Brief regering : Fiche: Besluit 8e Milieuactieprogramma
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 2983 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 november 2020
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 9 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Methaanstrategie (Kamerstuk 22 112, nr. 2980)
Fiche: Mededeling strategie voor duurzame chemische stoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 2981)
Fiche: Mededeling Een renovatiegolf voor Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 2982)
Fiche: Besluit 8e Milieuactieprogramma
Fiche: Mededeling verbetering toegang tot rechter in milieuzaken in EU en lidstaten
(Kamerstuk 22 112, nr. 2984)
Fiche: Wijziging Verordening implementatie Verdrag van Aarhus (Kamerstuk 22 112, nr. 2985)
Fiche: Verordening EU-éénloketomgeving voor douane (Kamerstuk 22 112, nr. 2986)
Fiche: Verordening gemeenschappelijk Europees Luchtruim (Kamerstuk 22 112, nr. 2987)
Fiche: Verordening Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart -prestatiebeoordelingsorgaan
gemeenschappelijk Europees luchtruim (Kamerstuk 22 112, nr. 2988)
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Fiche: Besluit 8e Milieuactieprogramma
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een Besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een algemeen
milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2030
b) Datum ontvangst Commissiedocument
14 oktober 2020
c) Nr. Commissiedocument
COM(2020) 652 final
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=COM%3A2020%3A0652%3…
e) Nr. Impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Milieuraad
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
h) Rechtsbasis
Artikel 192(3) VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
De Commissie heeft op 14 oktober jl. een voorstel voor een besluit tot het instellen
van het 8e milieuactieprogramma (MAP) gepresenteerd. Het opstellen van een MAP vloeit voort
uit de verdragsverplichting onder artikel 192, lid 3 VWEU, en vormt van oudsher het
kader voor milieu- en klimaatbeleid in de EU. Met de in 2019 uitgekomen Europese Green
Deal1, en recent uitgebrachte voorstellen2 heeft de Commissie reeds kaders voor het milieu- en klimaatbeleid geschetst. Het
MAP vormt ditmaal dan ook geen beleidsmatige routekaart, maar richt zich op de effectieve
implementatie en monitoring van deze milieu- en klimaatambities. Deze editie van het
MAP zou dan ook gezien kunnen worden als een monitoringskader voor de Europese Green
Deal.
Het voorstel herhaalt de milieu- en klimaatdoelen uit de Europese Green Deal en koppelt
deze aan het langetermijndoel voor 2050: op een duurzame manier leven binnen de planetaire
grenzen. Daarnaast worden de milieudoelen van de 2030 agenda van de VN en de duurzame
ontwikkelingsdoelen (SDG’s) aangehaald als leidende principes voor de inzet onder
dit MAP (2021 t/m 2030).
De Commissie identificeert zes prioritaire doelstellingen: het behalen van het op
te hogen klimaatdoel voor 2030 en het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050; het
boeken van continue vooruitgang in het verbeteren van de (klimaat)adaptieve capaciteit;
het toewerken naar een regeneratief groeimodel, waarbij economische groei losgekoppeld
wordt van grondstoffengebruik en milieuvervuiling, en de transitie naar een circulaire
economie wordt versneld; het nastreven van de nul-vervuilingsambitie voor een gifvrij
milieu (zero pollution ambition); het beschermen, behouden en herstellen van de biodiversiteit waarbij de kwaliteit
van ons natuurlijk kapitaal wordt verbeterd én het bevorderen van ecologische duurzaamheid
en het verminderen van de door consumptie en productie veroorzaakte druk op milieu
en klimaat.
Voor het behalen van deze doelstellingen zet de Commissie in op het verzekeren van
een effectieve en efficiënte implementatie, waarbij geen nieuwe beleidsacties worden
voorgesteld. Wel stelt de Commissie voor om middels het MAP een monitoringssysteem
in het leven te roepen dat de algehele voortgang met betrekking tot de milieudoelen
van de Unie inzichtelijk dient te maken. Het raamwerk dient aan te sluiten op al bestaande
monitoringsinstrumenten, zoals het Europees Semester, het Eurostat SDG-monitoringsrapport
en het jaarlijkse strategische prognoseverslag. Daarbij wordt belang gehecht aan de
toegang tot en hergebruik van data die al bij Europese instanties en lidstaten bekend
zijn, zoals satellietdata van het Copernicusprogramma. De Commissie stelt voor dat
het Europese Milieuagentschap (EMA) en het Europese Chemicaliënagentschap (ECHA) deze
monitoringstaak dienen uit te voeren.
In tegenstelling tot het 7e MAP, dat maar liefst 30 indicatoren had, zal het 8e MAP met een beperkt aantal kernindicatoren werken die op hoofdlijnen de staat van
het milieu, de belangrijkste pijnpunten en de effectiviteit van respons daarop weergeven.
De indicatoren zullen leidend zijn in het hierboven genoemde op te zetten monitoringsmechanisme.
De Commissie zal hiervoor lidstaten en stakeholders consulteren, met het doel de kernindicatoren
eind 2021 te presenteren. In dit proces wordt rekening gehouden met bestaande monitoringsvoorstellen
uit o.a. de biodiversiteitsstrategie, het Circulaire Economie Actieplan en de nul-vervuilingsambitie.
Tevens stelt de Commissie voor een nieuwe onlinedatabase opzetten die overzicht geeft
in de honderden bestaande milieu-indicatoren.
Naast de focus op monitoring stelt de Commissie een aantal randvoorwaarden om de zes
prioritaire doelen ook daadwerkelijk te kunnen bereiken.3
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Gezien de breedte van de beleidsdoelstellingen raakt het voorstel aan meerdere plannen
uit het regeerakkoord. Het kabinet zet zich bijvoorbeeld al een tijd in voor het ophogen
van het Europese klimaatdoel voor 2030 naar ten minste 55% emissiereductie, voor verbetering
van de luchtkwaliteit, voor een volledig circulaire economie per 2050, voor het versterken
van biodiversiteit en voor de transitie naar kringlooplandbouw.
Het Nationaal Milieubeleidskader4 herhaalt de wens om milieuproblemen te voorkomen, en onderstreept daarbij het belang
van internationale harmonisatie van milieumonitoring. De voorstellen uit het MAP komen
daarin tegemoet. Bovendien komen de doelstellingen uit het MAP overeen met de door
het kabinet verwelkomde Europese Green Deal én biedt het een mogelijkheid om voortgang
op de SDG’s nauw te volgen.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het is positief dat dit voorstel aansluit bij verschillende klimaat- en milieustrategieën
die de Commissie het afgelopen jaar heeft gepubliceerd. Dit voorkomt stapeling van
beleid en draagt bij aan een effectieve uitvoering. De inzet van het kabinet ten aanzien
van de verschillende strategieën zoals uiteengezet in de respectievelijke BNC-fiches5 blijft daarbij het uitgangspunt. Het kabinet acht het wel van belang dat er bij de
vaststelling van het MAP – gezien de looptijd van negen jaar – voldoende ruimte wordt
gegeven voor de doorontwikkeling van de beleidsdoelstellingen indien nodig.
Het feit dat de Commissie in dit MAP de nadruk legt op het belang van efficiënte en
effectieve monitoring wordt verwelkomd en kan de uitvoering van de beleidsdoelstellingen
ondersteunen. Het is daarbij van belang dat het integrale karakter van de Green Deal
ook in het monitoringsraamwerk wordt geborgd. De beperking tot een monitoringsraamwerk
mag echter geen precedentwerking hebben voor komende MAPs. Zoals eerder benoemd heeft
de huidige Commissie via de Europese Green Deal een integraal actieplan neergezet
voor haar eigen termijn: de komende vijf jaar. Het kabinet acht het verstandig dat
het MAP hierbij aansluit.
Tegelijkertijd is het wel van belang dat een volgende Commissie ook voldoende aandacht
geeft aan de concrete uitvoering van de via dit MAP vastgelegde doelstellingen, ook
nu het MAP niet inzet op concrete beleidsacties. Bij het aantreden van een volgende
Commissie zal hierop moeten worden toegezien. Ook is het nog onduidelijk hoe de uitkomsten
van het hernieuwde monitoringsmechanisme precies worden benut. Het kabinet acht een
duidelijke communicatie over deze resultaten van groot belang, bijvoorbeeld door de
uitkomsten van de monitoring mee te nemen in de effectbeoordelingen van toekomstig
Europees klimaat- en milieubeleid. Dit dient ook ten goede te komen aan de betere
implementatie van bestaande Europese milieuregelgeving.
Daarnaast komt in de evaluatie van het 7de MAP naar boven dat klimaat- en milieuambities niet altijd zijn vertaald in effectieve
beleidsinterventies.6 De complementariteit van het MAP zou er dan ook bij gebaat zijn geweest als het MAP
ook voorstellen bevatte voor de coherente implementatie, op alle overheidslagen, van
de wet- en regelgeving die uit de verschillende klimaat- en milieustrategieën voort
zal vloeien.
De consultatie die wordt uitgevoerd om de kernindicatoren vast te stellen, wordt door
het kabinet als kans geïdentificeerd. Dit proces kan benut worden om bijvoorbeeld
de monitoring van de bijdrage van circulaire economie aan milieu- en klimaatbeleid
concreter vorm te geven. De uitkomsten van het PBL-monitoringsprogramma Circulaire
Economie kunnen daarbij worden ingebracht. In dat kader is het kabinet van mening
dat er vanuit de Commissie structurele inzet nodig is op de ontwikkeling van een robuuste
databasis over de inputs en outputs van productieprocessen en de bijbehorende milieu-impact.
Tevens dient de identificatie van deze kernindicatoren een bijdrage te leveren aan
het vergroten van de coherentie en consistentie van het instrumentarium uit de verschillende
sectorale EU-reguleringskaders voor milieu en klimaat, zoals genoemd in artikel 3
van het voorstel.
Ook is het van belang om in de consultatie aandacht te vragen voor regionale verschillen,
het borgen van een maatwerkaanpak kan de effectiviteit van het beleid namelijk vergroten.
Tevens kunnen verschillende dataverzamelingen waar Nederland over beschikt ingezet
worden voor het ontwikkelen en verbeteren van bestaande monitoring. Dit biedt eveneens
kansen om aandacht te vragen voor het belang van satellietdata. Zoals in de nota ruimtevaartbeleid
is aangegeven leveren satellietdata in toenemende mate een bijdrage aan de transitieopgaven
en missies van het kabinet.7 Het combineren van satellietdata met andere datasets en kunstmatige intelligentie
maakt nieuwe toepassingen en diensten mogelijk, o.a. ten aanzien van het monitoren
van de SDG’s.
Gezien een deel van het milieubeleid decentraal wordt uitgevoerd zal het kabinet de
decentrale overheden betrekken bij de totstandkoming van indicatoren en het uitwerken
van het monitorings- en rapportagemechanisme.
Implicaties voor brede welvaart
De Tweede Kamer verzoekt met de motie van het lid Van Raan8 om bij voorstellen voortkomend uit de Green Deal rekening te houden met welvaart
in brede zin. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit
van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende
effecten en de verdeling van kosten en baten. Ten aanzien van deze mededeling worden
de effecten op alle vier de aspecten door het kabinet als positief beoordeeld. Het
voorstel past binnen een kosteneffectief pad naar een duurzame, circulaire en klimaatneutrale
Unie en draagt daarmee bij aan de haalbaarheid en betaalbaarheid van nationale milieu-
en klimaatdoelen. Daarnaast zal het verbeteren en harmoniseren van Europese milieumonitoring
een positief effect hebben op onder andere de luchtkwaliteit, gezondheid, het behoud
van biodiversiteit en de kapitaalvoorraden voor latere generaties.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Over het algemeen zijn de eerste reacties van lidstaten ten aanzien van het voorstel
positief wat betreft de koppeling van het MAP aan de doelen uit de Green Deal. Lidstaten
zijn echter kritisch over de mogelijke precedentwerking t.a.v. toekomstige programma’s
De verwachting is dat het krachtenveld zich verder zal vormen rond de publieke consultatie.
Het Europees Parlement heeft zich nog niet uitgelaten over dit voorstel.
4. Beoordeling ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Naar de mening van het kabinet is het voorstel gebaseerd op de juiste rechtsgrondslag.
Op het terrein van milieu heeft de EU een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten (zie
artikel 4, lid 2, e, VWEU). Op basis van artikel 192, lid 3 VWEU stellen het Europees
Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure algemene actieprogramma’s
vast waarin de te verwezenlijken prioritaire doelstellingen worden vastgelegd. Op
basis van deze bepaling dient ook het MAP te worden vastgesteld.
b) Subsidiariteit
Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Het is een Verdragsverplichting
voor de EU om een Milieuactieprogramma vast te stellen, optreden kan alleen op EU-niveau
plaatsvinden. Ook gezien de grensoverschrijdende effecten van milieu- en klimaatproblematiek
wordt handelen op het niveau van de Unie als passend gezien.
c) Proportionaliteit
Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel positief. Het voorstel
biedt een raamwerk om bestaande voorstellen te monitoren. Dit is nodig om efficiënt
milieubeleid te kunnen voeren en waar nodig dit beleid aan te scherpen. Het kabinet
is van mening dat het voorstel van de Commissie dan ook noodzakelijk is om de milieu-
en klimaatdoelen uit de Green Deal, en de daaruit voortvloeiende voorstellen, te bereiken.
Daarbij gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk, omdat er wordt aangesloten
bij reeds bestaande monitoringsinstrumenten, er gewerkt gaat worden met een aantal
kernindicatoren en omdat er geen aanvullende beleidsacties geformuleerd worden.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten
a) Consequenties EU-begroting
Dit voorstel is conform de financiële kaders van het MFK 2021–2027 opgesteld. Wel
wordt er opgeroepen tot aanvullende middelen voor het EMA en ECHA. Deze middelen zullen
uit het LIFE-budget worden gehaald, binnen het daarvoor vastgestelde plafond.
Indien er gevolgen zijn voor de EU-begroting is het kabinet van mening dat de benodigde
EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële
kaders van het MFK 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling
van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale
overheden
Het MAP doet geen concrete nieuwe beleidsvoorstellen, maar is beperkt tot het opzetten
van een monitoringsraamwerk. De kosten van die monitoringsraamwerk zullen worden gedragen
door de Europese begroting. Wel bestaat de mogelijkheid dat het verzamelen en delen
van de benodigde data financiële consequenties kan hebben voor decentrale overheden
en uitvoeringsorganisaties.
Het kabinet benadrukt daarbij dat de uitwerking van de zes beleidsdoelstellingen die
het MAP vastlegt, die volgen via de uitwerking van de voorstellen uit de Green Deal
en de bijhorende strategieën en wetgeving, per geval op kosteneffectiviteit en toekomstbestendigheid
zullen moeten worden getoetst, zoals benadrukt in het BNC-fiche inzake de Green Deal.
Eventuele budgettaire gevolgen voor het Rijk en de decentrale overheden worden ingepast
op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de
regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger
Voortbouwend op bovenstaande toelichting heeft het MAP geen financiële consequenties
voor bedrijfsleven en burger.
d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden,
bedrijfsleven en burger
Het voorstel van de Commissie heeft minimale gevolgen voor de regeldruk en administratieve
lasten. Deze lasten beperken zich tot de betrokkenheid bij de identificatie van de
kernindicatoren. Bij de uitwerking van eventuele maatregelen ten behoeve van dit proces
zal het kabinet rekening blijven houden met de gevolgen van de regeldruk voor decentrale
overheden, bedrijfsleven en burgers.
e) Gevolgen voor concurrentiekracht
Het kabinet ziet de omschakeling naar een duurzame groei van de economie als een kans
om het concurrentievermogen van de EU te versterken (first mover advantage). Zo biedt dit lange termijn zekerheid voor het bedrijfsleven en worden er bijvoorbeeld
investeringen in duurzame technologieën gestimuleerd. Bovendien kan de EU met het
voorgestelde besluit een toonaangevende positie in de mondiale transitie naar een
duurzame, circulaire en klimaat neutrale Unie innemen.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het MAP betreft een voorstel voor een besluit en is daarmee verbindend in al haar
onderdelen (artikel 288 VWEU). Er is geen nationale of decentrale regelgeving die
op basis van het MAP moet worden aangepast.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen gedelegeerde en/of uitvoeringsbepalingen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het besluit treedt twintig dagen na publicatie in werking (artikel 6 voorstel).
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
In artikel 5 van het voorstel staat dat de Commissie uiterlijk op 31 maart 2029 een
evaluatie van het MAP moet hebben uitgevoerd. Het kan als gemis worden gezien dat
een mid-term evaluatie ontbreekt.
e) Constitutionele toets
N.v.t.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Het besluit is voor zover nu te beoordelen uitvoerbaar.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Het kabinet ziet geen implicaties voor ontwikkelingslanden naar aanleiding van het
voorgestelde besluit.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken