Brief regering : Beantwoording vragen commissie over beleidsdoorlichting slachtofferbeleid
33 199 Beleidsdoorlichting Justitie en Veiligheid
Nr. 41 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2020
Bij brief van 24 september jl. heeft de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
mij enkele vragen voorgelegd over de opzet van de beleidsdoorlichting slachtofferbeleid,
die ik hierbij graag beantwoord.
1.
In hoeverre verwacht u op voorhand dat er genoeg relevant onderzoek beschikbaar is
voor de beantwoording van alle RPE-vragen? Wat voor beeld levert een QuickScan op
van de bruikbaarheid van de beschikbare onderzoeken voor de beleidsdoorlichting? Voor
welke vragen of onderdelen voorziet u hiaten?
De onderzoekers zijn in september gestart met het inventariseren van de beschikbare
beleidsinformatie en relevante onderzoeken. Pas na analyse van de beschikbare beleidsinformatie
en reconstructie van de onderliggende beleidstheorie voor de verschillende onderwerpen
kan worden beoordeeld in hoeverre het mogelijk om alle RPE-vragen te beantwoorden.
De eerste indruk is dat er op hoofdlijnen voldoende onderzoek aanwezig is over de
verschillende beleidsdoelen, maar dit kan pas met zekerheid worden vastgesteld nadat
alle onderzoeken zijn geanalyseerd.
2.
Heeft u in de jaren voorafgaand aan deze beleidsdoorlichting een evaluatieplanning
gehanteerd, zodat u over geschikte onderzoeken beschikt op het moment van de uitvoering
van de beleidsdoorlichting? Zo ja, welke onderzoeken uit bijlage 1 van uw brief volgen
uit deze evaluatieplanning? Zo nee, waarom niet?
Ik heb een onderzoekskalender opgesteld over de jaren 2018–2022. Deze kalender omvat
drie soorten onderzoeken: (wettelijke) evaluaties, verkennend onderzoek naar (kwetsbare)
slachtoffergroepen die (volgens de EU-richtlijn) bijzondere aandacht behoeven en periodieke
herhalingen van de slachtoffermonitor. De onderzoeken uit bijlage 1 uit mijn brief
van 31 augustus j.l. die uit deze planning volgen zijn:1
– Leukfeldt, R., Notté, R., Malsch, M. (2018). Slachtofferschap van online criminaliteit.
Een onderzoek naar behoeften, gevolgen en verantwoordelijkheden na slachtofferschap
van cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit. Amsterdam: NSCR
– Wijk, A. van, Dickie, S., Kornmann-Hardeman, M., Ham, T. van (2018). Minderjarige
slachtoffers van zedenmisdrijven gehoord. Een kwalitatief onderzoek naar de verhoorpraktijk.
Arnhem: Bureau Beke
– Goedvolk, M., Jongebreur, W., Maas-Vos, G. van der, Velpen, M. Vander (2018). Onderzoek naar de toepassing van het conservatoir beslag t.b.v. het slachtoffer. Barneveld: Significant
– Kuipers, J., Rij, C. van (2018). Evaluatie voorschotregeling. Amsterdam: Cebeon
– Elbers, N.A., Meijer, S., Becx, I.M., Schijns, A.J.J.G., Akkermans, A.J. (2018). Slachtofferadvocatuur.
De rol van de advocatuur in de bijstand van slachtoffers van ernstige gewelds- en
zedenmisdrijven. Amsterdam: NSCR
– Fischer, T.F.C., Cleven, I.W.M., Struijk S. (2019). Handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke
contact-, locatie- en gebiedsverboden ter bescherming van slachtoffers. Den Haag:
WODC
– Nauta, O., Swami-Persaud, A. (2019). Notificatie slachtoffers kinderpornografie: onderzoek
naar de wenselijkheid en de haalbaarheid. Amsterdam: DSP-groep
– Kool, R., Kristen, F., Beekhuis, T., Zanger, W. de, Kerssies, S., Rijst, T. van der
(2019). Verruiming van de aangifteplicht voor ernstige seksuele misdrijven? Utrecht: Universiteit Utrecht
– Aa, S. van der, Claessen, J., Hofmann, R. (2020). Speciale behoefte van slachtoffers
van hate crime ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp. Maastricht:
Maastricht University
– Sondorp, J.E., Hoogeveen, C.E. (2020). De bescherming van minderjarige slachtoffers, Woerden: VanMontfoort
3.
Beschikt u nu, in tegenstelling tot de vorige beleidsdoorlichting, naar verwachting
wel over voldoende informatie over de kosten van de ingezette beleidsinstrumenten
voor slachtofferzorg? Zo nee, hoe verwacht u antwoord te kunnen geven op de vraag
naar de doelmatigheid van het beleid?
Ik verwacht dat er voldoende zicht is op de kosten voor veel van de ingezette beleidsinstrumenten.
Instrumenten die worden uitgevoerd door politie of het OM kennen echter geen specifieke/
geoormerkte financiering, waardoor het naar verwachting lastiger is om over die instrumenten
iets te zeggen over de doelmatigheid. Dit is echter pas met zekerheid te zeggen na
een uitgebreide analyse van de stukken.
4.
Wat doet u als er veel minder relevant onderzoek voor de beleidsdoorlichting is dan
verwacht? In hoeverre verwacht u dat het in gesprek gaan met betrokken actoren om
hun visie op doeltreffendheid van aspecten van het beleid op te halen dan afdoende
is? Overweegt u dan toch het uitvoeren van aanvullend (evaluatie)onderzoek?
Zie het antwoord op vraag 5.
5.
Wat is volgens u het verschil voor deze beleidsdoorlichting tussen in gesprek gaan
met betrokken actoren om hun visie op doeltreffendheid van aspecten van het beleid
op te halen en het doen van aanvullend (evaluatie)onderzoek?
In het onderzoeksplan is ruimte opgenomen om, indien er geen relevant onderzoek is,
in gesprek te gaan met betrokken actoren over hun visie op de doeltreffendheid van
aspecten van het beleid. Ik verwacht dat dit voor veel aspecten afdoende is. Ook zal
de slachtoffermonitor in belangrijke mate een rol spelen in het bepalen van de doeltreffendheid.2 Ik overweeg geen aanvullend (evaluatie)onderzoek, omdat het aanzienlijk meer tijd
in beslag neemt dan een gesprek met betrokken actoren. Het moet dan worden uitgevoerd
via de procedures van het WODC en vaak worden een combinatie van onderzoeksmethoden
gehanteerd, waarbij naast het houden van interviews bijvoorbeeld data worden verzameld
via empirisch onderzoek, verzamelde data worden geanalyseerd of een experiment wordt
uitgevoerd. Een beleidsdoorlichting is in principe een synthese-onderzoek waarin uitspraken
worden gedaan op basis van reeds uitgevoerd (evaluatie)onderzoek naar afzonderlijke
beleidsinstrumenten. Een gesprek met betrokken actoren in het kader van een beleidsdoorlichting
biedt slechts ruimte voor verdere duiding van bepaalde onderwerpen en draagt bij aan
het complementeren van het beeld, wat desalniettemin kan bijdragen aan de mogelijkheid
om uitspraken te doen over de doeltreffendheid van aspecten van het beleid. Als uiteindelijk
uit de resultaten van de beleidsdoorlichting toch blijkt dat op bepaalde onderdelen
meer (evaluatie)onderzoek nodig is, dan kan dat in afstemming met het WODC in de komende
jaren worden gepland en uiteindelijk worden meegenomen in de volgende beleidsdoorlichting.
6.
Betrekt u bij deze beleidsdoorlichting ook de evaluatie van de wet Versterking positie
slachtoffers uit 2014?
Ja, deze door Significant uitgevoerde evaluatie zal ik betrekken in de beleidsdoorlichting.3
7.
Acht u het mogelijk en wenselijk om de onderzoeksperiode van de beleidsdoorlichting
slachtofferzorg te verruimen van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 om daarmee een
zo actueel mogelijk beeld te krijgen van de werking van het slachtofferbeleid? Zo
nee, waarom niet?
Ik acht het niet wenselijk om de reikwijdte met een jaar te verlengen. Indien de periode
zich uit zou strekken tot 31 december 2020 zou het volledig afgeronde evaluatieonderzoek
betreffende beleid in 2020 nog niet beschikbaar zijn binnen de looptijd van deze beleidsdoorlichting.
De meeste onderzoeken die gaan over het jaar 2020 zullen namelijk pas in 2021 worden
opgeleverd. Daarnaast kunnen de onderzoekers nog niet beschikken over de financiële
gegevens van het jaar 2020. Het is daarom beter om het jaar 2020 te betrekken bij
de volgende beleidsdoorlichting, zodat meer onderzoek voorhanden is en de onderzoekers
kunnen beschikken over de financiële gegevens van het gehele jaar. In de huidige beleidsdoorlichting
zullen de onderzoekers alle onderzoeken meenemen die tot 31 december 2020 worden opgeleverd
en gaan over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2019.
8.
In welke fasen van de totstandkoming van de beleidsdoorlichting wordt de onafhankelijk
deskundige betrokken en welke rol heeft de onafhankelijke deskundige in die fasen?
Voorzien is dat de onafhankelijk deskundige, Dr. A. ten Boom, wordt betrokken bij
de onderzoeksopzet, bij de tussentijdse evaluatie van beschikbare beleidsinformatie
en relevante onderzoeken, bij een besluit over aanvullend kwalitatief onderzoek aan
de hand van interviews en bij de beoordeling van het eindrapport. Dr. A. ten Boom
neemt ook deel aan de begeleidingscommissie. Conform de RPE-vereisten zal dr. A. ten
Boom aan het einde van de onderzoeksperiode gevraagd worden om haar onafhankelijke
oordeel te geven over het uitgevoerde onderzoek. Dit oordeel wordt toegevoegd aan
de eindrapportage van de beleidsvoorlichting.
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming