Brief regering : Aanpassingen asbest regelgeving
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 173 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 november 2020
In 2018 is een transitie van het asbeststelsel in gang gezet waarbij wetenschappelijke
inzichten over asbestrisico’s en gevalideerde werkwijzen centraal staan, regels eenduidig
zijn en ruimte is voor innovatie. Het uitgangspunt hierbij is en blijft dat werken
met asbest nooit ten koste mag gaan van de veiligheid en gezondheid van werknemers.
Met deze brief informeer ik u over de aankomende wijziging van de asbestregelgeving
en de stand van zaken met betrekking tot SMArt-ns.
Op 16 december 2019 is uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van
de uitvoering van de aangekondigde verbeteringen aan dit asbeststelsel (Kamerstuk
25 834, nr. 166). Na het uitgaan van deze brief is de situatie als gevolg van het coronavirus en
de daarvoor getroffen maatregelen zodanig veranderd dat dit tot gevolg heeft dat er
op een aantal vlakken vertraging optreedt in de aanpassingen aan het asbeststelsel.
Desondanks zijn er substantiële stappen te melden en informeer ik uw Kamer hierover.
Aanpassing regelgeving
Zoals in de hierboven vermelde brief is aangegeven, is er een aantal aanpassingen
in de regelgeving voorzien om deze meer risicogericht en eenduidiger te maken. Indien
mogelijk bied ik nog dit jaar de voorgenomen wijzigingen in de regelgeving ter consultatie
aan via www.internetconsultatie.nl. Ik informeer u met deze brief over deze specifieke wijzigingen, die in de lagere
arbo regelgeving verwerkt zullen worden, aangezien het een belangrijk onderdeel is
van de uitvoering van de verbeteringen en het de belangen van diverse partijen in
de asbestsector raakt. Om de gevolgen hiervan volledig in beeld te brengen wordt daarom
momenteel tevens een impactanalyse uitgevoerd. Deze wordt inzichtelijk tijdens de
internetconsultatie.
De betrokken stakeholders zijn via (digitale) stakeholdersbijeenkomsten geïnformeerd
over de voorstellen in de regelgeving en hebben tijdens de internetconsultatie de
gelegenheid hierop te reageren. Bij het verwerken van de reacties op de internetconsultatie
zullen de verschillende belangen binnen het asbestveld wederom zorgvuldig moeten worden
afgewogen. Ik streef naar een zorgvuldig, risicogericht asbestbeleid en met de voorgenomen
wijzigingen geef ik hier invulling aan.
Voorgenomen wijzigingen
In 2018 is geconstateerd dat het huidige asbeststelsel een aantal knelpunten en nadelen
kent. Enerzijds gaat het hierbij om de handhaafbaarheid en de eenduidigheid van de
regels. Anderzijds is geconcludeerd dat er soms te weinig ruimte is voor innovatie
en dat asbest saneren vaak duur is zonder dat dit leidt tot betere gezondheidsbescherming
van werknemers. Een aantal in de beleidsreactie aangekondigde maatregelen om deze
knelpunten op te lossen is reeds gerealiseerd, zoals de oprichting van het Validatie-
en Innovatiepunt en het in balans brengen van de belangenvertegenwoordiging binnen
Ascert. Andere maatregelen zijn in gang gezet.
Eén van deze maatregelen is om de certificatieplicht los te koppelen van de risicoklassen.
Hiermee wordt geborgd dat de inzet van het instrument certificatie – als invulling
voor de benodigde deskundigheid – past bij de risico’s die zich zouden kunnen voordoen.
Ook de eindbeoordeling wil ik meer afstemmen op het te verwachten risico en niet alleen
laten afhangen van de risicoklasse. Dit leidt tot een aanpassing in regelgeving die
beoogt het asbestbeleid risicogerichter en éénduidiger te maken.
Ik licht de aanpassing van de regelgeving aan de hand van de volgende punten toe:
• Koppeling van certificatievereiste aan type asbesttoepassing;
• Meer risicogerichte benadering van de eindbeoordeling;
• Het harmoniseren van de uitzonderingen op de inventarisatieplicht en het toevoegen
van enkele uitzonderingen;
• Een aantal tekstwijzigingen om voorschriften eenduidiger en beter handhaafbaar te
maken;
• Verankering van het instrument SMArt-ns in de regelgeving.
Koppeling van certificatievereiste aan type asbesttoepassing
De verplichting tot het hebben van een certificaat voor werken met asbest zal niet
langer afhankelijk zijn van de risicoklasse waarin gewerkt wordt, maar van de soort
asbesttoepassing die wordt verwijderd. Zo worden de asbesttoepassingen en de inherente
risico’s die bij de betreffende toepassing horen leidend voor de verplichting tot
certificatie. Om dit te kunnen doen is het nodig om te bepalen wanneer specifieke
deskundigheid, en dus certificatie, benodigd is en wanneer niet. De certificatieplicht
moet altijd gaan gelden voor die asbesttoepassingen die potentieel tot hoge blootstelling
aan asbestvezels kunnen leiden. Dit doet recht aan het uitgangspunt dat de gezondheid
en de veiligheid van werknemers voorop staat.
Grofweg maak ik hierbij onderscheid in een tweetal hoofdgroepen die verschillen in
de mate van hechtgebondenheid van de asbestvezels. De niet- of lichtgebonden en geweven/geperste
asbesttoepassingen kennen over het algemeen hogere concentraties asbest en hierbij
kunnen hoge vezelaantallen vrijkomen. Bij verwijdering hiervan is het aantonen van
deskundigheid door middel van certificering een vereiste. Een lijst met specifieke
toepassingen wordt in de Arboregeling opgenomen en nader geduid (zie de tabel hierna
voor meer details).
Asbesttoepassingen waarvoor geen certificatieplicht gaat gelden, zijn die toepassingen
waarvan duidelijk is dat de blootstelling in het algemeen beperkt blijft (zelfs wanneer
zich incidenten zouden voordoen). In die gevallen is het nog steeds verplicht om deskundig
te zijn en voldoende voorlichting en goede instructie te geven aan werknemers en aan
strenge eisen te voldoen voor verwijdering van asbest, maar wordt het aantonen van
de deskundigheid door middel van certificatie, met alle bijbehorende verplichtingen,
niet nodig geacht.
A toepassingen: Niet gedefinieerd in Arboregeling; geen certificaat verplicht
B toepassingen: Gedefinieerd in Arboregeling; certificaat verplicht
√
In kunststof gebonden of imitatie marmeren asbesttoepassingen
√
Asbestcement-toepassingen in een binnenruimte, tenzij losliggend of geklemd
√
Elastische asbesttoepassingen
√
Asbestcement-toepassingen in een buitensituatie die sterk verweerd zijn1
√
Asbestcement-toepassingen in een binnenruimte, waarbij de toepassingen losliggen of
geklemd zijn
√
Geweven of geperste asbesttoepassingen (waaronder asbestdoek, - koord en vinylzeil),
met uitzondering van kleinschalige saneringen van pakkingen
√
Asbestcement-toepassingen in een buitensituatie, behalve wanneer zij sterk verweerd
zijn1
√
Lichtgebonden asbesttoepassingen, waaronder asbestboard, -karton, of -stucwerk.
√
Kleinschalige saneringen van pakkingen1
√
Niet-gebonden asbesttoepassingen, waaronder spuitasbest en isolatiemateriaal
tenzij zij bij aanvang van de werkzaamheden met asbest geheel omsloten zijn door niet-asbesthoudend
materiaal en als een geheel verwijderd kunnen worden.
X Noot
1
Nadere uitwerking hiervan vindt plaats in regelgeving en/of SMArt-ns.
De risicoklassen 1 en 2 blijven bestaan en de grenswaarden voor de klasse-indeling
blijven onveranderd. Voor het saneren in risicoklasse 2 blijven dus meer en strengere
regels gelden dan in risicoklasse 1, zoals verduidelijkt in onderstaande afbeelding.
Afb.: In bovenstaande afbeelding wordt met de A en B toepassingen verwezen naar de
toepassingen uit de eerdere tabel. Het geeft aan dat de bestaande risicoklassen (rk
1 en rk 2) met bijbehorende eisen blijven bestaan en dat terugschaling hierin mogelijk
blijft. De certificatieplicht wordt van toepassing op alle B toepassingen.
Met deze aanpassing van de regelgeving leidt het nemen van beheersmaatregelen en het
daarmee omlaag brengen van de blootstelling aan asbestvezels tot onder de grenswaarde
niet langer tot het wegvallen van de certificatieplicht. Hierdoor heeft het omlaag
brengen van de blootstelling door het nemen van (innovatieve) maatregelen geen negatieve
gevolgen meer voor gecertificeerde asbestsaneringsbedrijven en wordt een belangrijke
tekortkoming uit het huidige asbeststelsel weggenomen. Er vindt een betere borging
van deskundigheid plaats bij het uitvoeren van werkzaamheden die in potentie tot hoge
blootstelling kunnen leiden. Bovendien worden bedrijven meer gemotiveerd om innovatieve
methoden toe te passen en/of beheersmaatregelen te nemen ter bescherming van de gezondheid
van werknemers.
Tegelijkertijd is bij asbesttoepassingen waarbij het blootstellingsrisico beperkt
blijft (zelfs bij incidenten) de certificatieplicht niet meer van toepassing. Ik zet
het instrument certificatie dus gerichter in, en verscherp waar dat moet.
Asbesttoepassingen
Voor het onderscheid tussen asbesttoepassingen waarvoor certificatie aangewezen is
en toepassingen waarvoor dit minder noodzakelijk is, alsmede de keuzes voor inrichting
bij de eindmeting, baseer ik mij op het door TNO in september 2019 (Kamerstuk 25 834, nr. 164) uitgebrachte rapport. Op dit rapport is een aantal reviews4 uitgevoerd door enkele onafhankelijke experts (met expertise op het gebied van asbesttoepassingen,
blootstelling en/of gezondheidseffecten). De reviews geven een aantal aanvullende
inzichten bij het TNO rapport die zijn meegenomen in de gemaakte beleidskeuzes zoals
in deze brief zijn opgenomen. Daarnaast heeft TNO op basis van deze reviews een algemene
reactie opgesteld. TNO geeft in deze reactie aan dat de reviews geen gevolgen hebben
voor het advies zoals beschreven in haar rapport. Een verduidelijkende samenvatting
van het TNO-rapport wordt openbaar gemaakt met de start van de internetconsultatie.
Eindbeoordeling
Ook de eindbeoordeling stem ik meer af op het te verwachten risico. Tot dusverre is
er in risicoklasse 2 een eindbeoordeling door een onafhankelijke eindinspectie-instelling
vereist. Daarbij wordt altijd een visuele inspectie gedaan; bij saneringen in binnenruimtes
wordt deze aangevuld met metingen van asbest in de lucht.
Met de aanpassing van de regelgeving zal het uitvoeren van luchtmetingen alleen nog
gevraagd worden in die situaties waar er ook daadwerkelijk risico bestaat op overschrijding
van de toetswaarde5. Uit het TNO rapport blijkt namelijk dat dat niet altijd het geval is. Als tijdens
het saneren weinig vezels in de lucht komen (die door ventilatie of afzuiging worden
weggevangen), is een luchtmeting achteraf van weinig toegevoegde waarde. In totaal
zullen er dus minder metingen worden gedaan.
Tegelijk zal in meer situaties een eindbeoordeling verplicht worden: voor asbesttoepassingen
die de potentie hebben om te leiden tot hoge blootstellingen (waarvoor dus de certificatieplicht
geldt), zal ook in risicoklasse 1 een onafhankelijke visuele eindbeoordeling verplicht
worden.
Overige verbeteringen regelgeving
Naast de aanpassingen die leiden tot een meer risicogericht stelsel, wordt er nog
een aantal wijzigingen meegenomen in de consultatie. Zo hebben de aanpassingen tot
gevolg dat in het Asbestverwijderingsbesluit de verplichting voor het gebruik van
LAVS anders moet worden omschreven, een en ander mede namens de Staatssecretaris van
IenW. Een aantal teksten in de regelgeving wordt verduidelijkt zodat de voorschriften
eenduidiger en daardoor beter handhaafbaar worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor het
verduidelijken van de uitzondering van machinisten6 op de verplichting tot certificatie. Daarnaast worden de uitzonderingen op de inventarisatieplicht
in het Asbestverwijderingsbesluit en het Arbobesluit geharmoniseerd en worden enkele
specifieke uitzonderingen voor telecombuizen en elektrische installaties toegevoegd.
Verdere voorgenomen wijzigingen regelgeving
De inspanningen zijn tot nu toe vooral gericht op het meer risicogericht en eenduidiger
maken van de regelgeving. In de beleidsreactie van september 2018 was tevens aangekondigd
dat de bestaande uitzonderingen op de inventarisatieplicht opnieuw tegen het licht
zullen worden gehouden. Daarnaast zullen technische voorschriften uit het huidige
certificatieschema die zich richten op werkwijzen op het gebied van asbestverwijdering
waar mogelijk uit de schema’s worden gehaald en opgenomen worden in de Arboregelgeving
of handhavingsrichtlijnen. Deze wijzigingen zullen in een tweede wijziging van het
Arbobesluit worden opgenomen. De voorbereiding van deze wijziging zal in 2021 starten.
Deze wijzigingen worden te zijner tijd uiteraard apart ter Internetconsultatie aangeboden.
Ontwikkeling SMArt-ns
Zoals aan u gemeld, wordt momenteel in opdracht van het Ministerie van SZW en met
inhoudelijke advisering door TNO een nieuw digitaal instrument SMArt-ns, ontwikkeld.
Dit moet verder bijdragen aan een risicogericht stelsel. Ik neem SMArt-ns op in de
regelgeving als instrument om het verwachte blootstellingsniveau vast te stellen en
de stand van de wetenschap te verduidelijken. Hierdoor kan het toepassen van SMArt-ns
in een aantal gevallen het doen van metingen vervangen. Tevens beoog ik hiermee dat
de huidige wetenschappelijke inzichten ook benut worden waar het gaat om de te treffen
maatregelen om blootstelling te verlagen. Bovendien maakt het nauwkeuriger kunnen
vaststellen van het blootstellingsrisico een betere risicodifferentiatie mogelijk
doordat minder van de worst-case moet worden uitgegaan. In tegenstelling tot het huidige
SMArt kan SMArt-ns naast de inventariseringsbedrijven ook worden geraadpleegd door
saneringsbedrijven zodat deze hun verantwoordelijkheid om als werkgever de risico’s
in kaart te brengen beter kunnen invullen.
Er werd op gekoerst dit instrument eind 2020 volledig operationeel te hebben. Deze
datum blijkt niet haalbaar te zijn omdat de contouren voor het ontwerp van SMArt-ns
met zorgvuldigheid moesten worden samengesteld, waarbij ook de beoogde gebruikers
van SMArt-ns en opdrachtgevers betrokken zijn. De Europese aanbesteding voor de bouw
en het beheer van het instrument is zo goed als voltooid. De opdrachtnemer verbindt
zich er conform de opdracht in de aanbesteding aan om SMArt-ns niet later dan 1 augustus
2021 op te leveren.
Tot slot wil ik alle betrokken stakeholders bedanken voor hun constructieve bijdragen.
Ik heb er vertrouwen in dat we met de beschreven voorstellen een grote stap voorwaarts
zetten in het neerzetten van een meer risicogericht stelsel.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid