Brief regering : Voortgang internationaal personenvervoer per spoor
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 915
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 november 2020
Het afgelopen jaar heeft laten zien dat het functionerend houden van het nationale
en het internationale vervoerssysteem van vitaal belang is. COVID-19 en de genomen
maatregelen hebben grote maatschappelijke en economische gevolgen en ook de mobiliteitssector
is hard geraakt. Het is goed om te zien dat het de (inter-)nationale vervoerssector
samen met de Europese overheden nog steeds lukt om het spoorsysteem operationeel te
houden. En hoewel internationaal personenvervoer per spoor op dit moment door COVID-19
weliswaar sterk verminderd is, staat de ambitie om internationaal personenvervoer
per spoor verder te ontwikkelen, zowel in Nederland als in Europa, nog onverkort overeind.
Het is dan ook van belang dat er, ook tijdens de huidige situatie met COVID-19, mooie
stappen gezet worden. Zodra de situatie omtrent COVID-19 het weer toelaat kan de internationale
reiziger een verbeterd internationaal spoor product aangeboden worden. Een goed voorbeeld
is de start van de directe verbinding van Eurostar tussen Amsterdam en Londen sinds
26 oktober jongsteleden. De reiziger kan hierdoor sneller en zonder overstap per trein
naar de Britse hoofdstad reizen. Uit onderzoek1 in opdracht van ProRail is gebleken dat de potentiële CO2 besparing voor de treinen naar Londen aanzienlijk is (193mln kg per jaar). De drie
noodzakelijke verdragen voor deze directe verbinding naar Londen worden in lijn met
de motie van de leden Kröger en Ziengs (Kamerstuk 29 984, nr. 776) voorlopig toegepast en zullen na het advies van de Raad van State voor uitdrukkelijke
goedkeuring aan uw Kamer worden overlegd.
Mijn doelstelling om het aantal internationale treinreizigers te laten groeien met
2 miljoen reizen per jaar in 2025 blijft de inzet. NS heeft eerder ook gemeld dat
zij in 2019 een groei zagen van 13% naar 4 miljoen reizigers, wat betekent dat ongeveer
een kwart van mijn doelstelling reeds is gerealiseerd. Verder laten onderzoeken in
het kader van bijvoorbeeld Toekomstbeeld OV zien dat er potentie is voor nog grotere
aantallen internationale treinreizigers op de langere termijn. Daarvoor is het wel
nodig om zowel in Nederland, maar juist ook in Europa concrete volgende stappen te
blijven zetten om internationale spoorverbindingen verder te verbeteren. Conform de
motie van het lid Kröger (Kamerstuk 35 300 A, nr. 111) informeer ik uw Kamer middels deze brief voor het NO MIRT over de voortgang op het
gebied van deze Europese samenwerking, mede in het kader van de Green Deal. Tevens
informeer ik u conform de motie van het lid Van der Graaf (Kamerstuk 35 300 A, nr. 112) over de Nederlandse inzet op het gebied van TEN-T en de CEF gelden alsook over de
motie van de heer Remco Dijkstra (Kamerstuk 35 300 A, nr. 120) inzake TEN-T inzet bij de internationale verbinding Amsterdam-Groningen- Scandinavië.
Daarnaast geef ik uw Kamer een update over de herintroductie van de nachttrein en
aantal overige ontwikkelingen op gebied van het internationaal personenvervoer per
spoor. Via de MIRT-brief wordt uw Kamer geïnformeerd over een aantal specifieke grensoverschrijdende
verbindingen en de besluitvorming daaromtrent. Over de ontwikkelagenda, waaronder
internationaal, die in het kader van het Toekomstbeeld OV is ontwikkeld, wordt uw
Kamer binnenkort separaat geïnformeerd.
Europese samenwerking
Het verbeteren van internationaal personenvervoer per spoor is geen sinecure, de verschillen
tussen lidstaten zijn groot. Zo moeten er afspraken gemaakt worden met buitenlandse
vervoerders en infrastructuurbeheerders, de verschillen in spoortechniek, infrastructuur
en nationale wet- en regelgeving moeten worden overbrugd, en het systeem van dienstregeling,
internationale ticketing en informatievoorziening moet op Europees niveau georganiseerd
worden. Zoals de RLI in haar rapport «Verzet de Wissel» ook benoemd, is sterke Europese
samenwerking noodzakelijk om internationaal personenvervoer per spoor een serieus
alternatief te laten zijn voor de auto of het vliegtuig. In mijn reactie2 op het advies van het RLI heb ik aangegeven op welke wijze wordt omgegaan met de
aanbevelingen uit het advies.
Ministersbijeenkomst 21 september
Het Duitse voorzitterschap heeft in de ministersbijeenkomst de ontwikkeling van het
internationale personenvervoer per spoor nadrukkelijk als Europese politieke prioriteit
geagendeerd. Er werd een concept studie over de ontwikkeling van een internationaal
treinennetwerk door Europa gepresenteerd (Trans Europe Express 2.0)3. Deze conceptstudie is in lijn met de ministersverklaring over de ontwikkeling van
het internationale personenvervoer per spoor die eerder op 4 juni 2020 (Kamerstukken
29 984 en 35 377, nr. 896) door 27 Europese landen is omarmd.
In navolging hierop heeft het Duitse voorzitterschap aangegeven om conform het concept
TEE 2.0 voor de ontwikkeling van doorgaande internationale treinreizen met de betrokken
lidstaten een intentieverklaring op te stellen. Dit met als doel de realisatie van
een Europees spoornetwerk voor personenvervoer over afstanden van meer dan 600 km
door minimaal 3 landen met snelheden vanaf 100–160 kmpu. Deze pro-actieve internationale
benadering voor het ontwikkelen van internationale diensten juich ik toe, de ervaring
leert dat lidstaten dienen samen te werken bij het faciliteren van de markt voor internationaal
personenvervoer per spoor en het sluit ook goed aan bij de eerder benoemde moties
van de leden Kröger, Van de Graaf en Dijkstra. De inzet is om met Europese partners
dit initiatief verder vorm te geven mede in samenhang met het vervolg van de Ministersverklaring
van 4 juni 2020. Verwacht wordt dat het Duitse EU voorzitterschap tijdens de Transportraad
van 8 december 2020 een mededeling zal doen over de genoemde intentieverklaringen.
Hierover wordt uw Kamer ook geïnformeerd via het Schriftelijk Overleg aangaande de
Transportraad op 8 december.
Europees Rail Passenger Platform
Om een sterke Europese samenwerking tot stand te brengen heeft Nederland het initiatief
genomen om het internationale spoordossier hoog op de Europese agenda te krijgen.
De Ministersverklaring over internationaal personenvervoer per spoor van 4 juni 2020
is een belangrijke politieke stap bij het agenderen van dit onderwerp op Europees
niveau. Alle Europese lidstaten met spoorwegen hebben de verklaring ondersteund plus
Noorwegen en Zwitserland. Hiermee is er brede Europese erkenning dat internationaal
personenvervoer per spoor over middellange afstanden een rol moet spelen in de EU
Green Deal.
Na de Ministersverklaring is een internationaal platform opgericht van de samenwerkende
landen en wordt nu verder gewerkt aan onder andere politieke conclusies over de onderwerpen
digitalisering, een Europees netwerk, de relatie met de EU Green Deal en het regelgevend
kader. Dit sluit goed aan bij de motie van de leden Beckerman en Laçin (Kamerstuk
35 377, nr.4) waarin de regering verzocht is om met gelijkgestemde landen verdere plannen te ontwikkelen
voor een Europees spoornetwerk voor personenvervoer. In dit platform wordt intensief
samengewerkt ook met Europese Commissie, European Railway Agency (ERA), Shift2Rail
en OTIF4. Daarnaast organiseren de Europese sectorpartijen zich in een zogenaamde sector mirror group zodat de kennis en ervaring vanuit de sectorpartijen ook meegenomen worden. Opzet
is om samen met sectorpartijen in 2021 een ambitieus programma te ontwikkelen om marktontwikkeling
van internationaal personenvervoer te bevorderen. Het door Duitsland gepresenteerde
Trans Europe Express 2.0 op 21 september jl. wordt in dit kader ook meegenomen.
De betrokken partijen verkennen naar aanleiding van bovenstaande initiatieven gezamenlijk
welke concrete mijlpalen op nationaal en Europees niveau vastgesteld kunnen worden
in het Europese Year of Rail 2021. Mijn inzet hierbij is om te komen tot een Europese
spoortop, mogelijks jaarlijks, over internationaal personenvervoer per spoor. Hieraan
gekoppeld zal ik conform de motie van lid Amhaouch (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 32) bij mijn Belgische en Duitse collega na gaan of er interesse is om en marge van
een Europese spoortop trilateraal met elkaar te spreken.
Daarnaast heeft de Europese Commissie in zijn werkprogramma voor 2021 ook een actieprogramma
aangekondigd voor personenvervoer per spoor. (Internationaal) personenvervoer per
spoor zal naar verwachting ook deel uitmaken van de Smart and Sustainable Mobility Strategy die de Europese Commissie in december 2020 zal publiceren.
Nederlandse inzet herziening TEN-T (spoorvervoer)
De ambitie om internationaal personenvervoer per spoor verder te ontwikkelen als volwaardig
vervoersalternatief voor de korte en middellange afstand moet ook zichtbaar zijn in
de Nederlandse inzet bij de komende herziening van de Europese verordening uit 2013
over het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T).
Het trans-Europees vervoersnetwerk moet de sociale, economische en territoriale samenhang
van de EU versterken en is opgebouwd uit twee lagen: het uitgebreide netwerk en het
daarop gebaseerde kernnetwerk. Aan de infrastructuur van het kernnetwerk worden zwaardere
eisen gesteld dan aan de infrastructuur van het uitgebreide netwerk. Het kernnetwerk
is bedoeld als de ruggengraat van het trans-Europees vervoersnetwerk. Investeringen
in infrastructuur op het kernnetwerk kunnen met voorrang vanuit de EU meegefinancierd
worden via de financiële pijler van het EU TEN-T-beleid, CEF (Connecting Europe Facility).
Met de herziening wil de Europese Commissie onder meer de TEN-T-verordening beter
aan laten sluiten bij de doelen van de EU Green Deal.
Nederland zal de herziening aangrijpen om in het TEN-T-beleid meer aandacht te besteden
aan de verdere ontwikkeling van het personenvervoer per spoor. Bij de ontwikkeling
van Europese corridors op het kernnetwerk is de focus tot nu toe in belangrijke mate
gericht geweest op het goederenvervoer. De herziening moet aansluiten bij bovengenoemde
ambitie en ertoe leiden dat het TEN-T-beleid ook een bijdrage gaat leveren aan het
oplossen van knelpunten in het internationaal personenvervoer per spoor. Onderwerpen
zoals geïntegreerde ticketsystemen waarbij vervoer over langere afstand eenvoudiger
moet worden, first/last mile connections en digitalisering moeten daarom onderdeel zijn van het herziene TEN-T-beleid en voor
medefinanciering vanuit het CEF in aanmerking komen.
Op dit moment lopen er drie Europese TEN-T-corridors door Nederland (Noordzee-Oostzee,
Rijn-Alpen, Noordzee-Middellandse Zee) die moeten bijdragen aan de verdere ontwikkeling
van het internationaal vervoer per spoor van zowel personen als goederen. Nederland
zal blijven inzetten op investeringen in deze corridors. Daarnaast kijk ik op welke
wijze Nederland verder kan aansluiten op het Europese spoornetwerk. Conform de contourennota
Toekomstbeeld OV streef ik daarbij naar een hoogwaardige verbinding naar Duitsland.
Hierbij zal ik verschillende corridors tegen elkaar moeten afwegen. In dit kader zal
ik de motie van het lid Remco Dijkstra (Kamerstuk 35 300 A, nr.120) meenemen. Waarbij ik wel wil opmerken dat het toevoegen en opwaarderen van spoortrajecten
in TEN-T-kader brengt extra verplichte vereisten aan de (aanleg van) infrastructuur
met zich meebrengt.
Nachttrein
De start van de tijdelijke proef met de doorgetrokken nachttrein Wenen/Innsbruck-Düsseldorf
naar Amsterdam en vice versa was beoogd met de start van de dienstregeling 2021 op
13 december aanstaande. De start van de proef is vanwege de momenteel geldende reisadviezen
in het kader van COVID-19 uitgesteld naar een nog nader te bepalen datum. Desalniettemin
wordt op dit moment de laatste hand gelegd aan de concessiewijziging en de subsidiebeschikking
voor deze tijdelijke proef, zodat de juridische kaders tijdig op orde zijn voor het
moment dat de proef wel van start gaat.
Sinds mijn besluit voor de herintroductie van de nachttrein is met NS overleg gevoerd
over de precieze afspraken ten aanzien van deze proef. Daarnaast heb ik de door NS
aangevoerde business case en het bijbehorende exploitatietekort door een externe partij
laten controleren en heb ik de voorgenomen aanpassing van de concessie op dit punt
bij het LOCOV geconsulteerd. Op basis hiervan zal ik binnenkort de benodigde besluiten
kunnen nemen om de juridische kaders vast te leggen, zodat zodra de situatie met COVID
-19 het toelaat de nachttrein ook daadwerkelijk kan gaan rijden. Hierover wordt uw
Kamer in december geïnformeerd.
Mobility as a Service: Internationale pilot
Zoals u weet ben ik samen met regio’s 7 nationale MaaS-pilots gestart. Via MaaS-apps
kan zoveel mogelijk mobiliteitsaanbod gepland, geboekt en gereisd worden. Ik zie MaaS
als een middel om te leren vanuit de data en om beleidsdoelen te halen. De met Limburg
ontwikkelde pilot is grensoverschrijdend. Daar wordt beproefd of er multimodale, grensoverschrijdende
deur-tot-deur vervoersoplossingen geboden kunnen worden. Binnenkort wordt door Arriva
de Via-Go app gelanceerd.
Reizigers hebben de keuze uit OV deelfietsen, deelauto’s en taxi, maar ook eigen vervoer
kan in de planner worden opgenomen. In de app kan de reis direct worden gepland, geboekt
en betaald. Met één app krijgt de reiziger hiermee de mogelijkheid om vanuit Limburg
en regio Aken tickets aan te schaffen en toegang te krijgen tot het grensoverschrijdende
openbaar vervoer. Na afloop van de tweejarige pilot dient het systeem operationeel
te zijn voor in elk geval het OV-deel van het grensoverschrijdende vervoer tussen
Nederland en Duitsland vanuit de Limburg pilot. Andere modaliteiten en aansluiting
met België zijn voor een latere fase voorzien. Om in technische zin te garanderen
dat de verschillende systemen operabel zijn en de reiziger daadwerkelijk met één app
(grensoverschrijdend) kan reizen en ook kleine vervoerders tegen relatief lage kosten
in verschillende apps kunnen meedoen, heeft mijn ministerie marktpartijen geholpen
bij het initiatief om de TOMP-API5 te ontwikkelen. Deze API wordt naar verwachting overgenomen in de deelstaat Noordrijn
Westfalen en in België. Op 4 november jl. is bijvoorbeeld in een gezamenlijke verklaring
op de Vlaams – Nederlandse Top afgesproken extra inspanningen te doen voor de grensoverschrijdende
samenwerking. Ik streef ernaar om de TOMP-API binnen afzienbare termijn de internationale
standaard te laten worden.
Reis- en festivalbranche
De leden Schonis en Kröger hebben mij per motie (Kamerstuk 29 984, nr. 817) gevraagd contact op te nemen met de reisbranche om te zien of we tot afspraken kunnen
komen om de informatievoorziening over verschillende modaliteiten voor internationale
reizen te verbeteren. Hierbij wordt ook gekeken of gebruik kan worden gemaakt van
de informatie die Milieu Centraal op dit punt reeds levert. Met Milieu Centraal heb
ik namelijk afgesproken dat zij de tool die zij in dit kader gebruiken (www.klimaatwijsopreis.nl) zullen behouden en verder ontwikkelen en daarnaast een aantal acties zullen ondernemen
om de mogelijkheid van treinreizen onder de aandacht te brengen bij (jonge) vakantiereizigers.
In verband met COVID-19 zijn de gesprekken echter tijdelijk gestaakt. Ook de gesprekken
om internationale festivalgangers te stimuleren met de trein naar festivals of andere
evenementen te reizen, zoals ook gevraagd in de motie van de leden Schonis en Kröger
(Kamerstuk 29 984, nr. 879) ten aanzien van het Eurovisie Songfestival, liggen vanwege COVID-19 momenteel stil.
Samen met deze branches moet gekeken worden naar de juiste timing om deze gesprekken
te hervatten. ProRail is vooruitlopend daarop al wel gestart met het organiseren van
een nieuwe «Rail to the COP», een treinreis voor delegaties en andere betrokken partijen
naar de klimaattop in Glasgow, momenteel gepland voor november 2021.
Afsluitend
Internationale verbindingen zijn cruciaal voor het verbinden van de Nederlandse economische
(stedelijke) kerngebieden en voor het onderling verbinden van grensregio’s. Zoals
hierboven beschreven heb ik in Europees verband het belang van de verdere ontwikkeling
van internationale treinreizen sterk geagendeerd en wordt het onderwerp in Europees
verband met prioriteit opgepakt.
Daarnaast wordt er ook hard gewerkt om ook binnen Nederland zelf stappen te zetten
om de grensoverschrijdende spoorverbindingen op de korte, middellange en lange termijn
te verbeteren. In de MIRT- brief wordt uw Kamer nader geïnformeerd over de uitkomsten
van lopende onderzoeken en de regionale afstemming hierover in het BO MIRT. Tevens
heb ik uw Kamer via de MIRT- brief geïnformeerd over de substantiële investeringsbesluiten
om mijn ambities op internationaal spoor verder te brengen. Zo is op het BO MIRT een
afspraak gemaakt over een extra investering van € 15 mln. t.b.v. een toekomstvast
maatregelenpakket voor de verbinding Eindhoven-Düsseldorf. Daarnaast is er € 50 mln.
gereserveerd voor het vergroten van de capaciteit op emplacement Eindhoven, noodzakelijk
voor het rijden van meer (grensoverschrijdende) treinen, waaronder een mogelijke intercity
naar Heerlen en Aken, waarvoor dit een eerste stap in het nemen van de benodigde maatregelen
zou zijn. Over de tussenstand van de verkenning van ProRail naar alternatieve lijnvoeringen
voor deze verbinding, ten opzichte van het eerdere voornemen tot gefaseerde verbetering,
wordt u eveneens in de MIRT-brief geïnformeerd. Verder is onderzoek6 gedaan naar de versnelling Amsterdam-Berlijn en op basis hiervan is op het BO MIRT
besloten een concrete stap voorwaarts te zetten richting een significante versnelling
van een half uur en hiervoor heb ik € 50 mln. vrijgemaakt. Ook heb ik besloten om
voor het regionale project Emmen–Rheine een voorlopige reservering te maken van € 10
mln. voor de benodigde aanpassingen aan de Nederlandse zijde tussen Neuenhaus en Coevorden.
En met de provincie Limburg is de afspraak gemaakt om de AROV-overeenkomst voor het
tramproject Maastricht-Hasselt onder aanvullende, scherpe voorwaarden eenmalig te
verlengen tot 31 december 2026. Hiermee geef ik de Provincie Limburg extra tijd om
dit project te realiseren.
Ten aanzien van andere grensoverschrijdende verbindingen geldt dat we in afwachting
zijn van lopende onderzoeken. Bij de Drielandentrein geldt dat Arriva in juni 2020
de opdracht heeft gegeven voor het inbouwen van ETCS in de trein. Samen met betrokken
partijen aan Nederlandse en Belgische zijde wordt, mede ook in het licht van de marktverkenning
internationaal, voor de Drielandentrein bekeken op welke wijze de exploitatieafspraken
voor de toekomst vormgegeven kunnen worden. Verder beoordelen ProRail en NS of aanleg
van het Belgische treinbeveiligingssysteem TBL1+ te Roosendaal, vooruitlopend op de
aanleg van ERTMS, een voldoende veiligheidsniveau biedt bij frequentieverhoging op
het Nederlandse deel van het traject Antwerpen-Roosendaal. Resultaat van die beoordeling
wordt eind 2020 verwacht. Hierbij wordt uitgegaan van de met betrokken partijen overeengekomen
ambitie tot frequentieverhoging tussen Antwerpen en Roosendaal. Voor de verbinding
Weert-Hamont zijn de Provincie Limburg en ik in afwachting van de businesscase van
NMBS. Nu er ook een nieuwe Belgische regering is, ben ik voornemens om op korte termijn
kennis te maken met mijn nieuwe ambtgenoot. Nadat de businesscase door de NMBS wordt
opgeleverd kan hierover, alsook over de andere verbindingen met België, afstemming
plaatsvinden.
Verder heb ik via het Toekomstbeeld OV samen met de Nederlandse vervoersector en de
regionale overheden bekeken hoe Nederland op de lange termijn goed en snel kan worden
aangesloten op bestaande netwerken en strategische knooppunten, zogenaamde hubs, over
de grens, en zoals gezegd wordt u binnenkort ook over deze uitkomsten geïnformeerd.
Met de ontwikkelagenda Toekomstbeeld OV, de marktverkenning in het kader van de spoorordening,
de prognoses ten aanzien van internationaal spoorvervoer in het kader van de NMCA,
de evaluatie capaciteitsverdeling spoor en de eerste uitkomsten van het Europese Platform
wil ik in de loop van volgend jaar komen tot een ambitieuze strategie voor internationale
(nacht)treinen, wat ook als vertrekpunt kan worden gebruikt voor de vorming van een
nieuw kabinet.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-Van der Meer
Indieners
-
Indiener
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat