Brief regering : Beleidsreactie onderzoek van EIB naar de betaalbaarheid van de warmtetransitie voor particuliere woningeigenaren in gebieden met bevolkingsdaling
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 618
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 november 2020
De verduurzaming van de Nederlandse samenleving en economie vormt een belangrijke
opgave voor de komende decennia. Het is een nationale opgave om de CO2-uitstoot te
verlagen en de doelstellingen uit het klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) te halen.
Ook het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving maakt hier onderdeel van uit. De
manier waarop de warmtetransitie vorm krijgt verschilt echter per gebied, en vraagt
om gedifferentieerde oplossingen.
EIB heeft, in het kader van het expertisetraject klimaat- en energietransitie binnen
het Actieprogramma Bevolkingsdaling, de afgelopen maanden onderzoek gedaan naar wat
de geschatte kosten zijn van de warmtetransitie in gebieden met bevolkingsdaling,
of die kosten hoger zijn, en wat dit betekent voor de betaalbaarheid van de transitie
voor particuliere woningeigenaren in deze gebieden.
Hierbij stuur ik u het onderzoeksrapport1. Ik ga in deze brief in op de belangrijkste conclusies van het onderzoek en ik geef
afsluitend mijn beleidsreactie.
Onderzoek en conclusies
Om inzicht te krijgen in de betaalbaarheid van de warmtetransitie voor particuliere
woningeigenaren in gebieden met bevolkingsdaling heeft EIB een kwantitatieve en kwalitatieve
analyse gedaan van vijf casusgemeenten, met verschillende typologieën woningen, en
ruimtelijke en sociaaleconomische karakteristieken. Op basis hiervan heeft EIB een
aantal conclusies gevormd over de betaalbaarheid van de warmtetransitie voor particuliere
woningeigenaren in gebieden met bevolkingsdaling.
De analyse laat zien dat de warmtetransitie in gebieden met bevolkingsdaling complex
is doordat er vaker sprake is van een stapeling van factoren. Dit kan zorgen voor
problemen bij de financiering en bekostiging van de warmtetransitie voor particuliere
woningeigenaren in die gebieden. Het gaat hierbij vooral om de volgende factoren:
− In gebieden met bevolkingsdaling is vaker sprake van een meer landelijke ligging.
Dit maakt dat als alternatief voor aardgas vaker gekozen zal worden voor een all electric
oplossing. Dit brengt bij woningen met een lager energielabel een behoorlijke investering
in isolatie met zich mee.
− In gebieden met bevolkingsdaling wonen relatief veel mensen met een laag inkomen in
een koopwoning. Het gevolg is dat het aandeel corporatiewoningen in gebieden met bevolkingsdaling
lager is dan in andere gebieden.
− De woningen in gebieden waar sprake is van bevolkingsdaling zijn vaker van slechte
(energetische) kwaliteit dan woningen in gebieden waar daar geen sprake van is.
− Gebieden met bevolkingsdaling kennen bovendien relatief meer grote grondgebonden woningen
wat het duurder maakt om deze te verduurzamen.
− De WOZ-waarde van woningen ligt in gebieden met bevolkingsdaling aanzienlijk lager
dan gemiddeld in Nederland. Dit beperkt de financieringsmogelijkheden en de mate waarin
de baten volledig kunnen worden doorberekend in de verkoopprijs.
− In gebieden met bevolkingsdaling heeft ongeveer 34% van de inwoners een besteedbaar
inkomen van minder dan € 25.000 euro per jaar. Dit betekent dat voor een derde van
de huishoudens de investeringen relatief hoog zijn ten opzichte van het inkomen.
− Ten slotte draagt een aantal specifieke factoren bij aan een lager draagvlak voor
de warmtetransitie en energietransitie in deze gebieden. Verschillende onderzoeken
hebben uitgewezen dat onder lager opgeleiden en ouderen minder draagvlak is voor de
energietransitie en aardgasvrij beleid. De vergrijzing is sterker in gebieden met
bevolkingsdaling en het aandeel ouderen en lager opgeleiden is groter in gebieden
met bevolkingsdaling dan in gebieden waar hier geen sprake van is. Daarnaast is er
minder draagvlak in gebieden met bevolkingsdaling die grenzen aan Duitsland. De reden
hiervoor is dat Duitsland juist inzet op de overstap naar aardgas.
Beleidsreactie
De manier waarop de warmtetransitie vorm krijgt in Nederland, verschilt per gebied.
Het is duidelijk dat gebieden met bevolkingsdaling specifieke uitdagingen kennen door
een combinatie van factoren die invloed hebben op de mogelijkheden om te verduurzamen
in vergelijking tot andere gebieden. De analyse van EIB helpt om dat scherp in beeld
te krijgen.
In de gebouwde omgeving is het doel om uiteindelijk in 2050 alle woningen en andere
gebouwen te verduurzamen. In het klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 ca. 20%
hiervan gerealiseerd moet zijn. Gemeenten brengen uiterlijk in 2021 in kaart in welke
wijken, buurten en dorpen begonnen kan worden. Een haalbare en betaalbare aanpak is
hierbij uitgangspunt. Dit betekent maatwerk, ook in de gebieden met bevolkingsdaling.
Het ligt niet voor de hand om wijken in gebieden waar op dit moment nog maar beperkte,
en hierdoor duurdere, technische opties zijn, nu al van het aardgas af te halen. Dat
kan ook later wanneer er betere, betaalbare en passende technieken en financieringsconstructies
beschikbaar zijn om deze wijken aardgasvrij te maken.
Het uitgangspunt van de betaalbaarheid van de energietransitie, is een blijvend aandachtspunt
voor het kabinet. Rond de Kerst zal ik een Kamerbrief sturen over de betaalbaarheid
van de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Voor de verduurzaming van woningen
in gebieden met bevolkingsdaling zijn natuurlijk alle mogelijkheden voor subsidiëring
en aantrekkelijke financiering zoals via het Nationaal Warmtefonds, beschikbaar. Hetzelfde
geldt voor deelname aan de proeftuinen aardgasvrije wijken waarvan er een aantal in
gebieden ligt waar sprake is van bevolkingsdaling.
Het kennis- en leerprogramma van het Programma aardgasvrije wijken (PAW) ondersteunt
alle gemeenten, waaronder ook gemeenten met bevolkingsdaling.
Platform 31 heeft in opdracht van het PAW een inventarisatie gedaan naar hoe kleinere
gemeenten werken aan de energietransitie. Aan de hand van circa tien praktijkvoorbeelden,
waaronder enkele proeftuinen aardgasvrije wijken uit de 1e ronde, is belicht hoe deze kleine gemeenten de energietransitie in de gebouwde omgeving
aanpakken en welke lessen dit oplevert. Op deze manier willen we leren van de successen
én van knelpunten waar gemeenten en andere stakeholders tegen aan lopen. Het rapport
heb ik in de bijlage van deze brief opgenomen2.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Indieners
-
Indiener
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties