbouwlocaties.
Hierbij gaat het in het bijzonder om de West- en Oostflank van de MRA en Havenstad,
als onderdeel van de 14 grootschalige woningbouwlocaties. Dit betreft grote projectgebieden,
waar grote aantallen woningen kunnen worden gerealiseerd. Door de complexiteit en
benodigde investeringen in infrastructuur en voorzieningenzijn deze projecten voor
de langere termijn (na 2030) gepland. Hierbij zal rekening worden gehouden met de
(MIRT) onderzoeken die voor deze locaties in het kader van het programma SBaB al lopen.20 De MRA heeft voor de Amsterdam Bay Area het Handelingsperspectief Oostflank aangeboden
tijdens het Bestuurlijk Overleg MIRT. Er wordt toegewerkt naar het afronden van een
ontwikkelstrategie eind volgend jaar.
De planning is om de Verstedelijkingsstrategie MRA in het BO MIRT van najaar 2021
vast te stellen, met ijkmomenten in het BO Leefomgeving van voorjaar 2021 en een extra
BO Woningbouw in februari-maart 2021 specifiek over de versnelling van de woningbouw
tot 2030.
Almere
Van belang voor de evenwichtige polycentrische ontwikkeling van de MRA is een positieve
woon-werkbalans in de regio. Met name Almere kent op dit moment nog een scheve woon-werkbalans.
Om te voorkomen dat deze met de grote toekomstige woningbouwopgave in Almere verder
toeneemt, hebben Rijk en regio afgesproken te verkennen welke gezamenlijke inspanning
nodig is voor het versterken van het kennisprofiel in Almere ten behoeve van de groei
van de stad en specifiek de groei van de lokale economie en werkgelegenheid.
Metropoolregio Utrecht
Ook in de metropoolregio Utrecht is de druk op de woningmarkt hoog. In de periode
tot 2040 moeten daar volgens de nieuwste cijfers 125 duizend woningen worden bijgebouwd.
Met de ontwikkelstrategie «Utrecht Nabij», welke op het BO MIRT is vastgesteld, geven
Rijk en regio een gezamenlijk antwoord op de urgente opgave voor woningbouw en bereikbaarheid
in deze regio. Ook wordt onderzocht hoe het knelpunt op de A12 opgelost kan worden.
Voor de periode tot 2030 (67 duizend-97 duizend woningen) moeten we met elkaar duidelijk
maken wat de randvoorwaarden zijn om locaties tot ontwikkeling te krijgen en wat daarvoor
nodig is van alle partijen. Hiervoor wordt onder andere het Knooppuntenprogramma uitgewerkt
en is de MIRT-verkenning ov en wonen gestart.
Daarnaast worden de komende periode drie verdiepende, integrale gebiedsonderzoeken
gestart naar waar grootschalige woningbouw mogelijk is om concrete invulling te geven
aan de strategie. Het gaat om de deelgebieden in de «Grote U»: USP-Lunetten/Koningsweg,
A12-zone (inclusief samenhang met Rijnenburg) en Leidsche Rijn-Zuilen. Gezamenlijk
hebben deze gebieden potentie voor 70 tot 100 duizend woningen. Onder voorwaarden
van ingrepen in bereikbaarheid die nader worden uitgewerkt in de mobiliteitsstrategie.
De afbakening van de locatie Zuidwest in het kader van de 14 grootschalige woningbouwlocaties
is nog onderwerp van gesprek tussen Rijk en regio. Over de complexe grootschalige
gebiedsontwikkeling in combinatie met de benodigde mobiliteitsmaatregelen willen we
als Rijk en regio in 2021 besluiten over vervolgstappen nemen.
Rijnenburg
Uit de ontwikkelstrategie «Utrecht Nabij» blijkt dat er zicht is op voldoende woningbouwplannen
tot 2040. Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling van Rijnenburg op korte termijn
niet noodzakelijk is. Andere locaties die beter in het stedelijk netwerk liggen hebben
eerst prioriteit. In opdracht van de gemeente Utrecht is een quickscan Rijnenburg
uitgevoerd om inzicht te geven in de condities voor en de kosten van de ontwikkeling
van Rijnenburg.
De quickscan laat zien dat ontwikkeling van Rijnenburg grote mobiliteitsinvesteringen
vraagt.21 Er ligt geen hoogwaardig ov in de nabijheid van Rijnenburg en de A2 en A12 lopen
met de huidige ontwikkelingen in 2030 al tegen hun maximale capaciteit aan. Zonder
mobiliteitsingrepen is er ruimte voor maximaal 2,5 duizend woningen. Grotere ontwikkelingen
vragen majeure mobiliteitsinvesteringen om goede doorstroming en bereikbaarheid te
waarborgen. Deze lopen op tot minimaal € 4 mld. (excl. btw) voor investeringen in
weginfrastructuur, ov, fiets en overige randvoorwaardelijke ingrepen zoals geluidsschermen.
Zonder investeringen zal grootschalige woningbouw naast het kruispunt van de belangrijkste
noord-zuid- en oost-westverbinding van ons land leiden tot veel verstoppingen op de
Draaischijf Nederland, en dus tot economische schade voor ondernemend en transporterend
Nederland. Daarnaast vraagt grootschalige ontwikkeling van Rijnenburg veel voorbereidingstijd,
voorinvesteringen en zijn de oplossingen complex: een oplossing voor het woningtekort
op korte termijn, is Rijnenburg dan ook niet.
Samen met provincie en regio bespreken we de woningbouwplannen. Rijnenburg is daar
onderdeel van voor de lange termijn. Voor deze quickscan verwijs ik u graag naar de
website van de gemeente Utrecht.22 Met de ontwikkelstrategie en quickscan geef ik invulling aan de motie Koerhuis/Van
Eijs waarmee u mij heeft verzocht u te informeren over de mogelijkheden van grootschalige
woningbouw in Rijnenburg.23
Amersfoort
De regio Amersfoort werkt aan het Ontwikkelbeeld Amersfoort 2030–2040. Provincie en
gemeenten zijn hier primair aan zet. Ik heb met deze regio afgesproken dat we goed
betrokken zijn bij het proces van het ontwikkelbeeld. En wanneer daar gezamenlijke
besluiten tussen Rijk en regio aan de orde zijn we dit kunnen bespreken in de bestaande
overleggen tussen rijk en regio van aanliggende regio’s waar aan verstedelijkingsstrategieën
wordt gewerkt.
Verder ben ik over de invulling van de motie van de leden Koerhuis en Dik-Faber over
de aansluiting van de regio Amersfoort bij de woondeal Utrecht in gesprek met de betrokken
partijen.24 Ik verwacht u daarover begin volgend jaar te berichten.
3) Overige woningbouw-thema’s
Onderstaand informeer ik u over een aantal thema’s die verbinding hebben met de inzet
op woningbouw.
Onderzoek «Ruimte zat in de stad» van KAW
In het wetgevingsoverleg over de eenmalige huurverlaging van huurders met een lager
inkomen van 1 december jongstleden (Handelingen I 2020/20, nr. 12, item 3) heb ik aan Eerste Kamerlid Rietkerk toegezegd om met een nadere reactie te komen
op het onderzoek «Ruimte zat in de stad» van KAW. Dit onderzoek gaat in op de potentie
die er, met name in naoorlogse wijken, is voor het toevoegen van woningen door te
herbouwen, splitsen en transformeren, en zo ook nog bij te dragen aan verbetering
van de leefbaarheid, duurzaamheid en klimaatbestendigheid. Dhr. Rietkerk refereerde
aan dit onderzoek in relatie tot de campagne die door een aantal partijen in het noorden
en oosten van het land is gestart om niet alleen te focussen op grootschalige woningbouwlocaties
om het woningtekort aan te pakken. De introductie van het Volkshuisvestingsfonds naast
de Woningbouwimpuls sluit volgens mij uitstekend aan bij dit pleidooi. Ik heb met
interesse kennisgenomen van het onderzoek van KAW en zal de bevindingen meenemen in
de uitwerking van het Volkshuisvestingsfonds.
In dit kader kijk ik ook met veel belangstelling naar het vervolg op de ontwerpwedstrijd
Panorama Lokaal25 van het College van Rijksadviseurs. De winnende ontwerpen tonen aan dat in de stadsranden
veel kansen liggen voor verdichting, zonder dat het ten koste gaat van groen en woongenot.
Door nieuwe woningtypes toe te voegen, kunnen mensen bovendien doorgroeien in hun
eigen wijk. De kennis die door de zeven winnende teams wordt opgedaan zal inspiratie
opleveren voor de aanpak van meer van deze wijken. Ook het ontwerponderzoek verdichten met flexibele woningbouw, dat ik in het verlengde van Panorama Lokaal samen met de Rijksbouwmeester heb geïnitieerd,
biedt handvatten voor het binnenstedelijk toevoegen van nieuwe woonconcepten.
Corporaties en middenhuur
In mijn brief van 15 september 2020 heb ik u geïnformeerd over het voornemen om de
marktverkenning voor drie jaar op te schorten.26 Hierover kan ik u inmiddels nader informeren. In de nota van wijziging bij het wetsvoorstel
evaluatie Woningwet, die ik Uw Kamer heb gezonden, wordt de opschorting geregeld.
Daarnaast ontvangt de Autoriteit woningcorporaties een aanwijzing om per 1 januari
2021 niet langer te handhaven tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel evaluatie
Woningwet. Hiermee geef ik invulling aan de bestuurlijke afspraken met AEDES en VNG
om het mogelijk te maken voor corporaties om meer middenhuur en sociale koopwoningen
te bouwen.
Tot slot
Hiervoor heb ik uiteengezet dat de meeste provincies en woondealregio’s de afgelopen
tijd hun plancapaciteit substantieel hebben vergroot en nog verder zullen vergroten.
Bovendien is dit jaar tot op heden de woningbouw minder sterk teruggevallen dan verwacht.
De voorlopige cijfers van het CBS over de nieuwbouw van woningen laten zien dat van
januari tot en met oktober 2020 een kleine 1700 woningen minder zijn opgeleverd dan
in dezelfde periode in 2019. Deze beperkte productiedaling ligt in de lijn der verwachting
als gevolg van onder andere stikstof en corona. Ook in 2021 wordt een lagere bouwproductie
verwacht. Maar gezien de omvang van het woningtekort is juist een verdere stijging
van de productie nodig. Doordat deze stijging nu stagneert zal in latere jaren een
nog veel sterkere toename van de bouwproductie nodig zijn om het tekort in te lopen.
Uit de voorlopige cijfers van het CBS blijkt dat de vergunningverlening wel goed gaat,
in de periode van januari tot en met september 2020 lag deze een kleine 6000 vergunde
woningen hoger dan in dezelfde periode in 2019.
Zoals aan het begin van deze brief al is aangegeven constateren het CPB en het EIB
dan ook, dat de effecten van de coronacrisis vooralsnog beperkter zijn dan wat deze
kennisinstellingen dit voorjaar nog verwachtten.
Desalniettemin is er op dit moment nog bepaald geen aanleiding tot tevredenheid. Integendeel.
Naar verwachting loopt het woningtekort de komende jaren verder op.
Dit betekent dat nog steeds veel mensen op een goede en betaalbare woning wachten.
Ook de komende tijd dienen we dan ook met volle kracht verder te werken aan de aanpak
van de woningnood. Een lichtpunt hierbij is dat alle publieke en private partijen
die hieraan concreet moeten bijdragen niet alleen doordrongen zijn van de urgentie
van het terugdringen van het woningtekort, maar elkaar ook steeds beter weten te vinden
bij hun concrete inzet op het gebied van de woningbouw.
Ik heb een gelijkluidende brief aan de Eerste Kamer gestuurd. In de loop van volgend
jaar zal ik u opnieuw informeren over de voortgang die wordt geboekt in het gezamenlijke
streven naar goed en betaalbaar wonen voor iedereen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.