Brief regering : Zbo evaluatie Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
25 268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 oktober 2020
Bijgaand doe ik u het rapport toekomen naar de evaluatie van de wettelijke taak tot
het beoordelen erkennen van leerbedrijven, die is opgedragen aan de stichting Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Voor deze taak is SBB «met openbaar gezag bekleed»
en daarmee heeft SBB de status van een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) onder de Kaderwet
zelfstandige bestuursorganen. Die wet schrijft voor dat de betreffende Minister per
zbo iedere vijf jaar een verslag aan de Eerste en Tweede Kamer stuurt ten behoeve
van de beoordeling van het functioneren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van
dat zbo. Met bijgevoegd rapport1 voldoe ik aan dit voorschrift.
Deze evaluatie is daarmee aanvullend aan de evaluatie Wet van wijziging SBB.2 In deze evaluatie is gekeken naar de overgang van alle wettelijke taken van de kenniscentra
naar SBB in 2015. Deze evaluatie laat een positief beeld zien van SBB en concludeert
dat de doelen van de Wijzigingswet grotendeels zijn behaald.
De voorliggende evaluatie naar de zbo-taak van SBB kent dus een andere invalshoek.
Ik bespreek in het vervolg van deze brief de hoofdlijn van de evaluatie op de onderdelen
«doeltreffendheid», «doelmatigheid» en «sturing» met betrekking tot de zbo-taak tot
het erkennen van leerbedrijven. Bij elk onderdeel geef ik mijn korte reactie.
1. Doeltreffendheid
Hoofdlijn evaluatie
SBB voert op een professionele wijze, en naar tevredenheid van de stakeholders, haar
taken uit. Sinds 2015 werkt SBB aan het uniformeren en professionaliseren van de erkenningstaak,
o.a. via scholing en het ontwikkelen en hanteren van een uniform instrument. Bedrijven,
onderwijsinstellingen en studenten zijn over het algemeen (zeer) positief over de
wijze waarop SBB de erkenningstaak uitvoert. De onderzoekers merken wel op dat SBB
de drie wettelijke taken rond de beroepspraktijkvorming (bpv) geïntegreerd uitvoert.
Het beoordelen en erkennen van leerbedrijven, de kwaliteitsverbetering van de bpv
in leerbedrijven en het zorgdragen voor voldoende leerbedrijven wordt door dezelfde
adviseurs praktijkleren uitgevoerd en lopen in de dagelijkse praktijk in elkaar over.
Dat draagt bij aan een doelmatige uitvoering, maar het levert mogelijk ook een risico
op ongewenste prikkels op. Om de doeltreffendheid te vergroten bevelen de onderzoekers
o.a. aan om de mogelijkheden om niet meer te hoeven erkennen als er reeds voldoende
leerbedrijven zijn te onderzoeken. Tevens adviseren zij om de verplichting tot het
hebben van een kwaliteitszorgsysteem op te nemen in de wet.
Mijn reactie
Deze evaluatie laat, net als de eerder uitgevoerde evaluatie van de Wijzigingswet
SBB, zien dat SBB de erkenning op een professionele wijze uitvoert. Sinds de start
van SBB is het gelukt om een hoog niveau van dienstverlening in stand te houden. Dat
is een prestatie van formaat.
Ik vind dat SBB met hun beleid gericht op professionalisering van adviseurs de kwaliteit
van het erkenningsbeleid zorgvuldig bewaakt. De Inspectie houdt hier ook toezicht
op (Wet op onderwijstoezicht artikel 15 lid l-n). Ik maak het in de toekomst mogelijk
dat de Inspectie ook toezicht kan houden op het kwaliteitszorgsysteem van SBB. De
Inspectie kan alleen toezicht houden op wettelijke vereisten en op dit moment is in
de wet niet vermeld dat SBB een kwaliteitszorgsysteem moet hebben. Ik zal dus in de
wet opnemen dat SBB een kwaliteitszorgsysteem moet hebben dat aan bepaalde eisen voldoet,
zodat de Inspectie daar toezicht op kan uitoefenen. SBB beschikt nu reeds over een
passende ISO-certificering.
Wat betreft de ongewenste prikkels merk ik op dat er geen signalen zijn dat deze risico’s
zich hebben voorgedaan. SBB heeft de afgelopen jaren werk gemaakt van de professionalisering
van de uitvoering van de erkenningstaak, o.a. door scholing en aandacht voor uniformering
van besluiten. Tegelijkertijd vinden onderwijs en bedrijfsleven het vanuit een gecoördineerde
werkgeversbenadering belangrijk dat leerbedrijven niet steeds andere (en dus veel)
mensen over de vloer krijgen. Eén persoon die bekend is met het bedrijf en de ondernemer/praktijkbegeleider
is ook hiervoor het beste.
Om SBB nog meer mogelijkheden te geven hun capaciteit in te zetten waar de noodzaak
het grootst is, onderzoek ik met SBB de mogelijkheden om, indien er in een sector
in een regio reeds voldoende leerbedrijven zijn, een aanvraag van een leerbedrijf
niet meer te honoreren. Op dit moment heeft SBB hier geen mogelijkheden toe en dit
leidt ertoe dat leerbedrijven soms erkend worden zonder dat zij feitelijk studenten
zullen begeleiden terwijl SBB wel energie moet steken in deze bedrijven. Het formuleren
van een dergelijke bepaling en de bijbehorende randvoorwaarden zal ik met het samenwerkende
onderwijs en georganiseerde bedrijfsleven in SBB nader onderzoeken.
2. Doelmatigheid
Hoofdlijn evaluatie
Om de doelmatigheid van de taakuitoefening van SBB vast te stellen hebben de onderzoekers
gekeken naar de financiering en de efficiënte uitvoering van de erkenningstaak. Zoals
eerder vastgesteld, is in de uitvoering bij SBB de erkenningstaak niet los te zien
van de andere taken rond de bpv. Dit heeft ook gevolgen voor de manier waarop SBB
kan verantwoorden over de erkenningstaak. De onderzoekers besteden daarnaast aandacht
aan de wijze waarop SBB wordt gefinancierd. Bij de start van SBB is gekozen voor een
subsidieregime onder de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS. Dit maakt dat SBB
jaarlijks subsidie aanvraagt, toegekend krijgt en hier verantwoording over aflegt.
SBB heeft aangegeven dat een jaarlijks subsidie-instrument niet goed past bij haar
wijze van bedrijfsvoering. Het zorgt voor beperkingen m.b.t. de vorming van eigen
vermogen (om investering te doen en/of risico’s af te dekken) en biedt te weinig zekerheid
over financiering over een langere termijn dan één jaar.
Mijn reactie
Ik heb grote waardering voor het feit dat SBB met ongeveer de helft van het budget
van de voormalige kenniscentra dezelfde taken uitvoert. Op basis van de meerjarenreeks
in de begroting is duidelijk welke budgettaire bedragen voor SBB zijn gereserveerd.
Gezien het grote belang van voldoende stages en leerbanen heb ik extra budget in 2020
en 2021 voor SBB beschikbaar gesteld.3 Voorts maak ik het mogelijk dat SBB incidentele middelen kan inzetten voor het afsluiten
van een marktconforme cao. Dit geeft de mogelijkheid om de komende periode met SBB
te verkennen hoe de beschikbare middelen structureel in lijn kunnen worden gebracht
met de personele capaciteit van SBB. SBB is reeds bezig om bij het erkennen van leerbedrijven
te zoeken naar manieren om efficiënter te werken, bijvoorbeeld met de aanpak grote
accounts. Ook kan er gedacht worden aan een situatie waarbij voor bedrijven, die veel
opleiden een meer risicogericht erkenningsbeleid wordt gevoerd. Hierbij verlies ik
het belang van het grote aantal kleine opleidende bedrijven niet uit het oog. Denk
bijvoorbeeld aan het faciliteren van het opleiden in de bbl voor kleine bedrijven.
Ook vind ik het van belang om oog te hebben voor de kwaliteit van de begeleiding.
Gezien de diversiteit van de doelgroep studenten en de toenemende vraag van volwassenen
om zich via het mbo zich verder te ontwikkelen, is het van belang dat bedrijven goed
worden ondersteund bij het vormgeven van begeleiding van hoge kwaliteit.
Met SBB ben ik in gesprek om te zien of een jaarlijkse subsidie en verantwoording
nog steeds de beste wijze van financieren is. Het is mijn taak om daarbij o.a. te
bezien of de meerjarige uitvoering van taken niet in het geding komt.
3. Sturing: relatie OCW SBB
Hoofdlijn evaluatie
De onderzoekers concluderen dat de rollenscheiding in de aansturing van een zbo tussen
de eigenaar en de opdrachtgever voor SBB in de praktijk niet zichtbaar was. Tevens
worden nog enkele opmerkingen gemaakt dat de zbo-taak, het erkennen van leerbedrijven,
niet geïsoleerd wordt uitgevoerd van de andere taken rond de bpv (te weten de kwaliteitsverbetering
van de bpv in leerbedrijven en het zorgdragen voor voldoende leerbedrijven).
Mijn reactie
SBB heeft net als ieder zbo een eigenaar en een opdrachtgever, maar duidelijk is geworden
dat dit tot op heden niet concreet ingevuld was. Voor SBB leek het alsof er alleen
een opdrachtgever was. Dit is inmiddels opgehelderd.
Ik ben met SBB geen voorstander om de zbo-taak naar de andere taken op het terrein
van de bpv uit te breiden. Ik ben namelijk van mening dat deze andere taken niet het
karakter hebben van het uitoefenen van openbaar gezag.
Tot slot
SBB vervult een belangrijke rol voor het onderwijs en bedrijfsleven in het mbo. Door
de uitvoering van taken rond de kwalificatiestructuur en de bpv is zij een onmisbare
schakel in het stelsel. Bovendien is de geformaliseerde samenwerking tussen onderwijs
en bedrijfsleven uniek in het beroepsonderwijs. Een eerdere evaluatie van SBB uitgevoerd
door Berenschot en ook het onderhavige onderzoek laten zien dat SBB haar taken gedegen
en naar tevredenheid van alle partijen in het mbo uitvoert. Uiteraard zijn er altijd
verbeteringen mogelijk. Dit onderzoek doet daartoe een aantal aanbevelingen. Samen
met SBB zal ik aan de slag gaan om deze aanbevelingen op te pakken en waar nodig aanpassingen
door te voeren. Stabiliteit en kwaliteit van de uitvoering van de haar toebedeelde
taken zijn daarbij mijn uitgangspunt en focus.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.