Brief regering : Appreciatie voorlopig akkoord tussen Raad en EP over het MFK
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1624 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2020
Uw Kamer is de afgelopen weken via Geannoteerde Agenda’s en Verslagen van de Raad
Algemene Zaken geïnformeerd over het verloop van de onderhandelingen tussen het Duitse
EU-voorzitterschap en het Europees Parlement over het Meerjarig Financieel Kader voor
de periode 2021–2027 (MFK), en de Nederlandse inzet daarbij.
Het Europees Parlement heeft zich tijdens deze onderhandelingen ingezet voor 39 miljard euro1 aanvullende middelen voor vijftien specifieke programma’s, voor een juridisch bindende
tijdlijn voor de invoering van nieuwe eigen middelen en voor een grotere rol – als
onderdeel van de begrotingsautoriteit – bij het herstelinstrument. Daarnaast heeft
het Europees Parlement gepleit voor een streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde
uitgaven van 10% en voor aanvullende afspraken over klimaat en gendergelijkheid.2
De op 21 juli jl. bereikte conclusies van de Europese Raad over het MFK, het herstelinstrument
in reactie op de COVID-19 crisis (herstelinstrument) en de financiering daarvan via
een nieuw Eigenmiddelenbesluit (EMB) (doc EUCO 10/20) (ER-conclusies) vormden het
mandaat op basis waarvan het Duitse EU-voorzitterschap onderhandelde. Uw Kamer werd
over de inhoud en appreciatie van deze ER-conclusies geïnformeerd in het verslag van
de Europese Raad van 17–21 juli jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575). In dit verslag is toegelicht dat de ER-conclusies op voor Nederland belangrijke
elementen in grote mate overeenkomen met de Nederlandse inzet. De Nederlandse inzet
tijdens de onderhandelingen met het Europees Parlement was dan ook om deze ER-conclusies
zo goed mogelijk te borgen in de verschillende wetgevingsinstrumenten, waaronder de
MFK-Verordening. Nederland heeft daarbij aangegeven dat meer middelen voor specifieke
programma’s voor Nederland aanvaardbaar zijn, op voorwaarde dat dit op zichzelf niet
gepaard zou gaan met een verhoging van de Nederlandse afdrachten voor het MFK 2021–2027.
De motie van de leden Sjoerdsma en Bruins (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1585) riep de regering op om zich in deze fase nog in te spannen om het budget voor Horizon
Europa te verhogen. Daarnaast heeft Nederland benadrukt dat een juridisch bindende
tijdlijn voor de invoering van nieuwe eigen middelen niet aanvaardbaar is.
Op 10 november jl. bereikten de onderhandelaars namens de Raad, de Europese Commissie
en het Europees Parlement in de triloog een voorlopig akkoord over het Meerjarig Financieel
Kader voor de periode 2021–2027 (MFK). Het onderhandelingsresultaat is verspreid via
Delegates Portal (docs 12792/20, 12791/20 + ADD1, en 12793/20). Met deze brief informeer ik uw Kamer,
mede namens de Minister van Financiën, over dit onderhandelingsresultaat door in te
gaan op de wijzigingen ten opzichte van de op 21 juli jl. bereikte ER-conclusies.
Het kabinet is van oordeel dat dit onderhandelingsresultaat het evenwicht van de uitkomst
van de Europese Raad van 17–21 juli jl. voldoende respecteert en past binnen de staande
Nederlandse inzet.
Inhoud voorlopig akkoord
Aanvullende middelen
Ten eerste is in de triloog in totaal 16 miljard euro aan aanvullende middelen voor
het MFK 2021–2027 overeengekomen. Hiervan is 15 miljard euro bestemd voor een aantal
specifieke programma’s en 1 miljard euro voor een aanvulling op het flexibiliteitsinstrument
voor onvoorziene uitgaven. De 15 miljard euro wordt als volgt verdeeld. Horizon Europa
krijgt er 4 miljard euro bij, Erasmus+ 2,2 miljard euro, EU4Health 3,4 miljard euro,
het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer en Frontex 1,5 miljard euro, het programma
Justitie, Rechten en Waardenfonds 0,8 miljard euro, Creatief Europa 0,6 miljard euro,
InvestEU 1 miljard euro, Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) 1 miljard euro en het instrument voor humanitaire hulp 0,5 miljard euro. De
tabel hieronder geeft de totaalbedragen en aanpassingen per programma weer. Over de
verdeling van de extra middelen binnen de hierboven genoemde programma’s en over overige
openstaande punten wordt in de uitwerking nog nadere informatie verwacht.
ER-conclusies
Uitkomst triloog
Totaal
Horizon Europe
80,9
+4
84,9
Erasmus+
21,2
+2,2
23,4
EU4Health
1,7
+3,4
5,1
IBMF
5,5
+1
6,5
Frontex
5,1
+0,5
5,6
Justitie, Rechten en Waarden
0,8
+0,8
1,6
Creative Europe
1,6
+0,6
2,2
InvestEU
8,4
+1
9,5
NDICI
70,8
+1
71,8
Humanitaire hulp
9,8
+0,5
10,3
Flexibiliteitsinstrument
5,4
+1
6,4
Prijzen in miljarden, 2018 prijzen
De financiering van de aanvullende middelen wordt mogelijk gemaakt door een combinatie
van maatregelen. Ten eerste worden de marges die in de ER-conclusies zijn overeengekomen
voor 2,5 miljard euro ingezet voor de versterking van een aantal specifieke programma’s.
Ten tweede is besloten om 1 miljard euro van de terugbetalingen uit de African, Caribbean and Pacific Investment Facility (ACP-IF), in beheer bij de Europese Investeringsbank, toe te voegen aan NDICI. Ten
derde wordt de omvang van het flexibliteitsinstrument met in totaal 1 miljard verhoogd.
Ten vierde is afgesproken om de reeds bestaande mogelijkheid in het Financieel Reglement
te gebruiken om geannuleerde vastleggingen voor het Horizon Europa-programma opnieuw
vast te leggen. Hiermee kan tot 0,5 miljard euro worden toegevoegd aan het budget
voor Horizon Europa in het komende MFK. Tot slot wordt vanaf 2022 jaarlijks een bedrag
dat gelijk is aan de opbrengsten uit mededingingsboetes van twee jaar geleden (startend
met de opbrengsten uit 2020) zowel in vastleggingen als betalingen toegevoegd aan
de EU-begroting en de uitgavenplafonds. Hiervoor geldt een jaarlijks maximum van 2 miljard euro.
Het totale bedrag zal niet hoger liggen dan 11 miljard euro. Daarnaast is de looptijd
beperkt tot 2027. Omdat onduidelijk is hoe hoog de boete-inkomsten zullen zijn, is
een minimumbedrag van 1,5 miljard aan boete-inkomsten per jaar opgenomen, zelfs als
de boete-inkomsten niet voldoende zouden zijn om dat te dekken.
Appreciatie
De aanvullende middelen worden toegewezen aan programma’s die inhoudelijk bijdragen
aan modernisering van het MFK. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet om een sterkere
nadruk te leggen op onderzoek en innovatie, migratie, veiligheid en klimaat. Er wordt
tegemoet gekomen aan de motie Sjoerdsma/Bruins die de regering opriep om zich in te
spannen om het budget voor Horizon Europe te verhogen en de motie Jetten/Van Ojik
over een hogere allocatie van fondsen onder de «Justice, Rights & Values heading».
Mede in dit licht kan Nederland instemmen met het opnieuw inzetten van geannuleerde
vastleggingen binnen Horizon Europe.
Het vastleggingenplafond van 1074 miljard euro en het betalingenplafond van 1061 miljard euro,
zoals deze tijdens de ER van 17–21 juli jl. zijn overeengekomen, wijzigen niet. Dat
is conform de Nederlandse inzet. De extra vastleggingen en betalingen die met de opbrengsten
uit de boetes worden gefinancierd, zullen gedurende het MFK 2021–2027 worden verwerkt
bij de jaarlijkse technische aanpassing van de MFK-plafonds. Ook in het huidige MFK
2014–2020 worden de plafonds via deze technische aanpassing verhoogd, o.a. voor het
gebruik van speciale instrumenten.
Verder is Nederland tevreden over de inzet van 2,5 miljard euro aan marges om de aanvullende
middelen te financieren omdat dit niet leidt tot een afdrachtenstijging. Weliswaar
resteert hierdoor minder ruimte voor onvoorziene omstandigheden, maar deze is wat
Nederland betreft nog ruim genoeg indien ook de speciale instrumenten (die met 1 miljard
worden verhoogd) in ogenschouw worden genomen. De overheveling van ACP-IF naar NDICI
leidt niet tot een afdrachtenstijging en is daarom voor Nederland acceptabel.
Als gevolg van het akkoord met het EP nemen de Nederlandse afdrachten aan de Europese
begroting (inclusief bijdrage van het VK) over de periode van het volgende MFK als
geheel niet meer toe dan reeds in de Rijksbegroting was voorzien. Hierin was rekening
gehouden met economische groei en inflatie. De uitkomst uit de triloog met het EP
leidt slechts tot een zeer beperkte bijstelling van de raming in de Miljoenennota
2021 waarin de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. is verwerkt – zie
ook onderstaande paragraaf «Nederlandse afdrachten». Daarmee valt het akkoord met
het EP binnen de Nederlandse inzet voor het MFK om een stijging van de afdrachten
als gevolg van de uittreding van het VK te voorkomen. Het kabinet is ook tevreden
over de beperking van de looptijd en de jaarlijkse en totale maximering van het bedrag.
Met dit laatste wordt voorkomen dat de indruk wordt gewekt dat de Commissie boetes
oplegt om de EU-begroting te kunnen financieren.
Wel bestaat er met de vormgeving van deze nieuwe constructie een aantal risico’s voor
de afdrachten. Doordat er een periode van twee jaar zit tussen de ontvangst van de
boete en de verhoging van de EU-begroting zal dit tot verhoogde volatiliteit van de
afdrachtenraming leiden. De ontvangsten en uitgaven zullen immers niet gelijk zijn
in een begrotingsjaar. Dit zal naar aanleiding van de jaarlijkse technische aanpassing
van de Commissie worden verwerkt in de Ontwerpbegroting van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. Daarnaast leidt het minimumbedrag van 1,5 miljard euro tot een risico op hogere
afdrachten indien, bezien over de gehele periode, de boete-inkomsten lager liggen
dan het bedrag waarmee de begroting wordt verhoogd. Dit risico lijkt echter beperkt
omdat het nog openstaande bedrag aan boetes (op basis van Hofzaken per 1 september
2020) op ca. 15,7 miljard euro ligt. Daarnaast kan de Commissie gedurende het MFK
boetes opleggen in nieuwe zaken.
Nieuwe eigen middelen
In de tweede plaats zijn afspraken gemaakt over de eventuele introductie van nieuwe
eigen middelen gedurende de volgende MFK-periode. Hiervoor zijn de Raad, het Europees
Parlement en de Commissie in het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) principes overeengekomen
die leidend zijn bij de introductie van nieuwe eigen middelen, als de Raad daartoe
met unanimiteit zou besluiten. Zo moeten deze voldoen aan de voorwaarden van eenvoud,
transparantie en rechtvaardigheid, en de stabiliteit en voorspelbaarheid van de inkomsten
garanderen. Ook mogen nieuwe eigen middelen niet leiden tot buitensporige administratieve
lasten voor EU-instellingen en nationale overheden en moeten de lasten voor bedrijven
en burgers worden verlaagd. Verder is het van belang dat deze middelen in lijn zijn
met de prioriteiten van de Unie op het gebied van klimaat en een digitaal Europa.
De nieuwe eigen middelen zijn in eerste instantie bedoeld om rentebetalingen en aflossingen
van leningen onder het herstelinstrument te financieren om te voorkomen dat rentebetalingen
en aflossingen ten koste gaan van uitgaven aan specifieke programma’s in het MFK.
Naast deze principes is in het onderhandelingsresultaat een indicatieve routekaart
opgenomen waarin een tijdpad wordt gegeven voor de eventuele introductie van nieuwe
eigen middelen. De bevoegdheden over de introductie zoals vastgelegd in de verdragen
blijven gelden; eventuele toekomstige voorstellen dienen door de Raad met unanimiteit
te worden aangenomen. Ook de rol van nationale parlementen wordt niet beperkt. De
Commissie zal in juni 2021 voorstellen doen voor een koolstofheffing aan de grens
en een digitale heffing, met het oog op een uiterlijke introductiedatum van 1 januari
2023, indien de Raad daartoe zou besluiten. Gelijktijdig zal een voorstel worden gedaan
voor een eigen middel gebaseerd op het (mogelijk uitgebreide) Emission Trading System (ETS). De Raad zal zich uiterlijk 1 juli 2022 beraden over deze voorstellen. Al geruime
tijd wordt door een groep lidstaten door middel van nauwere samenwerking gewerkt aan
een Financial Transaction Tax. Indien deze lidstaten niet tot overeenstemming komen,
zal de Commissie proberen om in juni 2024 een nieuw voorstel te presenteren. De Raad
zal zich hier uiterlijk 1 juli 2025 over buigen met het oog op eventuele introductie
op 1 januari 2026.
Appreciatie
De indicatieve routekaart voor de eventuele introductie van nieuwe eigen middelen
is in feite een bevestiging en nadere invulling van de uitkomst van de Europese Raad
van 17–21 juli jl. De bestaande bevoegdheidsverdeling wordt gerespecteerd. Dit is
in lijn met de Nederlandse inzet. Er rust geen verplichting op lidstaten om in te
stemmen met deze nieuwe eigen middelen. Een grote meerderheid van de lidstaten en
het Europees Parlement hechten veel waarde aan de introductie van nieuwe eigen middelen.
Nederland kan instemmen met het verkennen van opties voor nieuwe categorieën van eigen
middelen en herkent zich ook in de afgesproken principes waaraan deze moeten voldoen.
Nederland zal toekomstige Commissievoorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun merites
beoordelen. Vanuit het oogpunt van onder andere de beoogde transparantie, vereenvoudiging
en voorspelbaarheid van het stelsel van eigen middelen is het kabinet echter terughoudend
over de introductie van nieuwe eigen middelen.
Governance herstelinstrument
Verder zijn in het IIA, vanwege de bijzondere aard van de leningen onder het herstelinstrument,
aanvullende afspraken gemaakt om de betrokkenheid van de Raad en het Europees Parlement
bij het herstelinstrument te waarborgen. De leningen zijn van bijzondere aard omdat
zij als zogenoemde externe bestemmingsontvangsten aan programma’s worden toegewezen,
zonder dat zij in de begroting worden opgenomen en zonder dat zij het onderdeel zijn
van de reguliere besluitvorming in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
Zo is bijvoorbeeld afgesproken dat de Commissie, in de context van de jaarlijkse begrotingsprocedure,
relevante informatie over de externe bestemmingsontvangsten in het herstelinstrument
zal delen en dat regelmatig bijeenkomsten zullen worden gehouden tussen de Commissie,
de Raad en het Europees Parlement om de implementatie van deze ontvangsten te beoordelen.
Appreciatie
Het kabinet hecht aan een goede informatievoorziening over de middelen van het herstelinstrument
en kan de afspraken uit het IIA dan ook steunen.
Klimaat, biodiversiteit en gendergelijkheid
Ook zijn aanvullende afspraken gemaakt over klimaat en biodiversiteit en gendergelijkheid.
Afgesproken is dat er vanaf 2024 een streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde
uitgaven van 7,5% geldt, en in 2026 en 2027 een streefcijfer van 10%. Dit streefcijfer
komt naast het streefcijfer voor klimaatgerelateerde uitgaven van 30%. Afgesproken
is om de tracking van klimaat en biodiversiteit te verbeteren. In een verklaring verzekert
de Commissie dat de tracking methode voor klimaat en biodiversiteit toegankelijk,
transparant en openbaar is en dat de Commissie hierover informatie uitwisselt met
het Europees Parlement en de Raad. Ook zijn afspraken gemaakt over een nieuwe methodologie
om gendergelijkheid binnen de EU te versterken.
Appreciatie
Nederland steunt het streefcijfer voor biodiversiteitsgerelateerde uitgaven en de
gemaakte aanvullende afspraken over klimaat en gendergelijkheid.
Overig
Daarnaast is afgesproken dat er, anders dan in het huidige MFK, geen verplichting
voor de Commissie komt om passende voorstellen in te dienen tot tussentijdse herziening
van het MFK. De Commissie zal wel een tussentijdse evaluatie van het MFK publiceren
voor 1 januari 2024, eventueel samen met een voorstel voor tussentijdse herziening
van de MFK-Verordening.
Appreciatie
In het huidige MFK was de Commissie verplicht om een voorstel in te dienen tot tussentijdse
herziening van het MFK. Deze tussentijdse herziening had een opwaarts effect op de
lidstaatenveloppen in het cohesiebeleid en de overkoepelende uitgavenplafonds. Nu
is afgesproken dat de tussentijdse herziening niet verplicht is. Lidstaten zijn daarnaast
niet gebonden aan acceptatie van een eventueel voorstel van de Commissie voor tussentijdse
herziening van het MFK. Het kabinet kan deze afspraak daarom accepteren.
Conclusie
De aanvullende middelen passen bij de door Nederland gewenste modernisering van het
MFK. De wijze van financiering leidt tot een beperkte afdrachtenstijging die past
binnen de Nederlandse inzet om te voorkomen dat de Nederlandse afdrachten aan de EU-begroting
als gevolg van de uittreding van het VK zouden stijgen. Over nieuwe eigen middelen
zijn geen afspraken gemaakt die verplichten tot invoering hiervan.
Nederlandse afdrachten
Als gevolg van het akkoord met het EP nemen de Nederlandse afdrachten aan de Europese
begroting (inclusief bijdrage van het VK) over de periode van het volgende MFK als
geheel niet meer toe dan reeds in de Rijksbegroting was voorzien. Hierin was rekening
gehouden met economische groei en inflatie. Ten opzichte van de raming in de Miljoenennota
2021 (Kamerstuk 35 570, nrs. 1 en 2), waarin de uitkomst van de Europese Raad van 17–21 juli jl. reeds is verwerkt, is
op basis van een eerste inschatting sprake van een zeer beperkte bijstelling van de
raming met ca. 9 miljoen euro in 2021 en ca. 15 miljoen per jaar vanaf 2022, op een
geraamde afdracht van totaal ca. 10 miljard per jaar.
De bijstelling van de raming heeft twee oorzaken. Ten eerste leidt de verhoging van
het flexibiliteitsinstrument met 1 miljard euro in de Nederlandse ramingssystematiek,
waarin wordt geraamd op de hoogte van het betalingenplafond en de speciale instrumenten,
tot een bijstelling van de raming met ca. 9 miljoen euro per jaar. Ten tweede heeft
Nederland in de raming voor de afdrachten de boete-inkomsten reeds voor een klein
deel meegenomen. Aangezien de boete-inkomsten vanaf 2022 zullen worden ingezet voor
hogere uitgaven kiest het kabinet ervoor om de geraamde middelen te schrappen vanuit
het oogpunt van een prudente begroting. De raming van de effecten voor de begroting
van 2021 is een voorlopige raming, omdat over de jaarbegroting van 2021 de onderhandelingen
nog gaande zijn. Dit effect zal in die onderhandeling worden betrokken. Over de jaarbegroting
2021 vindt op 3 december 2020 een Ecofin Begrotingsraad plaats. De mutaties voor de
periode 2021–2027 zullen bij de Voorjaarsnota worden verwerkt op de begroting van
Buitenlandse Zaken.
Gedurende het MFK zal er naar verwachting sprake zijn van minder meevallers bij de
EU-afdrachten omdat een bedrag gelijk aan maximaal 11 miljard euro aan boete-inkomsten
zal worden ingezet voor uitgaven in het MFK 2021–2027. Net als in het huidige MFK
2014–2020 zullen deze inkomsten via een verlaging van de benodigde BNI-afdracht terugvloeien
naar de lidstaten. Daar staat tegenover dat de verhoging van de uitgaven met een bedrag
dat gelijk is aan de boete-inkomsten van twee jaar eerder een verhogend effect heeft
op de EU-afdrachten. Voor Nederland leidt dit naar verwachting tot jaarlijks ca. 0,1 miljard euro
minder (onvoorziene) meevallers. Dit heeft echter geen effect op de geraamde afdrachten.
Proces en krachtenveld
Over het MFK zal de Raad met unanimiteit besluiten, na goedkeuring van het Europees
Parlement met meerderheid van zijn leden (artikel 312 VWEU). Verder geldt voor het
EMB dat deze na raadpleging van het EP, en na vaststelling door de Raad met unanimiteit,
door de lidstaten moet worden goedgekeurd voordat het in werking kan treden (artikel 311
VWEU). In Nederland wordt het EMB middels een goedkeuringswet voorgelegd aan het parlement.
De procedure hiervoor zal in gang worden gezet zodra de formele besluitvorming in
de Raad is afgerond. Besluitvorming over de oprichting van het herstelinstrument gaat
met gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Het EP heeft geen rol bij de besluitvorming
over het herstelinstrument. Over de MFK-rechtsstaatverordening en de verordening over
de Recovery and Resilience Facility (RRF-verordening) zal de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten en heeft
het Europees Parlement medebeslissingsrecht. Het kabinet heeft uw Kamer in een separate
brief geïnformeerd over de uitkomst van de triloog over de MFK-rechtsstaatverordening.
Over de onderhandelingen over de RRF-verordening, waarvan de triloog nog loopt, wordt
uw Kamer geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Ecofin-Raad.
Het MFK onderhandelingsresultaat is op 11 november jl. in Coreper gepresenteerd. De
Commissie onderstreepte dat het onderhandelingsresultaat volledig in lijn is met de
ER-conclusies van 21 juli jl. en een verder gemoderniseerde EU-begroting oplevert.
Verschillende lidstaten bepleitten met klem om de definitieve besluitvormingsprocedures
over het MFK, het EMB en het herstelinstrument in de Raad zo snel mogelijk te voltooien,
zodat de goedkeuringsprocedure van het EMB in de lidstaten kan starten. Op 16 november
jl. is Coreper gevraagd om politieke bekrachtiging van het MFK onderhandelingsresultaat
en van het onderhandelingsresultaat over de MFK-rechtsstaatverordening, en om een
besluit te nemen over het starten van de schriftelijke procedure voor definitieve
besluitvorming door de Raad over het EMB. Hongarije en Polen lieten weten niet in
te kunnen stemmen met het starten van de schriftelijke procedure voor de definitieve
besluitvorming over het EMB en ook niet met politieke bekrachtiging van het MFK onderhandelingsresultaat,
omdat zij niet akkoord kunnen gaan met de MFK-rechtsstaatverordening. Het Duitse EU-voorzitterschap
concludeerde dat er voor de MFK-rechtsstaatverordening een gekwalificeerde meerderheid
in de Raad is, maar dat de benodigde unanimiteit voor politieke bekrachtiging van
het MFK onderhandelingsresultaat en voor het starten van de schriftelijke procedure
voor de definitieve besluitvorming over het EMB ontbreekt.
Het is duidelijk dat er op dit moment nog geen unanimiteit in de Raad is voor definitieve
goedkeuring van het MFK en het EMB. Het MFK en het Herstelinstrument kunnen pas starten
als de besluitvormingsprocedures over het MFK en het EMB succesvol zijn afgerond.
Het Duitse EU-voorzitterschap heeft de leiding over het proces en zal met een voorstel
komen om de ontstane impasse te doorbreken. Nederland zal zich op alle niveaus blijven
inzetten voor behoud van het bereikte onderhandelingsresultaat en er op blijven toezien
dat geen afbreuk wordt gedaan aan de conclusies van de Europese Raad van 17–21 juli.
Daarbij zal Nederland blijven benadrukken dat het bereikte onderhandelingsresultaat
over de MFK-rechtsstaatverordening voor Nederland de ondergrens is.
Het is ook voor Nederland van belang dat het MFK 2021–2027, het herstelinstrument
en het EMB als pakket worden behandeld. De RRF-verordening en de MFK-rechtsstaatverordening
maken ook een belangrijk onderdeel uit van dit pakket. De trilogen over de RRF-verordening
zijn nog gaande. Het is voor Nederland van belang dat de Raad pas tot definitieve
besluitvorming overgaat als over alle hoofdonderdelen van het pakket een onderhandelingsresultaat
is bereikt met het Europees Parlement. De delicate balans die tijdens de onderhandelingen
over de ER-conclusies in juli 2020 is gevonden, moet intact blijven.
De vier grote politieke groepen in het EP hebben eerder aangegeven zonder (definitief)
akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over de MFK-rechtsstaatverordening
niet verder te gaan met de goedkeuringsprocedure voor de MFK-Verordening.
Het staat op dit moment nog niet vast wanneer definitieve besluitvorming in de Raad
zal plaatsvinden. Het kabinet zal uw Kamer nader informeren als hierover meer bekend
is.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken