Brief regering : Voortgang afspraken kindzorg
34 104 Langdurige zorg
Nr. 311
BRIEF VAN DE VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2020
Het afgelopen jaar heb ik verschillende malen met u gesproken over de intensieve zorg
voor zieke kinderen thuis. In de brief van 4 oktober 2020 (Kamerstuk 34 104, nr. 305) heb ik u geschetst dat de verschillende gesprekken die ik heb gevoerd met de betrokken
kindzorgpartijen hebben geleid tot acties en afspraken in twee sporen; beleid en casuïstiek.
Met deze brief wil ik u informeren over de voortgang op de gemaakte afspraken. Verder
ga ik in op de beoordeling van indicatiestelling door zorgverzekeraars.
In deze brief informeer ik u over:
• De publicatie van de Handreiking indicatiestelling kindzorg door V&VN;
• De voortgang op het spoor «casuïstiek;
• Beoordeling indicatiestelling kindzorg en reguliere wijkverpleging door zorgverzekeraars
Beleid
V&VN heeft de «Handreiking indicatiestelling kindzorg» op 1 december jongstleden gepubliceerd
op haar website1. Ik stuur de handreiking ter informatie mee en voldoe daarmee aan de toezegging zoals
aan u gedaan tijdens het AO handreiking kindzorg op 5 november jongstleden (Kamerstuk
34 104, nr. 310). Met het publiceren van de handreiking vervalt de noodzaak om het Zorginstituut
te vragen te helpen bij de afronding van dit proces.
V&VN heeft de afgelopen periode hard gewerkt aan het schrijven van de handreiking.
Zoals bij u bekend heeft V&VN afgelopen zomer gesprekken gevoerd met de relevante
stakeholders en is feedback van de stakeholders verwerkt. In de laatste fase van de
ontwikkeling van de handreiking heeft V&VN de verwerking van de feedback per hoofdstuk
getoetst bij de relevante kindzorgpartijen. Daarbij heeft het Zorginstituut specifiek
gekeken of de handreiking in lijn is met de «Verduidelijking van begrippen bij indicatiestelling
kindzorg Zvw» die zij onlangs publiceerde (en die ik met u heb gedeeld bij de Kamerbrief
van 4 oktober jongstleden).
V&VN heeft zich daarmee heeft ingespannen om andere partijen goed te betrekken bij
het opstellen van de handreiking. V&VN zal de handreiking in 2021 evalueren en daarbij
wederom de relevante veldpartijen betrekken. Van belang is te onderstrepen dat het
gaat om de beroepsnorm van de kinderverpleegkundigen. En dat de kinderverpleegkundigen
alleen zelf gaan over de inhoud van hun eigen beroepsnorm. Daarnaast heeft de handreiking
betrekking op alle kinderen die kinderverpleegkundige zorg nodig hebben.
De beroepsgroep mag trots zijn op het geleverde werk, met deze handreiking als mooi
eindresultaat. Met de komst van deze handreiking kunnen kinderverpleegkundigen op
eenduidige wijze indiceren. V&VN heeft aangegeven ter verdere ondersteuning van het
indicatieproces te werken aan een «toolkit» voor kinderverpleegkundigen. Ook hierbij
zullen zij een aantal veldpartijen om input vragen. Daarnaast is de ontwikkeling van
afgeleide producten voor de kwaliteitsstandaard «het zieke kind en gezin die verpleegkundige
zorg nodig hebben in de eigen omgeving» bijna gereed. Deze producten zijn vanuit het
ZonMw programma Ontwikkeling kwaliteitsstandaarden wijkverpleging ontwikkeld. Deze
ontwikkeling valt mooi samen met de publicatie van de handreiking.
Het is nu aan de partijen om, op basis van de verduidelijking van het Zorginstituut
en de handreiking van V&VN met elkaar aan de slag te gaan om de kindzorg op een goede
manier te indiceren en organiseren. Ik reken daarbij op de verantwoordelijkheid en
professionaliteit van alle betrokken partijen.
Casuïstiek
Zoals ik eerder heb gedeeld met u vind ik het uiterst belangrijk dat er helderheid
voor iedereen komt over casuïstiek. Partijen zijn het ook met elkaar eens over het
belang hiervan. De stand van zaken over de afspraken is als volgt:
• Per Saldo heeft met alle zorgverzekeraars afspraken gepland om de casuïstiek te bespreken.
Deze gesprekken vinden nog in 2020 plaats.
• BVIKZ is in gesprek over hun casussen met zorgverzekeraars. Het ene gesprek loopt
hierbij gemakkelijker dan het andere. Partijen onderschrijven dat dit geen onwelwillendheid
is van partijen, maar vooral een teken van de complexiteit van deze casussen.
• Het is nog te vroeg om een duidelijke rode draad uit alle casuïstiek te benoemen.
ZN werkt er momenteel aan om deze rode draad naar boven te krijgen. Ik heb het belang
van deze rode draad nogmaals benadrukt bij ZN. Het eerste beeld dat ZN heeft opgehaald
is dat het in de casuïstiek vooral draait om de vraag wat «ouderlijke zorg» is en
hoe draagkracht en draaglast in kaart gebracht kunnen worden.
Ik heb er vertrouwen in dat de handreiking van V&VN en de verduidelijking van het
ZIN helpen bij het voeren van deze gesprekken. Ongeacht mijn vertrouwen blijf ik natuurlijk
de vinger aan de pols houden in het belang van deze kinderen en hun ouders.
Op zowel het spoor «beleid» als het spoor «casuïstiek» zijn goede en belangrijke stappen
gezet. Nu de «Handreiking indicatiestelling kindzorg» en de «Verduidelijking van begrippen
bij verpleegkundige indicatiestelling kindzorg Zvw» zijn opgeleverd is meer helderheid
gegeven over de inhoud van het vak van de kinderverpleegkundige en over de uniforme
toegankelijkheid tot de verzekerde zorg. Het is nu van belang om te kijken naar de
uitwerking op aangrenzende vlakken. Het lijkt me daarom goed om met de betrokken partijen
(V&VN, ZN, Per Saldo, Stichting Kind en Ziekenhuis, Bvikz) in gesprek te gaan over
het vervolgproces dat partijen voor zich zien (zoals ook aan u toegezegd in de Kamerbrief
van 17 juli jongstleden (NDS 2020D30101)). Dit gesprek zou wat mij betreft moeten gaan over de lessen die we kunnen leren
uit de casuïstiek en zou als uitkomst procesafspraken tussen partijen over samenwerking,
afstemming en opschaling kunnen hebben. Ik zal dit gesprek organiseren met partijen
en u in het nieuwe jaar informeren over de uitkomsten van dit gesprek.
Beoordeling indicatiestelling door zorgverzekeraars
Zorgverzekeraars hebben de wettelijke taak om de rechtmatigheid en doelmatigheid van
zorg vast te stellen. In een contract maakt de zorgverzekeraar hierover afspraken
met de zorgaanbieder. In het geval van een pgb of bij een machtiging voor de niet
gecontracteerde wijkverpleging beoordelen zij voorafgaand aan de zorgverlening de
aanvraag. Zorgverzekeraars krijgen bij deze aanvraag een zorgplan, met daarin de verpleegkundige
diagnoses, doelen en een inhoudelijke onderbouwing met welke acties deze doelen bereikt
kunnen worden. Het zorgplan wordt zorgvuldig gelezen en de beoordeling hiervan vindt
altijd plaats onder verantwoordelijkheid van een medisch adviseur van de zorgverzekeraar.
Ik vind het belangrijk om de gang van zaken rondom deze beoordeling en de afspraken
die partijen hierover gemaakt hebben in deze brief met u te delen.
Als de wijkverpleegkundige (of in geval van kindzorg de kinderverpleegkundige) zijn/haar
indicatie opstelt volgens de geldende beroepsnormen zal het voor de zorgverzekeraar
navolgbaar zijn welke zorg ingezet moet worden. Idealiter kan de indicatie van de
indicerend wijkverpleegkundige «gewoon» door de zorgverzekeraar overgenomen worden.
Helaas zijn er in de praktijk ook nog veel signalen over onduidelijke of ontoereikende
onderbouwing en over ongewenste praktijkvariatie. In die situaties is het de rol van
de zorgverzekeraar om kritisch mee te kijken. Graag benadruk ik dat er niets mis is
met praktijkvariatie op zich. Het is immers van belang dat een indicatiestelling altijd
maatwerk is en passend is bij de specifieke situatie en context van het gezin. Maar
er lijkt echter ook andere, onverklaarbare praktijkvariatie te zijn. Dit is praktijkvariatie
die ik ongewenst vind.
Wanneer een zorgverzekeraar de onderbouwing onduidelijk of ontoereikend vindt, vraagt
de zorgverzekeraar verduidelijking aan de indicerend wijkverpleegkundige. Ik vind
het belangrijk dat de zorgverzekeraar zich inspant om deze verduidelijking te vragen.
De wijkverpleegkundige zal op zijn/haar beurt moeten meewerken aan het beantwoorden
van de vragen over de indicatiestelling, zodat onduidelijkheid of twijfel weggenomen
kan worden. Nogmaals, idealiter is het helemaal niet nodig dat de zorgverzekeraar
aanvullende vragen moet stellen, maar als dit wel nodig is ga ik er vanuit dat partijen
hierover een constructief gesprek voeren. Als de zorgverzekeraar en wijkverpleegkundige
het toch niet eens worden, kan de zorgverzekeraar een andere wijkverpleegkundige vragen
een nieuwe indicatie te stellen, op basis van de toetsingscriteria herbeoordeling
indicatie. Uiteindelijk beslist de zorgverzekeraar over de aanvraag. Bij geschillen
over een beslissing van de zorgverzekeraar is het mogelijk de zaak voor te leggen
aan de onafhankelijke geschilleninstantie Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen
(SKGZ), die daarop een bindend advies geeft.
Om ervoor te zorgen dat ongewenste praktijkvariatie vermindert, de kwaliteit van indicatiestellingen
verbetert en het gesprek tussen zorgverzekeraar en verpleegkundige beter gevoerd wordt,
lopen verschillende initiatieven. Ik geef u een kort overzicht van deze initiatieven:
• Momenteel loopt vanuit het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging een grootschalig wetenschappelijk
onderzoek naar de aard en omvang van ongewenste praktijkvariatie. Het eerste deel
van dit onderzoek (gericht op de definiëring van praktijkvariatie) wordt binnenkort
afgerond. Het onderzoek zal uiteindelijk leiden tot verbetermaatregelen om ongewenste
praktijkvariatie terug te dringen.
• De beroepsgroep werkt aan de doorontwikkeling van indicatiestelling. In het kader
van de afspraken hierover uit het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging is recent de «toolbox
indicatieproces» geëvalueerd, wordt intercollegiale toetsing onder indicerend wijkverpleegkundigen
momenteel verder uitgerold en worden plannen gemaakt voor (regionale) congressen indicatiestelling
in 2021.
• Ook in het kader van het hoofdlijnenakkoord wijkverpleging is door de V&VN, het Nederlands
Wijkverpleegkundigen Genootschap (NWG) en ZN het document «toetsingscriteria herbeoordeling
indicatie» opgesteld. In dit document hebben deze partijen afgesproken wat de processtappen
zijn bij de beoordeling van een indicatie en welke toetsingscriteria gelden als de
zorgverzekeraar een herbeoordeling van de indicatie verzoekt.
• Het kenniscentrum verpleegkundigen ZN heeft in juni 2020 de «Werkwijzer verpleging
en verzorging in de thuissituatie» gepubliceerd, waarin zij inzicht geven in hoe ze
indicaties beoordelen. ZN en V&VN hebben maandelijks overleg over indicatiestelling,
waarin wordt besproken waar beide partijen tegenaan lopen. Ook worden ideeën voor
verbeteringen in de praktijk gedeeld en uitgewerkt. Naar aanleiding van feedback op
de 1e versie van de Werkwijzer werkt ZN aan een herziene versie. Dit doen zij ook in afstemming
met het Zorginstituut, zodat de Werkwijzer aansluit bij de duidingen van het Zorginstituut.
Ik concludeer op basis van deze acties dat door alle relevante partijen hard gewerkt
wordt aan de doortonwikkeling van indicatiestelling door de verpleegkundigen en het
verbeteren van de beoordeling daarvan voor zorgverzekeraars.2 Ik blijf deze activiteiten volgen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport