Brief regering : Ambtelijke adviezen over de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK)
35 572 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)
Nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën van uw Kamer heeft op 24 september jl. verzocht
om de onderliggende ambtelijke adviezen bij de tweede nota van wijziging over de Baangerelateerde
Investeringskorting (BIK) (Kamerstuk 35 572, nr. 15).
Ik heb onder andere tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen toegezegd deze stukken
aan uw Kamer te sturen voorafgaand aan het eerste wetgevingsoverleg van het Belastingplan
2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 9, Algemene Financiële Beschouwingen (35 570 IX)). Bijgevoegd stuur ik u, de ambtelijke adviezen aan over de BIK van de Ministeries
van Financiën, Algemene Zaken, Economische Zaken en Klimaat, en Sociale Zaken en Werkgelegenheid1.
Algemeen
Zoals blijkt uit de adviezen heeft in het kader van de totstandkoming van de BIK over
een groot aantal onderwerpen in diverse (politieke) gremia discussie plaatsgevonden.
Uiteindelijk hebben die discussies geleid tot een uitwerking waarbij de eerdere vraagpunten
naar de mening van het kabinet zijn weggenomen. Het CPB verwacht een gemiddeld opwaarts
effect op het niveau van investeringen van € 2,4 miljard per jaar in 2021 en 2022
en een gemiddeld opwaarts effect van € 0,9 miljard per jaar in 2023, 2024 en 2025.
Met de tegemoetkoming van cumulatief € 4 miljard wordt derhalve een positief effect
op investeringen bewerkstelligd van cumulatief € 7,5 miljard in de periode 2021 –
2025. De aanvullende analyse van het CPB onderschrijft daarmee de verwachting dat
de BIK op (korte) termijn extra investeringen aanwakkert.
Hoewel de uitvoeringstoetsen nog niet zijn afgerond hebben beide uitvoeringsorganisaties,
zoals blijkt uit de impactanalyses die tegelijkertijd met de tweede nota van wijziging
op het wetsvoorstel Belastingplan 2021 aan uw Kamer zijn aangeboden, al wel aangegeven
dat de regeling zoals die nu is voorgesteld uitvoerbaar is. De uitvoeringstoetsen
zullen voor de plenaire behandeling in uw Kamer van het pakket Belastingplan 2021
naar uw Kamer worden gezonden)
Het oorspronkelijke voorstel voor de BIK zoals dat door VNO/NCW was ingebracht in
het overleg met sociale partners liet op een aantal punten nog vragen open. Hoewel
werd erkend dat het voorstel een positief effect zou hebben op de investeringen, leidden
de openstaande vragen tot onder meer twijfels over het effect van de regeling op de
werkgelegenheid, werd kritisch gekeken naar de dead weight loss en werd, met de WIR nog in het geheugen, ook een risico op oneigenlijk gebruik gesignaleerd.
Daarnaast speelde de uitvoerbaarheid een belangrijke rol. Het oorspronkelijke voorstel
kende een aantal aspecten die de uitvoering niet gemakkelijk maakten.
Dit is terug te zien in de ambtelijke advisering over de BIK, die in eerste instantie
op onderdelen soms ronduit negatief was. De gevoerde discussies en de uiteindelijke
daaruit voortgekomen vormgeving van de regeling hebben ertoe geleid dat de verschillende
kritiekpunten die naar voren komen, konden worden weggenomen dan wel worden gemitigeerd.
Ik ga in deze brief in op de belangrijkste kritiekpunten in de ambtelijke adviezen
en hoe dit is verwerkt in de uiteindelijke vormgeving van de BIK.
Budgettaire aspecten
De budgettaire beheersbaarheid die in eerste instantie onzeker was, is geborgd door
het inbouwen van een toetsmoment aan het einde van 2021 om te bezien of het gebruik
van de regeling tot dan aanleiding geeft tot herijking van de tegemoetkoming. Indien
op basis van de dan bekende gegevens kan worden verwacht dat het beschikbare budget
zal worden overschreden, is voorzien in de mogelijkheid om de parameters voor het
jaar 2022 zodanig aan te passen dat het totaal beschikbare budget van € 4 miljard
voor 2021 en 2022 niet wordt overschreden. Ook de nadere voorwaarden die in het kader
van het tegengaan van oneigenlijk gebruik zijn gesteld dragen bij aan de budgettaire
beheersbaarheid. Hierbij is gebruik gemaakt van de lessen uit de eerdere ervaringen
met de WIR. Zo kan de tegemoetkoming alleen worden aangevraagd door bedrijven met
personeel (waardoor lege BV’s niet kwalificeren), alleen als de investering vaststaat
(er moet al betaald zijn) en alleen als het een investering betreft van nieuwe bedrijfsmiddelen
die bovendien binnen zes maanden na de betaling ook in gebruik moeten worden genomen.
Voor de BIK is het beschikbare budget € 2 miljard per jaar voor de jaren 2021 en 2022.
Er is discussie geweest over de vraag of het tweede-orde-effect, zoals bijvoorbeeld
het gegeven dat een tegemoetkoming zoals de BIK doorwerkt naar de vennootschapsbelasting,
moet worden meegenomen. Gekozen is om conform de begrotingsregels alleen de eerste-orde-gedragseffecten
in de raming te betrekken.
Staffel
Er is ook discussie gevoerd over de vraag of een enkel percentage als tegemoetkoming
de voorkeur verdiende boven een zogenoemde staffel waarbij tot een bepaald investeringsbedrag
een hogere tegemoetkoming zou gelden dan voor het bedrag daarboven. Uiteindelijk is
gekozen voor een staffel omdat het kabinet eraan hecht dat kleine investeringen in
voldoende mate onder de BIK kunnen vallen. Door de staffel is de korting ten opzichte
van de investering het hoogst bij investeringen tot € 5 miljoen.
Uitvoerbaarheid
Zoals gezegd speelde uitvoerbaarheid een belangrijke rol in de discussie. Door de
wijze waarop de regeling is uitgewerkt, is de uitvoerbaarheid ten opzichte van het
oorspronkelijke voorstel gewaarborgd. Zo hebben de uitvoeringsinstanties ruim de tijd
gekregen om de regeling uit te werken en intern ook goed voor te bereiden. Het is
om die reden dat de eerste aanvragen voor de toekenning van de BIK eerst vanaf 1 september
2021 kunnen worden ingediend.
Door waar mogelijk aan te sluiten bij de S&O-afdrachtvermindering wordt daarnaast
maximaal gebruik gemaakt van de ervaringen die beide uitvoeringsinstanties met die
regeling hebben opgedaan. Beide organisaties zijn vertrouwd met deze afdrachtvermindering.
Ook het waar mogelijk aansluiten bij de begrippen die voor de afbakening van investeringen
worden gehanteerd in de KIA dragen bij aan het vermijden van een groot aantal discussies
en daarmee aan de uitvoerbaarheid van de BIK.
In de adviezen is aangegeven dat het oorspronkelijke voorstel om investeringen die
naar hun aard ook kwalificeren voor de EIA, MIA en/of VAMIL uit te sluiten van de
BIK. Een dergelijke uitsluiting heeft als nadeel dat dit onbedoeld tot gevolg zou
kunnen hebben dat bij een investering zou worden gekozen voor een grijze oplossing
in plaats van een groene, daar waar het kabinet juist wil stimuleren dat wordt gekozen
voor groen. Bovendien bleek dat de uitzondering ook uitvoeringstechnisch niet de voorkeur
verdient. Om deze redenen is in de uiteindelijke vormgeving de mogelijkheid dat zowel
de BIK als de EIA, MIA en/of VAMIL van toepassing kan zijn niet uitgesloten.
In het kader van de doelmatigheid heeft de vraag gespeeld of er behoefte is aan een
minimumbedrag aan investeringen waarvoor een aanvraag voor de BIK kan worden gedaan.
In dit kader is aansluiting gezocht bij de systematiek van de KIA met zowel een ondergrens
per bedrijfsmiddel (€ 1.500) als een ondergrens voor de aanvraag (€ 20.000). Voor
die laatste ondergrens is uitgegaan van een minimaal te behalen voordeel voor de aanvrager
van € 600, hetgeen naar de mening van het kabinet voor de aanvrager in verhouding
staat tot de administratieve lasten verbonden aan de aanvraag. In combinatie met het
percentage van 3% leidt deze € 600 tot een minimumbedrag van (afgerond) € 20.000 per
aanvraag. Tegelijkertijd wordt hiermee de uitvoering ontlast omdat daarmee het aantal
aanvragen wordt beperkt.
Zoals de verstrekte adviezen ook aangeven is de loonaangifte in 2021 niet ingericht
voor de BIK. Door gedurende het jaar 2021 gebruik te maken van de rubriek afdrachtvermindering
zeevaart in de loonaangifte is het mogelijk om de BIK tot uitdrukking te laten komen
in de loonaangifte. De eerder gedane suggestie om daarvoor de rubriek S&O-afdrachtvermindering
te gebruiken zou, vanwege het naar verhouding grote gebruik van de S&O-afdrachtvermindering,
de monitoring en de controle op de BIK en de S&O-afdrachtvermindering feitelijk onmogelijk
maken. In 2022 zal de loonaangifte zijn aangepast met een afzonderlijke rubriek voor
de BIK.
Tot slot
Een aantal adviezen over de BIK waren onderdeel van grotere adviesnotities over bijvoorbeeld
het gehele pakket Belastingplan 2021. Veel onderdelen van die adviezen hadden dan
ook geen betrekking op de BIK. Om het geheel leesbaar te houden is ten aanzien van
die notities besloten die andere onderdelen niet onleesbaar te maken maar weg te laten.
In dit kader is nog van belang dat er ook Wob-verzoeken zijn ontvangen over de BIK.
Deze verzoeken zijn breder dan het verzoek om ambtelijke adviezen en nemen om die
reden meer tijd in beslag.
Als bijlage bij deze brief is, naast uiteraard de adviezen zelf, een overzicht gevoegd2 dat op chronologische wijze inzicht geeft in de verschillende adviezen die in de
aanloop van de totstandkoming van het voorstel zijn uitgebracht en in welk kader die
adviezen zijn opgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën