Brief regering : Voortgang versnelling woningbouw
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 694
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 november 2020
Een prettige en betaalbare woning is belangrijk voor iedereen. De gevolgen van corona
in combinatie met het oplopende woningtekort maken aanvullende maatregelen om dit
te realiseren extra urgent. Daarbij is breed draagvlak van groot belang, en daar hebben
we met verschillende partijen afspraken over gemaakt. Ik informeer uw Kamer over de
voortgang van het beleid en de extra stappen die ik zet middels twee brieven, waarbij
deze brief is gericht op beleid omtrent woningbouw. In een flankerende brief zal ik
u informeren over beleid omtrent betaalbaarheid en de inrichting van een volkshuisvestingsfonds.
Allereerst sta ik in deze brief stil bij mijn aanpak van het woningtekort door vergroting
van het woningaanbod. Vervolgens besteed ik aandacht aan de bijdrage van woningbouw
aan investeringen in de leefbaarheid en de verduurzaming van kwetsbare gebieden. Met
de voorliggende brief reageer ik tevens op een aantal moties, toezeggingen en vragen.
Aanpak woningtekort
De aanpak van het woningtekort is urgent. Na vier goede jaren met een woningbouwproductie
van gemiddeld 75.000 woningen, en zelfs een productie van 84.000 in 2019, waarvan
12.500 woningen door transformaties, benadrukken experts dat de flinke toename van
de woningbouwproductie nog steeds niet in de pas loopt met de stijging van de behoefte.
Tevens heeft het CBS eind vorig jaar de bevolkingsprognose fors opwaarts bijgesteld.
Deze is wel met onzekerheden omgeven, onder meer omdat het aandeel migratie sterk
afhankelijk is van externe factoren. Tegelijkertijd verwachten onder andere het EIB1 en ABF Research2 dat door belemmeringen als stikstof en de gevolgen van de coronacrisis de productie
de komende jaren lager zal liggen dan de afgelopen twee jaar. ABF Research verwacht
dat het tekort stijgt naar 420.000 woningen in 2025. Op basis van de meest recente
prognoses zijn er op dit moment naar verwachting gemiddeld 85.000 extra woningen per
jaar tot 2030 nodig om het woningtekort naar een acceptabele 2% in 2035 terug te dringen.
Dit betekent, zeker gelet op de onzekerheden, dat partijen alle zeilen moeten bijzetten.
Private partijen, waaronder corporaties, zijn primair verantwoordelijk voor de investeringen
in de nieuwbouw van woningen. Medeoverheden hebben, conform de Wro en Woningwet, het
voortouw bij planvorming en programmering. Dit betekent dat ik alles uit de kast haal
om de aanpak van het woningtekort te versnellen. Mijn focus leg ik op het versnellen
en aanjagen van planvorming en investeringen via vijf lijnen, 1) generiek, 2) gebiedsspecifiek,
3) stimuleren van woningbouw door corporaties, 4) verbeteren van randvoorwaarden,
aanpak van knelpunten en 5) stimuleren van woningbouw voor specifieke aandachtsgroepen.
1) Generiek versnellen en aanjagen van planvorming en investeringen
Het aanjagen van de woningbouw doe ik ten eerste met generiek beleid, door partijen
te stimuleren tot versnelde planvorming en realisatie. In de Kamerbrief van februari
jl.3 over de versnelling van de aanpak van het woningtekort is uw Kamer geïnformeerd over
hoe ik deze inzet aanscherp vanuit het Rijk en de provincies. Het afgelopen half jaar
heb ik intensief overlegd met alle provincies om de landelijke bouwopgave te vertalen
naar provinciale en regionale opgaven in de komende tien jaar. De regionale verschillen
in de bouwopgave zijn groot en het is belangrijk dat elke regio weet welk deel van
de opgave op hen betrekking heeft. Het overleg met 7 van de 12 provincies heeft tot
overeenstemming geleid over de woningbouwopgave in die provincies. Hierbij zijn afspraken
gemaakt die leiden tot de bouw van ruim 150.000 extra woningen tot 2030. Voor een
meer uitgebreide beschrijving van deze afspraken verwijs ik naar bijlage 1. Het overleg
met de andere vijf provincies vindt in de komende weken plaats.
In de provincies waar dat nodig is heb ik afspraken gemaakt over uitbreiding van de
plancapaciteit. Als uitgangspunt hanteer ik daarbij 130% plancapaciteit tot 2030 in
die gebieden met de grootste opgave. 130% is daarbij niet een doel op zich, maar een
middel om een grotere zekerheid te krijgen dat de benodigde woningbouwproductie gehaald
kan worden. Met meer dan 100% plancapaciteit kan vertraging van plannen en planuitval
opgevangen worden. Daar niet overal in Nederland een grote bouwopgave is, is ook een
plancapaciteit van 130% niet altijd nodig. Voorbeelden van gebieden waar een uitzondering
zou kunnen gelden zijn krimp/grensregio’s en landelijke gebieden zoals delen van het
Groene Hart of delen van Noord-Brabant. Met alleen het organiseren van plancapaciteit
is de bouw van deze woningen nog niet verzekerd. Daarom zijn eventuele belemmeringen
in de woningbouwproductie een terugkerend gespreksonderwerp. Hierbij wordt bezien
hoe deze belemmeringen op te lossen zijn en welke inzet van gemeenten, provincies
of Rijk hierbij nodig is. Wanneer de belemmeringen voortvloeien uit Rijksregelgeving
ben ik nadrukkelijk bereid te bezien of die regelgeving kan worden aangepast.
Inzicht in plannen is essentieel om de generieke inzet op versnelling te ondersteunen
en te zien waar actie nodig is. Landelijk ontstaat er een steeds beter inzicht in
de totale plancapaciteit doordat de monitoring sterk is verbeterd. Hieruit blijkt
ook de inspanning van provincies en gemeenten om de bouwproductie te verhogen. Uit
de rapportage plancapaciteit van afgelopen voorjaar blijkt dat de plancapaciteit voor
de periode tot 2030 met 86.000 is toegenomen4. Op dit moment wordt de plancapaciteit volgens de stand van oktober geïnventariseerd.
Deze ontvangt u voor het AO Bouwen. Op basis van de gevoerde gesprekken verwacht ik
hierin weer een stijging te zien van de plancapaciteit.
Mijn doel is om samen met de provincies meer inzicht te krijgen in het proces van
planontwikkeling tot aan de oplevering van woningen om zo ook vroegtijdig te kunnen
anticiperen op vertragingen en belemmeringen. Gezamenlijk doel is om te komen tot
resultaten. Daarom heb ik afgesproken met de provincies en het IPO dat we samen komen
tot verbetering van de monitoring, middels een dashboard. Op basis daarvan wil ik
afspraken met de provincies maken. De verbetering van monitoring is bedoeld om zicht
te krijgen in de voortgang van de woningbouw. Waar sprake is van vertragingen en belemmeringen
kan worden bijgestuurd en kan ook worden besloten tot beleidsaanpassingen op Rijksniveau
waar die van belang zijn voor het realiseren van de regionale, provinciale en/of nationale
woningbouwopgave. Hiermee geef ik tevens invulling aan de motie van het lid Terpstra5. Ook geef ik hiermee invulling aan de werkwijze die ik heb aangekondigd in de Kamerbrief
bij de Staat van de Woningmarkt6, en waar ik aanvullend op 18 juni jl. een toezegging over heb gedaan, om met provincies
meer grip te krijgen op de voortgang van locaties en waar versnelling mogelijk is.
Met de omschreven inzet op versnelling van planvorming en realisatie door medeoverheden
geef ik tevens invulling aan twee moties van de leden Ronnes en Koerhuis7
8 en een motie van de leden Koerhuis en Terpstra9. Ook de uitvoering van de motie van de leden Dik-Faber en Ronnes10 neem ik hierin mee door in te zetten op meer ruimte voor plancapaciteit, zodat kleinschalige
locaties niet verdrongen worden.
Ondersteunend aan deze inzet met provincies heb ik dit voorjaar een bijdrage aangekondigd
aan versterking van de capaciteit aan kennis en expertise op het lokale niveau door
middel van flexpools om de planvorming en realisatie te versnellen. Hiervoor heb ik
€ 30 miljoen via provincies beschikbaar gesteld.
Met de woningbouwimpuls lever ik een concrete bijdrage aan de versnelling of realisatie
van woningbouwlocaties met een substantiële omvang. Gezien de grote woningbouwopgave
en de grote belangstelling voor de impuls heb ik de tweede tranche versneld opengesteld
op 26 oktober 2020. In september heb ik € 290 miljoen (bijna € 350 miljoen inclusief
BTW) toegekend op basis van het unanieme advies van de externe Toetsingscommissie.
Hiermee ondersteun ik de (versnelde) realisatie van ruim 51.000 woningen. 65% van
de woningen valt binnen het betaalbare segment. De middelen voor de tweede tranche
zullen in februari 2021 worden toegekend. Er is € 225 miljoen inclusief BTW beschikbaar
voor deze tranche. Hiermee draag ik concreet bij aan snelle realisatie van grotere
en complexe woningbouwlocaties die anders niet of later beschikbaar komen, en het
vergroten van het aantal betaalbare woningen.
Naast de woningbouwimpuls draag ik ook met de transformatiefaciliteit bij aan de versnelling
van woningbouwprojecten met minimaal 50% betaalbare woningen. Deze faciliteit biedt
voorfinanciering aan transformatieprojecten die in principe wel rendabel zijn, maar
hoge kosten en risico’s kennen in de voorbereidingsfase. De eerste beschikbare € 38
miljoen aan voorfinanciering is al geheel in voorbereiding of toegekend aan projecten,
waarmee in totaal de versnelde bouw van circa 4000 woningen wordt gefinancierd. Daarom
heb ik hier € 20 miljoen extra voor beschikbaar gesteld, waarmee naar verwachting
de bouw van nog eens enkele duizenden woningen versneld kan worden. Daar de transformatiefaciliteit
een revolverend karakter heeft verwacht ik op termijn meer projecten op deze manier
te kunnen versnellen.
2) Gebiedsspecifiek versnellen en aanjagen van planvorming en investeringen
De grote regionale verschillen vragen naast een generieke aanpak ook om specifieke
inzet van het Rijk op gebiedsniveau om gericht de woningbouw te stimuleren waar dat
het meest urgent is. Er zijn 14 gebieden geïdentificeerd waar het kabinet meer regie
op verstedelijking wil nemen. Het kabinet wil in ieder geval voor deze gebieden op
korte termijn tot concrete (investerings-)afspraken komen. Deze maatregelen passen
in het NOVI-perspectief van het Stedelijk Netwerk Nederland, met het zoveel mogelijk
benutten van de bestaande stedelijke omgeving in Nederland: benutten van plekken rond
bestaande OV-knopen en infrastructuur maar ook waar nodig inzetten op benodigde schaalsprongen
in de (OV)-infrastructuur).
Tabel 1
Regio
Gebied(en)
Metropoolregio Amsterdam1
Havenstad, MRA West, MRA Oost
Zuidelijke Randstad1
Rotterdam Oostflank, Den Haag CID, Oude Lijn Leiden-Dordrecht
Regio Utrecht1
Utrecht Zuidwest
Stedelijk Gebied Eindhoven1
Eindhoven Knoop XL
Brabantse Stedenrij
N.t.b.
Gemeente Groningen1
Suikerunieterrein en Eemskanaalzone
Regio Arnhem/Nijmegen1
Nijmegen Kanaalzone en Stationsgebied
Zwolle
Spoorzone
X Noot
1
Tevens woondealregio’s
Naar verwachting kunnen er binnen deze 14 gebieden, afhankelijk van randvoorwaardelijke
investeringen, circa 580.000 woningen gerealiseerd worden.
Zoals in de aanbiedingsbrief van de Nationale Omgevingsvisie (Kamerstuk 34 682, nr. 53) is beschreven zal worden gekeken naar de inzet van de gronden die in beheer zijn
bij de Rijksvastgoedhoudende diensten. De opgaven spelen landelijk en daarom wordt
onderzocht of het Rijk als onderdeel van de versterkte regiefunctie ook elders als
partner van en in de regio bij kan dragen aan (toekomstige) gebiedsontwikkelingen
door de inzet van grond in combinatie met versterking van het ruimtelijk instrumentarium,
en waar nodig met kennis en kunde, in prioritaire gebieden. Het kabinet zal de risico’s
en financiële randvoorwaarden die aan de orde zijn bij een dergelijk actief grondbeleid
de komende maanden onderzoeken en dan tot een definitief besluit komen. Onderdeel
van dit onderzoek is de mogelijke totstandkoming van een Rijksontwikkelbedrijf. De
eerste stappen in het onderzoek zijn gezet. Ik verwacht in het tweede kwartaal van
2021 tot een afronding te komen.
Rijnenburg en Zuidplaspolder
Bijzondere aandacht heeft uw Kamer voor de locaties Rijnenburg en Zuidplaspolder.
Met de regio Utrecht wordt samengewerkt aan een integrale verstedelijkingsstrategie
voor de gehele regio. Hierover wordt u geïnformeerd na de bestuurlijke overleggen
MIRT, eind november. Daarnaast werkt de gemeente Utrecht aan een quickscan Rijnenburg,
om inzicht te geven in de mogelijkheden en kosten van de ontwikkeling van Rijnenburg.
De planning is dat deze ook dit jaar afgerond en aan uw Kamer verzonden wordt. Met
betrekking tot de Zuidplaspolder lopen er onderhandelingen tussen de bij het gebied
betrokken partijen over onder andere participatie in de grondbank. Deze onderhandelingen
lopen nog, de inhoud hiervan betreft vertrouwelijke en marktgevoelige informatie waarover
ik u op dit moment niet verder kan inlichten.
3) Stimuleren woningbouw door corporaties
Naast mijn generieke en gebiedsspecifieke aanpak zet ik ook gericht in op het aanjagen
van woningbouw door corporaties. Zij hebben immers een essentiële rol in de voortgang
van de bouw van met name betaalbare woningen, maar woningbouw door corporaties is
de afgelopen jaren fors achtergebleven bij wat nodig is. De korting op de verhuurderheffing
voor nieuwbouwwoningen draagt bij aan meer woningbouw door corporaties. Om de heffingskorting
te ontvangen moeten de woningen uiteraard wel tijdig gerealiseerd worden. In mijn
Kamerbrief over verdere maatregelen om door te bouwen tijdens de coronacrisis 11 heb ik u geïnformeerd over mijn bestuurlijke afspraken met Aedes en VNG om in totaal
150.000 betaalbare nieuwbouwwoningen te realiseren, waarvan 25.000 woningen per jaar
in de komende twee jaar. Met deze afspraken en de gezamenlijke aanpak ervan geef ik
ook invulling aan de toezegging die op 19 februari jl. is gedaan om te bezien wat
gedaan kan worden om te zorgen dat woningcorporaties een groter deel van hun geplande
woningbouw gaan realiseren. Ook heb ik toen aangekondigd om een gezamenlijke taskforce
met bestuurders in te stellen om de voortgang te monitoren. Deze taskforce zal binnenkort
van start zal gaan.
4) Verbeteren van randvoorwaarden, aanpak van knelpunten
De effectiviteit van het aanjagen van de woningbouw op alle niveaus en met alle partijen
is mede afhankelijk van de randvoorwaarden waarbinnen partijen opereren. Om deze randvoorwaarden
te verbeteren draag ik waar ik kan bij aan het oplossen van knelpunten waar deze zich
voordoen. Ook beoog ik met het verbeteren van de randvoorwaarden bij te dragen aan
de bouw van een goede kwaliteit van woningen die aansluit bij de behoefte van mensen
die een woning zoeken.
Corona
In mei12 en september13 heeft uw Kamer reeds brieven van mij ontvangen waarin ik mijn aanpak van de gevolgen
van de coronacrisis voor de woningbouw heb geschetst. Mijn beleid is erop gericht
om te zorgen dat de bouw kan blijven bouwen, om zo vertraging in het terugdringen
van het woningtekort zoveel mogelijk tegen te gaan. De stappen die daarin zijn gezet
en ook eerste resultaten heb ik al geschetst ten aanzien van de flexpools, ik kom
later in deze brief afzonderlijk terug op de eerste resultaten ten aanzien van de
huisvesting van kwetsbare groepen. In mijn brief van 15 september heb ik aangegeven
dat ik voorafgaand aan het wetgevingsoverleg inzake het begrotingsonderdeel wonen
en ruimte (hoofdstuk VII), een eerste verkenning aan u toe zou zenden over contouren
van een doorbouwgarantie. Dit rapport vindt u bijgevoegd bij deze brief14. De komende maanden werk ik de contouren eerst verder uit. Daarbij zullen ook de
financiële risico’s en budgettaire impact in kaart worden gebracht, zodat deze kunnen
worden meegewogen in het besluit al dan niet tot de invoering van een garantieregeling
over te gaan. Het is noodzakelijk hier eerst een goed inzicht in te verkrijgen. Een
garantieregeling is een vergaand instrument waarbij het Rijk nieuwe risico’s op zich
neemt en daarmee weghaalt uit de markt. Het instrument kan daardoor tot verstoring
in de markt leiden. Implementatie van een doorbouwgarantie voor nieuwbouwwoningen
kan dan ook alleen maar aan de orde zijn wanneer de woningbouwproductie als gevolg
van de coronacrisis op grote schaal dreigt in te zakken. Vraaguitval hoort daarbij
tijdelijk van aard te zijn. Op dit moment is daar gelukkig geen sprake van.
Stikstof
Een belangrijke stap in de aanpak van de gevolgen van stikstof voor de voortgang van
de woningbouw is gezet met de aanbieding van het wetsvoorstel Stikstofreductie en
Natuurverbetering aan de Tweede Kamer. Het gaat hierbij onder meer om een vrijstelling
van de natuurvergunningsplicht voor bouwactiviteiten in de bouw- en sloopfase, waarin
emissies tijdelijk en beperkt zijn. Deze vrijstelling maakt vergunningverlening voor
onder andere de bouw van woningen makkelijker. Het kabinet reserveert in totaal € 1
miljard in de periode 2021–2030 om deze vrijstelling mogelijk te maken. Hiervan is
€ 300 miljoen in de periode 2021–2023 en € 200 miljoen in de periode 2024–2030 gereserveerd
voor stikstof reducerende maatregelen binnen de bouwsector. De resterende € 500 miljoen
in de periode 2024–2030 is gereserveerd voor aanvullende maatregelen in of buiten
de bouw. Dit om te borgen dat de doelstelling van de structurele aanpak ook wordt
gehaald bij onvoorziene ontwikkelingen. Het Rijk maakt afspraken met de bouwsector
over reductie en bijbehorende maatregelen, gericht op onder meer emissiearme werk-
en voertuigen en de ontwikkeling van emissiearme bouw en bouwlogistiek met toepassing
van bijvoorbeeld prefab, digitalisering en bouwhubs.
Innovatie
Innovatie is een randvoorwaarde om betaalbare woningbouw te realiseren met aandacht
voor belangrijke kwalitatieve aspecten als duurzaamheid, ruimtelijke inpasbaarheid,
gezondheid en leefbaarheid. Via industrialisatie en conceptueel bouwen, waarin (delen
van) de woningen in de fabriek worden geprefabriceerd en op de bouwplaats worden afgebouwd,
kan bijvoorbeeld beter aan verschillende eisen worden voldaan, terwijl dit tegelijkertijd
de betaalbaarheid en de snelheid ten goede komt. Er is echter meer massa en continuïteit
nodig om de bouwkosten op grotere schaal omlaag te brengen en de productie te versnellen.
In de komende periode zal ik samen met de koplopers uit het veld de mogelijkheden
van opschaling verkennen en daar samen met corporaties, marktpartijen, de medeoverheden
en andere betrokken partijen werk van maken.
Innovatie in de ontwerp, bouw- en technieksector heb ik de afgelopen jaren bovendien
ondersteund via een intensieve samenwerking met partijen uit de sector in de Bouwagenda.
De Bouwagenda loopt formeel dit jaar af. De samenwerking die in gang is gezet wil
ik voortzetten en stevig borgen. Dat wordt nu in samenspraak met de relevante stakeholders
uit de sector vormgegeven. Binnen de maatregelen gericht op stikstofreductie zal er
eveneens aandacht zijn voor innovatie richting een emissiearme sector. Hiermee reduceren
we de uitstoot van stikstof en CO2. Bovendien draagt dit bij aan een efficiënter bouwproces wat de doelstellingen voor
woningbouw ook ondersteunt.
5) Stimuleren woningbouw voor specifieke aandachtsgroepen
Om het woningtekort terug te brengen is alleen het versneld realiseren van grote aantallen
nieuwe woningen niet voldoende. Het bouwen van de juiste woningen die aansluiten bij
de behoefte van mensen is minstens zo belangrijk. Daarom heb ik bij mijn generieke
inzet op het aanjagen van planvorming en investeringen ook aandacht voor het type
woningen en het soort locaties dat wordt gerealiseerd, alsook voor de groepen mensen
waarvoor gebouwd wordt. Dat komt naar voren in de focus van mijn bijdrage via de woningbouwimpuls
op betaalbaarheid. Maar voor specifieke aandachtsgroepen die harder worden geraakt
door het woningtekort, en waarvoor het extra urgent is om snel extra te bouwen, doe
ik meer. Daarom richt ik ten eerste een deel van de middelen uit de woningbouwimpuls
op extra huisvesting voor kwetsbare groepen en ouderen, en stel ik daar het komende
jaar additionele middelen voor beschikbaar. Ten tweede stimuleer ik naast versnelling
van de reguliere woningbouw de bouw van flexwoningen, die een specifieke oplossing
bieden voor de korte termijn, met name ook voor groepen die met spoed een woning nodig
hebben. Tenslotte zet ik in op extra woningbouw voor starters. Op deze inzet voor
aandachtsgroepen middels de woningbouw ga ik hieronder nader in. In mijn flankerende
Kamerbrief informeer ik u over aanvullende maatregelen die bijdragen aan de bredere
betaalbaarheid van de bestaande voorraad.
Stimuleren huisvesting kwetsbare groepen
In 2021 zet ik de stimulans voort voor de bouw van (flexibele) huisvesting voor kwetsbare
groepen, zoals dak- en thuisloze mensen, arbeidsmigranten, statushouders en andere
spoedzoekers. Ik stel hiervoor nog eens € 50 miljoen beschikbaar uit het budget van
de woningbouwimpuls als specifiek onderdeel binnen het stimuleren van de woningbouw.
Goede huisvesting is belangrijk in tijden van economische onzekerheid en om het risico
op verspreiding van het virus te verkleinen, zoals ook het advies van de commissie
Roemer over arbeidsmigranten benadrukt. Ook draagt de stimulans bij aan de taakstelling
voor gemeenten om statushouders te huisvesten en om de groei van het aantal dak- en
thuisloze mensen van de afgelopen jaren op te vangen. Voor de huisvesting van de meest
kwetsbare groepen heb ik in mei dit jaar al € 50 miljoen beschikbaar gesteld om plannen
te versnellen. Om ervoor te zorgen dat de middelen ook ingezet worden waar de druk
het hoogst is, zijn gemeenten via een aantal lopende programma’s benaderd om voorgenomen
projecten voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen aan te leveren waarbij de
financiering een knelpunt is. Nog dit jaar ontvangen 59 gemeenten een financiële bijdrage
voor de (flexibele) huisvesting van dak- en thuisloze mensen, arbeidsmigranten en
andere spoedzoekers. Hier kan bijvoorbeeld transformatie van bestaande gebouwen als
winkels en kantoren en de toepassing van flexwoningen onderdeel van zijn. Op korte
termijn kunnen daarmee bijna 12.400 woningen/woonplekken worden gerealiseerd. De regeling
voor 2021 moet nog worden uitgewerkt. Deze regeling is bedoeld voor alle gemeenten.
Ik zal uw Kamer daarover op een later moment informeren.
Stimuleren geclusterde woonvormen voor ouderen
Voor volgend jaar stel ik € 20 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van geclusterde
woningen voor ouderen. Deze middelen zijn bedoeld om geplande projecten naar voren
te halen of een laatste zetje te geven. Hiermee geef ik invulling aan de motie van
het lid Van Otterloo (50PLUS) tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen (Kamerstuk
35 570 IX, nr. 24). Tevens geef ik uitvoering aan de motie van de leden Marijnissen en Heerma om de
bouw van kleinschalige zorginstellingen te versnellen (Kamerstuk 35 570, nr. 20). Meer passende woningen voor ouderen is een grote maatschappelijke opgave. Volgens
de commissie Bos (Toekomst zorg thuiswonende ouderen) moeten er in 2030 70.000 extra
geclusterde woningen gerealiseerd zijn. We kunnen het ons niet veroorloven dat die
opgave vertraging oploopt door economische onzekerheid. Daarom is het belangrijk om
vanuit het Rijk de bouw van geclusterde woonvormen te ondersteunen via een financiële
tegemoetkoming voor algemene voorzieningen zoals de ontmoetingsruimte. In gesprekken
met investeerders wordt de financiering van dergelijke voorzieningen namelijk als
voornaamste financiële knelpunt opgegeven, terwijl ze wel kenmerkend zijn voor deze
woonvorm. We stellen een stimuleringsregeling in van € 20 miljoen uit het budget van
de woningbouwimpuls beschikbaar om deze projecten versneld te realiseren, waarbij
uitvoerbaarheid een voorwaarde is. Zowel corporaties als marktpartijen komen hiervoor
in aanmerking. Beide partijen zijn nodig om de opgave te halen. Met een dergelijke
regeling wordt tegemoetgekomen aan het gat dat is ontstaan tussen thuis wonen en het
verpleeghuis.
Flexwonen
Naast versnelling van reguliere woningbouw biedt flexwonen een specifieke oplossing
die op korte termijn al kan helpen in het terugdringen van de woningnood, met name
ook voor groepen waar met spoed extra woningen voor nodig zijn. In mei 2019 heb ik
daarom de stimuleringsaanpak flexwonen geïntroduceerd, waarmee ik de bouw van flexwoningen
faciliteer. Ik heb daarnaast in verschillende woondeals concrete afspraken gemaakt
over flexwoningen15, waarmee ik ook invulling heb gegeven aan motie de leden Van Eijs en Ronnes16. En ik heb met Aedes en de VNG afgesproken dat in de komende 2 jaar 10.000 flexwoningen
door corporaties worden gerealiseerd. In 2018 werden er nog 3.600 flexwoningen gerealiseerd.
In het registratiesysteem van het Expertisecentrum Flexwonen zien we dat de teller
tot en met begin oktober 2020 op ruim 5.000 flexwoningen staat. Ik verwacht dat de
productie van flexwoningen de komende jaren verder zal toenemen.
Bij het zoeken naar geschikte locaties voor flexwoningen zijn lokale en regionale
vraagstukken leidend. Het PBL heeft in dat kader het bijgevoegde rapport «Ruimte voor
flexwoningen» opgesteld, waarin een eerste ruimtelijk afwegingskader voor het vinden
van locaties voor tijdelijke woonruimte is geformuleerd. Deze studie geeft invulling
aan de motie van de leden Van Eijs en Koerhuis17 en neem ik mee in het vervolg van de stimuleringsaanpak flexwonen. Aanvullend is
onlangs in lijn met de motie van het lid Van Eijs18 een platform19 van het Expertisecentrum gerealiseerd waar spoedzoekers in het bestaande aanbod aan
flexwoningen kunnen zoeken naar beschikbare woonruimte. De gewijzigde motie van het
lid Krol20 vraagt eveneens aandacht voor de mogelijkheden van het bouwen en verhuren van minihuizen
door particulieren op eigen grond. Dit is een particuliere aangelegenheid en naar
het zich laat aanzien, zijn er in ieder geval geen juridische belemmeringen die deze
ontwikkeling in de weg staan.
Woningbouw voor starters
Tevens heb ik bij mijn inzet op versnelling van woningbouw aandacht voor de positie
van starters. Om woningbouw specifiek voor deze groep extra te stimuleren is eind
september tijdens de week van de starter een onderzoek gepubliceerd door Platform3121 met daarin een aantal maatregelen die gemeenten kunnen nemen om de woningbouw voor
deze groep te vergroten. In deze publicatie wordt ook aandacht besteed aan alternatieve
financieringsvormen voor starters zoals koopgarant. Hiermee wordt invulling gegeven
aan de motie van de leden Ronnes en Beckerman22.
Investeren in leefbaarheid en verduurzaming van kwetsbare gebieden
De aanpak van het woningtekort door de woningvoorraad flink uit te breiden is een
cruciaal onderdeel van mijn inzet om prettig en betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk
te maken. Maar in de afgelopen tijd is terecht ook steeds meer aandacht ontstaan voor
het belang van investeren in leefbaarheid en het verduurzamen van kwetsbare gebieden
om aan dat doel bij te dragen. In de voorbereiding en uitvoering van de zes woondeals
en in de gesprekken die ik nu met de 12 provincies voer over de woningbouw komt dit
ook sterk naar voren. Woningbouw speelt namelijk een belangrijke rol bij het investeren
in leefbaarheid en verduurzaming van kwetsbare gebieden middels vervanging en verduurzaming
van de slechtste delen van de woningvoorraad. Publieke en private partijen vragen
ook in het bijzonder mijn aandacht voor de rol van woningbouw bij de aanpak van de
leefbaarheid in kwetsbare gebieden. Hoewel ook woningcorporaties en grotere verhuurders
hierbij voor een forse opgave staan, gaat het in dit verband met name om de aanpak
van particuliere woningen.
Tegen deze achtergrond verbind ik inzet op woningbouw aan het eind vorig jaar gestarte
interbestuurlijke Programma Leefbaarheid en Veiligheid, en aan mijn beleid gericht
op de verduurzaming van de bestaande woningvoorraad (o.a. aardgasvrije wijken). Ook
verbind ik deze inzet aan de inrichting van een volkshuisvestingsfonds, zoals omschreven
in mijn flankerende Kamerbrief. Daarnaast speelt de problematiek van leefbaarheid
in combinatie met de urgentie van verduurzaming ook in andere gebieden, en dan met
name aan de grenzen van ons land in regio’s waar veelal sprake is van bevolkingsdaling.
In verschillende regiodeals wordt hier samen met de regio gewerkt aan een integrale
gebiedsaanpak, waar investeren in leefbaarheid en verduurzaming van de woningvoorraad
expliciet onderdeel van uitmaken. De heer van der Molen vroeg daar in de begrotingsbehandeling
nog expliciet aandacht voor. Ik heb de Kamer reeds laten weten dat ik het tot nu toe
gevoerde generieke Rijksbeleid met betrekking tot grens/krimpregio’s wil doorontwikkelen
in de richting van meerjarige interbestuurlijke partnerschappen.
Woningbouw en het Programma leefbaarheid en veiligheid
Het interbestuurlijke Programma Leefbaarheid en Veiligheid wordt uitgevoerd langs
twee sporen: 1) een gebiedsspecifieke, integrale aanpak van 16 stedelijke vernieuwingsgebieden
(waaronder Rotterdam Zuid) en 2) een verkenning van nieuwe handelingsperspectieven
voor andere gebieden waar de leefbaarheid en veiligheid onder druk staan. Hieronder
ga ik in op de wijze waarop ik met inzet op woningbouw bijdraag aan deze sporen.
1) Gebiedsspecifieke, integrale aanpak van 16 stedelijke vernieuwingsgebieden
Vervanging en verduurzaming van de slechtste delen van de woningvoorraad kan niet
altijd rendabel worden uitgevoerd, vanwege bijvoorbeeld benodigde investeringen in
de openbare ruimte en voorzieningen, en vanwege de gewenste betaalbaarheid van vervangende
nieuwbouw. In de afgelopen periode zijn vanuit de Regio-enveloppe en de Woningbouwimpuls
middelen voor een aantal van de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden beschikbaar gekomen,
waarbij vervanging en verduurzaming van de slechtste delen van de woningvoorraad onderdeel
is van de aanpak. Er is ongeveer € 200 miljoen uit de regio-enveloppe naar zes stedelijke
vernieuwingsgebieden gegaan. Binnen de eerste tranche van de Woningbouwimpuls is ongeveer
€ 90 miljoen toegekend aan vier gemeenten voor vijf woningbouwprojecten die bijdragen
aan leefbaarheid en verduurzaming binnen één van de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden.
2) Verkenning handelingsperspectieven met problematiek leefbaarheid en veiligheid
Zoals ik in mijn brieven van 28 oktober 2019 en 31 maart 2020 aan Uw Kamer heb aangegeven,
alsook in mijn flankerende brief met betrekking tot de inrichting van een volkshuisvestingsfonds,
ondersteun ik de hierboven beschreven aanpak -zowel in de 16 stedelijke vernieuwingsgebieden
als in andere aandachtsgebieden – met een brede verkenning naar handelingsperspectieven
voor een gebiedsgerichte aanpak van leefbaarheid, waarin ook vervanging en verduurzaming
van de slechtste delen van de woningvoorraad een cruciale rol speelt. Daarmee kom
ik ook tegemoet aan de motie van het lid Van der Molen23. Een nadere toelichting op deze verkenning vindt u in bijlage 224.
Tot slot
We hebben het afgelopen jaar resultaat geboekt met woningbouwplannen en het realiseren
van woningen. We zijn er echter nog niet. Mijn inzet met alle betrokken partijen op
het stimuleren en aanjagen van de woningbouw, zowel voor de aanpak van het woningtekort
als om te investeren in leefbaarheid en verduurzaming van kwetsbare gebieden, gaat
daarom de komende tijd onverminderd door. Over nadere stappen zal ik u informeren.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties