Brief regering : Vaststellen identiteit aanvrager Tozo en recht op Tozo in relatie tot aanspraak op studiefinanciering
35 420 Noodpakket banen en economie
Nr. 191 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2020
Met de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is sinds maart
2020 een groot aantal zelfstandigen geholpen. Gemeenten hebben met vereende krachten
in zeer korte tijd de regeling ten uitvoer gebracht. Voor de uitvoering is dat een
grote opgave geweest. Om de aanvragen snel te verwerken, hebben veel gemeenten een
digitaal aanvraagproces opgezet. SZW, VNG en Divosa hebben hierbij ondersteuning geboden
met onder meer handreikingen, Toolkits en modelaanvraagformulieren. Bij mijn reguliere
gesprekken met de gemeenten over de uitvoering, zijn verschillen naar voren gekomen
tussen de uitvoering en de wettelijke vereisten van de Tozo. Met deze brief informeer
ik uw Kamer over twee van deze kwesties en hoe gemeenten worden geacht hiermee om
te gaan. Tevens ga ik in op een motie van uw Kamer over het vervroegen van de aanvraagdatum
Tozo1.
Graag informeer ik uw Kamer over de balans tussen snelheid van handelen, zorgvuldigheid
in de verwerking en de wens tot rechtmatige besteding van Tozo-middelen door gemeenten.
Identificatie
Een evidente en fundamentele eis in de uitvoering van de sociale zekerheid, is dat
de uitkering terechtkomt bij degene die er recht op heeft. Het is derhalve essentieel
om met zoveel mogelijk zekerheid vast te stellen dat de aanvrager tot de zogenaamde
kring der rechthebbenden behoort. Belangrijk is dat de aanvrager is wie hij zegt dat
hij is. Een aantal (grote) gemeenten heeft bij de Tozo de identiteit van de aanvrager
vastgesteld via DigiD. Aan de hand van de DigiD registratie en veelal in combinatie
met inzage in de Basisregistratie Personen (BRP) of Suwinet hebben deze gemeenten
onder meer woonplaats en verblijfsstatus gecontroleerd. Deze keuze is gemaakt omdat
de Tozo onder hoge druk en in korte tijd moest worden verstrekt en vrijwel altijd
op afstand en digitaal is aangevraagd. Volgens de regels in de Participatiewet (artikel 17,
derde lid) dient het college de identiteit van aanvragers vast te stellen aan de hand
van een geldig identiteitsbewijs zoals een paspoort of identiteitskaart. Omdat de
Tozo gebaseerd is op de Participatiewet, geldt deze eis ook voor de Tozo. Deze gemeenten
hebben de identiteit van de aanvrager dus wel vastgesteld, maar formeel niet volgens
de regels van de Participatiewet. In de afwegingen van de risico’s op misbruik en
oneigenlijk gebruik is het risico op identiteitsfraude met de Tozo door deze werkwijze
als laag ingeschat. Het ontbreken van een geüploade kopie van een identiteitsbewijs
verhoogt het restrisico beperkt. Ik benadruk hierbij graag dat de Participatiewet
is ontwikkeld met het oog op persoonlijk contact met de aanvrager. Aanvragers worden
immers gevraagd om naar het loket te komen om ook het gesprek rondom re-integratie
te kunnen starten. Het persoonlijk identificeren met een identiteitsbewijs ligt daarbij
meer in de rede, dan bij een aanvraag die op afstand wordt gedaan. Wel kunnen de ervaringen
in de Tozo leiden tot nieuwe overwegingen over het toekomstig gebruik van digitale
identificatie bij het aanvraagproces van de Participatiewet en het gewenste beveiligingsniveau
daarbij.
Ik acht het, gelet op de druk op de uitvoering en bovenstaande afweging, niet realistisch
om van gemeenten te verwachten dit formele gebrek te herstellen. Gemeenten kunnen
volstaan met raadpleging van DigiD indien de identificatie gecombineerd is met controle
in BRP of Suwinet. Ik heb daarom besloten deze onrechtmatigheid, voor zover die zich
voordoet ten aanzien van onder Tozo 1, 2 en 3 (maart 2020 tot en met maart 2021) verstrekte
uitkeringen en leningen, op basis van de hardheidsclausule in de Tozo toch te vergoeden.
Voor toekomstige Tozo 4 (april 2021 tot en met juni 2021) aanvragen worden gemeenten
wel gevraagd (kopieën van) identiteitsbewijzen te controleren, om daarmee te voldoen
aan de Participatiewet. Vanwege de omvang van de Tozo en het feit dat het om een aantal
grote gemeenten gaat, leidt mijn besluit tot vergoeding automatisch tot een substantiële
onrechtmatigheid in het jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
die naar schatting kan oplopen tot 1 miljard euro. Dit houdt echter niet in dat er
hier sprake is van op grote schaal onterecht verstrekte uitkeringen. De onrechtmatigheid
heeft betrekking op het administratieve proces van verantwoording, waarbij in dit
geval niet is voldaan aan de wettelijke eis dat de identiteit wordt vastgesteld aan
de hand van een geldig identiteitsbewijs.
Recht op Tozo in relatie tot aanspraak op studiefinanciering
Een tweede kwestie betreft de aanspraak op studiefinanciering van ondernemers jonger
dan 27 jaar die niet studeren. Op grond van artikel 13 van de Participatiewet hebben
jongeren tot 27 jaar geen recht op algemene bijstand, indien zij onderwijs kunnen
volgen en daarmee aanspraak zouden kunnen maken op studiefinanciering. Omdat de Tozo
op de Participatiewet is geënt, geldt dit ook voor de Tozo. In het modelaanvraagformulier
dat door SZW, VNG en Divosa beschikbaar is gesteld en dat gemeenten hebben gebruikt
om snel hun eigen aanvraagprocessen op te zetten, is niet gevraagd of zij eventueel
aanspraak op studiefinanciering zouden kunnen maken.
Bij de beoordeling van het recht op Tozo tot 1 oktober 2020 zijn jonge ondernemers
tot 27 jaar die geen onderwijs volgen en dientengevolge geen studiefinanciering ontvangen,
derhalve door veruit de meeste gemeenten niet beoordeeld op hun mogelijkheden om onderwijs
te gaan volgen en als gevolg daarvan hun mogelijke aanspraak op studiefinanciering.
Dat houdt in dat de betreffende jongeren Tozo toegekend hebben gekregen. De reden
hiervan is uitvoeringstechnisch van aard, omdat de capaciteit voor een dergelijke
arbeidsintensieve, individuele beoordeling van de individuele omstandigheden van deze
jonge ondernemers op dat moment niet bij gemeenten beschikbaar was en nog steeds niet
is. Los hiervan vind ik het niet redelijk om jonge ondernemers in deze periode tijdelijk
naar het onderwijs te verwijzen, omdat zij immers niet werkloos zijn en hun aandacht
primair moeten richten op continuering en eventueel aanpassing van hun bedrijf tijdens
deze coronacrisis. Mijn ministerie is in gesprek met accountants om te voorkomen dat
er voor gemeenten problemen ontstaan bij de rechtmatigheidscontroles.
Ik hecht eraan dat de Tozo zoveel mogelijk rechtmatig en uniform door gemeenten wordt
uitgevoerd. De grondslag van de Tozo, artikel 78f van de Pw, staat afwijking van artikel 13
van de Participatiewet niet toe. Om die reden wordt de Participatiewet tijdelijk gewijzigd,
voor de resterende duur van de Tozo (dus met ingang van 1 oktober 2020 tot 1 juli
2021), waarbij de uitsluitingsgrond ten aanzien van jongeren tot 27 jaar die zouden
kunnen studeren en daardoor aanspraak zouden kunnen maken op studiefinanciering (artikel 13,
tweede lid, onderdeel c, aanhef en subonderdeel 2, van de Participatiewet) buiten
toepassing wordt verklaard voor de Tozo. De nota van wijziging hiervoor heb ik uw
Kamer op 6 november 2020 doen toekomen.1
Ik heb gemeenten gevraagd te anticiperen op de wetswijziging.
Vervroegen aanvraagdatum Tozo 1
Met de motie van de leden Van Weyenberg en Tielen2 werd het kabinet verzocht om in overleg met gemeenten te treden om te waarborgen
dat zelfstandigen die per april of mei de Tozo 1 hadden aangevraagd, alsnog de gelegenheid
kregen om deze aanvraag per maart te laten ingaan. Deze motie is besproken met VNG
en Divosa. In de handreiking Tozo hebben SZW, VNG en Divosa gemeenten opgeroepen om
coulant om te gaan met een verzoek om de aanvraagdatum van Tozo 1 te vervroegen van
ondernemers die minder dan drie maanden gebruikmaken van de aanvullende uitkering.
Deze oproep heeft mijn voorganger ook gedaan in de Gemeentenieuwsbrief van SZW. Uit
gesprekken met VNG en Divosa blijkt dat er geen signalen zijn dat dit vraagstuk nog
speelt.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout
Indieners
-
Indiener
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid